HONGARIJE
Een Zoeklichts
r
„Medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods"
Vaalsstudentenstad
zonder universiteit
NOG WEL ONDER DE
RODE PANTOFFEL
MAAR DE SOLDATEN
LAARS VERDWEEN
Revolutie was voor KADAR èn
les
gehele volk een
voor het
Hongaarse variant
van Pools systeem
Na vier jaar
in Hongarije
WOORD
VAN
BEZINNING
GRENSPLAATSJE IN ZUID-LIMBURG
PROFITEERT VAN DUURTE IN AKEN
szEfumnuoszQHiif
Zaterdag 19 november I960
.J
(Van onze Weense correspondent, dr. N. Greitemann)
Het huidige Hongarije vertoont ontegenzeggelijk belangrijke ver
anderingen ten goede. En wie een vriend is van dit uiterst begaafde,
vlijtige en heldhaftige volk, kan zich over deze vooruitgang alleen
maar verheugen. Later zal de geschiedenis misschien in staat zijn om
het nodige licht te laten vallen op een paar duistere episodes, voor
namelijk op het spoorloze verdwijnen en liquideren van Imre Nagy;
maar afgezien daarvan heeft Janos Kadar ook volgens het oordeel
van zijn meest verbitterde tegenstanders een toestand van consoli
dering bereikt, die men niet van hem had verwacht.
Voor Kadar en zijn medewerkers is de revolutie van 1956 een les
geweest, waaruit zij veel hebben geleerd evenals het Hongaarse
volk in zijn geheel.
Terwijl de bevolking elke illusie in
zake een systeemverandering heeft op
gegeven en zich bij de feiten neerlegt,
doet de regering alles om als het ware
een streep te zetten onder de periode
van voor de revolutie. Over de gehele
lijn is dit natuurlijk niet mogelijk,
maar wel tracht zij de herinnering
aan het terreur-systeem van Rakosi,
Gerö, Peter Gabor en hun aanhang
te doen vergeten door zich in te span
nen voor een milder, humaner en
rechtvaardiger beleid.
Men zou kunnen zeggen dat de com
munistische way of life in Polen voor
de Hongaarse regering een ideaal is,
dat zij niet alleen nastreeft, maar ge
deeltelijk zelfs bereikt. Het uitsluitende
primaat van de lidmaatskaart of van
de proletarische afkomst heeft plaats
gemaakt voor het criterium van de
bekwaamheid, met het gevolg dat ook
niet-communisten zeer hoge functies
bekleden en zelfs in de regering zitting
hebben.
Al weten de Hongaren dat andere
landen een veel grotere welvaart ge
nieten, toch zyn ze betrekkelijk te
vreden met de huidige toestand van
ontspanning, met de „kleine vrijheden"
die hun worden toegestaan en vooral
met het ontbreken van het spionage-
systeem. Men kan onder vrienden vrij
spreken, doch er wordt zeer weinig
aan politiek gedaan, behalve dan in
de vorm van grappen, die werkelijk
ongezouten zyn.
Kadar kent de Hongaren veel te
goed om niet te weten dat men dit
zelfbewuste volk in zijn trots niet no
deloos moet prikkelen. Er bevinden zich
natuurlijk Russische troepen in het
land, maar de bevolking ziet ze niet
of nauwelyks, daar ze buiten de grote
steden op enkele strategische punten
zijn gestationeerd.
Geen kruiperige lofliederen
Ook worden er niet meer zoals vroe
ger kruiperige lofliederen gezongen op
de Sovjet-Unie, waardoor de Hongaren
zich in hun nationale trots voelen aan
getast. Zij saboteren en staken dan ook
niet, doch spannen zich redelijk in,
omdat zij weten dat hun werk in
laatste instantie voor de gemeenschap
en daarmee weer voor zichzelf
van voordeel is, want de regering
tracht inderdaad een rechtvaardige
verdeling van lasten en plichten, maar
ook van voordelen door te voeren.
De wonden schijnen grotendeels ge
heeld te zijn, ook al schrijnen ze even
op bepaalde herdenkingsdagen, zoals
dit jaar op het einde van oktober en
begin november het geval was. Doch
in de loop van het jaar zwijgt de her
innering.
In een paar bioscopen van Boeda
pest loopt op het ogenblik de Russische
film: „Ballade van een soldaat" (in
het Hongaars: „Balla a katonarol")
en nu is het opvallend dat alle voor
stellingen dagen van tevoren zijn uit
verkocht en dat de mensen reeds
's morgens in een lange rij staan om
plaatsen te bespreken zulks voor
een film over een jonge Russische sol
daat.
In hun oordeel zijn de Hongaren
reeds zo zakelijk en objectief geworden
dat zy dit kunstwerk dat intussen
als de „beste moderne film" op het
filmfestival van San Francisco werd
bekroond naar zyn juiste waarde
en zonder ressentiment kunnen beoor
delen en waarderen.
Geen controle
De regering van Kadar voelt zich
na vier jaar zo zeker van haar zaak,
dat zij zelfs enige buitenlandse jour
nalisten (onder wie uw verslaggever)
verlof gaf om Hongarije juist in de
kritische periode tussen 23 oktober en
4 november te bezoeken. Ofschoon zij
beslist moet hebben geweten dat deze
waarnemers ongetwijfeld ook nog veel
onvolmaaktheden, tekortkomingen en
zelfs gebreken zouden ontdekken, gaf
zij toch toestemming voor een bezoek,
omdat zij er zeker van was dat de
positieve resultaten indruk zouden ma
ken.
Bezoekers kunnen zich vrij bewegen,
met iedereen spreken en vrienden op
zoeken, en niemand heeft het gevoel
dat hij wordt beschaduwd. Wanneer
men niet vanuit een hotel wil telefo
neren, kan men gebruik maken van de
openbare telefooncellen, die beslist niet
onder controle staan. Een uitzondering
vormen misschien de telefoongesprek
ken met het buitenland, die waar
schijnlijk op de band worden opgeno
men. Maar verder is er beslist geen
controle, in Boedapest noch in de pro
vincie die men ongestoord in eiger
auto kan bezoeken.
Licht en schadu\
Wie vier jaar na de revolutie voor
het eerst weer in Hongarije komt. ziet
de veranderingen wel het duidelijkst.
Het is echter onmpgelijk om de nieuwe
situatie met één enkele formule te ka
rakteriseren. Hongarije bevindt zich
als het ware nog in een dialectisch
stadium van stelling en tegenstelling,
van thesis en anti-thesis, «van licht
en schaduw).
Zonder de schijn te wekken dat men
met het systeem sympathiseert, zou
men een hele lijst van postitieve re
sultaten kunnen opstellen, maar even
goed kan men bladzijden vol kritiek
schrijven zonder de waarheid ge
weld aan te doen. Wil men echter
fair zijn in zyn oordeel, dan moet men
Hongarije met zichzelf vergelijken. met
de toestand van 1956, van 1945 en
vooral van 1918.
Van de andere kant echter ligt Hon
garije niet als een eiland midden in
Europa, het is niet geïsoleerd en daar
om wordt men gedwongen tot een ver
gelijking met andere landen, vooreerst
met de overige communistische staten
en dan ook met landen uit het Westen.
Hoezeer dergelijke confrontaties ook
mogen „hinken" en hoezeer men zich
ook kan verheugen over het feit dat
de inwoners weer tot rust zijn gekomen
en tot een nog zeer bescheiden vorm
van welvaart, zodat de kinderen weer
lachen en de moeders geen zorgen
meer hebben om het dagelijkse brood
en de fles melk, toch mag het regime
in Hongarije niet over het hoofd zien,
dat andere landen ook in het Wes
ten eveneens met niets zijn begon
nen na de laatste oorlog, dat hun ge
bied nog veel meer was verwoest dan
Hongarije, doch dat zij in de tussen
tijd een veel grotere vooruitgang heb
ben bereikt.
Al weten wij even goed als een
doorgewinterde marxist, dat welvaart
gevaren met zich meebrengt en soms
tekenen van degeneratie kan verto
nen, zal men toch in Boedapest niet
willen ontkennen dat ook Hongarije
naar een grotere mate van welvaart
streeft, al wil dit land op de eerste
plaats zijn industrialisatie uitbreiden
en pas in tweede instantie de pro-
duktie van consumptiemiddelen be
vorderen. Ook in dit opzicht heeft
Kadar de tekenen des tijds begrepen
en daarom verzet hij zich ook niet
tegqn deze tendens die noodzakelijk
met de toenemende produktie is ver
bonden en tevens een zekere tevre
denheid onder de bevolking tot ge
volg heeft.
Boedapest bij nacht
Bij nacht is Boedapest het mooist,
want dan ziet men alleen de vele nieu
we zaken met goed gelapte winkelrui
ten, overvolle etalages met goede be
lichting, mooie stoffen en duur fruit.
Onzichtbaar blijven dan echter de ho
ge verwaarloosde, afgeschilderde, roet
zwarte puien, waaraan dertig jaar
vrijwel niets is gedaan, ook ziet men
dan niet de binnenhuisinrichting die
bijna overal te wensen overlaat.
Van een grootscheepse wederopbouw
vertoont de hoofdstad nauwelyks een
spoor, maar wel ontdekt men aan de
Donau enkele kapitale gebouwen-com
plexen die in de steigers staan.
De „Burcht", het vroegere paleis van
de keizer wordt nieuw opgebouwd en
tegen de donker-vervuilde achtergrond
van de verwaarloosde huizen valt op
meerdere punten een gerestaureerde
kerk op, die de frisse kleur van het
Weense Schönbrunn-geel vertoont.
Vooral 's avonds verdringen zich de
mensen in de winkels en warenhuizen,
waar zij levensmiddelen, comestibles en
modeartikelen kopen. Iedere inwoner
van Boedapest verwondert zich over
deze „koopkracht", maar het ver
schijnsel is gemakkelijk te verklaren.
Er zyn twee soorten van mensen: de
ene groep (waarschijnlijk de grootste)
geeft bijna al het geld uit voor eten,
drinken en snoepen, de andere is in
dit opzicht zuiniger en houdt dus geld
over om zich beter te kleden.
Vier jaar is het geleden, dat
in Hongarije na een korte vrij
heidsroes de revolutie door Rus
sische tanks, pantserwagens en
zwaar geschut werd neergesla
gen. In die vier jaar is er in
Hongarije veel veranderd, zelfs
ten goede. Janos Kadar, die de
partij van de Russen koos, heeft
alles in het werk gesteld om de
resten van het stalinistisch wan
beheer op te ruimen en een toe
stand van betrekkelijke rust te
herstellen.
Hij voorkwam, dat de twee
stalinistische hoofdschuldigen,
Rakosi en Gerö, naar het land
terugkeerden. Andere topfunc
tionarissen van weleer bekleden
thans bescheiden posities in de
burgermaatschappijKadar heeft
voor de V.N. verklaard, dat drie
kwart van de gevangen genomen
opstandelingen in vrijheid is ge
steld.
Het is ook zeker, dat er over
het algemeen een zekere ont
spanning is ingetreden. Ook ma
terieel schijnt het de Hongaren
nu iets beter te gaan. Kadar wil
kennelijk het bewijs leveren, dat
het communisme ook humani
tair kan zijn. Daarom worden
„kleinere vrijheden" toegestaan,
zoals een grotere toeschietelijk
heid voor bepaalde Hongaren
om buitenlandse reizen te ma
ken en voor buitenlanders om
Hongarije te bezoeken. Zo heeft
onze Weense correspondent na
herhaaldelijk vergeefse pogingen
eindelijk verlof gekregen om
Hongarije weer hij maakte
ook de revolutie mee te be
zoeken. Zijn indrukken kunt u
lezen in nevenstaand artikel.
De grote heidenapostel Pau-
lus is, zoals uit verschil
lende brieven van zijn
hand blijkt, bij voortduring be
zig geweest met de vraag naar
de verhouding tussen Israël ep
de gemeente uit de heidenen.
Ook in de brief aan de gemeen
te van Efeze stelt hij dit pro
bleem aan de orde. Met name in
het tweede hoofdstuk houdt dit
hem bezig. Het verzoenende
werk van de Messias is volgens
Paulus het wegbreken van de
muur van vijandschap tussen
Israël en de volkeren. De ver
zoening betreft de verhouding
tussen de volkeren. Het heil in
Christus heeft een wereld om-
binnen de Christelijke kerk de
zielszorg van de enkeling het
een en het al. Met het ontwaken
van een hernieuwde belangstel
ling voor Israël, bemerken we
tegelijkertijd een hernieuwde
belangstelling voor de mens als
deel van een grotere gemeen
schap. Het individu, de enkeling
blykt een fictie te zijn. Wan
neer we de enkeling benaderen,
zal dat moeten geschieden in
nog steeds heel sterk dit besef
te behoren tot een zeer bepaal
de gemeenschap. De verbluffen
de prestaties van het joodse volk
na de stichting van de joodse
staat in 1948 spreken hierin een
duidelijke taal.
Dit verlangen naar het deel
uitmaken van een bezielde ge
meenschap leeft met name on
der de jongeren in de kerken
sterk. En hun teleurstelling
over hun afkerigheid van de
kerk heeft vaak zijn oorzaak in
een scherp aanvoelen van het
gemis in dit opzicht binnen de
kerk. Niet hun persoonlijke zie-
leheil is hun interesse, maar zij
hunkeren naar een vorm van
vattende betekenis. Door dit
werk worden de heidenen mede
burgers der heiligen, dat bete
kent zij delen in het burger
schap van Israël en worden
daardoor huisgenoten Gods. Dit
wijdse perspectief is helaas
reeds vroeg in de Christelijke
kerk verloren gegaan. Het ge
zichtsveld der theologie vereng
de zich, toen de vraag naar de
verhouding tussen Israël en de
volkeren onder tafel verdween.
Wat overbleef, was een zeer
verschraald beeld, waarin het
verzoenende werk van Christus
slechts betrekking had op de
verhouding tussen God en de
enkeling. Dit individualistische
denken heeft sterk zyn stempel
gezet op onze gehele Westerse
cultuur. Nog heden ten dage is
zijn deel zijn van een gemeen
schap. Zijn problemen, zijn con
flicten, zijn eenzaamheid zijn-
vrijwel altijd te herleiden tot
stoornissen in de relatie met de
ander.
Wanneer Paulus spreekt van:
„medeburgers en huisgenoten"
dan stelt hij daarmee de in het
heidendom vereenzaamde mens
in een zinvol verband.
Het heil voor de mensen in
Christus is geen particuliere
aangelegenheid, maar een ge
meenschap wekkende zaak. De
gemeente van Christus is niet
het totaal van een aantal ge
lovigen, maar de gelovige is
deel van een gemeenschap,
waarin hij burgerrecht en waar
in hij geen vreemdeling, geen
eenzame is. Binnen Israël leeft
Efeze 2 19
gemeenschap, waarin zij zinvol
kunnen leven en werken. Mede
burgers en huisgenoten, met
deze twee woorden duidt Paulus
het wezenlijke van het werk van
Christus aan. Door dit verzoe
nende werk worden ook de hei
denen opgenomen binnen een
bestaan, waarin de mens zich
geborgen kan weten. Wil de
kerk weer de plaats zijn, waar
de mens zich thuis voelt, dan
zal men moeten afzien van een
individualistische heilsopvatting
en weer moeten leren denken
in die ruime schema's, waarin
Paulus denkt.
W. H. GLJ6BERS
Herv. predikant te
Leimuiden.
Jeugd predikant te
Leiden.
Over het algemeen zijn de mensen
iets beter gekleed dan vier jaar gele
den. De kleding vertoont intussen wel
geen armelijke, doch zeker wel een
verouderde snit. Het grote aantal on
elegante en plompe trainingsbroeken,
gedragen door veel vrouwen en meisjes,
valt nog altijd op en vooral het dragen
van regenjassen zowel door vrouwen
als mannen.
Zondag „showdag"
Deze jassen houdt men ook aan,
wanneer men iets consumeert in een
restaurant, koffiehuis of patisserie.
Maar deze indruk is eenzijdig, want
hij geldt alleen voor de dagen in de
week, niet echter voor de zondag. De
meeste inwoners van Boedapest schij
nen ten minste één goed zittend kos
tuum te bezitten, een paar modieuze
liefst lichtbruine schoenen en
één elegante hoed met overjas.
Daarmee paraderen zij zondags
langs de boulevards en alleen dan her
kent men weer Boedapest als de stad,
waar elegance eertijds een eerste rol
speelde. Door de week echter zijn de
koffiehuizen, patisserieën en cafeta
ria's vol mensen,die in trainingsbroek
of regenjas hun mokka drinken en
goede sandwiches verorberen: slaatjes
Russische eieren, ham in gelei en flin
ke stukken taart met dik slagroom.
Ook de vroegere elegante patisserie
Gerbaud is overdag tjokvol, voorname
lijk ziet men er oudere dames en
meisjes die beslist niet aan hun slanke
lyn denken. Elegant is het lokaal be
paald niet meer. eerder klein-burger-
lijk of volks.
Als democraat uit het Westen zou
men zich over dit niet-exclusieve ver
schijnsel kunnen verheugen, wanneer
dergelijke lokalen tenminste goed ge
lucht waren, maar ventilatie schijnt
men nog niet te kennen.
Thuis koffie drinken
onvoordelig
De koffie is goed en kost in deze
openbare gelegenheden maar een paar
forint. Wie zich echter de individualis
tische weelde wil veroorloven om thuis
zijn eigen mokka te drinken, moet voor
deze afwijking als een kapitalist beta
len. namelijk 400 forint voor een kilo
koffie, dat is een derde ongeveer van
het loon dat een gemiddelde arbeider
of employé per maand verdient. Een
zelfde hoge tol moeten buitenlanders,
zakenmensen en hoge functionarissen
van de partij betalen, wanneer ze in
een goed geventileerd nachtlokaal bui
tenlandse likeuren willen drinken
Vierhonderd Duitsers
nonen er op kamers Vaa,s Ie" komen djscu,s'"en' ,)e b,s-
schop van Roermond zou een studen
tenpater naar Vaals hebben gestuurd.
En de marechaussees aan de grens
vinden het blijkbaar ook allemaal wel
goed: zij laten in Aken studerende
studenten, die een paspoort hebben met
een driemaandelijks visum (dat al gauw
een visum van een jaar wordt) rustig
heen en weer van Vaals naar Aken
reizen. Als de jongeman maar een be
wijs van de Akense hogeschool heeft,
een aparte politietoestemming en een
attest van een Nederlandse arts waar
uit blykt dat hi) gezond is. Zo flo
reert Vaals als nieuwste Nederlandse
studentenstad.
Uit deze foto blijkt wel duidelijk de nieuwe Hongaarse stijl tegen
over. buitenlanders
(Van onze correspondent in Bonn)
Het Zuidlimburgse grensplaatsje
Vaals is niet slechts het paradijs
voor de Akense huisvrouwen, die
fiier welhaast dagelijks goedkope
levensmiddelen inslaan, maar ook
voor niet minder dan 400 studen
ten van de Akense technische
hogeschool! Men spreekt in Aken
over Vaals zelfs als ,,de studenten
stad zonder universiteit".
In Westduitse persberichten wordt
hoog opgegeven over de soepelheid van
de Vaalster politie en de eerlijkheid
van de Vaa/ster kamerverhuursters. De
meer dan 400 Akense studenten die
wegens het dure leven en de hoge
huren de oude universiteitsstad zyn
ontvlucht en in Vaals een goed heen
komen hebben gezocht, krygen name
lijk een woonvergunning van drie maan
den tot een jaar van de politie.
Zij moeten in Aken voor een kamer
tje zonder ontbijt per maand dik 80
mark (dat is ongeveer 72 gulden) be
talen, in Vaals daarentegen niet meer
dan 40 a 45 gulden. Zij stappen 's mor
gens op het trammetje by Vaals en
zijn in tien minuten in centrum van
Aken.
Zij kopen hun levensmiddelen in de
vele winkels van Vaals en verdienen
daarop zeker 40 procent ten opzichte
van de Duitse pryzen. Op 20 sigaret
ten winnen de over het algemeen wei
nig kapitaalkrachtige Akense techni
sche studenten 60 Pfennig (54 cent),
als zy ze in Vaals kopen.
Indien zy een „vrolijke avond" wil
len hebben, kopen ze in Vaals jenever
voor nog geen 10 gulden die in Aken
het dubbele kost. De prys van
boter op hun Vaalster brood is de
helft van de prijs van de Duitse boter.
Afrikanen en Aziaten
Onder de studenten te Aken zyn
nogal wat donkere Afrikanen en Azi
aten die in de oude Karelstad zo
als dat wel meer in Duitsland ge
beurt meestal tweemaal zoveel ka
merhuur moeten betalen als blanke stu
denten. In Vaals betalen deze donkere
ongens uit Ghana en andere jonge
mden in Afrika en Azië de gewom
/aalster prijs: 40 a 45 gulden.
Het zonderlinge is, dat de Akense
hogeschool het initiatief der „geëmi
greerde" studenten toejuicht. Er zyn
v OP DE BOEKENMARKT
Anthonie Donker. „Ben ik mijn
broeders hoeder?'' Querido, Am
sterdam 1960.
„Eva en de Dichters" en Noachs ge
schiedenis „Het Schip dat gij zult bou
wen." zijn thans door Anthonie Donker
«prof. dr. N. A. Donkersloot) voltooid
met deze historie van Kaïn en van zijn
weg in de kunst langs vele reprodukties
en talrijke citaten.
De wederwaardigheden van Kaïn, de
man die zijn broeder Abel doodde, heb
ben door de eeuwen heen vele pennen,
beitels en kwasten in beweging gehou
den, zoals uit de aangenaam leesbare
tekst van Donker weer blijkt. En dat is
geen wonder wanneer men, zoals hij,
overweegt dat de Schrift niet geheel
duidelijk omtrent dit drama is. Door
die onzekerheid is nog wat extra ge
twist in de wereld gekomen, terwijl er
dankzij Kaïns vloek al genoeg was.
Het is nu eenmaal zo, dat een ieder
over de bijbelse teksten zo zijn gedach
ten kan heben ik byv. heb altijd ge
meend dat de Heer Kaïn tekende, niet
om hem te beschermen, maar om hem
niet voortijdig te laten doden. Want als
dit gebeurd was, dan zou er van die
straf niets gekomen zijn en waar wa
ren wy dan allemaal? Dit en nog tal
loze andere vraagstukken worden door
Donker sierlijk behandeld en beant
woord met de uitspraken van denkers,
dichters en beeldende kunstenaars.
Jammers, dat er zo'n rare zetfout is ge
slopen in het citaat uit Victor Hugo,
dat aan het boek voorafgaat.
Rits Kruissink „Montmartre".
Ooievaarreeks, Bakker/Daamen.
Den Haag 1960.
Terecht geeft de auteur zyn amusan
te boek de ondertitel „Van Tempel tot
Tingeltangel". Want de Sacré Coeur
moge dan de top van de heuvel Mont
martre bekronen, aan zyn voet heeft
het sedert een goede eeuw gekrioeld
van de aardse geneugten.
Toen in 1860 Montmartre bij Parijs
werd gevoegd, werd 't oord van wijn
gaarden en molens er een van grote en
kleine kunstenaars en van wat wijlen
J. M. Brusse „het rosse leven" placht te
noemen. Eigenlijk was het zaad der
frivoliteit reeds eerder gelegd door de
molenaar Debray n 1820. die muziek
liet spelen voor de danslustigen en zyn
vrouw koeken (galettes) liet bakken.
Dat was de eerste Moulin de la Ga-
lette. En met die wijngaarden in de
buurt
Veel ruimte en aandacht heeft Kruis
sink besteed aan de periode aan het
eind van de vorige en in het begin van
deze eeuw. want dat is Montmartre's
bloeitijd geweest. Toen woonden daar
de grote schrijvers en schilders, toen
zong er de grote chansonnier Brua-nt
en danste er La Goulue. Maar Mont-
martre's roem i? in zekere zin Mont-
martre's ondergang geweest; zoals aan
het eind van boek staat gedrukt met
grote letters. Wie de wijk nu bezoekt,
zal als hij dit voortreffelijke boekje
gelezen heeft, alleen nog maar kun
nen dromen van wat eens geweest is.
Simon Vinkenoog „Uit de doe
ken". De Boekerij N.V. Baarn.
Simon Vinkenoog, voorganger en bent
genoot van de vijftigers, heeft in de
Haagse Post het leven van zijn tijdge
noten Karei Appel, Hugo Claus. Shin-
kichi Tajiri en Henri Mulisch met
enige luchtige, listige en soms zwaar
aangezette halen uit de doeken ge
daan. Dat laatste vooral als hij onthul
lingen doet omtrent de sommen, die de
kunstenaars en de gynaecoloog, die
Mulisch in de wereld hielp komen
wel eens verdienen.
Blague is de mode van het ogenblik
en Vinkenoog is er sterk in. Iets ern
stig nemen is uit de mode; behalve na
tuurlijk jezelf op de wijze, die men mal
tourné pleegt te noemen. Stuk voor
stuk laat hij zijn kunstbroeders weg
werpend over hun vak spreken en in
tens nijdig zyn tegen het symbolische
„laf-lief levend Bussum" van wijlen
Kloos.
Het dient gezegd dat deze artikelen
een plezierige vaart hebben en zeer
leesbaar zijn. „Men achtte ze van rui
mer belang", zegt de auteur beschei
den en daar heeft hy geen ongelijk in.
Ze zijn typerend voor de tyd, maar
toch eerder onder de invloed van New
York dan van Athene geschreven, ai
ligt het dorpskerkje (de Nederlands*
literatuur) aan de rand van de weg
tussen die beide steden, volgens Vin
kenoog.
Twee oude schrijvers (beiden dood)
mochten nog mee in de journalistieke
jeep: Nescio en Willem Elsschot.
„Friese Verhalen in het Neder
lands." Nijgh en van Ditmar,
's-Gravenhage 1960.
Hoe rustig is de indruk, die deze
Friese prozaïsten maken. In deze keur
van goede verhalen, in het Nederlands
vertaald door Douwe Tamminga en
Anne Wadman, is niets rumoerigs en
niets verbazends. Zij kenmerken zich
door een deugdelijk realisme, dat even
wel niets ouderwets heeft. Opvallend
is dat deze Fries schrij venden het eer
der in de breedte (niet in de lengte!)
zoeken dan in de putten die hun tijd
genoten frequenteren. Zij zijn minder
uit op extreme verschijnselen in de
menselijke aard en streven minder
naar quasi-veelzeggendheid in hun
styl. Als zodanig staan zij de Vlamin
gen nader dan de Noordnederlanders,
zou ik zeggen.
CLARA EGGINK