HIROSJIMA
ER ZIJN
GRENZEN
„PLAATS VAN HET
GROTE LIJDEN":
PELGRIMSOORD
VAN ONZE EEUW...
Stad is herbouwd en herbevolktmaar in de stilte
hangt nog altijd de echo van de geweldige knal
Zaterdag 22 oktober 19S0
Elk spel heeft zijn spelregels.
Iedere speler ls vrij in zijn
bewegingen en tactiek,
maar binnen het kader van het
spel. Dat geldt niet alleen voor
hockey of voetbal, dat geldt
evenzeer voor ons samenspel in
onze menselijke samenleving en
voor onze internationale verhou
dingen: ieder heeft vrij spel,
maar binnen het kader van de
spelregels.
Spelregels zijn er niet zozeer
om ons dwars te zitten als wel
om het spel voor mij en voor de
ander mogelijk te maken. Wan
neer we „over de schreef gaan"
is dat in wezen; bij de ander
binnendringen, heip niet in zijn
waarde laten, je eigen vrijheid
misbruiken om dat van een an
der te beknotten.
In die zin zijn er grenzen en
moeten er ook grenzen zijn. Wij
hebben eikaars leven te respec
teren, wij hebben als gezin recht
op eigen intimiteit en ook de
naties en volkeren hebben hun
grenzen, die gerespecteerd moe
ten worden. Ook zij hebben recht
op een eigen leven naar taal, ge
aardheid en idealen. Bij alle
grenzen, die er zijn. zouden we
het woord van Paulus kunnen
schrijven: een ieder lette niet
slechts op zijn eigen belang,
maar ook op dat van anderen.
Grenzen hebben echter ook een
gevaarlijke kant. Die kant komt
naar voren als ze niet meer
functioneren in het samenspel
van mensen en volkeren, maar
als ze gebruikt worden om ons
zelf op te sluiten en de ander
buiten te sluiten.
„Er zijn grenzen", zeggen we
dan en bedoelen dat ons geduld
WOORD VAN BEZINNING
en onze liefde voor de ander nu
uitgeput zijn, dat we nu wel ge
noeg geprobeerd hebben om de
ander op de goede weg te hel
pen, maar hij blijkt onverbeter
lijk te zijn. Op een gegeven
ogenblik krijgen we er genoeg
van om het maar weer opnieuw
met elkaar te proberen: we heb
ben al zo vaak vergeven en ver
geten, nu is de maat vol. nu
houdt het werkelijk op.
„Er zijn grenzen" is dan ook
zo'n mooi woord om je er einde
lijk eens van af te maken, om
je geweten te sussen en jezelf
een veilig gevoel te geven.
Dan worden de grenzen tot
muren, waarin geen enkel raam
meer openstaat voor het uitzicht
op de ander, waar geen deur
meer is om de ander de hand te
reiken.
Maar dat zijn geen grenzen
meer, die terwille van de ander
er zijn, geen grenzen, die door
de liefde als hoogste spelregel
zijn ingegeven, maar het zijn
grenzen, die wy in onze mense
lijke zwakheid zelf gesteld heb
ben en we gebruiken ze om ons
van onze verantwoordelijkheid
voor de ander af te maken.
Op die manier voelen we ons
vaak kiplekker binnen eigen
grenzen van onze kerkgemeeii-
schap en ons volk. Ze helpen ons
de ander op een afstand te hou
den: we gebruiken de grenzen
om onszelf te handhaven en de
ander naar onze hand te zetten.
Op die manier dient de grens
Oost-West vaak om ons zelf op
te warmen en de ander laat ons
koud.
Laten er grenzen zijn, maar la
ten we ook weten dat die gren
zen niet het laatste woord heb
ben. Pater Pire. die de Nobel
prijs voor de vrede ontving,
heeft eens gezegd dat we niet
moeten denken dat een grens
als bijvoorbeeld 't IJzeren Gor
dijn samenvalt met de scheiding
van goeden en kwaden ten over
staan van God. Die grens loopt
niet daar. maar loopt dwars door
ons zelf heen. Iedere keer als wij
onze grenzen stellen, moeten we
tegelijkertijd weten, dat aan de
andere kant een medemens
staat, een mens, die ook wij zou
den kunnen zijn en met wie God
ons. zowel in het goede als in
bet kwade, in Zijn liefde ver-
b v<nden heeft.
Als wij ons deze week bezin
nen op de internationale samen
werking, is het goed om te be
seffen dat het niet gaat om el-
gen belang, maar om een roe
ping van Godswege tot samen
spel in het kader van de liefde.
De eigenlijke vraag is of onze
grenzen nog stand kunnen hou
den voor God, die grenzeloze
goedheid is en onuitputtelijke
liefde.
Anders gezegd: of onze gren
zen het samenspel dienen of
verstoren: of zij de liefde en het
respect voor de ander helpen
vormen of Juist misvormen.
A. J. GLAZEMAKER.
pastoor der oud-katho
lieke parochie van Leiden
Detail van het monument voor de kinderen van Hirosjima.
Wetenschappelijke conclusies
Op een heuvel boven de stad, in de
witte gebouwen van de (Japans-Ame
rikaanse) Commissie voor de atoom
slachtoffers, pakt men de zaken weten
schappelijker aan. Zijn conclusies zijn,
zo U wilt, geruststellend: 90 van de
slachtoffers vielen door de mechani
sche gevolgen van de „blast", slechts
10 liepen stralingskwalen op, bloed
ziekten, leverkwalen, kanker, oogge
breken. Het is een moeilijk onderzoek.
Door straling veroorzaakte kanker is
niet zonder meer van gewone te onder
scheiden. Men gaat derhalve statistisch
te werk, vergelijkt bevolkingsgroepen
van enkele tienduizenden mensen, de
ene groep wel aan de straling blootge
steld. de andere niet. De voorlopige
conclusie luidt, dat zulke ziekten in
derdaad in de geëxposeerde groep iets
vaker voorkomen, maar dat het sterf
tecijfer onder die patiënten niet hoger
is dan onder de gewone.
En de griezelbaby's? Na een ontzag
lijk uitgebreid onderzoek hebben de ex
perts vastgesteld, dat er noch in Hi
rosjima, noch in Nagasaki genetische
misvormingen zyn voorgekomen. Het
enig genetisch effect: aan straling
blootgestelde vaders verwekken een iets
hoger percentage meisjes, geëxposeerde
moeders kregen een iets hoger percen
tage zoons. De niet-wetenschappelijk
vaststaande, maar aanvaardbaar lij
kende conclusie van deze experts is dat
ftoefeeiheki radio-activiteit vol
doende om genetische misvormingen op
te roepen, al vele malen dodelijk zou
zijn voor de ouders in spe.
Waar begint de oorlog?
Met die informatie gewapend daalt
men dan van de koele hoogte der we
tenschap weer af naar de „plaats van
het lijden".
Tussen de vier leucaemie-patiënten,
die nog een maaltijd dichter by de
laatste zijn gekomen, en het carillon
dat „nooit weer" speelt, tussen de wat
nieuwe winkels van de wat nieuwe stad
en de blauwe lucht waarin iedere dikke
cumuluswolk er ontrustbarend uitziet
en waar - als men het maar voelen
wil - de geweldige knal in stilte is blij
ven hangen, begint men aan zijn pel
grims-meditatie. Veel nieuws komt
daar niet uit. Sterker dan ooit zijn de
gevoelens tegen oorlog, maar dat is nog
geen praktische stap om het kwaad by
de wortel te pakken. Want waar begint
de oorlog, de collectieve misdaad die
de mensheid tegen zjchzelf pleegt?
Wie een park voor joden verbiedt
heeft de zes miljoen van Auschwitz al
vermoord.
Deze onoorspronkelijke gedachten,
aan de ambtenaar Kako meegedeeld,
doen hem toch zeggen: „U heeft een
goed karakter". Dan begint hy, krab
belend aan de jeukende littekens van
zijn brandwonden aan zyn eigen be
spiegelingen: „Ik wou dat ze die laat
ste ruïne weghaalden. Hy doet mij
denken aan mjjn vrouw die daar om
kwam". En even later: „Ik ben nog
steeds erg bang, en ik neem my zeer in
acht. Ik kleed mij warm, ga iedere
avond vroeg slapen, gebruik een even
wichtig dieet, rook niet meer. Maar ik
durf niet naar het ziekenhuis om mij
te laten onderzoeken". Hirosjima is een
voorzichtige stad geworden, in mijn
hotelkamer hangt een bordje: „Wilt U
alstublieft niet roken in bed".
Maar voor de bioscoop tegenover het
hotel staan duizenden mensen geduldig
in de ry. Men draait er „De laatste da-
dagen van Pompei".
Verwrongen en half verbrand:
deze fiets stond op 700 meter van
de A-bomexplosie.
Vijftien jaar na de A-bom
wachten nog 4 Japanners
op de stralingsdood
(Van onze reisredacteurW. L. Brugsma)
Het kleine ziekenhuis in Hirosjima lijkt er een als een ander. Er
liggen zeventig patiënten in nette smalle bedden. Honderd externe
patiënten per dag komen op de banken in de hal hun beurt afwachten.
Er lopen ernstige artsen met stethoscopen in hun zak en gichelende
verpleegsters, die blozend aan knappe jonge assistenten zeep en hand
doek reiken en 's avonds, met een zuurtje in de wang en zuchtend van
verrukking in het donker van de bioscoop wegglijden in de dromen-
wereld van Hollywood, 's Ochtends keren zij naar haar zeventig
zieken terug: 30 met bloedziekten, 20 met leverkwalen, 10 met kanker
en 10 gevallen van plastische chirurgie. Van die zeventig liggen er
vier met leucaemie, een kankerachtige bloedziekte, op een spoedige
dood te wachten. Hun vriend Totaro Nakano, 58 jaar oud, stierf er
op 5 juli aan. Zoals twee jaar geleden het 15-jarige jongetje Kenji
Kajiama, dat op 6 augustus 1945 nog niet geboren was, zijn moeder
droeg hem toen pas zes maanden.
De stad waarin het kleine zieken
huis staat, lykt er ook een als een
andere. Een beetje nieuwer misschien
dan die andere in Japan: brede boule
vards, lichtreclames in elegante Ja
panse letters, bioscopen, warenhuizen,
snackbars en badhuizen in kleine
straatjes waar Japanners in schone ki
mono's 's avonds langs de winkeltjes
wandelen, zy laten zich geduldig foto
graferen door Amerikaanse toeristen,
die de nieuwste kleurenfilm In de
nieuwste camera's hebben. Er is slechts
één dag in het jaar, zo verzekert mijn
hotelier, dat er géén Amerikaanse toe
risten in de stad komen, maar con
gressisten nemen dan hun kamers over.
Die dag is 6 augustus
Vijftien jaar geleden riepen wij el
kaar op die dag juichend toe: „Heb je
het gehoord? Ze hebben een atoombom
op Japan gesmeten". Zes augustus
1945Vroeg in de ochtend steeg een
Amerikaanse bommenwerper op. die
naar de moeder van de piloot heette:
Enola Gay. Om kwart over acht zette
de „Enola Gay" in de blauwe onbe
wolkte lucht boven een onbeschadigde
Japanse stad zijn motoren bijna stil,
opende zijn bomluik en raasde toen op
volle toeren weg. Zestien kilometer
verderop zag de achteromkijkende pi
loot voor het eerst een wit-gele pad
destoelwolk en riep: „O, mijn God". De
naam van de Japanse provinciestad
Hirosjima had er een betekenis bij ge
kregen
De ambtenaar Kako, schrijver ten
stadhuize van Hirosjima, vertelt het
vandaag zo: „Ik was op weg naar kan
toor, ik hoorde wel een vliegtuig, maar
het luchtalarm was afgeblazen. Vóór
mij wezen drie oude vrouwen naar de
lucht, roepend: kijk, een ballon". Ik
keek om over mijn schouder en daar
hing een rood-witte parachute. Toen
kwam er .een zo verschrikkelijke flits
van licht en hitte, dat ik voorover op
de grond viel en begon te bidden: „O,
God, niet mijn ogen". Pas vijf minuten
later durfde ik ze weer open te doen.
Ik zag alleen maar puin en brand en
gillende mensen, maar dat ik ze kon
zien, maakte mij verschrikkelijk ge
lukkig. Toen voelde ik de pijn".
Afschuwelijke tonelen
De pijn, die de schrijver Kako voelde,
was de pijn van tweehonderdduizend
anderen. De hittestoot van 's werelds
eerste atoombom had in een onderdeel
van een seconde hun huid verbrand,
de luchtschok die enkele seconden la
ter volgde, rukte die verbrande huid
los van hun lichamen. In één seconde
lag het centrum van de stad plat,
twintig minuten later stond de rest in
brand, over de brullende vlammen
bleef zes uur lang een modderige ra
dio-actieve regen vallen. Door de rook
doolden tweehonderdduizend jamme
rende spookgestalten, verbrande men
sen, die wijdbeens liepen en de armen
van het lichaam hielden om hun eigen
rauwe vlees niet te raken. En zo be
gon Hirosjima's grote sterven, burgers
en soldaten, verpletterd door het puin,
verbrand, verdronken in de zes rivieren
van de stad waarin zij hun brandwon
den wilden koelen.
De levenden richtten zich die nacht
nog eenmaal op toen vier ambtenaren
het ceremoniële portret van de keizer
door de weeklagende stad naar veiliger
oorden droegen. De gewonde menigten
weken. Wie kon staan, stond op en
boog, naakte verbrande soldaten sa
lueerden liggend, verdrinkenden begon
nen te bidden en in de brandende
nacht riep men het portret toe: „Haiko
Tenno, leve de goddelijke". Toen het
voorbij was, ging men voort met ster
ven, op straat en in het water, later
in de nood-ziekenhuizen en sinds drie
jaar in het kleine A-bom-ziekenhuis.
Nu leven er misschien nog maar vier
in de stad. die de overlevenden „Gem-
bakoe" noemen: de plaats van het lij
den. Nog vier, het is nu vijftien jaar
na de atoombom van Hirosjima, een
gering kernwapen, dat sinds het voort
schrijden van de techniek alleen nog
maar ter ontsteking als slaghoedje
voor de waterstofbom wordt gebruikt.
Nog
een ruïne
Het nieuwe van de atoombom was er
trouwens gauw af. Nagasaki, dat de
tweede kreeg - niet zo nauwkeurig ge
concentreerd, slechts 40.000 doden -
wrokt nog steeds over de mindere aan
dacht die het verwierf, spot over de
rood-witte atoombom op het dak van
Hirosjima's grootste warenhuis, over
de „Atom coffee shop" en over de film
„Hiroshima mon amour", over dat pel
grimsoord van de twintigste eeuw,
waar hotels en souvenir-winkels goede
zaken doen, terwijl men voorttwist over
het aantal doden: 240.000 zeggen de
Japanners, 150.000 menen de Amerika
nen. Wat zou het, het gejammer is
verklonken en de stad is weer opge
bouwd. Een ruïne heeft men als aan
denken laten staan, het koepelskelet
van de hal ter bevordering der indus
trie. Waar de bom viel is een mooi ga
zon overgebleven met een monument
voor de slachtoffers, een massagraf
met een tempel er bovenop en een mo
nument voor de kinderen. Er is een
museum met twee afdelingen, één over
de bom, de andere over het vreedzame
gebruik der atoomenergie. Dat is een
zindelijke inval waar niets op aan te
merken valt.
Men houdt er nu congressen van
goedwillenden van alle kleuren, die
verbazend hartelijk verbroederen in de
congreshal en de bar van het New Hi
roshima Hotel en die hoofdschuddend
luisteren naar voordrachten over de
griezelbaby's, die men onder invloed
van atoomstraling zou kunnen verwek
ken! Aan het eind van het congres ne
men zij resoluties aan en roepen:
„Nooit meer een Hirosjima", terwijl in
de toren boven hun hoofden het door
de Duitsers geschonken elektronische
carillon een walsje in mineur speelt.
Hirosjima's laatste ruine, het
skelet van de hal ter bevordering
van de industrie. Rechts op de
voorgrond liet eenvoudige, zadel
tor mige monument voot.dftdodgjfr