Spoorwegstaking vroeg meer offers
van Nederlanders dan van bezetter
Geallieerden vroegen
om de spoorwegstaking
Onthullingen van prof. dr. A. J. C. Riiter
Effect op Duitse oorlogsvoering
was vrijwel nihil te noemen
BEKANNTMACHUNG
BEKENDMAKING
Maar ministers wisten van niets
ZATERDAG I APRIL, 1060
Ir. W. Hupkes: (le werkelijke overwinnaar
Vijftien jaar geleden reden er geen treinen in Nederland. Van
17 september 1944, de dag waarop de geallieerde luchtlandingstroepen
op verschillende punten in het zuiden en midden van Nederland wer
den neergelaten, tot de vreugdevolle bevrijding in mei 1945 lagen de
stations verlaten, stond het materieel, voor zover niet door de bezet
ters naar Duitsland gesleept, te roesten en was op enkele uitzonde
ringen na het ruim 30.000 man tellende spoorwegpersoneel onder
gedoken.
De spoorwegstaking was de apotheose van de Nederlandse ver
zetsdaden, die vooral in het buitenland en bij onze bondgenoten, res
pect afdwong. De spoorwegstaking heeft, zo meende men, de Duit
sers ernstig belemmerd in hun oorlogvoering. De spoorwegstaking
leeft in ons volk als een heldhaftig gebeuren, dat weliswaar herinne
ringen oproept aan honger en kou en andere ontberingen, maar dat
sindsdien ook is gezien als een noodzakelijk te accepteren barrière
naar de geallieerde overwinning.
Pijnlijke zaken
Geschiedschrijvers plegen de feiten
nuchter te zien. Prof. dr. A. J. C. Rüter
hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te
Leiden, heeft zich in zijn vandaag ver
schenen boek „Rijden en staken de
Nederlandse Spoorwegen in oorlogs
tijd" niet door zijn emoties laten leiden.
Het 469 pagina's tellende boekwerk is
een gedetailleerde monografie over de
spoorwegstaking, die hij in opdracht van
het bestuur van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie heeft samenge
steld. Het resultaat is niet alleen een
boeiend stuk geschiedschrijving, het is
vooral onthullend, omdat men thans
voor het eerst wordt geconfronteerd met
de werkelijke gang van zaken, de achter
grond van velerlei gebeurtenissen en
hun onderlinge samenhang.
BU lezing van het boek komen een
aantal pijnlijke zaken naar voren:
De proclamatie van de spoorwegsta
king door de toenmalige Nederlandse
regering in Londen geschiedde onder
omstandigheden, die curieus moeten
worden genoemd.
Het effect van de spoorwegstaking
op de Duitse oorlogvoering is vrijwel
nihil geweest.
De hongersnood in het westen van
Nederland, die aan ongeveer 15.000
mensen het leven heeft gekost, is voor
een belangrijk deel te wijten geweest
aan de staking.
De spoorwegstaking is door de lei
ding van de Ned. Spoorwegen en de
leiders van de (moderne) vakbeweging
aangegrepen om een politieke troef in
handen te krijgen voor na de oorlog.
STERKE DISCIPLINE
Prof. Rüter geeft in het begin van zijn
boek een beeld van de historische ont
wikkeling van het bedrijf der Ned.
Spoorwegen. Het bedrijf was voor de
oorlog straf georganiseerd en vertoonde
veel bureaucratische trekken. Het perso
neel was sterk gedisciplineerd en zeer
toegewijd.
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak
was de directie in handen van prof. ir. J.
Goudriaan als president-directeur en
van ir. W. Hupkes en ir. W. F. H. van
Rijckevorsel, directeuren resp. voor tech
nische en vervoerszaken.
De grootste vakvereniging van spoor
wegpersoneel was de Nederlandsche Ver
eniging van Spoor- en Tramwegperso
neel (kortweg „de N.V."), die in 1940
ruim 15.000 leden telden en nauwe rela
ties onderhield met de socialistische be
weging. De R.-K. Bond St.-Raphael en
de protestants-christelijke Bond van
Spoor- en Tramwegpersoneel telden
resp. 10.000 en 5.000 leden. Voorts waren
er nog twee andere, neutrale bonden,
waarin voornamelijk de ambtenaren wa
ren georganiseerd.
Binnen de organisaties was tussen de
gespecialiseerde elite, die de leiding gaf
en de massa der leden een steeds grotere
afstand ontstaan, aldus prof. Rüter.
Vooral in de grootste organisatie, de
N.V., domineerde het hoofdbestuur met
zijn apparaat. In feite was de spoorweg-
vakbeweging van vertegenwoordiging
van personeel bij de directie mede ge
worden tot een instrument van de direc
tie om het personeel te hanteren.
„LOYALE
SAMENWERKING"
Een maand na de capitulatie in mei
1940 sloot de directie een overeenkomst
met de bezettingsautoriteiten, die de on
derlinge samenwerking regelde: de
Duitsers zouden instructies voor hun
eigen vervoer geven, de directie zou het
bedrijf onder eigen verantwoordelijkheid
blijven leiden.
Het voordeel voor Nederland was. dat
van een van de vitaalste bedrijven in
Nederlandse handen bleef. Daar staat
tegenover, dat de Duitsers op tal van
wijzen van het vlot functionerend appa
raat konden gaan profiteren. Prof.
Goudriaan, president-directeur, werd in
de herfst van 1940 als gijzelaar geïnter
neerd in een aangelegenheid, die niets
met de Spoorwegen uitstaande had; zijn
functie werd toen verder waargenomen
door ir. Hupkes.
De Ned. Spoorwegen kwamen voor tal
van moeilijkheden te staan. Er deden
zich twee strenge winters voor, de Duit
sers vorderden van tijd tot tijd rails en
rollende materieel en het onderhoud
was onvoldoende. Niettemin leverden zij
onmisbare diensten aan kolen- en voed
selvoorziening. Daarvoor moest evenwel
een steeds stijgende prijs worden betaald
aan Duits vervoer: transport van mili
tairen, maar ook transport naar Duits
land van krijgsgevangenen, politieke ge
vangenen, opgeroepen arbeiders en gede
porteerde joden.
VAKBEWEGING
ONDER DRUK
Ook de Spoorwegvakbeweging werd
van het begin der bezetting af onder
Duitse druk geplaatst. Het NVV kwam
onder het NSB-lid H. J. Woudenberg,
welke situatie door de meeste aangeslo
ten vakbonden werd aanvafl®^
hei bestuur van de N.V.
Een meerderheid in dit bestuur was
van mening, dat Hitiers nieuwe orde
nieuwe mogelijkheden voor het socialis
me bood. aldus prof. Rüter. Dit gold ook
voor de heer G. Joustra, die in de zomer
van 1940 voorzitter werd en wiens optre
den bij velen ergernis wekte. Hij bracht
in 1941 een bezoek aan Duitsland en
trad enkele malen met de NSB-er Wou
denberg op één podium op. De Neder
landse publieke opinie kon over het al
gemeen meer waardering hebben voor
het beleid van de twee confessionele
bonden, die zichzelf ontbonden. Eerst bij
de oprichting van het Nederlands Ar
beidsfront in mei 1942 lieten bestuur en
leden ook de N.V. in de steek.
N.S. EN HET VERZET
De relatie tussen de Ned. Spoorwegen
en het verzet wordt door de auteur in
twee hoofdstukken geschetst. Vóór sep
tember 1943 was er wel sprake van enig
individueel verzet door spoorwegperso
neel in uiteenlopende rangen, maar tot
dat verzet stond de directie in generlei
positieve relatie.
Een eerste crisis deed zich voor eind
april 1943. In een groot deel van het
land braken stakingen uit. Na rijp be
raad besloten directie en personeelsraad
van de N.S. om niet mee te doen. Men
overwoog, dat een spoorwegstaking
slechts éénmaal ondernomen zou kun
nen worden, nl. samenhangend met ge
allieerde militaire operaties.
Eind mei 1943 was het duidelijk, dat
de invasie nabij was. Ir. Hupkes ging zich
daarop instellen. Er kwamen losse con
tacten tot stand met enige illegale orga
nisaties, die na de 6de juni 1944, D-day,
een vaster karakter aannamen.
Via de Orde-Dienst <OD.) lier ir. Hup
kes contact leggen met de Nederlandse
regering te Londen; de verdeeldheid van
de verzetsorganisaties was er oorzaak
van, dat hij deze niet als boven hem
staande autoriteit erkende. Hij verwacht
te, dat hij, na tijdig door de O.D. ge
waarschuwd te zijn, zelf het sein tot de
staking zou kunnen geven.
Ir. Hupkes meende, dat de staking
niet langer dan een maand zou behoe
ven te duren. Om die reden achtte hij
het in de zomer van 1944 niet noodzake
lijk in te gaan op een verzoek tot het
aanknopen van contact met het Natio
naal Steun Fonds (NSF), de geheime
organisatie, die wel eens „de bankier van
het verzet" werd genoemd. Ir. Hupkes
had bjj alle stations een maand salaris
als „invasiegeld" voor het personeel laten
reserveren; die gelden zouden, zo ver
wachtte hij, voor het financieren van de
staking voldoende zijn.
VERRAST DOOR OPROEP
De oproep tot de spoorwegstaking werd
in de avond van 17 september 1944 in de
Nederlandse uitzending van de BBC
voor het eerst gehoord. De strijdvaardige
premier, prof. Gerbrandy, had van zijn
collega's slechts de minister van oorlog
geraadpleegd.
=-
De N.S.-directie werd door de radio-
oproep geheel verrast. Het was nu niet
mogelijk het uitbetalen van het invasie-
geld en het onderduiken van het staken
de personeel centraal te regelen. Ook de
Duitsers werden door de staking geheel
verrast. Zij wisten hun militair vervoer
betrekkelijk spoedig weer op gang te
krijgen door 4.500 man personeel van de
Reichsbahn naar Nederland te bren
gen.
Een directe actie van de Duitsers te
gen het stakende personeel bleef uit. Het
bedrijf zelf werd door een nog veel uit
gebreider roof van rollend materieel en
andere materialen getroffen.
Oorspronkelijk meende de bezetter,
dat met alle middelen moest worden ge
tracht, de staking te breken. Overwogen
werd zelfs Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag hermetisch af te sluiten en
de uithongering van de bevolking vol te
houden tot de spoorwegarbeiders het
werk hadden hervat. De rijkscommissaris
Seyss-Inquart meende echter, dat men
zodoende de organisatoren van de sta
king niet zou treffen.
Uiteindelijk werd ertoe overgegaan de
binnenscheepvaart te blokkeren, waar
door het overbevolkte westen van de
voedselaanvoer uit Oost- en Noord-
Nederland werd afgesneden.
STRIJD OM DE LEIDING
Toen de Engelse en Poolse troepen
zich bij Arnhem hadden teruggetrokken
was het duidelijk, dat de staking langer
dan een maand zou duren. Men moest
van improvisatie zien te komen tot or
ganisatie. Het Nationaal Steunfonds en
de Landelijke Organisatie <L.O.) de
grootste verzetsorganisatie tot hulp aan
onderduikers kwamen overeen, dat de
eerste instelling gelden zou verstrekken,
die de andere aan de stakers zou uitbe
talen. De L.O. zou tevens voor onder
duikadressen zorgen.
Al spoedig begonnen de heren Hupkes
en Joustra er naar te streven de centrale
en lokale leiding van de zorg om de
spoorwegstakers in handen te leggen
van de personeelsraad en zijn plaatse
lijke vertegenwoordigers. Aanvankelijk
stuitte dit op tegenstand in de lokale
kernen, waar men de figuur van de heer
Joustra niet wilde accepteren. Vooral in
Amsterdam en Haarlem leidde dit tot
scherpe conflicten.
Het was vooral de heer Walraven v. Hall
van het NSF, die onvermoeibaar tracht
te de tegenstellingen te overbruggen.
Het duurde echter geruime tijd eer deze
grote figuur uit het Nederlandse verzet
För die Zerstbruug oder Reschadigung von
EisenbabDaDlagen.FerntiprechkabelD und Post-
AmU-ru macbe ich die gesttmte F,itiwobuerschaft
der Geoaeiode terantworlUch, In deren Bezirk
die Tat Ix-gangen wird.
Die BevölkertmgaolcherGemeinden hatdabcr
dnmit zu recbneu, daas znr Vergvltung anf
Eigeotunt gegrilfeo und Hftuw-r uder Hau-
«ergruppen zeratört werden,
leb rate den Geineioden, in ihrem Bezirk dureh
Einaetzung von Streifen oder aul andere wirk-
aame Weiee ftlr einen ausreiehenden Scbutz
derVerkehra- und Nnctarichtemmttel zu sorgen.
8EYSS INQUABT
Den Haag. 24. September 1944.
Voor de vernieling ot beachudiging van Spoor
weg-installaties. Teleloongeleidingen en Post-
kuntoren stel ik de gebeele bevolking der
gemeente aansprakelijk, op welker gebied de
daad wordt gepleegd.
De bevolking van zulke gemeeuteD moet dus
rekening daarmede houden, dat ter vergelding
de bond op eigendommen zal worden gelegd
en dat er huizen of groepen van buizen zullen
worden vernield.
Ik beveel den gemeentebesturen aan, door pa
trouilles ol op andere doeltretfeode wijze voor
voldoende bescherming van de verkeerd-inrich
tingen en van de middelen voorde beriebtgev ing
zorg te dragen.
SEYSS INQUABT
Dec. Haag, 24 September 1944.
Waarom slechts één minister geraadpleegd
De afkondiging van de spoorwegstaking op 17 september 1944
verwezenlijkte een denkbeeld, dat toen reeds bijna anderhalf jaar oud
was. Volgens prof. dr. A. J. C. Rüter zou de Raad van Verzet in
mei 1943 voor het eerst de aandacht van de Nederlandse regering
op deze vorm van verzet hebben gericht. Minister-president prof. mr.
P. S. Gerbrandy maakte er op zijn beurt de geallieerden min of meer
vertrouwd mee. In de Nederlandse gemeenschap was over een staking
slechts gesproken met de Koningin, Prins Bernhard, prof. Gerbrandy
en de heer Van Lidth de Jeude, minister van Oorlog.
De zaak werd acuut in begin septem-
ber 1944. De geallieerde legerleiding had
plannen opgesteld voor luchtlandingen
bij Rotterdam, Eindhoven en Arnhem.
Prof. Gerbrandy en de heer Van Lidth
de Jeude waren onder het opleggen van
volstrekte geheimhouding door de Britse j
minister van Oorlog op de hoogte ge-
bracht van de militaire operatieplan
nen.
De officieren van 't Bureau Inlichtingen
en het bureau Bijzondere Opdrachten
waren beter ingelicht: zij wisten, dat i
het geallieerd opperbevel ter onder- j
steuning van de militaire operaties een
spoorwegstaking wenste. Zij mochten
aan deze wetenschap echter geen rucht
baarheid geven.
Vrijdag 15 september kreeg het hoofd
van het bureau Inlichtingen, de heer
Fock, te horen, dat de operaties zouden
worden uitgevoerd voor wat betreft Arn
hem en Nijmegen. Hij mocht echter zijn
regering niet inlichten. In de nacht van
zaterdag op zondag kreeg hij van het
„War Office" bericht, dat de luchtlan
dingen zondags om twaalf uur 's mid
dags zouden plaatsvinden.
WAAR WAREN ZIJ
De heer Fock had de heren Gerbran
dy en Van Lidth de Jeude gevraagd of
zy gedurende het weekeinde bereikbaar
zouden zijn.
De heer Gerbrandy, die naar een
kerkdienst was, keerde eerst tegen 12
uur terug, het ogenblik dat de luchtlan
dingen moesten beginnen. De heer Fock
gaf hem te kennen, dat het geallieerde
opperbevel wenste, dat de Nederl. rege
ring de spoorwegstaking zou proclame
ren. Prof. Gerbrandy was hiertoe on
middellijk bereid. Hij trachtte telefo
nisch de Koningin te bereiken het is
niet zeker of dit is gelukt en ver
zocht de heer Fock de kwestie voor te
leggen aan de minister van Oorlog. De
heer Van Lidth de Jeude bleek echter
vooralsnog onvindbaar. Tenslotte werd
bekend, dat hij in deze tijd van span
ning de hitte van de hoofdstad ont
vlucht was en te Epsom vertoefde.
De heer Fock trof de heer Van Lidth
de Jeude om half drie in Epsom. De
minister van Oorlog was enigermate ge-
ergerd .omdat de regering niet tijdig
op de hoogte was gesteld. Hij vroeg zich
af of het bericht van de luchtlandin
gen waar was en erf de omstandigheden
Directie tier N.S.
was verrast
De proclamatie van de spoorwegsta
king op 17 september 1944 kwam zo on
verwacht. dat de directie verrast was cn
het personeel niet was voorbereid. Van
de plaatselijke chefs had slechts een
gering getal als vertrouwensmannen der
directie in vage termen te horen ge
kregen, dat zij onder bepaalde omstan
digheden leiding zouden moeten geven.
In wezen hing alles af van de bereid
heid van de personeelsleden. Vrees voor
represailles kon een rem zijn op die
bereidheid.
In de analyse van de spoorwegstaking,
zoals die is neergelegd in het boek .Rij
den en staken - de Nederlandse Spoor
wegen in oorlogsüijd" van prof. dr. A.
J. C. Rüter, lezen wij, dat in het wes
ten en het centrum van het land de sta
king met uitzondering van enkele plaat
sen onmiddellijk of binnen enkele
dagen algemeen was. Zowel voor de
gang van zaken in deze streken als voor
die in het ganse land is dat van uit
zonderlijk belang geweest. De staking
was vrijwel onmiddellijk een succes in
het hart van het spoorwegbedrijf
Utrecht, op de grote stations en em
placementen Amsterdam, Haarlem
waar ook de centrale werkplaats in
staking ging Den Haag en Rotter
dam en op de belangrijke knooppunten
als Amersfoort en Apeldoorn.
In Rotterdam waren veel weerstan
den te overwinnen: eerst vier dagen na
de proclamatie was de staking hier een
voldongen feit. Bepaald zeer ongunstig
werd de gang van zaken beïnvloed door
het feit, dat vele chefs en hun directe
medewerkers niet ogenblikkelijk een
positieve houding innamen en het goede
voorbeeld gaven. Het was volstrekt niet
zo, dat zij politiek twijfelachtig waren,
maar zij weifelden.
Prof. GERBRANDY
inderdaad een spoorwegstaking wettig
den. Eerst toen de radio de militaire
operaties bevestigde en toen de heer
Fock zei, dat. de geallieerde legerleiding
eventueel zelf de staking zou procla
meren, gaf hij toe en dicteerde de tekst,
die de heer Fock in pijlsnelle vaart naar
de heer Den Doolaard, hoofdredacteur
van Radio Oranje, bracht. En om kwart
voor zes die zondag klonk de procla
matie van de regering uit de Neder
landse radiotoestellen:
„Naar aanleiding van een uit Ne
derland ontvangen vraag en na over
leg met het opperbevel, mede in ver
band met de operaties, die heden in
Nederland zijn aangevangen, acht de
regering thans het ogenblik aange
broken, de instructie te geven tot een
algemene staking van het spoorweg
personeel. teneinde het vijandelijke
vervoer en troepenconcentratie zoveel
mogelijk te beletten".
's Maandags en dinsdags onderstreep
te Radio Oranje de oproep en het be
lang van de spoorwegstaking voor een
snelle bevrijding van Nederland.
IMPULSIEVE
PROF. GERBRANDY
Prof. Rüter wijdt in zijn boek een
nadere beschouwing aan het beleid van
de regering. Hjj vindt bet overigen» «el
wat naief om in dit verband van „re
gering" te spreken: tot de spoorwegsta
king werd ,al dan niet na goedkeuring
door de Koningin, besloten door twee
ministers, van wie één de doorslag had
gegeven.
Prof. Rüter vraagt zich af. hoe prof.
Gerbrandy zo ogenblikkelijk de bereid
heid opbracht om het spoorwegperso
neel van 30.000 leden in een strijd te
werpen, waarin men van de Duitsers
een medogenloze tegenactie verwachten
mocht. En voorts, waarom hij in deze
kwestie slechts één minister heeft ge
raadpleegd. Op de eerste vraag vindt de
auteur het antwoord in de impulsieve
en militante figuur van Gerbrandy, die
zelf al helemaal vertrouwd was geraakt
met het denkbeeld van een spoorweg
staking. Bovendien leek de bevrijding
van Nederland een kwestie van één,
twee weken te zijn.
Het negeren van de meerderheid van
de ministers heeft prof. Gerbrandy ver
klaard door te zeggen, dat er geen tijd
was om de ministerraad bijeen te roe
pen. Prof. Rüter meent echter, dat de
minister-president die bespreking niet
heeft gewild, omdat hij tal van beden
kingen en lange discussies vreesde.
Voor regelrechte oppositie behoefde
prof. Gerbrandy overigens nauwelijks
bang te zijn: wie zou daaraan denken
onder deze omstandigheden, gezien de
houding van verzet en Spoorwegen en
het verzoek van het geallieerde opper
Na het uitbreken van de spoor
wegstaking begon de roof van ma
terialen door de Duitsers eerst goed
Vrijwel alle bovenleidingen in ge
heel Nederland werden gesloopt.
Vele baanvakken, welke niet
voor militaire transporten werden
gebruikt, zagen er na enige tijd uit
als dat op deze foto: zo kregen de
Nederlandse Spoorwegen in mei
1945 hun spoorlijn Haarlem-Zand-
voort terug.
(Foto afgestaan door
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie)
Een week na het uitbreken van
de spoorwegstaking verscheen de
zoveelste „Bekanntmachung" van
Seyss Inquart. Voor de vernieling
van het spoorwegnet zorgden de
Duitsers overigens zelf wel
(Foto afgestaan door
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie)
met ir. Hupkes tot een bruikbare rege
ling was gekomen. Ir. Hupkes wilde alle
touwtjes in handen houden. Hij meende,
dat zijn arbeiders niet op steun, maar
op hun normale loon aanspraak maak
ten. Het NSF meende daarentegen dat
het spoorwegpersoneel, dat eerst in een
laat stadium van de oorlog op bevel van
de regering en niet op eigen initiatief in
staking was gegaan, ten opzichte van
andere verzetslieden niet bevoordeeld
mocht worden.
Het streven van de heer Hupkes werd
het NSF duidelijk: hij wenste het uitke
ringsapparaat onder zijn leiding te krij
gen en daarbü de personeelsraad in te
schakelen, om zodoende de leden van
deze raad in een krachtiger positie te
brengen in de na-oorlogse periode,
waarin voorkomen moest worden, dat
de communistische vakbeweging een be
langrijke mate van invloed op het
spoorwegpersoneel zou krijgen.
Eerst tegen het eind van 1944 kwam
een compromis tot stand, dat inhield,
dat de lonen als voorschot voor rekening
van de Ned. Spoorwegen uitbetaald zou
den worden en dat de verantwoordings
stukken bij een notaris gedeponeerd
zouden worden. Voor zover nodig zou
het NSF voor de gelden zorgen.
VERVALSTE PROMESSEN
Het NSF heeft laatstgenoemde taak
op ingenieuze wijze uitgevoerd. Het
moest na medio september 1944 per
maand f. 10 miljoen ten behoeve van
het verzet uitkeren, waarvan f. 6 mil
joen voor de spoorwegstakers. Voor de
na-oorlogse terugbetaling van al deze
bedragen had de Nederlandse regering
zich wel garant gesteld, maar daar
mee waren zij nog niet in contanten
beschikbaar.
Op tal van manieren verkreeg het
NSF de nodige kasmiddelen. Het meest
effectief bleek een operatie te zijn,
waarbij vervalste schatkistpromessen in
de kluizen van de Nederlandsche Bank
(die gepresideerd werd door een berucht
NSB-er) in de plaats gelegd werden
van de echte exemplaren, die vervolgens
bij het bedrijfsleven te gelde werden ge
maakt. Het NSF heeft op deze wijze de
stakers tot het einde toe iedere week hun
loon kunnen uitbetalen; zelfs voor de ge
bruikelijke kerstgratificatie werd ge
zorgd.
De blokkade van de binnenscheep
vaart, die de bezetter als repressaille van
de staking had afgekondigd, was slechts
tijdelijk. Toen het vervoer werd vrijge
geven durfden veel eigenaars van sche
pen hun vaartuigen niet ter beschik
king te stellen. De Nederlandse secreta
ris-generaal van het Departement van
Landbouw en Visserij, dr. H. M. Hirsch-
feld, besloot toen tot oprichting van een
overheidsrederij, die door de Duitsers ge
vrijwaard zou worden tegen schepenvor
dering. Nauwelijks was deze centrale re
derij gaan werken of de vorst legde de
scheepvaart opnieuw lam. Het werd de
zwaarste tijd uit de bezetting.
HET NASPEL
Prof. Rüter gaat in zijn boek ook in
op het naspel van de staking. Na de be
vrijding stiet het materieel herstel aan
vankelijk op grote moeilijkheden. Daar-
N.S. WILDEN GEEN
PUBLIKATIE
De spoorwegstaking is een van de
meest dramatische gebeurtenissen
uit de bezettingstijd geweest. Het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen
tatie heeft in 1946 prof. dr. A. J. C.
Rüter, hoogleraar aan de Rijks
universiteit te Leiden, uitgenodigd
een monografie over deze staking
voor te bereiden. Deze monografie
is thans onder de titel „Rijden en
staken de Nederlandse spoorwe
gen in oorlogstijd" in boekvorm ver
schenen.
„Rijden en staken" is meer dan
een gedetailleerde beschrijving van
de staking zelf het is ook en in de
eerste plaats een op jarenlang,
zorgvuldig onderzoek gebaseerde
analyse van het beleid tijdens de
bezetting van de directie der Ned.
Spoorwegen, en van de besturen van
de Vakbonden van spoorwegperso
neel.
Prof. Rüter die destijds promo
veerde op een proefschrift over de
spoorwegstaking in 1903 heeft
bij het samenstellen van het boek
gebruik gemaakt van bestaande
publikaties, w.o. de verslagen der
parlementaire enquêtecommissie, en
heeft voorts vele betrokkenen om
inlichtingen verzocht. In totaal
hoorde hij 234 personen, die hem
allen welwillend van gegevens heb
ben voorzien, met uitzondering van
wijlen mr. dr. G. J. van Heuven
Goedhart, minister van Justitie in
het kabinet-Gerbrandy te Londen.
In 1955 was het manuscript ge
reed. Het werd voorgelegd aan een
commissie van figuren uit het spoor
wegbedrijf onder voorzitterschap
van dr. ir. W. Hupkes, die geduren
de de oorlog als president-directeur
was opgetreden. Na bestudering van
de door de commissie-Hupkes voor
gestelde correcties diende prof. Rü
ter zijn manuscript in 1957 bij het
bestuur van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie in. Het ma
nuscript werd door het bestuur aan
vaard, maar de directie van de Ned.
Spoorwegen maakte bezwaar tegen
publikatie tenzij bepaalde conclu
sies werden gewijzigd.
Noch de auteur noch het bestuur
van het Rijksinstituut was daartoe
bereid. Uiteindelijk verleende de
Staatssecretaris van O., K. en W.,
mr. Y. Scholten, machtiging tot
publikatie van het manuscript.
naast deden zich in de menselijke ver
houdingen ernstige spanningen voor.
Het hoofdbureau te Utrecht weigerde
zich te onderwerpen aan de leiding van
ir. Goudriaan, toen deze na mei 1945
zijn zetel als president weer wilde in
nemen. Ir. Goudriaans positie was door
enkele beleidsdaden, die zich tijdens en
kort na de Duitse invasie van mei 1940
hadden voorgedaan, verzwakt. Het feit
van zijn internering bleek niet voldoen
de tegenwicht te vormen. De minister
van Verkeer en Waterstaat gaf hem de
gelegenheid een verzoek om ontslag in
te dienen. Ir. Hupkes werd zijn opvolger
als president.
Zoals deze systematisch getracht had
de leiding van de staking in handen te
houden, zo trachtte hij hetzelfde te doen
met de zuivering, d.w.z. het verwijderen
of straffen van al die elementen, die in
hun plicht als Nederlander tekort had
den geschoten,
DE ZUIVERING
De Nederlandse regering had deze
zuivering uitdrukkelijk als overheids
taak gesteld. Ir. Hupkes slaagde erin, de
zuivering geheel in eigen hand te krij
gen. Zijn zuiveringscommissies kregen
in totaal klachten over 7.300 personeels
leden te beoordelen, zijnde 1 op elke 6
man personeel; in de provincie Gronin
gen lag het percentage te beoordelen ge
vallen op ruim 60. In totaal werden 4.231
personen ca 8% van het personeel, door
strafmaatregelen getroffen.
Ook tegen de directie van de Ned.
Spoorwegen werden enkele klachten in
gediend; zij werden geseponeerd.
Het beleid van de Ned. Vereniging van
Spoor- en Tramwegpersoneel werd door
een ereraad van het NVV onderzocht,
die tot een zeer voorzichtig geformuleer
de en volgens prof. Rüter zwak gefun
deerde uitspraak kwam, waarin het be
leid van de heer Joustra als geheel een
positieve bijdrage tot het verzet werd ge
noemd.
Overziet men de geschiedenis van de
Spoorwegen en die van de spoorwegsta
king als geheel, dan dient men zo
besluit prof. Rüter niet de heer
Joustra als de werkelijke overwinnaar
te beschouwen, maar ir. Hupkes. wiens
triomf tegelijkertijd die is van de con
tinuïteit in de Nederlandse samenleving
welke door de bezettingstijd niet wezen
lijk is aangetast.