D
IN DE ROCKY MOUNTAINS NOG
DE SFEER YAN DE PIONIERS!
Vijf procent
«.Ttiiii
Een Zoeklicht
Land - van de - spijkerbroeken heeft gelegenheid
te over voor een vakantie in ongerepte natnnr
Waar herten de wegen aanleggen
WOORD
VAN
BEZINNING
MOLEN VAN MONTMARTRE OP
PARIJSE MONUMENTENLIJST
ajr
OP DE BOEKENMARKT
Zaterdag 10 september 1960
Amerika. Op een van de panorama
parkeerplaatsen stond een rijdbaar
kantoortje van het Rijks-parkbestuur.
De boswachter die daar om negen
uur zijn weirk begon, leefde helemaal
op toen hjj Europeanen op bezoek
kreeg. Jullie kunnen tenminste nog
lopen", zei hij stralend. Dank zij zijn
enthousiasme kregen we veel goede
raad en goede kaarten voor bergtoch
ten in dit gebied en het witte wonder
van Ford bracht ons iedere ochtend
op een punt waar een prachtige voet
tocht kon beginnen.
„Let them zip"
- Ui*#
Waar de landweg eindigt staat de ranch
(Van onze Amerikaanse correspondent)
Een paar duizend paardekrachten waren nauwelijks genoeg om ons
naar ons doel te brengen, maar één paardekracht was ruim voldoende
om ons een vakantie te doen beleven, die fantastisch heerlijk was:
heel erg Amerikaans en toch ook heel erg on-Amerikaans. Op een
ranch in Rocky Mountains komt men dicht toe aan de sfeer
van Amerika's pioniers heel Amerikaans dus maar tegelijk draait
men daar radicaal de rug toe aan veel van wat thans zijn stempel op
Amerika drukt: mechanisatie en kunstmatigheid, motoren, kunstvezels,
cellofaan en plastiek.
De oostkust van de Verenigde Staten althans van Boston tot
Washington D.C. is bezig één kolossaal, stedelijk gebied te wor
den. Het gras wordt er iedere week elektrisch geknipt en zo nodig
geverfd. De bloemisten verkopen er gladiolen en anjers uit de ijskast.
En aan de westkust, in Californië, wordt het al even onnatuurlijk: de
ene voorstad wordt aan de andere gelijmd door het rêuzen-plakband
van de super-autoweg!
T? 1 Vooruitbetalen, statiegeld? Het meisje
riiiropeanen Kunnen was al tevreden, toen ze gezien had,
dat ik een kredietkaart had van een
tPlHYlilKtP 11 oer lonen benzine-maatschappy. We behoefden
1011111111910 de auto niet eens terug te brengen op
het punt waar we. hem gehuurd had-
Een klein eindje van de plaats waar
we onze auto parkeerden was er, be
halve chipmunks (gestreepte eek
hoorns) geen sterveling te bekennen.
We waren volkomèn alleen temidden
van dennen en bergbeken, gletsjers
en toppen. De toeristen bleven op of
in de buurt van de autoweg. Maar nee,
ik vergeet één ontmoeting, bij de top
van Hallett Peak; twee andere klim
mers, een Hongaar, die met een Oos
tenrijkse getrouwd was.
Maar ook die huur-Ford zou toch
spoedig op stal worden gezet. Nog al
tijd to veel paardekrachten voor een
•landelijke vakantie! Een iralve dag
rijden ten westen van Denver, op een
hoogte van ongeveer 3000 m., wachtte
ons een kleine ranche: zeventien paar
den en een paar honderd koeien. Bij
die ranch eindigt de aarden weg.
Hier begint het wijds glooiende berg
land met espen, dennen en open vel
den. „Let them zip", dat is in de
taal van het westen laat je paar
den voortstuiven in vliegende galop.
Open vlakten en een felblauwe lucht
met kleine witte wolken. Herten sprin
gen verschrikt weg; een kudde elan
den laat zich verrassen bij een meer
tje. Hier is het koel en pittig. De vel
den staan vol bloemen. In een espen
bosje Is het goed rusten. Geen drank
smaakt beter dan bergwater!
Moe en gelukkig
De schaduwen worden langer. Een
hele dag zijn we buiten geweest. We
willen voor de stevige maaltijd, nog
even een duik nemen in het meertje
bij de kraal. Maar waar ligt de ranch?
Geen nood, de paarden richten zich.
als men hun de teugel laat, onfeilbaar
■£*>Jké
Met dit opschrift bedoelen wij
niet U de vraag voor te leggen,
of U „de vijf procent al gekregen
hebt", maar of U voor die vijf
procent al een verantwoorde
bestemming hebt gevonden.
Met dankbaarheid mogen wij
constateren, dat de welvaart in
Nederland de laatste jaren sterk
is toegenomen en volgens de
recente berichten in de naaste
toekomst ook nog toe zal nemen.
Wat in 1945 niemand verwacht
had, is in 1960 werkelijkheid
geworden: we gaan naar een
maatschappij met steeds gro
tere overvloed. Ook als chris
tenen mogen wij dat. dankbaar
accepteren. In de bijbel wordt
welvaart heel vaak als een gunst
en een zegen van God be
schouwd. En dan denken wy bij
welvaart niet alleen aan het
toenemen van het inkomen,
maar vooral aan teruggang van
ziekte, armoede en criminali
teit en aan verbetering van
woningtoestanden, kinderverzor
ging en onderwijs.
De alleroudste inwoners van
Leiden, die de ellende uit de
vorige eeuw nog aan den lijve
hebben ondervonden, zijn dank
baar, dat in sociaal en econo
misch opzicht de tyden veran
derd zijn.
Maar daarmee is niet alles
gezegd. De toeneming van de
welvaart brengt ook grote ge
varen met zich mee. Allereerst
voor ons persoonlijk leven. „Ge
nieszen mach gemein", zei Goe
the: Genieten maakt ongevoelig
en stompt af. En de bijbel zegt
het nog veel scherper: „Want
ook als iemand overvloed heeft,
behoort zijn leven niet tot zijn
bezit". Echte rijkdom is geen
kwestie van „hebben", maar van
„zijn". Het komt er op aan rijk
te zijn in God. En degenen, die
overvloed hebben, lopen groter
gevaar dit te vergeten, dan zij,
die de zorgen van het leven
kennen.
Maar niet- alleen van ons per
soonlijk leven, ook in maat
schappelijk en politiek opzicht
stelt- de huidige welvaart ons
voor huiveringwekkende proble
men. Op nationaal niveau moge
de tegenstelling tussen rijk en
arm minder scherp zijn dan
vroeger (hoewel er ook onder
ons nog duizenden zijn, bejaar
den, invaliden, die in het hoek
je zitten, waar de slagen val-
len). op internationaal niveau
wordt deze tegenstelling almaar
groter. De westerse volken zijn
als de rijke man in de gelijke
nis, die gekleed ging in purper
en fijn linnen en elke dag schit
terend feest vierde, maar de
arme Lazarus zit in de gestalte
van de volken van India, China
en Afrika voor onze pooit, en
verlangt zijn honger te stillen
met wat- van de tafel van de
rijke afvalt- Dit contrast stelt de
zaak der gerechtigheid vooralle
„christelijke" volken scherp aan
de orde.
Met het oog daarop heeft de
Oecumenische Raad van kerken
in Nederland onlangs een ge
degen studie gepubliceerd, ge
titeld: „Welvaart en welvaarts-
denken". Economen, sociologen
en theologen van naam hebben
hieraan meegewerkt. Wy kun
nen de inhoud van deze rijke
brochure niet in het kort weer
geven. Maar in verband met het
opschrift boven dit woord van
bezinning willen wij één stelling
memoreren: „Onze persoonlijke
welvaart is niet alleen een mid
del om te leven, maar evenzeer
om te geven". Het geven mag
geen sluitpunt van ons persoon
lijk budget worden. Het moet
voor een christen een vanzelf
sprekendheid zijn om het geven
als een noodzakelijke post in
zijn begroting op te nemen. En
om heel concreet te worden
noemt bovengenoemde studie
een bedrag van tenminste vijf
procent van het netto-inkomen
als een normaal bedrag voor
kerk en zending, voor hulpver
lening in nood en voor cultu
rele organisaties.
Als middel daartoe beveelt de
Oecumenische Raad de ascese
aan, de vrijwillige versobering,
het ontzeggen van die weelde,
die geestelijk en zedelijk ver
slappend moet werken. En hy
wenst, dat wij dit niet alleen
persoonlijk in praktijk brengen,
maar dat wij dit ook als een
nieuw ethos, als een christelijke
gedragslijn zullen propageren in
gezin en school, in jeugdorga
nisatie en kerk.
De vraag is dus niet, of we
onze vijf procent al gekregen
hebben en of wij willen ijveren
voor een tweede vijf procent
(als het. mogelijk en rechtvaar
dig is, dan moet dit ook gebeu
ren), maar de vraag is, of wij
aan de vijf procent al een ver
antwoorde bestemming hebben
gegeven.
D. J. Vossers,
herv. pred. te Leiden.
naar hun tehuis. Overal kunnen ze de
heerlijkste distels en het sappigste gras
vinden, maar de ranch blijft trekken:
Ze spitsen de oren, ze briesen en daar
gaat het dan weer: over vlakten en
door struikgewas, over boomstammen
en door beekjes. Tien keer zo'n rit
naar huis in de avondzon, Zwemmen,
eten en om acht uur naar bed. Moe en
gelukkig.
Nu zoemen de auto's weer voorbij
door de Zestiende Straat. Het is bijna
niet te geloven, maar het is goed te
weten, dat er nog gebieden zijn, groter
dan Nederland, waar alleen de herten
wegen aanleggen en waar Roper en
Rusty, onze stérke paarden, kunnen
draven en rennen naar hartelust.
Madr tussen oost en west in staten
zoals Montana, Wyoming en Colorado,
daar zyn nog enorme gebieden, waar
de wegen alleen door reeën en elanden
worden aangelegd. Wij hebben het dit
jaar in Colorado gezocht en zitten
thans, over onze schrijfmachine heen,
nog ietwat verdwaasd te kijken naar
de honderden ronkende auto's, die,
precies toch als twee weken geleden,
langs ons raam in Washington suizen.
Het was moeilijk om Colorado te
bereiken. Eén uitstekende piloot was
voldoende, maar er moesten drie vier
motorige Constellations aan te pas
komen voor we van Washington in
Denver waren (een afstand ongeveer
als van Amsterdam naar Lissabon).
We kwamen aan met tien uur vertra
ging. Halverwege in St.-Louis
moesten we plotseling dalen omdat
motor nummer vier zijn olie verloor.
De piloot had al per radio een ander
toestel gereserveerd, waarmee hij ons
verder wilde brengen. Maar we waren
nog maar net van de grond of de be
stuurder keerde weer abrupt terug:
motor nummer een van ons tweede
toestel vertoonde neiging om in brand
te vliegen! Zodra we weer veilig op de
grond stonden deelde de piloot dit
mee door de luidspreker. De Ameri
kaanse passagiers namen de zaak heel
gemoedelijk op. „Motor nummer twee
en drie hebben nog nooit kuren ver
toond op deze tocht", merkte er een
op. Een derde toestel werd uit de han.
gar gehaald: opnieuw bagage over-
sjouwen ,weer benzine laden, weer aan
een motor prutsen.
En zo zaten we dan, midden in de
nacht, in 'n makaber-moderne wacht
zaal in St.-Louis. Alle reclames flits
ten en draaiden: bier, havermout, en
steenkool, op en neer, uit en aan, hals
over kop, tureluur. Wat konden wé
beter doen, in deze heksenketel, dan
gemoedereerd een ontbijtkoek aan
snijden, die een goede geefster ons uit
Deventer had toegestuurd?
den. De maatschappij heeft overal
in dit werelddeel haar kantoren. Over
al kan men die luxe-auto's weer inle
veren.
Toeristen-attractie
We hadden dit vehikel alleen maar
gehuurd om ons op plaatsen te bren
gen in de Rockies waar we het beste
een paar bergtochten konden begin
nen. Ongeveer honderd kilometer van
Denver ligt het beroemde natuurre
servaat Rocky Mountain National
Park. De Trail Ridge Road in dat
park Amerika's „hoogste door-lo
pende autoweg" is een toeristen-at
tractie van de eerste orde. We hebben
die weg gereden 's ochtend voor negen
uur. Daarna werd het ons te druk.
Maar mooi was het, zo'n ochtend-rit
op ongeveer 4000 meter hoogte, langs
de bergweiden en sneeuwvelden van
de „continental divide", de waterke
ring tussen het oosten en westen van
(Van onze Parijse correspondent)
Een van de mèrktekens van Montmartre, de Moulin de la Galette,
zal binnenkort op de monumentenlijst worden gezet en daarmede naar
alle waarschijnlijkheid voor het nageslacht bewaard blijven. Men
houdt het ervoor, dat de grote houten molen al van het midden van
de zeventiende eeuw dateert, al zal er wel nauwelijks nog een plank
of een balk over zijn, die uit dat tijdperk dateert. Het is de laatste van
meer dan dertig, die er drie eeuwen geleden op de befaamde heuvel
van Montmartre moeten hebben gestaan. De Moulin de la Galette
heette oorspronkelijk „Moulin de blute fin". Sedert 1640 is hij in het
bezit van één familie, Debray geheten. Toen de Russen in 1814 voor
Parijs stonden en de Kozakken de heuvel van Montmartre bestormden
grepen de leden van het molenaarsgezin naar de wapens om het
familiebezit te verdedigen. De vader werd gefusilleerd, zijn lichaam
aan een van de wieken gebonden en als waarschuwing moest het zo
een dag lang ronddraaien, van heel Parijs uit te zien
R/»L o»wlft nen ls n°e aanwezig en wanneer het
JÖCKClKlC 111 lSp31111111£f bouwwerk niet zo wrak was zou men
L het kunnen laten draaien. Bovenop is
rüflKtP 111 Vf^rvfll een Platvorm, van hetwelk men een
itumic 1,1 schitterend uitzicht over Parys heeft
In latere, vreedzamere jaren kreeg en vlak daaronder vindt men een
een lid van de molenaarsdynastie het vertrekje, met een bedstede, dat eens
idee, in de tuinen rondom zijn beide voor de molenaarsknecht heeft ge-
molens een uitspanning met gelegen- diend
heid tot dansen te openen. Dat was
Tweede molen herhaaldelijk
geschilderd
In de tuin beneden staat een kleine
'l«Ë
Het meertjeen zeventien paarden.
in de tweede helft van de negentiende
eeuw toen Montmartre woon- en plei
sterplaats van kunstenaars en vrolijke
vrouwspersonen (inclusief haar wat
louche begeleiders» was geworden. De u
gelegenheid, zoals andere van die aard hardstenen piramide, die in 1736 door
op de heuvel, floreerde en Debray is opgericht om aan te duiden
breidde haar uit met een grote over'- d?' de ™"d'aan van Parijs op deze
dekte danszaal. Rondom die tijd heeft flaats ovcr de heuïel van Montmartre
ook Auguste Renoir er zijn grote 10°Pt-
schilderij van het dansfeest onder de Vlakby vindt men een tweede molen,
bomen van de tuin gemaakt. Later die Le Radet wordt genoemd en die
raakte het etablissement wat in verval door Van Gogh, door Utrillo. door
en thans is er eigenlijk alleen op zon- Bernard Buffet en door vele andere
en feestdagen nog iets- maar weinig- schilders tot onderwerp is gekozen,
te doen. Onder in de molen is een bar Omdat hy van de Rue Lepic af beter
gekomen, waar men in het bijzonder is te zien, is het haast altijd deze
vreemdelingen te hoge prijzen vraagt molen, die geschilderd, gefotografeerd,
laat haar dagboek aan haar vriendin <tien nieuwe franken oftewel acht getekend en gefilmd is. Het is al sedert
lezen. Deze ervaring en de overtuiging, gulden voor een glaasje cognac!), vijftig jaar de originele niet meer
dat zij zal kunnen schrijven aan haar maar waar inderdaad nog alles bij maar een reconstructie, die men heeft
levensverhaal, ook wanneer zij niet het oude is gelaten, althans voor het opgericht op het dak van een stenen
meer onoer de mensen is, maken dat oog. Wie het vraagt mag overdag ook gebouw, dat het Théatre du Tertre
zij inziet, dat haar ouders haar nodig wel boven in de molen via een buiten- herbergt. Een moedige troep van jonge
hebben. Zij keert dan ook welgemoed trap. Het maalwerk met de oude ste- acteurs en actrices bespeelt het al
J
Geen statiegeld
Een hotel hadden we die nacht niet
meer nodig: 's ochtends om zes uur,
in een verrukkelijke koelte, reden we
weg van het vliegveld in Denver, de
bergen tegemoet in een splinternieuwe
glanzend witte, volledig-automatische
huurauto .Een auto huren gaat heel
gemakkelijk in Amerika. We hadden
in Washington het plaatselijke ver
huurkantoor opgebeld 'en daar had
men zonder meer een auto voor ons
kunnen reserveren, die gereed zou
staan bij Denvers vliegveld. Alles wat
men weten wilde was onze naam en
het nummer van onze vlucht. Het
meisje dat in Denver onze zaken be
hartigde maakte haar excuses, dat ze
op dit moment alleen Chevrolets be
schikbaar had van 1959, maar alle
Fords waren van 1960, allemaal wit
en natuurlijk met een radio. Enfin,
die hoefde niet ean.
L. B. Carlier. „Piraten". De Sik
kel. Antwerpen. 1960.
Vooropgesteld dient, dat L. B. Carlier
een uitstekend schryver is van dyna
misch proza. In hoeverre een piraten-
stuk als in dit boek beschreven, waar
bij een paar super-nozems met de al
lure van oude kapers even vlug met
de sten als die waren met de hartsvan
ger in hun snelle motorboot de Gro
ningse kustvaarder „Jantje v. Swamp",
onder de kust van Noord-Afrika ente
ren en beroven van zijn lading sigaret
ten, in deze tijd mogelijk is, moeten wij
ons maar niet afvragen. Gezien de
hoeveelheid brutale diefstallen en be
rovingen die wij dagelijks in de dagbla
den tegenkomen, lijkt het mij niet eens
uitgesloten. Hoe dan ook. de schrijver
maakt deze gebeurtenissen aanvaard
baar en de kracht van zijn talent houdt
de lezer tot het einde toe in zijn ban.
Miep Diekman. „Driemaal ls
scheepsrecht". Leopold NV, Den
Haag. 1960.
De bekende kinderschrijfster Miep
Diekman is ditmaal overgestapt naar
een hogere leeftijd. „Driemaal is
Scheepsrecht" is een jeugdroman in de
ware zin van het woord en op dit ter
rein uitzonderlijk goed.
De jonge stuurmansleerling. Robert
Campe, maakt zyn eerste reis met het
schip „Stenson" de naam suggereert
de schepen van de KNSM naar de
West en naar Z- Amerika. De schrijf
ster heeft het eigenaardige leven in de
kleine gemeenschap op zee zeer wel
getekend en met een juist gevoel voor
de gang van zaken. De kleurigheid van
het Caraïbische gebied doet zijn intree
in het verhaal met het verschijnen van
de scheepsklerk Domingo Obispo, die
oorspronkelijk van Bonaire komt. De
beide jongemannen, Robert en Dodo,
hebben beiden het heimwee naar een
romantisch verleden te verwerken, daar
zy beiden stammen uit een geslacht
van zeevaarders. Ook hun achtergron
den vader en zuster van Robert en
Dodo's uitgebreide familie in Willem
stad zijn voldoende beschreven om
de hoofdfiguren reliëf te geven, even
als de leden van de bemanning, die de
schrijfster met weinige eenvoudige
woorden merkwaardig raak weet te te
kenen.
Hoewel er geen rampen en avonturen
aan de orde zijn dat is bepaald een
voordeel, want die hebben we al genoeg
genoten is dit leven op een vracht
schip toch levendig en afwisselend ge
noeg om plezierige en boeiende lectuur
te vormen voor jongelieden. Zij krijgen
bovendien een goede indruk van wat
hun te wachten staat, indien zy de zee
boven het land verkiezen.
H. Grit Seuberlich. „Annoezza".
De Tijdstroom, Lochem. z.j.
„Als ik zeg: het dorp is myn thuis,
dan bedoel ik vooral onze geel gekalk
te boerdery en ons maisveld," zo ver
telt Annoezza in de aanvang van haar
eenvoudige levensgeschiedenis. En op
deze natuurlyke manier ontvouwt zii
ongekunsteld haar leventje van Roe
meens landmeisje. Wij ontmoeten haar
vader, haar moeder, haar grootmoeder,
haar broer ieder zuiver en goed ge
tekend met hun eigenaardigheden. An
noezza heeft een helder hoofdje en
daarom kan zij een middelbare school
in de stad gaan bezoeken. Daar raakt
zij in conflict, omdat een verliefdheid
op de neef van haar vriendin haar er
toe brengt zich voornamer voor te doen
dan zy is. Maar haar oprechte aard
dwingt haar tot «en bekenten*, en sty
en wijs naar haar dorp terug. - s
U ziet het, het is honderdmaal ver
teld. Toch vangt Annoezza onze gene-
genheid door de puurheid en de eer
lijkheid waarmee deze simpele ervarin
gen zijn beschreven. Het boek is voor
jonge meisjes bestemd.
Carole Vos. „Het Roofdier". Den
Haag, 1960.
Het debuut van Carole Vos met dit tl
boekje van tachtig bladzijden, is be-
paald niet indrukwekkend. Een over
maat van niet gerichte fantasie heeft
haar een vaag en vreemd tehuis voor
onverzorgde kinderen in de pen gege
ven waar het hoogst zonderling toe
gaat. „De Populierenhof" is een parti
culiere instelling van een weinig aan
vaardbare rijke mevrouw, waar peuters
onder de zes jaar onderdak vinden en 'f
voorts een groep oudere meisjes waar- I
van een deel „in verwachting" is. Te- f
genover dit eufemisme staan dan de
kinderverzorgster Claudine, die door
haar vader, „een aardige man" en „echt
vaderlijk", niets wordt aangedaan, dat
men niet in de krant pleegt te zetten
en de directrice, die een te grote be
langstelling voor jonge meisjes koes
tert. U ziet, het kan niet erger Toch
wel, zegt Carole Vos. De broer van
deze Claudine. een zelfkanterige figuur,
klautert bij nacht en onty bij de ver
tellende Nino binnen om haar ten hu
welijk te vragen en is de oorzaak van
de dood van een jongetje, dat natuur
lijk Peter heet. Behalve dit Roofdier
is er dan nog een wat nettere jonge
man, die „ik hou van je" tegen Nino
zegt met de zonderlinge mededeling
dat zij niet gelukkig is en dal" ze da:
op de redactie allemaal weten". Waar
zo'n redactie zich al niet mee bemoeit!
Allemaal diep rampzalig en volmaakt
ongeloofwaardig.
CLARA EGG1NK
enige jaren met weinig financieel en
met wisselend artistiek succes. Over-
I dag worden theater en de balzaal er
naast dikwijls gebruikt als televisie
studio.
Wanneer thans de pogingen van de
ijverige Paul Yaki, de conservator van
het museum van Montmartre zullen
slagen zal de „echte" molen op de
monumentenlijst komen en, zo mag
men hopen, tot in lengte van dagen
behouden blijven.
De ..Moulin de la Galette