flmtona
„26 NOVEMBER" IS WEL EEN LICHTPUNT
MAAR GEEN BAKEN VOOR DE TOEKOMST
ik zie meer
in 'n aristona
Prof. Langemeyer sprak in de Pieterskerk
Het blijft de vraag of we nu
gerust kunnen zijn
HET FEESTTIJ NADERT... OOK
VOOR DE VLUCHTELINGEN?
Opgericht 1 maart 1860
Zaterdag 26 november 1960
Tweede blad no. 30213
Beroemde rede prof. Cleveringa herdacht
Ieder jaar weer lijkt het, alsof de herdenking
van de 26e november in Leiden een zwaarder
hedendaags accent krijgt. Op 26 november 1940
gaf prof. mr. R. P. Cleveringa in het Groot
Auditorium een „college", dat gewijd was aan de
persoon en het werk van prof. mr. E. M. Meyers,
aan wie op de ochtend van deze dag ontslag als
Leids hoogleraar was aangezegd op grond van
zijn ras: jood.
Er is welhaast geen afschuwelijker vonnis voor
stelbaar dan dit: in dit geval afkomst, in ontelbare
gevallen ook geloof, beide samengevat in het
begrip van „mens zijn" naar eigen overtuiging.
leder jaar vindt in Leiden na de bevrijding van
het bezettingsjuk de herdenking van deze befaamd
geworden rede van prof. Cleveringa plaats. Aan
vankelijk als een her-denken, steeds meer echter
als een waarschuwen. „Kunnen wij nut gerust
zijn?" Zo luidde de titel van de rede, die prof. mr.
G. E. Langemeyer, oud juridisch hoogleraar aan
de Leidse Universiteit, gisteren in de Pieterskerk
hield na een inleiding door de rector-magnificus
prof. mr. J. V. Rijpperda Wierdsma.
Kunnen wij nü gerust zijn? Neen. Wij kunnen
hoogstens vertrouwen op eenzelfde moed en
eenzelfde overtuiging, die indertijd de Leidse
Universiteit hebben bezield. Dat was het kernpunt
van de rede, welke door prof. Langemeyer werd
uitgesproken. De rector-magnificus had daaraan
in zijn openingswoord vooraf doen gaan een
woord van grote waardering, dat althans deze
herdenking in ons zo herdenking-schuwe volk diep
geworteld is.
Voordat prof. Langemeyer zijn herdenkingsrede uitsprak werd het zesde couplet
van het Wilhelmus gezonden door de niet te talrijke aanwezigen in de Pieterskerk.
Voor de openingstoespraak van de rector werd door het Collegium Musicus de
ouverture van opus 39 van Bach ten gehore gebracht. Het laatste couplet van
het Wilhelmus werd na de rede van prof. Langemeyer gezongen, waarna de rector
de plechtigheid sloot.
Des avonds werd over de televisie een terugblik geworpen op de jodenvervolging
in ons land, geïnspireerd op de Leidse herdenking, welke uitzending evenzeer
afbreuk deed aan begrip, als de rede van prof. Langemeyer tot versterking daar
van bijdroeg.
Innerlijke gesteldheid
voldoende waarborg?
Kunnen wij nü gerust zijn? Zou deze
vraag slaan op de uitwendige positie,
waarin ons land, waarin het gehele
westen, waarin de gehele wereld ver
keert, dan zou deze vraag meer dan rhe
tor isch zijn, aldus prof. Langemeyer.
Dat gevaren van een soort en van een
omvang, die wij ons twintig jaar gele
den nog niet konden voorstellen, thans
ieder mens bedreigen, daarover zullen
wij allen het eens zijn.
Hoe staat het met onze innerlijke ge
steldheid? Geven de gebeurtenissen van
1940 en 1942 een waarborg, dat zij die
op het beslissende ogenblik de Leidse
Universiteit zullen vormen tegen iedere
bedreiging of verzoeking bestand zullen
zjjn? Hebben wij in die jaren ervarin
gen opgedaan, waardoor we met minder
moeite en aarzeling de juiste weg zul
len vinden? Ik geloof niet, dat wij dit
zouden mogen zeggen!
Vooreerst zijn zij, die zelf aan de
strijd van de vorige bezetting hebben
deelgenomen nog maar een kleine min
derheid. De anderen kunnen alleen
maar hopen kracht te putten uit hun
voorbeeld. En wat de lessen van die
geschiedenis op dit gebied betreft, het
enige wat wij met enige zekerheid kun
nen zeggen over een nieuwe bezetting,
indien dio ons nog ooit mocht treffen,
is dat zij anders zal zijn dan de vorige. Prof. mr. R. P. Cleveringa, Wiens
rede van 26 november 1940 telken-
jare aanleiding is tot de Leidse her
denking.
zijn, dat protest geen zin heeft, maar
verzet wel, zij kunnen ook aldus gelegen
zijn, dat er alle reden is voor protest,
maar verzet excessief zou zijn.
Studie objectieve
verzetsnorm nodig
De vraag van rechtvaardiging en
grenzen van het verzet bij een bezet
ting tijdens oorlog is een vraag, die
dringend een objectieve bestudering van
node heeft, een studie, zoals die alleen
volbracht kan worden wanneer de vraag
niet actueel is, en die zulk een behande
ling nog niet heeft gevonden, waar
schijnlijk juist omdat zij sedert de jong
ste wereldoorlog nooit voldoende heeft
opgehouden actueel te zijn.
Bij deze gelegenheid echter behoefde
alleen die naar diepere zin van het
protest beoordeeld te worden.
Tweeërlei zin
Tweeërlei zin van protest door de be
volking van een bezet land springt da
delijk in het oog.
Het kan enerzijds een beroep doen
op normen, die de bezetter zelf erkent
of, eerder, beweert te erkennen. Het
geeft anderzijds aan andere mogendhe
den, van wie de bevrijding zou kunnen
uitgaan, de zekerheid, dat het onder
worpen volk zijn lot niet aanvaardt. Om
beide redenen was het in 1940 en 1942
op zijn plaats.
De bezetter wierp zich op als de be
schermer van de Europese cultuur, in
theorie stelde hij de wetenschap hoog,
de verhouding tot het Nederlandse volk,
(voorzover naar zijn opvattingen ras
zuiver) stelde hij voor als een van
vriendschap, ja van nauwe verwant
schap. Wellicht zelfs was er bij som
migen van zijn dienaren ten aanzien
van dit alles nog een zekere goede
trouw.
Dit alles betekent niet, dat voor onze
morele beoordeling deze bezetter nog
een vergelijkenderwijze goede bezetter
zou zijn geweest. Integendeel men moet
zelfs zeggen, dat juist in een volk dat
zozeer aan de beste westerse standaar
den deel had, de volstrekte verzaking
van die standaarden in tal van opzich
ten door een deel van dat volk een
Mevr. E. Glastra van Loon-Boon,
zoals zij gisteren tijdens de televi
sieherdenking van de jodenvervol
ging op het beeldscherm verscheen.
Als Leids studente heeft zij een be
langrijke rol in het verzet gespeeld.
Protest en veriet
De rede van prof. Cleveringa van 26
november 1940 en massale ontslagaan
vrage van de hoogleraren in het voor
jaar van 1942 waren een protest. Spre
ker legde daarop de nadruk omdat de
woordverbinding „professerenverzet"
niet ongebruikelijk is. Toch is er tussen
protest en verzet groot verschil. Het
protest is openlijk, maar brengt aan de
machthebber geen feitelijk nadeel toe,
Het verzet schaadt hem in feite en zal
uit zijn aard zoveel mogelijk in het
verborgene geschieden. De vergelijking
laat zien, dat beide sterk verschillen,
maar tevens, dat geen van beide nood
zakelijk verdienstelijker is dan het an-
öera. De omstandigheden kunnen zo
Prof. mr. G. E. Langemeyer, oud
hoogleraar te Leiden, die gisteren
een waarschuwend woord liet horen
over de innerlijke gesteldheid,
waarmee de huidige generatie staat
tegenover de problemen van deze
tijd.
bij uitstek monsterachtig verschijnsel
was.
Maar het feit blijft, dat tegenover
deze bezetter het bereop op menswaar
digheid niet bij voorbaat kansloos was
en dan ook waarschijnlijk nu en dan
wel iets heeft bereikt. Anderzijds was
voor de nog vrije buitenwereld de toe
stand in de bezette gebieden onover
zichtelijk.
Hoe kon zij weten, dat een volk als
het Nederlandse, innerlijk zijn tradities
was trouw gebleven? Daden als die van
prof. Cleveringa en van de hoogle
raren van 1942 gaven daarop het on
dubbelzinnige antwoord!
Niet altijd gelijke situatie
Het is duidelijk, dat deze situatie zich
niet bij elke bezetting behoeft voor te
doen. Mogelijk blijft, althans theoretisch,
nog altijd een bezetting zoals het gel
dende volkenrecht die eigenlijk voor
schrijft, één waarbij de non-combattan-
te bevolking van het bezette land zich
van elke vijandelijke daad onthoudt,
maar dan ook gevrijwaard is voor elke
niet onvermijdelijke ingreep in haar
i eigen rechtsorde.
I Weinigen zullen deze figuur echter
jnog voor waarschijnlijk houden. Reeds
het diep doorleefde antagonisme, dat
thans vooronderstelling van een oorlog
j is, en de vér reikende bemoeiing met
het leven der burgers, waaraan thans
geen machthebber kan ontkomen, doen
dit verwachten.
Maar al te wel mogelijk is aan de
andere kant een bezetting door een
macht, welker beginselen juist eerbie-
diging van die van anderen uitsluiten
of zelfs door een ras 1 van zo geheel
andere traditie, levensbeschouwing en
levensomstandigheden, dat eerbiediging
van wat zij hier zouden aantreffen, een
voudig ondenkbaar is.
Hun heerschappij kan zeer wel voor
alle westerlingen een lot betekenen zo
als de Nazi-heerschappij voor onze Jood
se medeburgers bracht in de tweede we
reldoorlog. Protest zou dan geen zin
hebben. De bezetter zou er niet toe
gankelijk voor zijn, noch zelfs reden
om toegankelijkheid ervoor te veinzen
en de potentiële bevrijders zullen ook
zonder protest niet twijfelen, dat het
bezette land bevrijding boven alles wenst.
Zonder hoop op slagen
Nu zijn de redenen van bestaan van
een daad van protest niet uitgeput met
de nog betrekkelijk praktische, die ik
noemde. Denkbaar Is, dat men protes
teert zonder enige hoop van slagen, zon
der enige hoop zelfs om het leven er
af te brengen, ja misschien zelfs met
de wil het te verliezen, eenvoudig omdat
men protesteren moet, omdat men niet
verder zou kunnen lewen in vrede met
de loop, die de geschiedenis heeft geno
men.
Echter, althans het neerleggen van
zijn ambt behoeft niet altijd uitslui
tend protest te zijn. Het kan een nog
grotere, voor de betrokkene nog meer
onafwijsbare betekenis hebben; die van
het niet willen en kunnen medewerken
aan wat men gevoelt als kwaad, kwaad
misschien nog niet overal, altijd en on
der alle omstandigheden, maar toch
stellig kwaad wanneer het door Neder
landers aan Nederlanders zou worden
aangedaan. Of wel van even onoverko
melijk gewetensbezwaar tegen ontrouw
aan een rechtsorde, waaraan men trouw
heeft beloofd en die rechtens nog be
staat.
Het is de vraag, of ontslag om deze
redenen geboden was, die in de achter
ons liggende bezetting zich aan bijna
alle ambtenaren met enige verantwoor
delijkheid heeft opgedrongen. Zjj was
des te moeilijker omdat de hoogst
onzekere, meestal bedriegelijke hoop
om door aanblijven nog wat kwaad te
kunnen voorkomen zich daartegenover
deed gelden.
Niet roem en hulde
Een reden op deze dag, ter herdenking
van de 26e november 1940 kan dus niet
zijn een zich beroemen op daden, die
nog slechts die van weinigen onzer zijn.
Het mag zijn, maar kan niet uitsluitend
zijn, een herhaalde hulde aan hen, die
deze daden wel de hunne mogen noe
men. Het kan ook niet wezen een vin
gerwijzing voor de beste gedragslijn, in
dien het tot een min of meer verge
lijkbare situatie mocht komen.
Heeft een herdenking als deze dan
geen enkele waarde? Kan zij niet an
ders dan het neerdrukkende besef bij
ons versterken, hoe moeilijk ons lot in
geestelijk opzicht reeds is en in feite kan
worden?
De waarde
Die waarde is, dat ons eraan her
innert, wat nog in onze eigen tijd Ne
derlanders hebben gedurfd. Noch het
feit dat een nog erger bezetting denk
baar is, noch de omstandigheid, dat de
grote meerderheid van hen, die aan de
actie van de hoogleraren hebben deel
genomen, er het leven heeft afgebracht
(met de uitzondering van Telders en
Flu) nemen weg, dat hun handelswijze
de uiting was van grote moed en van
grote kracht van overtuiging.
Dat het ooit tot bevrijding van Neder
land zou komen was in november 1940
en in april 1942 méér dan onzeker, wat
de gevolgen zouden zijn van het per
soonlijk lot van de betrokkenen onttrok
zich aan alle voorspelling. Indien al
doodstraf onwaarschijnlijk was, dan was
erger, de dood na jaren van lijden in
een concentratiekamp, dat zeker niet.
Weinigen onder hen, die toen handel
den, behoefden zich geen zorg te maken
over het lot van een gezin. En niet
alleen dit alles. Voor de meesten moest
de vraag opkomen of juist zij hier tot
handelen geroepen waren.
Uiterste offer
Er is misschien geen verschijnsel
van onze tijd dat meer aanleiding
geeft tot verwondering en bewon
dering en ook tot een vertrouwen
ondanks alles in de toekomst van
de mensheid dan dit, dat leden
van volkeren, wier cultuur, econo
mische omstandigheden en maat
schappelijke organisatie in zo on
gekende mate gericht zijn op het
voorkomen en wegnemen van alle
vormen van zorg en lijden, blijk
geven in het uiterste geval niets te
hebben verloren van het vermogen
om voor wat hun heilig is Itelfs de
zwaarste en uiterste offers te bren
gen. Daaraan herinnerd te zijn is
geloof ik het enige wat herdenking
van deze dag, indien herdenken
werkelijk denken wil zijn, ons kan
geven; maar het is dan ook niet
weinig.
KONINGIN BEZOCHT
BIJEENKOMST HILVERSUM
Koningin Juliana heeft gisteravond als
oud-studente te Leiden een bijeenkomst
van ongeveer honderd Leidse oud-alum
ni gedeeltelijk bijgewoond. De studen
ten, alle woonachtig in het Gooi, waren
naar het Palace Hotel in Hilversum ge
komen om een van de jaarlijkse bijeen
komsten bij te wonen, die overal in den
lande rond 26 november worden gehou_
den. Prof. dr. A. G. H. Bachrach, hoog
leraar in de Engelse letterkunde te Lei
den, hield een voordracht over het on
derwerp „Shakespeare en de politieke
traditie in de Elizabethaanse letter
kunde". Voorts sprak prof. dr. A. Kla-
sens, hoogleraar in de Egyptologie te
Leiden, over het onderwerp „Uit de ge
schiedenis der opgravingen in Egypte
van Napoleon tot heden".
...want m'n vader ziet er meer in!
Vele duizenden vaders kozen ARISTONA. Hun gezinnen
genieten elke avond van het scherpe beeld en het goede geluid.
De automatische afstemming vereist van pa geen „technische
knobbel". Iedereen ziet meer in 'n ARISTONA!
IN ÉÉN WOORD: FANTASTISCH!
radio - televisie - grammofoons - r
Kerstmis in Jammerthal
Mevrouw gaat uit, inkopen doen voor
Sint Nicolaas, zoals zij dat over enkele
weken zal doen voor Kerstmis. Zij ver
laat het huis met een volle portemonnee
en een lege boodschappentas. Als die
van rol gewisseld hebben, is zij klaar.
Maar voor het zover is, stapt ze in een
taxi met het oog op haar nieuwe bont
jasje. Zij laat zich afzetten bij een groot
warenhuis en aan de hand van haar
boodschappenlijstje gaat ze de verschil
lende afdelingen langs. Het ene tientje
na het andere verlaat de portemonnee
en de tas wordt zwaar. En na al het
speelgoed voor de kinderen, het cadeau
voor baar man. Haar ogen gaan langs
de lange rijen met koffers. Maar geen
j erukele beantwoordt aan haar voorstel-
lingen en wat zij op het oog heeft, dient
apart besteld te worden. Ze informeert
i eerst of hij werkelijk op tijd geleverd
j kan worden, pas daarna naar de prijs,
i Precies kunnen we zoiets niet zeggen,
i antwoordt de verkoper. Maar toch wel
ten naaste bij, houdt ze aan. Het hoeft
heus niet op een paar gulden nauwkeu
rig. Wat maakt een tientje meer of min.
der uit op het geheel? Nu ten besluit
nog even een kopje koffie met een slag-
roompunt om van de vermoeienissen bij
te komen en dan naar huis, weer met
advertentie
Goede voorlichting over
Prof. mr. H. Drion, thans Leids
hoogleraar en als Leids student een
van de oprichters van het illegale
blad De Geus, belichtte gisteravond
voor de televisie in het kort zijn
visie op de gebeurtenissen van de
dagen rond 26 november 1940.
DR. F. WENSINCK HOOGLERAAR
TE GRONINGEN
Dr. F. Wensinck te Leidschendam is
met ingang van de dag, waarop hij zijn
ambt zal aanvaarden benoemd tot ge
woon hoogleraar in de faculteit der ge
neeskunde aan de Rijksuniversiteit te
Groningen om onderwijs te geven in de
bacteriologie, de serologie en de immu
nologie .Prof. Wensinck volgt prof. dr.
A. B. F. A. Pondman op. Dr. Wensinck
werd op 22 oktober 1914 te Leiden ge
boren. Sinds 1950 is hij verbonden aan
het medisch-biologisch laboratorium der
Rijksverdedigingsorganisatie TNO als
hoofd van de bacteriologische afdeling.
Hij promoveerde in 1951 tot doctor in de
geneeskunde bij prof. K. C. Winkler te
Utrecht op een proefschrift „Onderzoe
kingen over de biochemische werking
van het tetanus toxtine".
jaloezieën bij de vakman
Off. Dealer D. LADAN
MOLENSTEEG 27 by de Doezastraat
TELEFOON 21375
LEIDSE MARKIEZENFABRIEK.
I een taxi, want het motregent nog wat.
I Als ze thuis haastig de geschenken wil
opbergen, wordt er gebeld; of mevrouw
j nog wat over heeft voor de vluchtelin-
gen. Nee, ze heeft niets voor hen over
en eerlijk gezegd ook niets meer over in
haar portemonnee. Geërgerd diept ze
nog een dubbeltje op en mikt het in de
bus. „Dat gezeur altijd" snauwt ze de
collectant toe; „die eeuwige vluchtelin
gen. Ik diacht. dat we daar af waren na
het Vluchtelingen] aar'. De man weet
niets te antwoorden en vervolgt ziin
weg. Inderdaad zijn ze er nog die
eeuwige vluchtelingen: eeuwig, omdat er
bij velen nooit een einde aan de ellende
I komt, eeuwig ook, omdat zij horen tot
die armen van wie Christus gezegd
heeft, diat wij ze altijd bij ons zullen
j hebben en met wie Hij zich vereenzel
vigd heeft.
Er leven ook na dit vluchtelingen]aar
nog vluchtelingen in barakken,"barak-
I ken die men niet meer opknapt De
vluchteling, die dat zelf probeerde
schreef dat hij die poging maar gauw
I gestaakt had, omdat het vermolmde
hout onder elke ingeslagen spijker ver
der afbrokkelde.
Wij hopen ook ditmaal Kerstmis in
Lager Haid (Oostenrijk) te vieren; al
lereerst een groot kerstfeest met allen,
die hoewe] voor het merendeel in huizen
wonende ook daarin armoede lijdien en
nooit meer de gevolgen van vijftien jaar
barakken-bestaan te boven komen. Ver
der hopen wij, dat wij allen, die nu hun
zestiende winter in barakken tegemoet
gaan, die steeds minder hun steeds zie
kere lichamen tegen kou, wind en regen
beschutben. een extra kolen-toelage te
verschaffen.
Over twee weken hopen wij u te kun
nen vermelden of en wat er mogelijk
werd.
Dr. E. A. Francken-Duparc,
Lamm ensch answeg 71,
Leiden.
Tel. 20408. Giro 285812
Kerkelijk Leven
NED. HERV. KERK
Aangenomen naar Genemulden G. van
Estrik te Nieuwland. Aangenomen het
beroep door de Generale Synode als pre
dikant voor buitengewone werkzaamheden
(legerpredikant) J. H. van Delft Wester
hof te Suameer.
GEREF. KERKEN
Beroepen als zendingspredikant voor
het werk onder de Javanen in Suriname
W. H. M. Relnders te Hijken, die dit be
roep ook aannam. Aangenomen naar Hlj-
ken P. Melles te Maarssen
GEREF. KERKEN Vrijgemaakt)
Beroepen te Zwijndrecht-Groote Lindt
C. J. Douma te Souburg-Vllsslngen. Be
dankt voor Zwijndrecht R. Timmerman te
Hijken.
GEREF. GEMEENTEN
Tweetal te Dordrecht W. C. Lamain te
Grand-Rapids (U.S.A.) en A. Vergunst te
Rotterdam -Centrum
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen to Saamalag C. Smits to Sile-
drecht.
Steeds meer pijprokers
in Ver. Staten
Het verbruik van pijptabak in de V.S.
bereikte gedurende het eerste halfjaar
van 1960 het hoogste peil sinds vijf jaar.
Over deze periode werd namelijk 50
miljoen pounds verbruikt.
Ook de verkoop van pijpen, met een
waarde van 44 miljoen dollar gedurende
1959, beleefde een hausse. De president
van het Amerikaanse „Pipe and Tobac
co Council", de heer J. Nagler, verwacht
dat dit jaar de verkoop van pijpen ver
der zal toenemen tot een bedrag van
50 miljoen dollar. De vraag naar pijpen
is dit jaar namelijk zó sterk gegroeid,
dat de fabrikanten over onvoldoende
hoeveelheden grondstoffen meer
schuim en Bruyère kunnen beschik
ken om aan deze vraag te voldoen.
Deze sterk groeiende consumptiecijfers
wijzen op een zeer aanzienlijke verster
king van het aantal pijprokers. Zij be
tekenen een compensatie voor het ter-
reinverlies dat het pijproken vooral in
de eerste jaren na de oorlog heeft gele
den. De zo grote vraag naar pijpen en
pijptabak in de V.S. is des te opmerke
lijker, waar ook het sigarettenverbruik
een nog stijgende tendens vertoont.