LEIDEN ZIET DE IDEALE OPLOSSING IN ANNEXATIE OEGSTGEEST EN LEIDERDORP Forse ingreep greiiswijzigingsclrama Huidig grenswijzigingsvoorstel is slechts „een halve maatregel HET HOGE WOORD IS ERUIT HELFT VAN LEIDERDORP MOET ZEKER BIJ LEIDEN Thans beslissende moment! Opgericht 1 maart 1860 Maandag 16 mei 1960 Tweede blad no. 30049 Ruim een maand nadat Ged. Staten van Zuid- Holland B. en W. van Leiden in kennis hadden gesteld met de plannen tot grenswijziging, welke met name voor de gemeenten Oegstgeest, Zoeter woude, Rijnsburg en Voorschoten van groot be lang zijn, is thans de zienswijze van het College van B. en W. van Leiden bekend. Zaterdagmid dag is ons het pre-advies van het Leidse College van B. en W. ter hand gesteld. Een pre-advies, dat vooral Oegstgeest en ook Leiderdorp, welke gemeente niet in het ,,stuk" van G.S. werd ge noemd, niet in het onzekere laten. T.a.v. deze beide gemeenten Oegstgeest en Leiderdorp laten B. en W. van Leiden geen misverstand bestaan: de idelale oplossing zien zij in een volledige annexatie van deze gemeenten. Zowel de oplossing van de Leidse moeilijkheden, als voor een belangrijk deel ook de oplossing van het rand stadprobleem, zien B. en W. van Leiden slechts gelegen in het vormen van één krachtige, centraal geleide, bevolkingsconcentratie rond de Leidse stedelijke kern, waartoe ook het gehele gebied B. en W. van Leiden, die de zienswijze over „hun aanspraken" dan nader uiteenzetten, wijzen er o.a. op, dat de Sleutelstad de Leiderdorpse Zijl- en Meye- polder eenvoudig niet kan missen om tot een harmonische en noodzakelijke uit bouw, gepaard aan een niet langer uit te stellen sanering, te geraken. Dat de psychiatrische inrichtingen Endegeest c.a. tot de gemeente Oegstgeest blijven behoren, betreuren B. en W. in hoge mate, niet alleen omdat deze instel lingen naar burgerlijk recht het eigendom van Leiden zijn, maar vooral nok omdat de door G.S. geprojecteerde grens ernstige bezwaren zal medebrengen voor de verdere ontwikkeling van Endegeest en Voorgeest. Ook uit financieel oogpunt achten B. en W. deze overdracht billijk. Nu de nieuwe grens met de gemeente Valkenburg, Wassenaar en Zoeterwoude aan de westzijde getrokken is langs Rijksweg 4B, is het B. en W. van Leiden niet duidelijk waarom G.S. ten deze niet consequent zijn geweest en ook de toekom stige grens met de gemeente Voorschoten niet getrokken hebben langs deze Rijksweg. B. en W. achten het dan ook niet logisch, dat ook het grondgebied van Voorschoten ten oosten van Rijksweg 4B niet bij Leiden-zuid wordt gevoegd. Ook Oegstgeest en Voorschoten moeten meer grond afstaan In hun uitvoerige toelichting wijzen B. en W. erop, dat de plannen tot grens wijziging niet „van vandaag of gisteren" zyn. Reeds in 1938 is bij Ged. Staten een grenswijziging aanhangig gemaakt, die strekte tot opheffing van de gemeente Oegstgeest. De behandeling van dit voor stel heeft door de tweede wereldoorlog vertraging ondervonden, terwijl tenslotte bij de brand van het Provinciehuis in 1945 het desbetreffende dossier verloren is gegaan. Na de oorlog bleek reeds spoedig de noodzaak voor het Leidse College de grenswijziging wederom aanhangig te maken. Na veelvuldig overleg, zowel schriftelijk als mondeling, kwamen de Ged. Staten in 1955 met een voorstel tot wijziging van de grens tussen Leiden en Oegstgeest. Dit plan voorzag naar de des tijds bestaande inzichten in de behoef ten voor een periode van 10 jaren. Zoals bekend besloot de Leidse raad indertijd genoegen te nemen met deze wijziging (behoudens een correctie, waarbij ook de terreinen van de Psychiatrische Inrich tingen „Endegeest" c.a. bij Leiden zou den worden gevoegd), doch bracht tevens ter kennis van Ged. Staten, dat hij het betreurde, dat geen voorstel was gedaan tot opheffing der gemeente Oegstgeest. In 1958 lieten Ged. Staten het College weten, dat de Minister van Binnenlandse Zaken dit plan onvoldoende achtte. „Bij schrijven d.d. 29 mei 1956 richtten G.S. tot H.M. de Koningin een verzoek tot wijziging van de grenzen der gemeen ten Leiden, Oegstgeest en Rijnsburg. Naar aanleiding van dit verzoek deel de de Minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Be drijfsorganisatie G.S. mede, terzake het oordeel van de Rijksdienst voor het Na tionale Plan te hebben ingewonnen, waarbij bleek, dat de Rijksdienst het voorstel, voor wat het aan Leiden toe te voegen gebied betreft, niet voldoende acht om in de bestaande behoeften te voorzien, mede met het oog op de uit breiding van de Universiteit, de grote recreatieve voorzieningen en de te ver wachten ontwikkeling van Leiden (in 1980 circa 200.000 zielen). Op grond van deze overwegingen wa ren G.S. in beginsel voornemens een nieuw verzoek van de volgende strek king by H.M. de Koningin in te dienen. Aan de gemeente Leiden worden toe gevoegd: 1. twee gedeelten van de gemeente Oegstgeest, te weten het gebied Hoge Mors, zoals reeds eerder voorgesteld, met dien verstande, dat de nieuwe grens aan de noordzijde niet langs de Duifhuislaan doch langs de Rjjnzichtweg komt te lo pen en voorts de Broek- en Simontjes- polder; 2. het noordelijk deel van de gemeen te Leiderdorp, in die zin, dat de nieuwe grens vrijwel onmiddellijk ten noordwes ten van de bebouwde kom van Leider dorp komt te liggen; 3. het deel van de gemeente Zoeter woude, begrensd door de rijkswegen 4b en 4a en de spoorbaan LeidenAlphen aan den Rijn; 4. het deel van de gemeente Voor schoten, voornamelijk begrensd door de R(jn en de rijkswegen 4 en 4b. Aan de gemeente Leiderdorp wordt toegevoegd het deel van de gemeente Zoeterwoude, gelegen ten noordoosten van de spoorlijn Leiden—Alphen aan den Riln", van Oegstgeest en Leiderdorp dienen te behoren. Op grond van deze overwegingen zien B. en W. van Leiden de huidige grenswijzigingsvoor- stellen dan ook slechts als een „halve maatregel", welke voor Leiden niet het juiste effect sorteert. Nu Ged. Staten van Zuid-Holland slechts een beperkter standpunt hebben ingenomen, verklaren B. en W. van Leiden met nadruk, dat de voor gestelde plannen alleen dan voor Leiden aan vaardbaar zijn indien daarin wordt begrepen het gebied der gemeente Leiderdorp (Zijl- en Meye- polder). Voorts achten B. en W. het noodzakelijk, dat de terreinen, waarop de psychiatrische inrich tingen Endegeest, Voorgeest en Jelgersmakliniek zijn gelegen, mede binnen de grenzen van Leiden komen te liggen. Ter afronding zou dan ook nog het resterende kleine gedeelte der gemeente Voorschoten, voor zover gelegen ten noordoosten van de geprojec teerde Rijksweg 4B (Allemansgeest), binnen dit grenswijzigingsplan moeten worden opgenomen. Ruime grensoverschrijding noodzakelijk Met bijzondere instemming namen B. en W. van Leiden indertijd kennis van dit voornemen van Gedeputeer- een nieuw verzoek tot wijziging van de gemeentegrenzen binnen de Leidse agglo meratie in te dienen, waarbij rekening was gehouden met de in het kader van de ontwikkeling van het westen des lands te verwachten ontwikkeling van Leiden en het voor de Leidse agglome ratie ontworpen structuurplan. Met het oog op de verdere ontwikkeling in de naaste toekomst van de stad Leiden, die tussen de huidige gemeentegrenzen zo danig is ingeklemd, dat binnen enkele jaren het gehele territoir der gemeente zijn definitieve bestemming zal hebben verkregen, is een ruime grensverlegging op korte termijn dringend noodzakelijk. De in 1958 door Ged. Staten ontworpen grenzen boden een mogelijkheid tot een goede ontwikkeling van de stad en be houdens bedenkingen op enkele onder delen konden B. en W. zich daarmede verenigen, ook al waren zij van mening, de Staten om bij H.M. de Koningin ONBEGRIJPELIJK f Het Leidse college van B. en W., f dat aan het eind van een uitvoerig pre-advies de raad o.a. adviseert om Ged. Staten ervan op de hoogte J te stellen, dat het noordelijke ge- deelte van Leiderdorp Zijl- en J Meyepolder bij Leiden dient te f komen, zegt dat het hem onbe- f grijpelijk voorkomt, dat Ged. Sta- ten wel bij wijze van een ring de- f len van Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude bij Leiden willen voegen en deze ring afbreken bij Leiderdorp, terwijl juist op het aan Leiden grenzende gedeelte van Leiderdorp zich een vrij omvang- rijk woongebied zal ontwikkelen, dat totaal georiënteerd zal zijn op Leiden. dat met dit foorstel niet de meest ideale oplossing zou worden bereikt. De bedenkingen, die B. en W. tegen het voorstel 1958 als zodanig kenbaar meenden te moeten maken, betroffen in hoofdzaak de volgende punten: lo. de grens met Oegstgeest was niet om de inrichtingen Endegeest, Voorgeest en de Jelgersmakliniek heengelegd; 2o. de grens aan de zuidoostelijke zijde van Leiden was niet langs de rijks weg 4a doortrokken tot aan de Rijn. zo dat het gebied tussen het Rijn-Schie- kanaal, de huidige grens met Zoeter woude, de Rijn, Rijksweg 4a en de spoor lijn LeidenUtrecht niet naar Leiden overging; 3o. de zuidoostelijke grens van Leiden met Leiderdorp was door Ged. Staten zodanig geprojecteerd, dat zij de juiste afronding van het aan Leiden toe te voe gen gebied ten oosten van de Zijl en ten noordoosten van de Oude Rijn hinderde. De smalle strook, gelegen tussen de door Ged. Staten geprojecteerde grens en de gedeeltelijk te verleggen provinciale weg 6 maakt n.l. onmiskenbaar deel uit van de aldaar te bouwen woonwijk. Deze bedenkingen brachten B. en W. ter kennis van Ged. Staten in het ver trouwen, dat deze argumenten voor enige correcties op het door hen voorgelegde grenswijzigingsvoorstel weerklank zou den vinden. Diep teleurgesteld In hun verwachtingen zijn B. en W. echter diep teleurgesteld. Het grenswij zigingsvoorstel, dat Ged. Staten thans ter goedkeuring aan de raad voorleggen, geeft aan de ene kant weliswaar gele genheid tot uitbreiding van de gemeente Leiden, doch onthoudt aan de andere kant aan deze gemeente de mogelijkheid om tot een goede oplossing te komen van de vraagstukken, waarvoor een stad als Leiden is gesteld. Het zal haar niet mogelijk zijn uit te groeien tot een har monisch geheel, dat tevens een belang rijke bijdrage kan leveren tot de oplos sing van de problemen van de randstad Holland. Ged. Staten hebben n.l. de ge meente Leiderdorp niet betrokken bij hun grenswijzigingsvoorstel. De noorde lijke helft van het gebied van de ge meente Leiderdorp, vormende de Zijl (laan)- en Meyepolder, Munnikenpolder en Boterhuispolder, een en ander voor zover gelegen ten noordwesten van de te verleggen provinciale weg 6, die ver volgens het voorstel van G.S. van 1958 bij de gemeente Leiden zou worden ge voegd, blijft daar thans buiten. Geen compensatie Weliswaar heeft het niet betrekken van de gemeente Leiderdorp in dit plan tot gevolg, dat het gedeelte van de ge meente Zoeterwoude, gelegen tussen de spoorlijn LeidenUtrecht de grens tus sen ZoeterwoudeHazerswoude, de Rijn en de huidige grens ZoeterwoudeLei den, niet bij de gemeente Leiderdorp wordt gevoegd, doch by de gemeente Leiden, doch dit kan in genen dele als een compensatie voor het gemis van het noordelijke gedeelte van Leiderdorp die nen. Leiden zeer geporteerd voor: Leiderdorp (7.000 inwoners) beschikt over even groot territoir als Leiden (plm. 90.000) Het Leidse College van B. en W., dat reeds het in 1958 opgezette plan niet als ideaal zag, betreurt het, dat Ged. Staten thans geen voor stel tot opheffing van de gemeenten Oegstgeest en Leiderdorp hebben gedaan. Door de toevoeging van deze gebieden, aldus het College, zou eerst recht een stad van grote allure ontstaan. Een stad, met zorg vuldig gegroepeerde structurele elementen op het gebied van wonen, werken en recreatie. Nu de huidige minister van Binnenlandse Zaken ten aanzien van de noodzaak van een ruimere armslag voor de ontwikkeling van Leiden in het kader van de Randstad Holland zich op hetzelfde standpunt heeft gesteld als de minister van Binnenlandse Zaken, bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in 1958 mag worden verwacht, dat thans eindelijk door een forse ingreep in de onlogische en reeds lang verouderde grenzen van Leiden een afdoende oplossing wordt bereikt. Het College is zich derhalve bewust, dat het thans het beslissende "moment is in het reeds meer dan twintig jaren slepende grenswijzigingsdrama om aan Ged. Staten en de Regering de enige verantwoorde oplossing, zowel voor Leiden als voor de Randstad Holland aan te bevelen. Er is, zo zeggen B. en W., immers geen tegenstelling tussen de belangen van Leiden en van de Randstad. Beider wel zijn moet er toe leiden, dat op het kruis punt van de grote verkeerswegen van Amsterdam en Haarlem naar 's-Graven- hage en Rotterdam, van de bestaande en ontworpen spoorlijnen de belang rijkste van westelijk Nederland in het brandpunt van regionale takken van landbouw, nijverheid en industrie en nabij de grote waterrecreatiegebieden van de provincie een krachtige bevol kingsconcentratie wordt geformeerd, welke ook de aanwas tengevolge van de overloop uit de Randstad binnen het meest verantwoordde stedebouwkundige kader kan plaatsen. Dat zulks dient te geschieden door een uitbouw rond de stedelijke kern van de agglomeratie ligt voor de hand. B. en W. kunnen bij de bepaling van hun standpunt ten aanzien van de meest ideale vormgeving van de bevolkingsconcentratie de waarde van Leiden als het middelpunt van de be staande en ontworpen omringende inter communale bebouwing onmogelijk elimi neren. Helft van Leiderdorp bij Leiden Leiderdorp, dat met haar 7000 inwo ners over een ongeveer even groot ter ritoir beschikt als Leiden met haar Hel fraaie kasteel Endegeest, dat evenals de inrichtingen Endegeest, Voorgeest en de jelgersmakliniek op grondgebied van de gemeente Oegstgeest ligt. B. en W. van Lel den achten het noodzakelijk, dat deze terreinen binnen de grenzen van Leiden komen te liggen. (Foto Leldocb Dagblad) 96.000 inwoners, bestaat voor het aller grootste deel uit maagdelijke grond, welke geheel tegen de nieuwe grens van Leiden zou komen te liggen. Toevoeging bij Leiden van de helft der gemeente Leiderdorp, voor zover gelegen ten noordwesten van het tracé van de te verleggen provinciale weg no. 6, als woongebied achten B. en W. een onont beerlijke aanvulling van het grenswijzi gingsplan van Gedeputeerde Staten. Tenslotte brengen B. en W. nog eens nadrukkelijk onder de aandacht, dat de terreinwinst, welke de gemeente Leiden verkrijgt door de toevoeging van het Morskwartier bij zijn territoir vrijwel ge heel wordt besteed aan de uitbreiding van de Universiteit. In feite betekent de reservering van deze draagkrachtige bo dem voor de uitbreiding van de univer siteit een groot offer voor de volkshuis vesting. B. en W. kunnen slechts hopen, dat de regering voor deze situatie het nodige begrip zal hebben en voor deze beperking van deze toekomstige bouw mogelijkheden de zo noodzakelijke com pensatie elders zal bieden. Endegeest c.a. bij Leiden Hoewel B. en W. van Leiden de opheffing van de gemeente Oegst geest als de ideale oplossing zien, kunnen zij er niet mee akkoord gaan, dat de terreinen, waarop de Psychiatrische Inrichtingen Ende geest" c.a. zijn gelegen, tot het ge bied van de gemeente Oegstgeest blijven behoren. Zij betreuren dit in hoge mate, niet alleen omdat deze instellingen naar burgerlijk recht het eigendom van de gemeente Leiden zijn en naar publiekrecht een belangrijke tak van dienst van de gemeente Leiden vormen, maar vooral ook omdat de door Ged. Staten gepro jecteerde grens ernstige bezwaren zal medebrengen voor de verdere ontwikkeling van Endegeest" en „Voorgeest". Met name bestaan er thans plannen om te komen tot de bouw van een nieuw observatiepaviljoen. Dit paviljoen is ge projecteerd ten zuiden van de Endegees- terstraatweg. in onmiddellijke aanslui ting aan het bestaande gestichtscomplex, doch op gebied, dat volgens het voorstel van Ged. St. terecht bij de ge meente Leiden zal worden gevoegd. Het zelfde geldt voor alle overige uitbreidin gen van deze inrichtingen, bijv. de bouw van nieuwe paviljoens; ook daarvoor be staat slechts gelegenheid op de aan het terrein der inrichtingen grenzende gron den aan de Leidse zijde Dat een situatie, waarbij het complex gedeeltelijk op Leids. gedeeltelijk op Oegstgeester ge bied zou liggen, tot zonderlinge gevol gen zou leiden en grote administratieve moeilijkheden zou medebrengen, behoeft geen betoog. Men denke slechts aan de inschrijving in het bevolkingsregister van patiënten en personeel bij interne over plaatsing in de inrichtingen, welke in de praktijk herhaaldelijk nodig is. Bovendien zal de ontwikkeling van de geriatrie het wellicht noodzakelijk ma ken dat er voor Leiden een tehuis wordt gesticht voor die ouden van dagen, wier opneming bij gebreke aan zo'n tehuis in een psychiatrische inrichting on vermijdelijk wordt, ook al behoren zij eigenlijk in een dergelijke inrichting niet thuis. Wordt tot de stichting van een zodanig tehuis besloten, dan ligt het uit een oogpunt van efficiency voor de hand aansluiting te zoeken bij het bestaande gestichtscomplex. Geen band met Oegstgeest Het komt B. en W. derhalve voor, dat het op grond van de logica en de doel matigheid in het belang van de ontwik keling in de naaste toekomst der inrich tingen Endegeest en Voorgeest waar mede de gemeente Oegstgeest geen en kele bijzondere band heeft en waarvoor die gemeente zich geen enkel geldelijk offer behoeft te getroosten noodzake lijk is de terreinen, waarop deze inrich tingen zijn gelegen, binnen de Leidse grenzen te brengen. De door B. en W. bepleite overdracht van deze inrichtingen is ook uit finan cieel oogpunt volgens B. en W. van Lei den niet meer dan billijk. Het inwonend personeel, alsmede de patiënten, na een jaar verblijf in de inrichtingen, zijn inwoners van Oegst geest, welke gemeente voor deze inge zetenen uitkeringen uit het gemeente fonds ontvangt, doch overigens geen of fers voor deze inwoners brengt en daar over ook niet de minste bestuurlijke zorg behoeft uit te oefenen. Aangezien het bedrag wegens uitkeringen uit het ge meentefonds, met inbegrip van de óp- centen, voor Leiden thans f 100.per inwoner bedraagt, zal de gemeente Lei den bij grenswijziging overeenkomstig het voorstel van Ged. Staten, een jaar lijkse uitkering van ongeveer f 100.000. blijven missen voor inrichtingen, waar van de gemeente eigenares is, waarvoor zij de zorg heeft, waarin zij grote bedra gen heeft geïnvesteerd en nog zal moe ten investeren. B. en W. kunnen dan ook geen reden zien, waarom de uitbreiding van Leiden juist vóór het gestichtscom plex tot staan zou moeten worden ge bracht; de gemeente Oegstgeest heeft bij deze terreinen geen intrinsiek belang. Hieraan voegen B. en W. nog toe, dat de Jelgersmakliniek (het vroegere sana torium „Rhijngeest"), die eigendom is van de gemeente Leiden en eertijds met de inrichtingen Endegeest en Voorgeest één bedrijfscomplex vormde, sedert ge ruime tijd door de gemeente aan het Rijk in gebruik is gegeven ten behoeve van de Rijksuniversiteit, met dien ver stande, dat het beheer wordt gevoerd van gemeentewege in het verband van de inrichtingen Endegeest en Voorgeest. Aan Leiden toewijzen De door Ged. Staten voorgestelde grens van Leiden met Oegstgeest zal tot gevolg hebben, dat het toekomstige universi taire gebouwencomplex gelegen zal zijn op het grondgebied van twee gemeenten. Dit, alsmede het verband met de inrich tingen Endegeest en Voorgeest leiden er naar de mening van B. en W. toe, dat ook het terrein, waarop de Jelgersma kliniek is gelegen, aan Leiden dient te worden toegewezen. Breedheid van visie verloren! t f De breedheid van visie, welke nok aan het grenswijzigingsplan van v 1958 ten grondslag lag, is volgens f B. en W. met dit nieuwe plan vol- f ledig verloren gegaan. 0 Het moet het Leidse college van 0 B. en W. van het hart, dat het thans ingediende plan geen recht a doet wedervaren aan de positie, welke Leiden in de komende jaren zal gaan innemen. Wanneer het de f hogere instanties werkelijk ernst f is met het streven om de moeilijk- 0 heden, welke aan het probleem van de randstad Holland inherent zijn, zo krachtig en efficiënt mo gelijk op te lossen, dan zal men niet met een halve maatregel mo gen volstaan. Geenszins, wanneer men bedenkt, dat de inwonersca paciteit van de aan Leiden toe te voegen gebieden van 70.000 per- sonen in het plan 1958 thans tot (I 40.000 wordt teruggebracht. Kan men dit voorstel, zo vragen B. en W. zieh af, dan beschouwen als i de bevrijdende stap, welke Leiden J voor een lange reeks van jaren uit f de huidige impasse moet brengen? f En schept dit voorstel reële moge- f lljkheden voor een werkelijk be- 0 langrijke bijdrage tot het opvan- 0 gen van de zgn. Haagse „over- 0 loop"? i I)e sterke vergroting van de stad t Leiden wordt, zo zegt het college, J door dit plan geenszins bereikt.. J Hoe kan men de gedachte van een f krachtige, harmonisch uitgebouw- f de stad van allure, welke over de 0 ruimte beschikt voor alle elemen- 0 taire voorzieningen op het gebied van verkeer, onderwijs, industrie, handel en nijverheid, recreatie e.d. a handhaven, indien men van de J merkwaardige veronderstelling uitgaat, dat dit ook bereikt kan worden door het houwen van een nieuwe stad, die tegen de o #;st- grens van onze stad komt te lig gen en daartegenaan leunt. De breedheid van visie is thans verloren gegaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 3