HONGARIJE Een Zoeklichts r „Medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods" Vaalsstudentenstad zonder universiteit NOG WEL ONDER DE RODE PANTOFFEL MAAR DE SOLDATEN LAARS VERDWEEN Revolutie was voor KADAR èn les gehele volk een voor het Hongaarse variant van Pools systeem Na vier jaar in Hongarije WOORD VAN BEZINNING GRENSPLAATSJE IN ZUID-LIMBURG PROFITEERT VAN DUURTE IN AKEN szEfumnuoszQHiif Zaterdag 19 november I960 .J (Van onze Weense correspondent, dr. N. Greitemann) Het huidige Hongarije vertoont ontegenzeggelijk belangrijke ver anderingen ten goede. En wie een vriend is van dit uiterst begaafde, vlijtige en heldhaftige volk, kan zich over deze vooruitgang alleen maar verheugen. Later zal de geschiedenis misschien in staat zijn om het nodige licht te laten vallen op een paar duistere episodes, voor namelijk op het spoorloze verdwijnen en liquideren van Imre Nagy; maar afgezien daarvan heeft Janos Kadar ook volgens het oordeel van zijn meest verbitterde tegenstanders een toestand van consoli dering bereikt, die men niet van hem had verwacht. Voor Kadar en zijn medewerkers is de revolutie van 1956 een les geweest, waaruit zij veel hebben geleerd evenals het Hongaarse volk in zijn geheel. Terwijl de bevolking elke illusie in zake een systeemverandering heeft op gegeven en zich bij de feiten neerlegt, doet de regering alles om als het ware een streep te zetten onder de periode van voor de revolutie. Over de gehele lijn is dit natuurlijk niet mogelijk, maar wel tracht zij de herinnering aan het terreur-systeem van Rakosi, Gerö, Peter Gabor en hun aanhang te doen vergeten door zich in te span nen voor een milder, humaner en rechtvaardiger beleid. Men zou kunnen zeggen dat de com munistische way of life in Polen voor de Hongaarse regering een ideaal is, dat zij niet alleen nastreeft, maar ge deeltelijk zelfs bereikt. Het uitsluitende primaat van de lidmaatskaart of van de proletarische afkomst heeft plaats gemaakt voor het criterium van de bekwaamheid, met het gevolg dat ook niet-communisten zeer hoge functies bekleden en zelfs in de regering zitting hebben. Al weten de Hongaren dat andere landen een veel grotere welvaart ge nieten, toch zyn ze betrekkelijk te vreden met de huidige toestand van ontspanning, met de „kleine vrijheden" die hun worden toegestaan en vooral met het ontbreken van het spionage- systeem. Men kan onder vrienden vrij spreken, doch er wordt zeer weinig aan politiek gedaan, behalve dan in de vorm van grappen, die werkelijk ongezouten zyn. Kadar kent de Hongaren veel te goed om niet te weten dat men dit zelfbewuste volk in zijn trots niet no deloos moet prikkelen. Er bevinden zich natuurlijk Russische troepen in het land, maar de bevolking ziet ze niet of nauwelyks, daar ze buiten de grote steden op enkele strategische punten zijn gestationeerd. Geen kruiperige lofliederen Ook worden er niet meer zoals vroe ger kruiperige lofliederen gezongen op de Sovjet-Unie, waardoor de Hongaren zich in hun nationale trots voelen aan getast. Zij saboteren en staken dan ook niet, doch spannen zich redelijk in, omdat zij weten dat hun werk in laatste instantie voor de gemeenschap en daarmee weer voor zichzelf van voordeel is, want de regering tracht inderdaad een rechtvaardige verdeling van lasten en plichten, maar ook van voordelen door te voeren. De wonden schijnen grotendeels ge heeld te zijn, ook al schrijnen ze even op bepaalde herdenkingsdagen, zoals dit jaar op het einde van oktober en begin november het geval was. Doch in de loop van het jaar zwijgt de her innering. In een paar bioscopen van Boeda pest loopt op het ogenblik de Russische film: „Ballade van een soldaat" (in het Hongaars: „Balla a katonarol") en nu is het opvallend dat alle voor stellingen dagen van tevoren zijn uit verkocht en dat de mensen reeds 's morgens in een lange rij staan om plaatsen te bespreken zulks voor een film over een jonge Russische sol daat. In hun oordeel zijn de Hongaren reeds zo zakelijk en objectief geworden dat zy dit kunstwerk dat intussen als de „beste moderne film" op het filmfestival van San Francisco werd bekroond naar zyn juiste waarde en zonder ressentiment kunnen beoor delen en waarderen. Geen controle De regering van Kadar voelt zich na vier jaar zo zeker van haar zaak, dat zij zelfs enige buitenlandse jour nalisten (onder wie uw verslaggever) verlof gaf om Hongarije juist in de kritische periode tussen 23 oktober en 4 november te bezoeken. Ofschoon zij beslist moet hebben geweten dat deze waarnemers ongetwijfeld ook nog veel onvolmaaktheden, tekortkomingen en zelfs gebreken zouden ontdekken, gaf zij toch toestemming voor een bezoek, omdat zij er zeker van was dat de positieve resultaten indruk zouden ma ken. Bezoekers kunnen zich vrij bewegen, met iedereen spreken en vrienden op zoeken, en niemand heeft het gevoel dat hij wordt beschaduwd. Wanneer men niet vanuit een hotel wil telefo neren, kan men gebruik maken van de openbare telefooncellen, die beslist niet onder controle staan. Een uitzondering vormen misschien de telefoongesprek ken met het buitenland, die waar schijnlijk op de band worden opgeno men. Maar verder is er beslist geen controle, in Boedapest noch in de pro vincie die men ongestoord in eiger auto kan bezoeken. Licht en schadu\ Wie vier jaar na de revolutie voor het eerst weer in Hongarije komt. ziet de veranderingen wel het duidelijkst. Het is echter onmpgelijk om de nieuwe situatie met één enkele formule te ka rakteriseren. Hongarije bevindt zich als het ware nog in een dialectisch stadium van stelling en tegenstelling, van thesis en anti-thesis, «van licht en schaduw). Zonder de schijn te wekken dat men met het systeem sympathiseert, zou men een hele lijst van postitieve re sultaten kunnen opstellen, maar even goed kan men bladzijden vol kritiek schrijven zonder de waarheid ge weld aan te doen. Wil men echter fair zijn in zyn oordeel, dan moet men Hongarije met zichzelf vergelijken. met de toestand van 1956, van 1945 en vooral van 1918. Van de andere kant echter ligt Hon garije niet als een eiland midden in Europa, het is niet geïsoleerd en daar om wordt men gedwongen tot een ver gelijking met andere landen, vooreerst met de overige communistische staten en dan ook met landen uit het Westen. Hoezeer dergelijke confrontaties ook mogen „hinken" en hoezeer men zich ook kan verheugen over het feit dat de inwoners weer tot rust zijn gekomen en tot een nog zeer bescheiden vorm van welvaart, zodat de kinderen weer lachen en de moeders geen zorgen meer hebben om het dagelijkse brood en de fles melk, toch mag het regime in Hongarije niet over het hoofd zien, dat andere landen ook in het Wes ten eveneens met niets zijn begon nen na de laatste oorlog, dat hun ge bied nog veel meer was verwoest dan Hongarije, doch dat zij in de tussen tijd een veel grotere vooruitgang heb ben bereikt. Al weten wij even goed als een doorgewinterde marxist, dat welvaart gevaren met zich meebrengt en soms tekenen van degeneratie kan verto nen, zal men toch in Boedapest niet willen ontkennen dat ook Hongarije naar een grotere mate van welvaart streeft, al wil dit land op de eerste plaats zijn industrialisatie uitbreiden en pas in tweede instantie de pro- duktie van consumptiemiddelen be vorderen. Ook in dit opzicht heeft Kadar de tekenen des tijds begrepen en daarom verzet hij zich ook niet tegqn deze tendens die noodzakelijk met de toenemende produktie is ver bonden en tevens een zekere tevre denheid onder de bevolking tot ge volg heeft. Boedapest bij nacht Bij nacht is Boedapest het mooist, want dan ziet men alleen de vele nieu we zaken met goed gelapte winkelrui ten, overvolle etalages met goede be lichting, mooie stoffen en duur fruit. Onzichtbaar blijven dan echter de ho ge verwaarloosde, afgeschilderde, roet zwarte puien, waaraan dertig jaar vrijwel niets is gedaan, ook ziet men dan niet de binnenhuisinrichting die bijna overal te wensen overlaat. Van een grootscheepse wederopbouw vertoont de hoofdstad nauwelyks een spoor, maar wel ontdekt men aan de Donau enkele kapitale gebouwen-com plexen die in de steigers staan. De „Burcht", het vroegere paleis van de keizer wordt nieuw opgebouwd en tegen de donker-vervuilde achtergrond van de verwaarloosde huizen valt op meerdere punten een gerestaureerde kerk op, die de frisse kleur van het Weense Schönbrunn-geel vertoont. Vooral 's avonds verdringen zich de mensen in de winkels en warenhuizen, waar zij levensmiddelen, comestibles en modeartikelen kopen. Iedere inwoner van Boedapest verwondert zich over deze „koopkracht", maar het ver schijnsel is gemakkelijk te verklaren. Er zyn twee soorten van mensen: de ene groep (waarschijnlijk de grootste) geeft bijna al het geld uit voor eten, drinken en snoepen, de andere is in dit opzicht zuiniger en houdt dus geld over om zich beter te kleden. Vier jaar is het geleden, dat in Hongarije na een korte vrij heidsroes de revolutie door Rus sische tanks, pantserwagens en zwaar geschut werd neergesla gen. In die vier jaar is er in Hongarije veel veranderd, zelfs ten goede. Janos Kadar, die de partij van de Russen koos, heeft alles in het werk gesteld om de resten van het stalinistisch wan beheer op te ruimen en een toe stand van betrekkelijke rust te herstellen. Hij voorkwam, dat de twee stalinistische hoofdschuldigen, Rakosi en Gerö, naar het land terugkeerden. Andere topfunc tionarissen van weleer bekleden thans bescheiden posities in de burgermaatschappijKadar heeft voor de V.N. verklaard, dat drie kwart van de gevangen genomen opstandelingen in vrijheid is ge steld. Het is ook zeker, dat er over het algemeen een zekere ont spanning is ingetreden. Ook ma terieel schijnt het de Hongaren nu iets beter te gaan. Kadar wil kennelijk het bewijs leveren, dat het communisme ook humani tair kan zijn. Daarom worden „kleinere vrijheden" toegestaan, zoals een grotere toeschietelijk heid voor bepaalde Hongaren om buitenlandse reizen te ma ken en voor buitenlanders om Hongarije te bezoeken. Zo heeft onze Weense correspondent na herhaaldelijk vergeefse pogingen eindelijk verlof gekregen om Hongarije weer hij maakte ook de revolutie mee te be zoeken. Zijn indrukken kunt u lezen in nevenstaand artikel. De grote heidenapostel Pau- lus is, zoals uit verschil lende brieven van zijn hand blijkt, bij voortduring be zig geweest met de vraag naar de verhouding tussen Israël ep de gemeente uit de heidenen. Ook in de brief aan de gemeen te van Efeze stelt hij dit pro bleem aan de orde. Met name in het tweede hoofdstuk houdt dit hem bezig. Het verzoenende werk van de Messias is volgens Paulus het wegbreken van de muur van vijandschap tussen Israël en de volkeren. De ver zoening betreft de verhouding tussen de volkeren. Het heil in Christus heeft een wereld om- binnen de Christelijke kerk de zielszorg van de enkeling het een en het al. Met het ontwaken van een hernieuwde belangstel ling voor Israël, bemerken we tegelijkertijd een hernieuwde belangstelling voor de mens als deel van een grotere gemeen schap. Het individu, de enkeling blykt een fictie te zijn. Wan neer we de enkeling benaderen, zal dat moeten geschieden in nog steeds heel sterk dit besef te behoren tot een zeer bepaal de gemeenschap. De verbluffen de prestaties van het joodse volk na de stichting van de joodse staat in 1948 spreken hierin een duidelijke taal. Dit verlangen naar het deel uitmaken van een bezielde ge meenschap leeft met name on der de jongeren in de kerken sterk. En hun teleurstelling over hun afkerigheid van de kerk heeft vaak zijn oorzaak in een scherp aanvoelen van het gemis in dit opzicht binnen de kerk. Niet hun persoonlijke zie- leheil is hun interesse, maar zij hunkeren naar een vorm van vattende betekenis. Door dit werk worden de heidenen mede burgers der heiligen, dat bete kent zij delen in het burger schap van Israël en worden daardoor huisgenoten Gods. Dit wijdse perspectief is helaas reeds vroeg in de Christelijke kerk verloren gegaan. Het ge zichtsveld der theologie vereng de zich, toen de vraag naar de verhouding tussen Israël en de volkeren onder tafel verdween. Wat overbleef, was een zeer verschraald beeld, waarin het verzoenende werk van Christus slechts betrekking had op de verhouding tussen God en de enkeling. Dit individualistische denken heeft sterk zyn stempel gezet op onze gehele Westerse cultuur. Nog heden ten dage is zijn deel zijn van een gemeen schap. Zijn problemen, zijn con flicten, zijn eenzaamheid zijn- vrijwel altijd te herleiden tot stoornissen in de relatie met de ander. Wanneer Paulus spreekt van: „medeburgers en huisgenoten" dan stelt hij daarmee de in het heidendom vereenzaamde mens in een zinvol verband. Het heil voor de mensen in Christus is geen particuliere aangelegenheid, maar een ge meenschap wekkende zaak. De gemeente van Christus is niet het totaal van een aantal ge lovigen, maar de gelovige is deel van een gemeenschap, waarin hij burgerrecht en waar in hij geen vreemdeling, geen eenzame is. Binnen Israël leeft Efeze 2 19 gemeenschap, waarin zij zinvol kunnen leven en werken. Mede burgers en huisgenoten, met deze twee woorden duidt Paulus het wezenlijke van het werk van Christus aan. Door dit verzoe nende werk worden ook de hei denen opgenomen binnen een bestaan, waarin de mens zich geborgen kan weten. Wil de kerk weer de plaats zijn, waar de mens zich thuis voelt, dan zal men moeten afzien van een individualistische heilsopvatting en weer moeten leren denken in die ruime schema's, waarin Paulus denkt. W. H. GLJ6BERS Herv. predikant te Leimuiden. Jeugd predikant te Leiden. Over het algemeen zijn de mensen iets beter gekleed dan vier jaar gele den. De kleding vertoont intussen wel geen armelijke, doch zeker wel een verouderde snit. Het grote aantal on elegante en plompe trainingsbroeken, gedragen door veel vrouwen en meisjes, valt nog altijd op en vooral het dragen van regenjassen zowel door vrouwen als mannen. Zondag „showdag" Deze jassen houdt men ook aan, wanneer men iets consumeert in een restaurant, koffiehuis of patisserie. Maar deze indruk is eenzijdig, want hij geldt alleen voor de dagen in de week, niet echter voor de zondag. De meeste inwoners van Boedapest schij nen ten minste één goed zittend kos tuum te bezitten, een paar modieuze liefst lichtbruine schoenen en één elegante hoed met overjas. Daarmee paraderen zij zondags langs de boulevards en alleen dan her kent men weer Boedapest als de stad, waar elegance eertijds een eerste rol speelde. Door de week echter zijn de koffiehuizen, patisserieën en cafeta ria's vol mensen,die in trainingsbroek of regenjas hun mokka drinken en goede sandwiches verorberen: slaatjes Russische eieren, ham in gelei en flin ke stukken taart met dik slagroom. Ook de vroegere elegante patisserie Gerbaud is overdag tjokvol, voorname lijk ziet men er oudere dames en meisjes die beslist niet aan hun slanke lyn denken. Elegant is het lokaal be paald niet meer. eerder klein-burger- lijk of volks. Als democraat uit het Westen zou men zich over dit niet-exclusieve ver schijnsel kunnen verheugen, wanneer dergelijke lokalen tenminste goed ge lucht waren, maar ventilatie schijnt men nog niet te kennen. Thuis koffie drinken onvoordelig De koffie is goed en kost in deze openbare gelegenheden maar een paar forint. Wie zich echter de individualis tische weelde wil veroorloven om thuis zijn eigen mokka te drinken, moet voor deze afwijking als een kapitalist beta len. namelijk 400 forint voor een kilo koffie, dat is een derde ongeveer van het loon dat een gemiddelde arbeider of employé per maand verdient. Een zelfde hoge tol moeten buitenlanders, zakenmensen en hoge functionarissen van de partij betalen, wanneer ze in een goed geventileerd nachtlokaal bui tenlandse likeuren willen drinken Vierhonderd Duitsers nonen er op kamers Vaa,s Ie" komen djscu,s'"en' ,)e b,s- schop van Roermond zou een studen tenpater naar Vaals hebben gestuurd. En de marechaussees aan de grens vinden het blijkbaar ook allemaal wel goed: zij laten in Aken studerende studenten, die een paspoort hebben met een driemaandelijks visum (dat al gauw een visum van een jaar wordt) rustig heen en weer van Vaals naar Aken reizen. Als de jongeman maar een be wijs van de Akense hogeschool heeft, een aparte politietoestemming en een attest van een Nederlandse arts waar uit blykt dat hi) gezond is. Zo flo reert Vaals als nieuwste Nederlandse studentenstad. Uit deze foto blijkt wel duidelijk de nieuwe Hongaarse stijl tegen over. buitenlanders (Van onze correspondent in Bonn) Het Zuidlimburgse grensplaatsje Vaals is niet slechts het paradijs voor de Akense huisvrouwen, die fiier welhaast dagelijks goedkope levensmiddelen inslaan, maar ook voor niet minder dan 400 studen ten van de Akense technische hogeschool! Men spreekt in Aken over Vaals zelfs als ,,de studenten stad zonder universiteit". In Westduitse persberichten wordt hoog opgegeven over de soepelheid van de Vaalster politie en de eerlijkheid van de Vaa/ster kamerverhuursters. De meer dan 400 Akense studenten die wegens het dure leven en de hoge huren de oude universiteitsstad zyn ontvlucht en in Vaals een goed heen komen hebben gezocht, krygen name lijk een woonvergunning van drie maan den tot een jaar van de politie. Zij moeten in Aken voor een kamer tje zonder ontbijt per maand dik 80 mark (dat is ongeveer 72 gulden) be talen, in Vaals daarentegen niet meer dan 40 a 45 gulden. Zij stappen 's mor gens op het trammetje by Vaals en zijn in tien minuten in centrum van Aken. Zij kopen hun levensmiddelen in de vele winkels van Vaals en verdienen daarop zeker 40 procent ten opzichte van de Duitse pryzen. Op 20 sigaret ten winnen de over het algemeen wei nig kapitaalkrachtige Akense techni sche studenten 60 Pfennig (54 cent), als zy ze in Vaals kopen. Indien zy een „vrolijke avond" wil len hebben, kopen ze in Vaals jenever voor nog geen 10 gulden die in Aken het dubbele kost. De prys van boter op hun Vaalster brood is de helft van de prijs van de Duitse boter. Afrikanen en Aziaten Onder de studenten te Aken zyn nogal wat donkere Afrikanen en Azi aten die in de oude Karelstad zo als dat wel meer in Duitsland ge beurt meestal tweemaal zoveel ka merhuur moeten betalen als blanke stu denten. In Vaals betalen deze donkere ongens uit Ghana en andere jonge mden in Afrika en Azië de gewom /aalster prijs: 40 a 45 gulden. Het zonderlinge is, dat de Akense hogeschool het initiatief der „geëmi greerde" studenten toejuicht. Er zyn v OP DE BOEKENMARKT Anthonie Donker. „Ben ik mijn broeders hoeder?'' Querido, Am sterdam 1960. „Eva en de Dichters" en Noachs ge schiedenis „Het Schip dat gij zult bou wen." zijn thans door Anthonie Donker «prof. dr. N. A. Donkersloot) voltooid met deze historie van Kaïn en van zijn weg in de kunst langs vele reprodukties en talrijke citaten. De wederwaardigheden van Kaïn, de man die zijn broeder Abel doodde, heb ben door de eeuwen heen vele pennen, beitels en kwasten in beweging gehou den, zoals uit de aangenaam leesbare tekst van Donker weer blijkt. En dat is geen wonder wanneer men, zoals hij, overweegt dat de Schrift niet geheel duidelijk omtrent dit drama is. Door die onzekerheid is nog wat extra ge twist in de wereld gekomen, terwijl er dankzij Kaïns vloek al genoeg was. Het is nu eenmaal zo, dat een ieder over de bijbelse teksten zo zijn gedach ten kan heben ik byv. heb altijd ge meend dat de Heer Kaïn tekende, niet om hem te beschermen, maar om hem niet voortijdig te laten doden. Want als dit gebeurd was, dan zou er van die straf niets gekomen zijn en waar wa ren wy dan allemaal? Dit en nog tal loze andere vraagstukken worden door Donker sierlijk behandeld en beant woord met de uitspraken van denkers, dichters en beeldende kunstenaars. Jammers, dat er zo'n rare zetfout is ge slopen in het citaat uit Victor Hugo, dat aan het boek voorafgaat. Rits Kruissink „Montmartre". Ooievaarreeks, Bakker/Daamen. Den Haag 1960. Terecht geeft de auteur zyn amusan te boek de ondertitel „Van Tempel tot Tingeltangel". Want de Sacré Coeur moge dan de top van de heuvel Mont martre bekronen, aan zyn voet heeft het sedert een goede eeuw gekrioeld van de aardse geneugten. Toen in 1860 Montmartre bij Parijs werd gevoegd, werd 't oord van wijn gaarden en molens er een van grote en kleine kunstenaars en van wat wijlen J. M. Brusse „het rosse leven" placht te noemen. Eigenlijk was het zaad der frivoliteit reeds eerder gelegd door de molenaar Debray n 1820. die muziek liet spelen voor de danslustigen en zyn vrouw koeken (galettes) liet bakken. Dat was de eerste Moulin de la Ga- lette. En met die wijngaarden in de buurt Veel ruimte en aandacht heeft Kruis sink besteed aan de periode aan het eind van de vorige en in het begin van deze eeuw. want dat is Montmartre's bloeitijd geweest. Toen woonden daar de grote schrijvers en schilders, toen zong er de grote chansonnier Brua-nt en danste er La Goulue. Maar Mont- martre's roem i? in zekere zin Mont- martre's ondergang geweest; zoals aan het eind van boek staat gedrukt met grote letters. Wie de wijk nu bezoekt, zal als hij dit voortreffelijke boekje gelezen heeft, alleen nog maar kun nen dromen van wat eens geweest is. Simon Vinkenoog „Uit de doe ken". De Boekerij N.V. Baarn. Simon Vinkenoog, voorganger en bent genoot van de vijftigers, heeft in de Haagse Post het leven van zijn tijdge noten Karei Appel, Hugo Claus. Shin- kichi Tajiri en Henri Mulisch met enige luchtige, listige en soms zwaar aangezette halen uit de doeken ge daan. Dat laatste vooral als hij onthul lingen doet omtrent de sommen, die de kunstenaars en de gynaecoloog, die Mulisch in de wereld hielp komen wel eens verdienen. Blague is de mode van het ogenblik en Vinkenoog is er sterk in. Iets ern stig nemen is uit de mode; behalve na tuurlijk jezelf op de wijze, die men mal tourné pleegt te noemen. Stuk voor stuk laat hij zijn kunstbroeders weg werpend over hun vak spreken en in tens nijdig zyn tegen het symbolische „laf-lief levend Bussum" van wijlen Kloos. Het dient gezegd dat deze artikelen een plezierige vaart hebben en zeer leesbaar zijn. „Men achtte ze van rui mer belang", zegt de auteur beschei den en daar heeft hy geen ongelijk in. Ze zijn typerend voor de tyd, maar toch eerder onder de invloed van New York dan van Athene geschreven, ai ligt het dorpskerkje (de Nederlands* literatuur) aan de rand van de weg tussen die beide steden, volgens Vin kenoog. Twee oude schrijvers (beiden dood) mochten nog mee in de journalistieke jeep: Nescio en Willem Elsschot. „Friese Verhalen in het Neder lands." Nijgh en van Ditmar, 's-Gravenhage 1960. Hoe rustig is de indruk, die deze Friese prozaïsten maken. In deze keur van goede verhalen, in het Nederlands vertaald door Douwe Tamminga en Anne Wadman, is niets rumoerigs en niets verbazends. Zij kenmerken zich door een deugdelijk realisme, dat even wel niets ouderwets heeft. Opvallend is dat deze Fries schrij venden het eer der in de breedte (niet in de lengte!) zoeken dan in de putten die hun tijd genoten frequenteren. Zij zijn minder uit op extreme verschijnselen in de menselijke aard en streven minder naar quasi-veelzeggendheid in hun styl. Als zodanig staan zij de Vlamin gen nader dan de Noordnederlanders, zou ik zeggen. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 17