SAMARA DE STAMBOOM VAN JEZUS CHRISTUS r VJ Parijs5 vervoersprobleem speelt zich onder de grond af ook Frankrijk scheidt Geografische en rasverschillen vielen de Fransen op nadai er olie was ontdekt van het Algerijns gebied Tweede kwestie-Nieuw Guinea op komst WOORD VAN BEZINNING Een reisje in de metro veelal een benauwde aangelegenheid Zaterdag 10 december ?S0 f'S (Van onze ReisredacteurW. L. Brugsma) „De Sahara is geografisch een heel ander gebied dan Algerije. Zijn 850.000 inwoners zijn radicaal verschillend van de Algerijnen. De Algerijnen hebben het recht straks in vrijheid voor de onafhankelijk heid te kiezen. Maar dat recht moeten de Toearegs en de Mozabiten uit de Sahara later afzonderlijk hebben. Als wij ze zonder meer bij de Algerijnen inlijven wordt het een nieuwe vorm van koloniale onder drukking". Het is alsof men een Nederlandse woordvoerder ons Nieuw-Guinea beleid hoort verdedigen. Maar het is geen Nederlan der, het is een Franse ambtenaar, die het loskoppelen van de Sahara en Algerije rechtvaardigt. De gelijkenis wordt nóg sterker als hij zegt: „Tussen ons gezegd en gezwegen: het kost De Gaulle al moeite genoeg om Algerije van Frankrijk los te maken. Als we de Sahara behouden, geven we tenminste niet ons gehele imperium weg". lijk genoeg hebben op de wereldmarkt. Het enige dat Frankrijk werkelijk aan de Sahara-olie wint, is deviezenbespa- ring. Wanneer Algerije in de zone van de frank blijft, is er voor Frankrijk niet verloren". Een reëel betoog. Even reëel als de overweging, dat het voor Frankrijk meer zin heeft Algerije met een loyale oplossing tegemoet te komen dan het door lange en nutteloze achterhoede gevechten totaal van zich te vervreem den. Evenzeer als het een Westelijk belang is, dat Algerije een economisch levensvatbare staat wordt, die niet ook nog door honger in de armen van het Sovjetrussische blok wordt gedreven. Er staan hoofdstukken in de bij bel die ook in een gezin, waar nog geregeld na de maaltijd in de bijbel gelezen wordt, worden overgeslagen, hoofdstukken waar uit niets „stichtelijks" te halen is. Zulke hoofdstukken zijn bv. de ge slachtsregisters, die u vindt op vele plaatsen in het Oude Testament. Menig nuchter mens vraagt zich af waarom die geslachtsregisters modern gezegd registers uit de burgerlijke stand in de bijbel staan. Wie in zijn bijbel het Nieuwe Testament opslaat, die ziet dat op de eerste bladzijde, bij Mattheüs, ook al zo'n geslachtsregister staat, het geslachtsregister van Jezus Christus. Moeten we die bij het bijbellezen ook maar overslaan? Och, ik zal niet zeggen dat u dit in de eerste plaats moet gaan voorlezen als u met uw vrouw en uw kinderen rondom de tafel zit. Maar het loont toch wel de moeie om zo voor u zelf, wat mediterend, zuivere jood en dan natuurlijk van edele stam", zo denken wij. Maar zo is het niet, kijk het in uw bijbel naar na. En alsof dat nog niet genoeg is, zet Mattheüs er nog wat bij. In de stamboom van de Heer worden ook vier vrouwen genoemd. Dat doet de bijbel anders niet. Er staan veel stambomen in de bijbel, maar het zijn altijd mannen, die worden genoemd. Maar in deze bijzondere stamboom waaruit Jezus Christus spruit, daar worden ook vier vrou wen genoemd. Het oude Israël, en ook het moderne jodendom, kent vier vrouwen, die nog altijd met ere in de joodse kringen worden genoemd. Van zulke mannen en vrouwen, dat wil blijkbaar Mattheüs zeggen, van mensen die afgoden dienden, die leugenaars waren en echtbre kers, van ontuchtigen en heidinnen werd Jezus de nakomeling. Midden in die rij is Hij gaan staan. Hij heeft zich voor hen niet geschaamd. Stuk voor stuk heeft Mattheüs ze alle genoemd. Met opzet begint hij daarmee zijn boek. Het is niet zijn bedoeling geweest om deze zondaars en zondaressen, die reeds eeuwen gestorven zijn, nog eens met plezier voor het voetlicht te halen. Neen, het is zijn bedoeling geweest om over Jezus Christus te gaan schrij ven. Met Jezus Christus begint hij zijn boek, „geslachtsregister van Jezus Christus" staat er in het eer ste vers. Zo is nu die Jezus Christus over wiens geboorte op kerstfeest gepre dikt wordt. Hij was uit God en uit de mensen. Maar niet uit de beste mensen, niet Uit hen die dapper zijn van aard en rein van gemoed of deze stamboom van Jezus Christus eens wat nader te bekijken. Mat theüs beschrijft daarin wie de voorouders waren van de Heer, uit wat voor menselijk geslacht Hij is gesproten. Nu valt het op dat dit geslacht er wel een beetje anders uit ziet dan wij in onze eenvoudigheid wel licht hebben gedacht. Van de mensen, die hier door Mattheüs worden genoemd, wordt is 't Oude Testament de geschiedenis verteld. Als u de moeite neemt dat eens na te gaan, dan blijkt het dat dit helemaal geen voorbeeldige heilige en vrome mensen zijn geweest. „Als Jezus Christus dan al naar zijn menselijke natuur een jood is ge weest dan was hij toch zeker een Dat zijn Sara en Rebecca, Lea en Rachel, de stammoeders uit de grij ze oude tijd, die aan de zijde der aartsvaders hebben geleefd. Nog altijd geven joodse ouders hun dochter graag een van deze namen. Maar deze vrouwen worden in de stamboom van Mattheüs niet ge noemd. Vier andere vrouwen haalt hij naar voren uit het Oude Testa ment, Tamar, wier verhaal we in de regel ook maar overslaan als we met onze kinderen de bijbel lezen, want het is niet bepaald stichtelijk en Rachel, die geen jodin was, maar een heidense; bovendien nog een slet en één die haar volk verried. Voorts Ruth, een Moabitische, ook niet bepaald van zuiver ras en Bathseba, die Una's vrouw was. maar die het toch met David hield. zuiver van ras en edel van bloed. Dat zijn heidense maatstaven. Mat theüs, de jood' die christen werd, heeft in dit dorre hoofdstuk, waar mee hij zijn boek begint, willen zeg gen: Toen God in deze wereld kwam, is Hij gaan staan in die ein deloze rij van mensen, die zondaren zijn. Hun natuur heeft Hij aange nomen. En daarom mogen mensen, die van zichzelf weten, dat ze er gens wel lijken op één van die men sen, die door Mattheüs worden ge noemd, nu ook weten dat God blijk baar met zulke mensen te maken wil hebben. Daar gaat het in de eerste plaats met kerstfeest om. Ds. P. J. MACKAAY, Herv. predikant te Oegstgeest Wanneer zijn de Fransen zich be wust geworden van die geografische en radicale verschillen tussen Algerije en het geweldige stuk Sahara, dat on der de naam „Zuidelijke territoria" altijd van Algiers uit is bestuurd? Welnu, het feit dat Algerije uit ber gen en een vruchtbare kustvlakte en de Sahara uit zand en stenen bestaat, dat de Algerijnen een mengras van Arabieren en Berbers zijn en dat in de Sahara aan dat mengsel nog wat negroide elementen zijn toegevoegd, is hun opgevallen in het jaar 1956, het jaar waarin men in de Sahara olie ontdekte. De Franse regering van toen hield weliswaar vol, dat Algerije Frans zou blijven, maar begon voor alle zeker heid toch maar een „scheiding tussen tafel en bed". De militair uit Algiers bestuurde „Territoires du sud", werden in 1957 twee Franse departementen, uit Parijs bestuurd. Inmiddels is De Gaulle tot de conclusie gekomen dat Algerije be paald niet Frans zal blijven. Met één oog op de olievelden van Hassi messaoed en Edzjele-Zarzaitine en het grasveld van Hassi r'Mel en met an dere oog op de Franse „aanwezigheid" in Afrika, maakt hij nu die scheiding definitief. Zeer binnenkort zal een definitief statuut van de Sahara een „overzees departement" maken en van de 850.000 „Saharianen" volwaardige Franse burgers, die aan het Algerijnse zelfbestuur geen deel zullen hebben. Naast die organisatorische herzie ning komt een economische. De Gaulle heeft een van zijn naaste medewerkers, Olivier Guichard, aan het hoofd ge steld van de eens al haast overleden OCRS, de gemeenschappelijke organi satie van de Sahariaanse gebieden. Die OCRS heeft tot taak de ontwikkeling (economie, onderwijs, verbindingen) van de Sahara. De middelen daarvoor zijn alle olie-inkomsten, die Frank rijk uit de Sahara verwerft. Het ar beidsterrein van de OCRS strekt zich nog verder uit dan de Franse Sahara. De grensstaten die ook brokken Sa hara bezitten, Soedan, Niger, Tchad, Mauretanië, Tunesië en Marokko, kun nen als zij willen een conventie teke nen met de OCRS en mee profiteren van dit door Frankrijk te financieren gezamenlijk ontwikkelingsplan. Alleen Niger en Tchad hebben tot nu toe van dat vriendelijk aanbod gebruik ge maakt. Woestijn als „draaischijf" Dit royaal gebaar wordt op zjjn beurt weer ingegeven door een van de politieke objecten, die De Gaulle de reputatie van een groot visionair hebben bezorgd. De Sahara moet de draaischijf worden van de Franse en Europese invloed in Afrika. De gewel dige woestjjn heeft voldoende olie, aard gas, ijzererts en andere mineralen om het arsenaal te worden voor een gi gantisch Eurafrikaans ontwikkelings project: industrie, bevloeiing, interna tionale samenwerking, geluk en wel vaart voor iedereen. Het lijkt helaas een beetje de visie van een Hans-kijk-in-de-lucht, die de obstakels voor zijn voeten niet wil zien. Men mag veilig aannemen, dat Al gerije zich binnen enkele jaren zal ontwikkelen tot een onafhankelijke re publiek onder leiding van het FLN. De eerste daad van dat onafhankelijk Algerije zal het opeisen van de Sa hara zijn en wel op goede, juridische en economische gronden. Het zal stel len, dat de Sahara tot voor enkele jaren door Algiers werd bestuurd en een economische, administratieve en politieke eenheid met Algerije vormde. De koloniale grenzen mogen nogal wil lekeurig zijn getrokken, zij hebben nochtans administratieve eenheden ge schapen waaraan men niet kan tor nen zonder Afrika en Azië te ver splinteren. Algerijnse chantage Een Algerije zal, om economisch te kunnen bestaan, de inkomsten uit de olie nodig hebben. Daaraan doet het argument dat de Fransen die olie heb ben gevonden niets af, want die olie zou door de grote maatschappijen, die links en rechts naar nieuwe bronnen speuren, vroeger of later toch gevon den zijn. Daar komt nog iets bij: Nieuw-Gui nea is overzee bereikbaar, de Sahara zal straks volledig ingesloten zijn door een kring van Arabische en Afrikaan se staten, die zich uiteindelijk met de Algerijnse aanspraken solidair zullen verklaren. De Fransen hopen dat de dwergstaat Mauretanië daar een uit zondering op zal maken en steunen derhalve Mauretanië met alle kracht tegen de Marokkaanse aanspraken, maar Mauretanië ligt onbeschrijflijk ver weg van de olievelden. De afvoer- wegen van de Sahariaanse olie en aardgas (behalve het veld Edzjele-Zar zaitine, dat zijn produkten via een pijplijn door Tunesië loost) lopen door Algerije, de pijplijn van Hassi Mes saoed naar Bougie en de gasleiding- in-aanleg van Hassi r'Mel via west- Algerije naar de Spaanse kust. Met andere woorden: de Algerijnse regering van straks krijgt de hand aan de kraan: „Wij geen Sahara, jul lie geen olie". Zelfs de geestdriftigste aanhanger van het herstel ener Europees-conti nentale macht, en het Eurafrika, waar in de meeste Afrikanen economische chantage en een neo-kolonialisme zien, moet dat te denken geven, tenzij hij niet zou terugschrikken voor een nieuw Suez, in casu de herovering van Al gerije. In dat geval beginnen we overnieuw. Maar zelfs wanneer de Algerijnse tra gedie wordt opgelost, zijn nu reeds Sahariaanse naweeën te voorzien, die de betrekkingen tussen Europa en Afrika zo mogelijk verder zullen ver slechteren. Waf zeggen „kapitalisten"? Moet Frankrijk zijn „nationale olie" in de Sahara dan prijs geven? De meningen van de grote oliemaatschap pijen (geen progressieve dromers!) is belangwekkend. Zij zeggen: „wij ge loven niet in nationale olie maar in economische olie, die gewonnen en ge raffineerd wordt, daar waar dat ons en daarmee het Westen het goedkoopste uitkomt. Wij bemoeien ons niet met politiek, maar het komt ons voor dat het gemakkelijker zou zijn wanneer olievelden en pijpleidingen binnen die onafhankelijke Algerijnse republiek zouden liggen. Dan weten wij met wie we zaken moeten doen. En de Algerijnen moeten oliezaken met het Westen doen. De Sovjet-Unie zwelgt in olie, is een concurrent en geen afnemer van de Sahara-olie. De lichte Sahara-olie, waarvan winning en transport naar de kust bijzonder duur zijn, zal het moei- (Van onze Par(5 se correspondent) Het wurgende vervoersprobleem in Parijs wordt niet alteen door de te vele auto's (het miljoen is al lang volgeboekt) en de te nauwe straten bepaald. Er is ook nog het vervoersdrama dat men in de straten met het blote oog niet ontwaart, omdat 't zich onder de grond afspeelt. In de metrogangen en -treinen. De Parijzenaars kan men, zo ge er lust voor voelt, in allerlei ru brieken onderverdelen, doch een der scherpste scheidingslijnen loopt zeker nog wel tussen hen die dagelijks wel en die niet van de onder grondse treinen gebruik plegen te maken. Uw dienaar behoort tot die tweede categorie en alleen als hij met zijn auto panne heeft, duikt hij (met tegenzin) onder de grond. Het toeval of ongeluk heeft hem juist dezer dagen weer eens tot zo'n duik gedwongen, en met een hart vol erbarmen voor zijn stadgenoten van de mollen- of de mierensoort is hij weer tot het daglicht teruggekeerd. Plannen genoeg, maar het ontbreekt geld Autorijden en vooral parkeren is in Parijs zeker geen onbelemmerd genoegen. Maar in elk geval heeft de automobilist, zelfs in het bescheidenste vestzakwagentje, toch nog altijd een minimum aan ruimte en lucht rond zich heen. Zijn auto dient hem als een soort stalen pantser waarin toch voor hem een (heel klein) beetje levens ruimte wordt gereserveerd. Daarentegen ervaart de Parijse me troreiziger op de benauwendste wijze, hoe griezelig overvol 't anno 1960 in zijn stad nu wel geworden is. Zo in let ters uitgedrukt is het beeld uitwat af gezaagd. Maar wilt ge aan den lijve beleven hoe sardines in een blikje worden samengeperst, dan behoeft ge op een der spitsuren de Parijse metro maar te pakken. En „pakken" is dan ook nog maar een elastisch begrip. Op vele stations dient ge eerst, als gedul dig schaap, soms nog enige kwartieren in de rij te blijven staan. Geen verlossend woord Of er helemaal niets aan te doen is?, zo hebben we een hoge meneer van die „officiële onderwereld" gevraagd. Als antwoord heeft hij vele cijfers en sta tistieken en kaarten geproduceerd, die vooral aantoonden hoe erg 't allemaal geworden was. Maar inplaats van uit eindelijk 't verlossende woord te spre ken, heeft hij de bijbelspreuk gepara fraseerd die de mensen voorhoudt dat t zo goed is zijn ziel in lijdzaam te bezitten De publieke middelen van personen transport, autobussen en metro, staan in Parijs onder een en dezelfde di- rectie-RATP, die op haar beurt weer ondergeschikt is aan de minister van Behalve boven de grond, kent Parijs ook nog verkeersproblemen. onderaardse De Sahara: in de „erg", de zandduinen, die grote delen beslaan van 's-werelds grootste woestijn, wordt een „piste" uitgezet, een weg van honderden kilometers lang, waarover jeeps, landrovers en vracht wagens moeizaam voortploegen. Publieke Werken. In 1905 werd de eer ste metrolijn ingewijd die de stad van noord naar zuid doorkruiste, en *t was een mooi feest waarbij de president der republiek de moeite had genomen per soonlijk te verschijnen. Wekenlang hadden alle Franse kran ten kolommen en kolommen gespuid over dit nieuwe wereldwonder, en 't minste incidentje (doch ook een groot ongeluk met vele doden viel er in de eerste maanden te betreuren) kreeg gedurende de eerste jaren nog een royale plaats op de eerste pagina. Langzamerhand werden de paarden) trammetjes door die metro, en later de bussen, uit het stadsbeeld verdre ven; en over het feit, dat er alleen op een enkele lijn vorig jaar 150 miljoen mensen werden vervoerd, fronst van daag geen Parijzenaar ook maar zjjn wenkbrauw» meer. En zelfs de debatten die de Parijse gemeenteraad onlangs heeft gevoerd over een uitbreidingsplan voor de me tro waarbij astronomische bedragen rolden, hebben, zo verzucht onze des kundige informatiebron spijtig, maar een heel zwakke echo gevonden op de laatste pagina's van een enkel dag blad. De Paryzeiiaar heeft zich met zijn metro zo vertrouwd gemaakt, dat hij alle euvels en tekorten blijkbaar voor eeuwig in stilte heeft aanvaard. Plannen Niettemin bestaan er modernisatie- en uitbreidingsplannen. Men spreekt van nieuwe trajecten naar de voorste den, waardoor (om te beginnen) de oudste lijn Vincennes-Neuilly zou wor den verlengd in beide richtingen. De eerste etappe waarmee in beginsel het volgend jaar begonnen zou worden, moet het huidigo eindpunt Neuilly dar. verbinden met La Défense, waar vorig jaar al een gigantische tentoonstel lingshal werd ingewijd. Voor die ene lijn is voorlopig een bedrag van 176 miljoen nieuwe franken (ofwel ruim honderdenveertigmiljoen gulden) uit getrokken. Er wordt ook nog op andere plan netjes gebroed. Zo zou mettertijd die hoofdlijn in verschillende richtingen worden afgetakt om zo het metronet gedeeltelijk ook boven de grond over de voornaamste voorsteden uit te breiden. Het systeem van de Newyorkse subway die snel- en boemeltreinen kent, zou op die nieuwe trajecten dan worden toegepast. Er worden nog wel andere onder- grondse-Iuchtkastelen gebouwd. Men spreekt over een metro-expresse die nog dertig meter dieper dan de hui dige lijnen onder de grond zou razen. In beide richtingen zouden er dan wel vijftigduizend reizigers per uur kunnen worden vervoerdEn de streefdatum voor de ingebruikstelling is bepaald op 1970.... Het klinkt allemaal wel indrukwek kend, maar zelfs de officiële metro spreektrompet schijnt in een voorspoe dige verwezenlijking van die plannen toch ook niet voor de complete hon derd procenten te geloven. Wel zal, in het huidige nauwe raam, de moderni satie worden voortgezet en steeds meer treinen beginnen er nu al op geruis loze banden te rijden. Maar 't meest benauwende vraag stuk en dat „benauwend" in de meest letterlijke zin van het woord is het gebrek aan ruimte, een gebrek dat, dieper in de grond, alleen met be hulp van miljarden en miljarden zou kunnen worden opgeheven. F.n omdat die miljarden voor dat doel niet be schikbaar staan, zullen de Parijzenaars van de mollencategorie er dus nog wel even goed aan doen voorlopig dat ge citeerde bijbelwoord scherp voor ogen te houden....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 17