Spoorwegstaking vroeg meer offers van Nederlanders dan van bezetter Geallieerden vroegen om de spoorwegstaking Onthullingen van prof. dr. A. J. C. Riiter Effect op Duitse oorlogsvoering was vrijwel nihil te noemen BEKANNTMACHUNG BEKENDMAKING Maar ministers wisten van niets ZATERDAG I APRIL, 1060 Ir. W. Hupkes: (le werkelijke overwinnaar Vijftien jaar geleden reden er geen treinen in Nederland. Van 17 september 1944, de dag waarop de geallieerde luchtlandingstroepen op verschillende punten in het zuiden en midden van Nederland wer den neergelaten, tot de vreugdevolle bevrijding in mei 1945 lagen de stations verlaten, stond het materieel, voor zover niet door de bezet ters naar Duitsland gesleept, te roesten en was op enkele uitzonde ringen na het ruim 30.000 man tellende spoorwegpersoneel onder gedoken. De spoorwegstaking was de apotheose van de Nederlandse ver zetsdaden, die vooral in het buitenland en bij onze bondgenoten, res pect afdwong. De spoorwegstaking heeft, zo meende men, de Duit sers ernstig belemmerd in hun oorlogvoering. De spoorwegstaking leeft in ons volk als een heldhaftig gebeuren, dat weliswaar herinne ringen oproept aan honger en kou en andere ontberingen, maar dat sindsdien ook is gezien als een noodzakelijk te accepteren barrière naar de geallieerde overwinning. Pijnlijke zaken Geschiedschrijvers plegen de feiten nuchter te zien. Prof. dr. A. J. C. Rüter hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, heeft zich in zijn vandaag ver schenen boek „Rijden en staken de Nederlandse Spoorwegen in oorlogs tijd" niet door zijn emoties laten leiden. Het 469 pagina's tellende boekwerk is een gedetailleerde monografie over de spoorwegstaking, die hij in opdracht van het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heeft samenge steld. Het resultaat is niet alleen een boeiend stuk geschiedschrijving, het is vooral onthullend, omdat men thans voor het eerst wordt geconfronteerd met de werkelijke gang van zaken, de achter grond van velerlei gebeurtenissen en hun onderlinge samenhang. BU lezing van het boek komen een aantal pijnlijke zaken naar voren: De proclamatie van de spoorwegsta king door de toenmalige Nederlandse regering in Londen geschiedde onder omstandigheden, die curieus moeten worden genoemd. Het effect van de spoorwegstaking op de Duitse oorlogvoering is vrijwel nihil geweest. De hongersnood in het westen van Nederland, die aan ongeveer 15.000 mensen het leven heeft gekost, is voor een belangrijk deel te wijten geweest aan de staking. De spoorwegstaking is door de lei ding van de Ned. Spoorwegen en de leiders van de (moderne) vakbeweging aangegrepen om een politieke troef in handen te krijgen voor na de oorlog. STERKE DISCIPLINE Prof. Rüter geeft in het begin van zijn boek een beeld van de historische ont wikkeling van het bedrijf der Ned. Spoorwegen. Het bedrijf was voor de oorlog straf georganiseerd en vertoonde veel bureaucratische trekken. Het perso neel was sterk gedisciplineerd en zeer toegewijd. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak was de directie in handen van prof. ir. J. Goudriaan als president-directeur en van ir. W. Hupkes en ir. W. F. H. van Rijckevorsel, directeuren resp. voor tech nische en vervoerszaken. De grootste vakvereniging van spoor wegpersoneel was de Nederlandsche Ver eniging van Spoor- en Tramwegperso neel (kortweg „de N.V."), die in 1940 ruim 15.000 leden telden en nauwe rela ties onderhield met de socialistische be weging. De R.-K. Bond St.-Raphael en de protestants-christelijke Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel telden resp. 10.000 en 5.000 leden. Voorts waren er nog twee andere, neutrale bonden, waarin voornamelijk de ambtenaren wa ren georganiseerd. Binnen de organisaties was tussen de gespecialiseerde elite, die de leiding gaf en de massa der leden een steeds grotere afstand ontstaan, aldus prof. Rüter. Vooral in de grootste organisatie, de N.V., domineerde het hoofdbestuur met zijn apparaat. In feite was de spoorweg- vakbeweging van vertegenwoordiging van personeel bij de directie mede ge worden tot een instrument van de direc tie om het personeel te hanteren. „LOYALE SAMENWERKING" Een maand na de capitulatie in mei 1940 sloot de directie een overeenkomst met de bezettingsautoriteiten, die de on derlinge samenwerking regelde: de Duitsers zouden instructies voor hun eigen vervoer geven, de directie zou het bedrijf onder eigen verantwoordelijkheid blijven leiden. Het voordeel voor Nederland was. dat van een van de vitaalste bedrijven in Nederlandse handen bleef. Daar staat tegenover, dat de Duitsers op tal van wijzen van het vlot functionerend appa raat konden gaan profiteren. Prof. Goudriaan, president-directeur, werd in de herfst van 1940 als gijzelaar geïnter neerd in een aangelegenheid, die niets met de Spoorwegen uitstaande had; zijn functie werd toen verder waargenomen door ir. Hupkes. De Ned. Spoorwegen kwamen voor tal van moeilijkheden te staan. Er deden zich twee strenge winters voor, de Duit sers vorderden van tijd tot tijd rails en rollende materieel en het onderhoud was onvoldoende. Niettemin leverden zij onmisbare diensten aan kolen- en voed selvoorziening. Daarvoor moest evenwel een steeds stijgende prijs worden betaald aan Duits vervoer: transport van mili tairen, maar ook transport naar Duits land van krijgsgevangenen, politieke ge vangenen, opgeroepen arbeiders en gede porteerde joden. VAKBEWEGING ONDER DRUK Ook de Spoorwegvakbeweging werd van het begin der bezetting af onder Duitse druk geplaatst. Het NVV kwam onder het NSB-lid H. J. Woudenberg, welke situatie door de meeste aangeslo ten vakbonden werd aanvafl®^ hei bestuur van de N.V. Een meerderheid in dit bestuur was van mening, dat Hitiers nieuwe orde nieuwe mogelijkheden voor het socialis me bood. aldus prof. Rüter. Dit gold ook voor de heer G. Joustra, die in de zomer van 1940 voorzitter werd en wiens optre den bij velen ergernis wekte. Hij bracht in 1941 een bezoek aan Duitsland en trad enkele malen met de NSB-er Wou denberg op één podium op. De Neder landse publieke opinie kon over het al gemeen meer waardering hebben voor het beleid van de twee confessionele bonden, die zichzelf ontbonden. Eerst bij de oprichting van het Nederlands Ar beidsfront in mei 1942 lieten bestuur en leden ook de N.V. in de steek. N.S. EN HET VERZET De relatie tussen de Ned. Spoorwegen en het verzet wordt door de auteur in twee hoofdstukken geschetst. Vóór sep tember 1943 was er wel sprake van enig individueel verzet door spoorwegperso neel in uiteenlopende rangen, maar tot dat verzet stond de directie in generlei positieve relatie. Een eerste crisis deed zich voor eind april 1943. In een groot deel van het land braken stakingen uit. Na rijp be raad besloten directie en personeelsraad van de N.S. om niet mee te doen. Men overwoog, dat een spoorwegstaking slechts éénmaal ondernomen zou kun nen worden, nl. samenhangend met ge allieerde militaire operaties. Eind mei 1943 was het duidelijk, dat de invasie nabij was. Ir. Hupkes ging zich daarop instellen. Er kwamen losse con tacten tot stand met enige illegale orga nisaties, die na de 6de juni 1944, D-day, een vaster karakter aannamen. Via de Orde-Dienst <OD.) lier ir. Hup kes contact leggen met de Nederlandse regering te Londen; de verdeeldheid van de verzetsorganisaties was er oorzaak van, dat hij deze niet als boven hem staande autoriteit erkende. Hij verwacht te, dat hij, na tijdig door de O.D. ge waarschuwd te zijn, zelf het sein tot de staking zou kunnen geven. Ir. Hupkes meende, dat de staking niet langer dan een maand zou behoe ven te duren. Om die reden achtte hij het in de zomer van 1944 niet noodzake lijk in te gaan op een verzoek tot het aanknopen van contact met het Natio naal Steun Fonds (NSF), de geheime organisatie, die wel eens „de bankier van het verzet" werd genoemd. Ir. Hupkes had bjj alle stations een maand salaris als „invasiegeld" voor het personeel laten reserveren; die gelden zouden, zo ver wachtte hij, voor het financieren van de staking voldoende zijn. VERRAST DOOR OPROEP De oproep tot de spoorwegstaking werd in de avond van 17 september 1944 in de Nederlandse uitzending van de BBC voor het eerst gehoord. De strijdvaardige premier, prof. Gerbrandy, had van zijn collega's slechts de minister van oorlog geraadpleegd. =- De N.S.-directie werd door de radio- oproep geheel verrast. Het was nu niet mogelijk het uitbetalen van het invasie- geld en het onderduiken van het staken de personeel centraal te regelen. Ook de Duitsers werden door de staking geheel verrast. Zij wisten hun militair vervoer betrekkelijk spoedig weer op gang te krijgen door 4.500 man personeel van de Reichsbahn naar Nederland te bren gen. Een directe actie van de Duitsers te gen het stakende personeel bleef uit. Het bedrijf zelf werd door een nog veel uit gebreider roof van rollend materieel en andere materialen getroffen. Oorspronkelijk meende de bezetter, dat met alle middelen moest worden ge tracht, de staking te breken. Overwogen werd zelfs Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hermetisch af te sluiten en de uithongering van de bevolking vol te houden tot de spoorwegarbeiders het werk hadden hervat. De rijkscommissaris Seyss-Inquart meende echter, dat men zodoende de organisatoren van de sta king niet zou treffen. Uiteindelijk werd ertoe overgegaan de binnenscheepvaart te blokkeren, waar door het overbevolkte westen van de voedselaanvoer uit Oost- en Noord- Nederland werd afgesneden. STRIJD OM DE LEIDING Toen de Engelse en Poolse troepen zich bij Arnhem hadden teruggetrokken was het duidelijk, dat de staking langer dan een maand zou duren. Men moest van improvisatie zien te komen tot or ganisatie. Het Nationaal Steunfonds en de Landelijke Organisatie <L.O.) de grootste verzetsorganisatie tot hulp aan onderduikers kwamen overeen, dat de eerste instelling gelden zou verstrekken, die de andere aan de stakers zou uitbe talen. De L.O. zou tevens voor onder duikadressen zorgen. Al spoedig begonnen de heren Hupkes en Joustra er naar te streven de centrale en lokale leiding van de zorg om de spoorwegstakers in handen te leggen van de personeelsraad en zijn plaatse lijke vertegenwoordigers. Aanvankelijk stuitte dit op tegenstand in de lokale kernen, waar men de figuur van de heer Joustra niet wilde accepteren. Vooral in Amsterdam en Haarlem leidde dit tot scherpe conflicten. Het was vooral de heer Walraven v. Hall van het NSF, die onvermoeibaar tracht te de tegenstellingen te overbruggen. Het duurde echter geruime tijd eer deze grote figuur uit het Nederlandse verzet För die Zerstbruug oder Reschadigung von EisenbabDaDlagen.FerntiprechkabelD und Post- AmU-ru macbe ich die gesttmte F,itiwobuerschaft der Geoaeiode terantworlUch, In deren Bezirk die Tat Ix-gangen wird. Die BevölkertmgaolcherGemeinden hatdabcr dnmit zu recbneu, daas znr Vergvltung anf Eigeotunt gegrilfeo und Hftuw-r uder Hau- «ergruppen zeratört werden, leb rate den Geineioden, in ihrem Bezirk dureh Einaetzung von Streifen oder aul andere wirk- aame Weiee ftlr einen ausreiehenden Scbutz derVerkehra- und Nnctarichtemmttel zu sorgen. 8EYSS INQUABT Den Haag. 24. September 1944. Voor de vernieling ot beachudiging van Spoor weg-installaties. Teleloongeleidingen en Post- kuntoren stel ik de gebeele bevolking der gemeente aansprakelijk, op welker gebied de daad wordt gepleegd. De bevolking van zulke gemeeuteD moet dus rekening daarmede houden, dat ter vergelding de bond op eigendommen zal worden gelegd en dat er huizen of groepen van buizen zullen worden vernield. Ik beveel den gemeentebesturen aan, door pa trouilles ol op andere doeltretfeode wijze voor voldoende bescherming van de verkeerd-inrich tingen en van de middelen voorde beriebtgev ing zorg te dragen. SEYSS INQUABT Dec. Haag, 24 September 1944. Waarom slechts één minister geraadpleegd De afkondiging van de spoorwegstaking op 17 september 1944 verwezenlijkte een denkbeeld, dat toen reeds bijna anderhalf jaar oud was. Volgens prof. dr. A. J. C. Rüter zou de Raad van Verzet in mei 1943 voor het eerst de aandacht van de Nederlandse regering op deze vorm van verzet hebben gericht. Minister-president prof. mr. P. S. Gerbrandy maakte er op zijn beurt de geallieerden min of meer vertrouwd mee. In de Nederlandse gemeenschap was over een staking slechts gesproken met de Koningin, Prins Bernhard, prof. Gerbrandy en de heer Van Lidth de Jeude, minister van Oorlog. De zaak werd acuut in begin septem- ber 1944. De geallieerde legerleiding had plannen opgesteld voor luchtlandingen bij Rotterdam, Eindhoven en Arnhem. Prof. Gerbrandy en de heer Van Lidth de Jeude waren onder het opleggen van volstrekte geheimhouding door de Britse j minister van Oorlog op de hoogte ge- bracht van de militaire operatieplan nen. De officieren van 't Bureau Inlichtingen en het bureau Bijzondere Opdrachten waren beter ingelicht: zij wisten, dat i het geallieerd opperbevel ter onder- j steuning van de militaire operaties een spoorwegstaking wenste. Zij mochten aan deze wetenschap echter geen rucht baarheid geven. Vrijdag 15 september kreeg het hoofd van het bureau Inlichtingen, de heer Fock, te horen, dat de operaties zouden worden uitgevoerd voor wat betreft Arn hem en Nijmegen. Hij mocht echter zijn regering niet inlichten. In de nacht van zaterdag op zondag kreeg hij van het „War Office" bericht, dat de luchtlan dingen zondags om twaalf uur 's mid dags zouden plaatsvinden. WAAR WAREN ZIJ De heer Fock had de heren Gerbran dy en Van Lidth de Jeude gevraagd of zy gedurende het weekeinde bereikbaar zouden zijn. De heer Gerbrandy, die naar een kerkdienst was, keerde eerst tegen 12 uur terug, het ogenblik dat de luchtlan dingen moesten beginnen. De heer Fock gaf hem te kennen, dat het geallieerde opperbevel wenste, dat de Nederl. rege ring de spoorwegstaking zou proclame ren. Prof. Gerbrandy was hiertoe on middellijk bereid. Hij trachtte telefo nisch de Koningin te bereiken het is niet zeker of dit is gelukt en ver zocht de heer Fock de kwestie voor te leggen aan de minister van Oorlog. De heer Van Lidth de Jeude bleek echter vooralsnog onvindbaar. Tenslotte werd bekend, dat hij in deze tijd van span ning de hitte van de hoofdstad ont vlucht was en te Epsom vertoefde. De heer Fock trof de heer Van Lidth de Jeude om half drie in Epsom. De minister van Oorlog was enigermate ge- ergerd .omdat de regering niet tijdig op de hoogte was gesteld. Hij vroeg zich af of het bericht van de luchtlandin gen waar was en erf de omstandigheden Directie tier N.S. was verrast De proclamatie van de spoorwegsta king op 17 september 1944 kwam zo on verwacht. dat de directie verrast was cn het personeel niet was voorbereid. Van de plaatselijke chefs had slechts een gering getal als vertrouwensmannen der directie in vage termen te horen ge kregen, dat zij onder bepaalde omstan digheden leiding zouden moeten geven. In wezen hing alles af van de bereid heid van de personeelsleden. Vrees voor represailles kon een rem zijn op die bereidheid. In de analyse van de spoorwegstaking, zoals die is neergelegd in het boek .Rij den en staken - de Nederlandse Spoor wegen in oorlogsüijd" van prof. dr. A. J. C. Rüter, lezen wij, dat in het wes ten en het centrum van het land de sta king met uitzondering van enkele plaat sen onmiddellijk of binnen enkele dagen algemeen was. Zowel voor de gang van zaken in deze streken als voor die in het ganse land is dat van uit zonderlijk belang geweest. De staking was vrijwel onmiddellijk een succes in het hart van het spoorwegbedrijf Utrecht, op de grote stations en em placementen Amsterdam, Haarlem waar ook de centrale werkplaats in staking ging Den Haag en Rotter dam en op de belangrijke knooppunten als Amersfoort en Apeldoorn. In Rotterdam waren veel weerstan den te overwinnen: eerst vier dagen na de proclamatie was de staking hier een voldongen feit. Bepaald zeer ongunstig werd de gang van zaken beïnvloed door het feit, dat vele chefs en hun directe medewerkers niet ogenblikkelijk een positieve houding innamen en het goede voorbeeld gaven. Het was volstrekt niet zo, dat zij politiek twijfelachtig waren, maar zij weifelden. Prof. GERBRANDY inderdaad een spoorwegstaking wettig den. Eerst toen de radio de militaire operaties bevestigde en toen de heer Fock zei, dat. de geallieerde legerleiding eventueel zelf de staking zou procla meren, gaf hij toe en dicteerde de tekst, die de heer Fock in pijlsnelle vaart naar de heer Den Doolaard, hoofdredacteur van Radio Oranje, bracht. En om kwart voor zes die zondag klonk de procla matie van de regering uit de Neder landse radiotoestellen: „Naar aanleiding van een uit Ne derland ontvangen vraag en na over leg met het opperbevel, mede in ver band met de operaties, die heden in Nederland zijn aangevangen, acht de regering thans het ogenblik aange broken, de instructie te geven tot een algemene staking van het spoorweg personeel. teneinde het vijandelijke vervoer en troepenconcentratie zoveel mogelijk te beletten". 's Maandags en dinsdags onderstreep te Radio Oranje de oproep en het be lang van de spoorwegstaking voor een snelle bevrijding van Nederland. IMPULSIEVE PROF. GERBRANDY Prof. Rüter wijdt in zijn boek een nadere beschouwing aan het beleid van de regering. Hjj vindt bet overigen» «el wat naief om in dit verband van „re gering" te spreken: tot de spoorwegsta king werd ,al dan niet na goedkeuring door de Koningin, besloten door twee ministers, van wie één de doorslag had gegeven. Prof. Rüter vraagt zich af. hoe prof. Gerbrandy zo ogenblikkelijk de bereid heid opbracht om het spoorwegperso neel van 30.000 leden in een strijd te werpen, waarin men van de Duitsers een medogenloze tegenactie verwachten mocht. En voorts, waarom hij in deze kwestie slechts één minister heeft ge raadpleegd. Op de eerste vraag vindt de auteur het antwoord in de impulsieve en militante figuur van Gerbrandy, die zelf al helemaal vertrouwd was geraakt met het denkbeeld van een spoorweg staking. Bovendien leek de bevrijding van Nederland een kwestie van één, twee weken te zijn. Het negeren van de meerderheid van de ministers heeft prof. Gerbrandy ver klaard door te zeggen, dat er geen tijd was om de ministerraad bijeen te roe pen. Prof. Rüter meent echter, dat de minister-president die bespreking niet heeft gewild, omdat hij tal van beden kingen en lange discussies vreesde. Voor regelrechte oppositie behoefde prof. Gerbrandy overigens nauwelijks bang te zijn: wie zou daaraan denken onder deze omstandigheden, gezien de houding van verzet en Spoorwegen en het verzoek van het geallieerde opper Na het uitbreken van de spoor wegstaking begon de roof van ma terialen door de Duitsers eerst goed Vrijwel alle bovenleidingen in ge heel Nederland werden gesloopt. Vele baanvakken, welke niet voor militaire transporten werden gebruikt, zagen er na enige tijd uit als dat op deze foto: zo kregen de Nederlandse Spoorwegen in mei 1945 hun spoorlijn Haarlem-Zand- voort terug. (Foto afgestaan door Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie) Een week na het uitbreken van de spoorwegstaking verscheen de zoveelste „Bekanntmachung" van Seyss Inquart. Voor de vernieling van het spoorwegnet zorgden de Duitsers overigens zelf wel (Foto afgestaan door Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie) met ir. Hupkes tot een bruikbare rege ling was gekomen. Ir. Hupkes wilde alle touwtjes in handen houden. Hij meende, dat zijn arbeiders niet op steun, maar op hun normale loon aanspraak maak ten. Het NSF meende daarentegen dat het spoorwegpersoneel, dat eerst in een laat stadium van de oorlog op bevel van de regering en niet op eigen initiatief in staking was gegaan, ten opzichte van andere verzetslieden niet bevoordeeld mocht worden. Het streven van de heer Hupkes werd het NSF duidelijk: hij wenste het uitke ringsapparaat onder zijn leiding te krij gen en daarbü de personeelsraad in te schakelen, om zodoende de leden van deze raad in een krachtiger positie te brengen in de na-oorlogse periode, waarin voorkomen moest worden, dat de communistische vakbeweging een be langrijke mate van invloed op het spoorwegpersoneel zou krijgen. Eerst tegen het eind van 1944 kwam een compromis tot stand, dat inhield, dat de lonen als voorschot voor rekening van de Ned. Spoorwegen uitbetaald zou den worden en dat de verantwoordings stukken bij een notaris gedeponeerd zouden worden. Voor zover nodig zou het NSF voor de gelden zorgen. VERVALSTE PROMESSEN Het NSF heeft laatstgenoemde taak op ingenieuze wijze uitgevoerd. Het moest na medio september 1944 per maand f. 10 miljoen ten behoeve van het verzet uitkeren, waarvan f. 6 mil joen voor de spoorwegstakers. Voor de na-oorlogse terugbetaling van al deze bedragen had de Nederlandse regering zich wel garant gesteld, maar daar mee waren zij nog niet in contanten beschikbaar. Op tal van manieren verkreeg het NSF de nodige kasmiddelen. Het meest effectief bleek een operatie te zijn, waarbij vervalste schatkistpromessen in de kluizen van de Nederlandsche Bank (die gepresideerd werd door een berucht NSB-er) in de plaats gelegd werden van de echte exemplaren, die vervolgens bij het bedrijfsleven te gelde werden ge maakt. Het NSF heeft op deze wijze de stakers tot het einde toe iedere week hun loon kunnen uitbetalen; zelfs voor de ge bruikelijke kerstgratificatie werd ge zorgd. De blokkade van de binnenscheep vaart, die de bezetter als repressaille van de staking had afgekondigd, was slechts tijdelijk. Toen het vervoer werd vrijge geven durfden veel eigenaars van sche pen hun vaartuigen niet ter beschik king te stellen. De Nederlandse secreta ris-generaal van het Departement van Landbouw en Visserij, dr. H. M. Hirsch- feld, besloot toen tot oprichting van een overheidsrederij, die door de Duitsers ge vrijwaard zou worden tegen schepenvor dering. Nauwelijks was deze centrale re derij gaan werken of de vorst legde de scheepvaart opnieuw lam. Het werd de zwaarste tijd uit de bezetting. HET NASPEL Prof. Rüter gaat in zijn boek ook in op het naspel van de staking. Na de be vrijding stiet het materieel herstel aan vankelijk op grote moeilijkheden. Daar- N.S. WILDEN GEEN PUBLIKATIE De spoorwegstaking is een van de meest dramatische gebeurtenissen uit de bezettingstijd geweest. Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen tatie heeft in 1946 prof. dr. A. J. C. Rüter, hoogleraar aan de Rijks universiteit te Leiden, uitgenodigd een monografie over deze staking voor te bereiden. Deze monografie is thans onder de titel „Rijden en staken de Nederlandse spoorwe gen in oorlogstijd" in boekvorm ver schenen. „Rijden en staken" is meer dan een gedetailleerde beschrijving van de staking zelf het is ook en in de eerste plaats een op jarenlang, zorgvuldig onderzoek gebaseerde analyse van het beleid tijdens de bezetting van de directie der Ned. Spoorwegen, en van de besturen van de Vakbonden van spoorwegperso neel. Prof. Rüter die destijds promo veerde op een proefschrift over de spoorwegstaking in 1903 heeft bij het samenstellen van het boek gebruik gemaakt van bestaande publikaties, w.o. de verslagen der parlementaire enquêtecommissie, en heeft voorts vele betrokkenen om inlichtingen verzocht. In totaal hoorde hij 234 personen, die hem allen welwillend van gegevens heb ben voorzien, met uitzondering van wijlen mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, minister van Justitie in het kabinet-Gerbrandy te Londen. In 1955 was het manuscript ge reed. Het werd voorgelegd aan een commissie van figuren uit het spoor wegbedrijf onder voorzitterschap van dr. ir. W. Hupkes, die geduren de de oorlog als president-directeur was opgetreden. Na bestudering van de door de commissie-Hupkes voor gestelde correcties diende prof. Rü ter zijn manuscript in 1957 bij het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in. Het ma nuscript werd door het bestuur aan vaard, maar de directie van de Ned. Spoorwegen maakte bezwaar tegen publikatie tenzij bepaalde conclu sies werden gewijzigd. Noch de auteur noch het bestuur van het Rijksinstituut was daartoe bereid. Uiteindelijk verleende de Staatssecretaris van O., K. en W., mr. Y. Scholten, machtiging tot publikatie van het manuscript. naast deden zich in de menselijke ver houdingen ernstige spanningen voor. Het hoofdbureau te Utrecht weigerde zich te onderwerpen aan de leiding van ir. Goudriaan, toen deze na mei 1945 zijn zetel als president weer wilde in nemen. Ir. Goudriaans positie was door enkele beleidsdaden, die zich tijdens en kort na de Duitse invasie van mei 1940 hadden voorgedaan, verzwakt. Het feit van zijn internering bleek niet voldoen de tegenwicht te vormen. De minister van Verkeer en Waterstaat gaf hem de gelegenheid een verzoek om ontslag in te dienen. Ir. Hupkes werd zijn opvolger als president. Zoals deze systematisch getracht had de leiding van de staking in handen te houden, zo trachtte hij hetzelfde te doen met de zuivering, d.w.z. het verwijderen of straffen van al die elementen, die in hun plicht als Nederlander tekort had den geschoten, DE ZUIVERING De Nederlandse regering had deze zuivering uitdrukkelijk als overheids taak gesteld. Ir. Hupkes slaagde erin, de zuivering geheel in eigen hand te krij gen. Zijn zuiveringscommissies kregen in totaal klachten over 7.300 personeels leden te beoordelen, zijnde 1 op elke 6 man personeel; in de provincie Gronin gen lag het percentage te beoordelen ge vallen op ruim 60. In totaal werden 4.231 personen ca 8% van het personeel, door strafmaatregelen getroffen. Ook tegen de directie van de Ned. Spoorwegen werden enkele klachten in gediend; zij werden geseponeerd. Het beleid van de Ned. Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel werd door een ereraad van het NVV onderzocht, die tot een zeer voorzichtig geformuleer de en volgens prof. Rüter zwak gefun deerde uitspraak kwam, waarin het be leid van de heer Joustra als geheel een positieve bijdrage tot het verzet werd ge noemd. Overziet men de geschiedenis van de Spoorwegen en die van de spoorwegsta king als geheel, dan dient men zo besluit prof. Rüter niet de heer Joustra als de werkelijke overwinnaar te beschouwen, maar ir. Hupkes. wiens triomf tegelijkertijd die is van de con tinuïteit in de Nederlandse samenleving welke door de bezettingstijd niet wezen lijk is aangetast.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 16