CÏÏla)eóteit
en <Wlenó
Opgericht 1 maart 1860
Vrijdag 26 augustus 1960
(Van een onzer redacteuren)
MAJESTEIT EN MENS: twee begrippen die
onmetelijk ver van elkaar schijnen te liggen,
maar elkaar toch zoals zovele uitersten kunnen
ontmoeten, zijn de polen waartussen het leven van
Koningin en Prinses Wilhelmina zich nu tachtig
jaren achtereen heeft afgespeeld.
Voor Koningin Wilhelmina is de abdicatie in
1948 een wezenlijk „afstand doen" geweest, een
afstand nemen van de troon, van de Majesteitelijke
waardigheid, een terugtreden ook in het persoon
lijke leven, een accent-verschuiving van Majesteit
naar mens.
De afstand tussen Vorst en volk is altijd groot,
móet dit zijn, hoe nauw beide ook aan elkaar ver
bonden zijn, hoe hecht ook de deze afstand over
bruggende banden van aanhankelijkheid en liefde:
op deze afstand berust de essentiële waarde van
het wezenlijke Koningschap.
De abdicatie betekende, dat Wilhelmina als
Prinses minder ver van haar volk kon gaan staan,
dan zij als Koningin staan móest, maar tevens, dat
wij haar dichter konden naderen en haar mense
lijke mildheid niet meer slechts behoefden te
vermoeden achter de fagade van Majesteitelijke
waardigheid.
Wij zijn er dankbaar voor, hierdoor gelegenheid
te hebben naar aanleiding van de komende
tachtigste verjaardag van Prinses Wilhelmina
meer op het menselijke van haar leven de nadruk
te mogen leggen dan in artikelen in het verleden
gedaan kon worden.
In kortheid en bescheidenheid gedaan behoeft
dit niet in strijd te komen met haar wens, zo
weinig mogelijk aandacht aan deze hoogtijdag te
schenken. Deze wens, die evenzeer als haar titel-
keuze van Prinses in plaats van Koningin-Moeder
de dodelijke ernst van haar „afstand doen"
onderstreept, was met een juist begrip voor de
gevoelens van het volk, dat zij zolang heeft
gediend, voorzichtig geformuleerd: zo weinig
mogelijk. Zij heeft zeer goed beseft, dat een wens
tot volkomen stilzwijgen niet ingewilligd kon
worden, ook al werd deze van zo geliefde en
geëerbiedigde zijde geuit.
IN de geschiedenisboekjes zullen later
twee Koninginnen Wilhelmina in
de twintigste eeuw voorkomen:
'Wilhelmina I die tot 1940 en Wilhelmina
II die van 1940 tot 1948 regeerde".
In deze overdreven formulering hoor
den wij onlangs het zo sterk in ons volk
levende gevoel samengevat, dat de twee
de wereldoorlog een breuk, een keerpunt
in het leven van deze dochter der Oran
jes, moeder des volks en Vorstin der vrij
heid is geweest. Naar ons gevoelen is die
opvatting onjuist.
In de regeringsperiode van Wilhelmina
heeft het Koningschap een andere in
houd gekregen. In dit tijdsbestek ligt de
ontwikkeling van de samenleving krach
tens welke de bewondering en eerbied
voor het gekroonde hoofd van de Staat
medegeërfd met de Trdon, ruimte moes
ten maken voor door persoonlijke ver
diensten verworven aanhankelijkheid en
liefde. Slechts weinig Europese Vorsten
huizen hebben deze ommekeer overleefd.
Het grootste wat Koningin Wilhelmina
tijdens haar regering voor ons volk heeft
volbracht, moet de volledige aanvaarding
worden geacht van deze maatschappe
lijke her-oriëntering, welke zich vooral
in de jaren van en na de tweede wereld
oorlog zo razend snel heeft voltrokken.
Veeleer is de „breuk" tussen twee tijd
perken er één geweest in de maatschap
pij zelve, en veeleer heeft Koningin Wil
helmina in de opvatting van haar taak
de inhoud van het Koningschap in beide
tijdperken juist weten af te stemmen op
het karakter van de samenleving, waar
van zij zich steeds eerste dienaresse heeft
gevoeld.
Ongetwijfeld zijn ook haar eigen in
zichten in de tientallen jaren van haar
regering en vooral in de stormachtige
periode van voor tot na de tweede
wereldoorlog gewijzigd. Van ieder mens
worden innerlijk leven en wereldbe
schouwing mede gevormd door de wij
dere en engere wereld waarin hij is ge
plaatst. Wie deze invloed niet wil onder
gaan ontkent als idividu onderdeel te
zyn van een gemeenschap.
Wij mogen derhalve niet stellen, dat
Koningin Wilhelmina zich aan deze in
vloed zou hebben weten te onttrekken,
want dit zou betekenen, dat zij haar
plaats in de gemeenschap van ons volk
en de wereld niet zou hebben onder
kend, terwijl juist het willen dienen van
ons volk, het „van allen" en „voor allen"
willen zijn haar leidraad is geweest.
Maar een „breukvlak" in de ontwikke
ling, dat recht zou doen aan de „twee
Wilhelmina's", is er in hoofdzaak bij de
maatschappij geweest.
OOK achter de „Koningin Wilhel
mina van vóór 1940" stond de
mens, al mocht die uit eigen ver
kiezing op grond van aanvoelen dei-
samenleving indertijd minder spreken.
Bij het ontdekken van de mens
achter de Majesteit, na 1940 en
vooral ook na 1948 sterker mogelijk
geworden, dringt steeds weer het
beeld op van Koningin-Moeder
Emma: de lijn der menselijke mild
heid blijkt sterker doorgetrokken,
dan meestal wordt vermoed.
De innerlijke gelijkenis tussen Emma
en Wilhelmina is groot geweest door de
jaren heen, hoezeer ook door begrijpe
lijke redenen verborgen gebleven: Emma
behoefde als regentes en moeder (vooral
omdat zij bewust zelf nimmer Koningin
heeft willen zijn of schijnen) niet als
mens schuil te gaan achter de facade
welke tot de meest onmisbare attributen
van het Koningschap behoort.
De plaats waar Prinses Wilhelmina
haar tachtigste verjaardag viert, is een
symbool van deze gelijkenis: het Loo,
het paleis en de parken waaraan beiden
zo gehecht zijn geraakt, parken welke
Prinses Wilhelmina de laatste vijf jaren
slechts bij hoge uitzondering heeft ver
laten.
Het Loo is overigens ook nadien nog
enkele malen een gastvrij toevluchtsoord
geweest: voor repatrianten uit Indonesië,
voor Hongaarse vluchtelingen, voor
ouden van dagen, die door de waters
noodramp uit Zierikzee waren verdre
ven een aandoenlijke groep waarvoor
Prinses Wilhelmina (toen reeds vast be
woonster van Het Loo) nog een Kerst
dienst heeft geleid.
Al deze Nederlanders en mensen, die
de vrijheid onder de hoede van Oranje
verkozen boven dwingelandij in eigen
land, hebben die „andere" Wilhelmina
leren kennen als mens, haar menselijke
beminnelijkheid ervaren, haar openhar
tige spontane medeleven (waarin kritiek
niet werd gespaard) leren waarderen.
De ouderen onder de lezers zullen in
dit alles het indertijd meer als zodanig
openbaar geworden beeld van Koningin-
Moeder Emma herkennen. Van hó,ar
getuigde Koningin Wilhelmina na haar
overlijden in 1934: „Haar liefhebbend
hart heeft U allen omvat, zij trachtte
steeds een zegen te zijn voor allen". Met
dit warme hart waarin zo grote plaats
was ingeruimd voor Christelijke naasten
liefde, is Emma een inspirerende bron
geweest voor de menselijke beminnelijk
heid van Wilhelmina.
alle gezichtspunten en verdiepten ons in
de gevolgen, welke het zirih terugtrekken
van een Vorst kon hebben. Wat mij in
deze gebeurtenis boeide en mij in het
verdere leven niet losliet, was de mijns
inzien gezonde gedachte c'tie daarin tot
uitdrukking kwam, namelük, dat men
niet moet aanblijven in een ambt, dat
een voortvarendheid, besluitvaardigheid
en energie eist, die gedragen moeten
worden door algehele fitheid, wanneer
men voelt, die krachten niét meer te
bezitten".
De herinnering aan het gesprek met
haar moeder heeft Prinses Wilhelmina
zeker niet voor niets op deze plaats waar
zij spreekt over de gronden van haar
abdicatie, in haar boek vermeid.
Toen Koningin Wilhelmina besloot tot
afstand doen, begonnen haar de licha
melijke krachten te ontbreken i om een
tweeledige taak uit te voeren: tweeledig
omdat zfj steeds naast haar stï-.atstaak
de taak als mens heeft gezien.
Wij tasten er waarschijnlijk niet
erg ver naast wanneer wij stellen,
dat zij mede abdiceerde, omdó\t zij
wist, haar staatstaak aan vertrotuw-
de kundige handen te kun.nen
overdragen, doch daarnaast voelde
In dit Paleis, waaraan de gelukkig
ste herinneringen van haar jeugd
verbonden zijn, en waarvoor zij een
liefde koestert, welke zy deelde met
haar moeder, vertoeft Prinses Wil
helmina vrijwel onafgebroken na
haar abdicatie in 1948, toen zij ein
delek in de gelegenheid kwam, ten
volle mens onder de mensen te zijn
en zich geheel te wijden aan de
steeds zo zwaar gevoelde zuiver
menselijke plichten
ZO groot was deze inspiratie, dat deze
zich zelfs over de dood heen tot het
abdicatiebesluit van 1948 heeft uit
gestrekt, een besluit dat niet uit ver
moeidheid met een achteloos „het zij zo"
maar met dodelijke ernst na diepe
overweging werd genomen.
In haar merkwaardige openhartige
„geloofsbelijdenis" onder de titel „Een
zaam maar niet alleen" vertelt Prinses
Wilhelmina over dit besluit tot afstand
het volgende: „Toen ik geschiedenis
leerde, trof. mij bijzonder de afstand van
Karei V in 1555. Ik vond dat toen een
wijze daad. Dat zoiets als afstand doen
bestond, was een geheel nieuw gezichts
punt. NATUURLIJK GING IK NAAR
MIJN MOEDER EN BESPRAK DIT
VRAAGSTUK MET HAAR. Wij bekeken
dat haar tweede taak onoverdrach
telijk was en deze op dat moment
slechts ten volle zou kunnen wor
den volbracht, wanneer zij van die;
andere taak ontheven zou zijn.
Deze onoverdrachtelijke taak was
de menselijke, waaraan zij uit volle
overtuiging mede de inhoud van
een religieuze zendingsopdracht
heeft gegeven.
Zie volgende pagina
In deze vertrouwde en geliefde omge
ving vindt Prinses Wilhelmina vele en
rijke jeugdherinneringen terug, herinne
ringen aan waarlijk niet onbezorgde
maar achteraf gezien toch vrij zonnige
jaren.
Hier heeft zy van haar moeder ge
leerd, mild te zijn tegenover het leven,
mildheid ook te behouden als achter
grond van dikwijls noodzakelijke strenge
hardheid. Zij leerde hier, dat hardheid
waar het gaat om principes een vorm
van menselijke beminnelijkheid is met1
een groter intrinsieke waarde dan zacht
heid zonder meer.
HAAR gehele leven door heeft zij
deze mildheid getoond, ook in haar
regeringsperiode vóór de tweede
wereldoorlog toen de meesten in haar
slechts de Majesteit konden zien. Op
ontroerende wijze kunnen chronisch
zieken, anderszins getroffenen en ook
„gewone" mensen uit haar directe om
geving, die niet extra hard door het
noodlot waren achtervolgd, daarvan ge
tuigen.
Nog steeds leeft Prinses Wilhelmina,
ondanks het lichamelijk zwaar gaan
tellen der jaren, intens mee met het per
soonlijk lief en leed van allen die haar
omringen met hun met graagte gegeven
zorgen. Zijzelf betreurt maar al te zeer,
dat zij aan dit menselijk medeleven, nu
zij er de tijd voor heeft omdat de zware
staatszorgen haar niet meer bezig hou
den, door haar ouderdom niet een veel
groter reikwijdte kan geven.
Door de jaren heen heeft deze per
soonlijke belangstelling sterk een reli
gieuze achtergrond gehad. We behoeven
in dit verband slechts te denken aan de
Kersttijd waarin zij ook vóór de oor
log hoewel dat vrijwel niet bekend is ge
worden met een ongelooflijke energie
tussen de drukke staatszaken door ge
legenheid vond, haar religieuze taak
tegenover de medemens, te volbrengen.
Hoevelen hebben haar niet in een per
soonlijke ontmoeting aan het ziekbed
het Kerstevangelie horen lezen.
Wie Koningin en later Prinses Wil
helmina van nabij in deze altijd in stilte
onderhouden contacten heeft meege
maakt, heeft daarvan de ontuitwisbare
indruk behouden, dat zij haar mense
lijke plichten minstens even ernstig met
volle zorgen naleefde uit een warm men
selijk hart, als zij de openbare Konink
lijke taak volbracht uit een rijk verstand
en zuiver geweten.
Onherroepelijk gescheiden zijn
deze twee aspecten van haar leven
Majesteit en mens overigens
geenszins geweest. Men behoeft slechts
met begrip voor het onderscheid, dat er
heeft bestaan tussen haar functionele
en menselijke taak, haar leven te over
zien om telkenmale deze voorbeelden
van mildheid te vinden ook in haar
openbare optreden.
Een menselijke mildheid die bijvoor
beeld herhaalde malen leidde tot het als
Koningin laten gelden van genade bo
ven recht, tot beroepen op het wereld
geweten (vaak onder ministeriële ver
antwoordelijkheid maar naar eigen per
soonlijk concept), tot Koninklijke woor
den van troost voor hen die lijden, woor
den waarin heel wat meer sprak dan
functionele plichtsbetrachting.
Wij behoeven slechts te herinneren
aan de ontroerend-menselijke toespra
ken in ballingschap. Wanneer de
Koningin in die jaren het woord voerde,
moesten deuren en gordijnen worden ge
sloten. Haar stem mocht slechts klinken
in een heel kleine vertrouwde kring. Zij
werd daardoor deel van de familie in de
huiskamer, deel van een groepje benar
den in een schuilhol, deel van een
samenscholing van verbeten landgeno
ten in een broeinest van het verzet. Zij
wist dit, en zü was in haar woorden
daarom meer mens dan zij ooit voordien
of nadien had of zou kunnen zijn. Is het
wonder dat door deze woorden Oranje
rotsvaster dan ooit aan Nederland ge
ketend werd?
In Londen heeft Koningin Wilhelmina
ontelbare malen contact gehad met En
gelandvaarders, waarbij verhalen en
rapporten over de toestand in het be
zette gebied vaak moesten wachten op
een gesprek over persoonlijk leed, per
soonlijke ontberingen, persoonlijke ang
sten. Zeer velen hebben daar in Londen
hun bewondering in aanhankelijkheid
en hun eerbied in liefde voelen verke
ren door de warme menselijkheid van
een Landsvrouwe, die voordien in hun
ogen „slechts" waardig Vorstin was ge
weest.
Hoe kon het, zó gezien, dan ook
anders, of Koningin Wilhelmina
stond onmiddellijk na de bevrijding
een vleugel van Het Loo af voor de
huisvesting van oud-illegalen, die om
een of andere reden een bijzondere zorg
behoefden. Tussen haar en haar „in
woners" van die tijd zijn banden van
warme menselijke vriendschap ontstaan
in urenlange gesprekken van mens tot
mens. Jaarlijks vindt nog een reünie
plaats van deze oudverzetslieden in Het
Loo, waarbij Prinses Wilhelmina getui
genis aflegt van de hechtheid der toen
gevestigde gevoelens.
Koningin Moeder Emma met
Prinses Wilhehiiina in 1885. Een
wijze moeder rm)± een warm hart
wist haar dochter de milheid mee te
geven, welke in l'tater jaren dikwijls
schuil moest gaai'% achter de facade
van de Majesteitelijke waardigheid
doch die thans ook in een terugblik
zo duidelijk te onderkennen valt.
De hechte band tussen beiden
werd treffend in beeld gebracht
door de fotograaf Ptetzner in Schö-
nau.