Wonderdokter ging bij zigeuners in de leer FRANK WOOL WORTH stichtte zaken voor mensen met kleine beurs TEVREDENHEID Aanvankelijk geen succesmaar zijn nieuwe methoden stampten een reuzen-bedrijf uit de grond Zaterdag 2 april I960 De eerste winkel van Woolworth in Lancaster in de Amerikaanse staat Pennsylvanië. Deze winkel bestaat nog. breidende aantal winkels. Het kon niet uitblijven, dat hij zioh overwerkte en toen hij noodgedwongen veel werk uit handen moeit geven had hij alle tijd zich over het gehele arbeidsterrein te beraden. Zijn leus werd: „organiseren, F. W. Woolworth Co.. de vennootschap die thans meer dan drie duizend winkels in de Verenigde Staten en negen andere landen exploiteertbestond verleden jaar 80 jaar; de eerste Woolworth-winkel die nog steeds bestaat, werd in 1879 in Lancaster in de staat Penn sylvanië geopend door de 27-jarige Frank Woolworth. Geboren en opgevoed op een boerderij, was hij op 19-jarige leeftijd in een levensmiddelenwinkel in de buurt gaan werken. Nadat hij er twee jaar gewerkt had zonder een cent loon te ontvangen, ging hij over naar een andere winkelwaar hij net genoeg verdiende om kost en inwoning te betalen. Eindelijk, in zijn derde baan. kreeg hij behoor lijk loon. maar later werd het verminderd, omdat hij zo'n slechte ver koper bleek te zijn!! Toen hij in Lancaster zijn eerste „Woolworth 5 cent Store" opende, lieten hem twee gedachten niet met rust: in de eerste plaats wilde hij niets boven een vaste prijs verkopen en in de tweede plaats was hij voornemens al zijn waren openlijk uit te stallen. In zijn tijd was het namelijk gewoonte alle koopwaren in laden en vakken achter of onder een lege toonbank te bewaren. De eerste gedachte was niet nieuw, hij had het al eens geprobeerd en het was mislukt, maar de tweede was heel bijzonder. In New-York bouwde bij eerste moderne wolkenkrabber Met zijn vrouw, zeven bedienden en voorraden, die hij met geleend geld had gekocht, begon hij in een hoekhuis een winkel van ongeveer 4 bij 11 meter. Vanaf het eerste ogenblik stroomden de mensen binnen, betastten en verge leken de goederen, die tot aan het- pla fond lagen opgestapeld en zij telden hun stuivers neer. Toen de winkel des avonds gesloten werd, was ongeveer de halve voorraad verkocht! De volgende dag schreef de „slechte verkoper" een geestdriftige brief aan zijn vader, waarin hij hem reeds het plan ontvouwde in Harrisburg een tweede zaaik te openen. Dit filiaal in Harrisburg, Pennsylvanië, was een mis lukking, evenals de vijf andere, die hij In de loop van de volgende vijf jaar opende. Enkele daarvan werden door Woolworth zelf gedreven, andere wer den wel grotendeels door ham gefinan cierd, maar er stond een door hem aangestelde chef aan het hoofd. Als het met. een van zijn zaken mis ging, dan ging hij na wat er de oor zaak van was en opende een andere zaak! Ook 10 cents-artikelen In die jaren begon hii met een nieu wigheid, die hij Hater 'beschouwde als het keerpunt in zijn loopbaan als za ken man. Verkocht hij eerst uitsluitend goederen, die hoogstens 5 cent kostten, nu nam hij er goederen bij die voor 10 cent waren geprijsd. Dat maakte, dat hij veel meer van de fabrikanten kon afnemen en dat het aantal artikelen in zijn winkel viermaal zo grcot werd. En toen kreeg zijn zaak de bekende naam „Five and Ten Cent Store". Tegen het einde van de jaren '80 gin gen er geen winkels van Woolworth meer over de kop en zijn toekomstige reuzenbedrijf kwam op een hechte ba sis te staan. Woolworth stelde uitslui tend winkeldhefs en vennoten aan, die hij persoonlijk kende. Hij betaalde him een bescheiden safaris ter dekking van hun onkosten, maar hij maakte hen deelgenoot in cï'i wins, een stelsel, dat door de Woolworth Company nog steeds voor de leidende functionarissen gehandhaafd wordt. In de volgende 10 jaar stélde hij minimum-lonen vast voor de minder gesalarieerdenintro duceerde vakanties met behoud van loon, gaf zijn personeel tegen Kerstmis een gratificatie en richtte voor zijn werknemers een pensioenfonds op. Naar de grote steden Vervolgens verhuisde hij naar New York, om daar zijn eigen inkoopbureau te vestigen. Tot 1888 leidde hij per soon/lijk het gehele conidem, schreef kooporders uit, hield de boeken bij en schreef elke dag een brief aan ieder van de chefa wc het audrcteeds «EU commissarissen van de inmiddels op gerichte naamloze vennootschap het plan voor. ook daar winkels te openen. Begin 1912 werd een nieuwe vennoot schap opgericht voor de exploitatie van winkels in het buitenland. Ongeveer in die tijd liet hij van eigen geld in de stad New York het Wool- worth-gebouw neerzetten, de eerste werkelijk moderne wolkenkrabber. Het gebouw is 60 verdiepingen hoog en het bereiken van deze hoogte was alleen mogelijk, doordat voor het eerst het „staalskelet" bij de bouw werd toege past. Dit gebouw domineerde tot 1930 het silhouet van de stad. Ofschoon Woolworth met de bouw alleen beoogde kantoor- en woonruimte te verhuren en dit is nog steeds het geval was het gebouw zoiets ongekend moois en bijzonders, dat toeristen van heinde en ver kwamen om het gebouw, waaraan de bekende naam „Woolworth" verbon den was, te bewonderen. Verdere uitbreiding De oprichter van het concern. Frank Woolworth, stierf in 1919 op 67-jarige leeftijd, maar met zijn heengaan was aan de uitbreiding van zijn schepping nog geen einde gekomen. De F. W. Woolworth and Co.. Ltd. was in 1912 in Engeland een zelfstan dige maatschappij geworden met ruim 1000 winkels, ook in Ierland en Zuid- Afrdka. Er zijn ook 80 tot 90 Wool worth- winkeL; in de WcStduitse Bonds republiek. ondergebracht in een Duitse maatschappij, waarvan de Amerikaan se aandeelhoudster is: verder zijn er winkels in Canada. Cuba. Mexico en Puerto Rico. Zoveel mogelijk worden de goederen van plaatselijke fabrikan ten betrokken. ALS kind leerde je al: alles, waar te" voor staat, is niet goed, behalve tehuis en te vreden. En in de poëzie-albums van de meisjes kwam en komt veel voor dat versje: Tevreden zijn is een gunst Tevreden schijnen is een kunst Tevreden worden is een geluk Tevreden blijven is een meesterstuk. Zijn er veel tevreden mensen in onze tijd? Je zou mogen ver wachten van wel. Vergeleken bij vroeger is er zo geweldig veel ten goede veranderd. Spreek maar eens met mensen, die bijv. de nood van de crisis-jaren in alle felheid hebben beleefd. Toch waag ik het te zeggen, dat je nu zeker niet méér tevre den mensen ontmoet dan vroe ger. Dat zal wel daardoor ko men, dat wij onze eisen veel ho ger stellen. Wij zijn niet tevre den vóór we televisie, een brom fiets of een auto hebben, om nog maar te zwijgen van de rest van ons verlanglijstje. Nu moeten we ook direct zeg gen, dat het niet goed is om snel tevreden te zijn. Er is ook een gezond streven naar meer, beter, hoger. Er ls ook een woekeren met de talenten, die we ontvan gen hebben; een niet berusten in onrecht, misstanden, nood. Er is ook een soort tevredenheid, die alleen maar te betitelen valt met: gezapig en karakterloos. WOORD VAN BEZINNING Maar er is ook een soort on tevredenheid, die ons hele leven, ons doen en laten kan beheersen, die ons leven zelfs kan verteren. En ook dan is het gelaat de spiegel der zieler komt dat on tevredentrekje om de mond. Je kunt verstrikt raken in de jacht, de dorst naar alles en nog wat. En lopen we dat gevaar niet, wij met onze hogere eisen aan het leven? Dan raken we op drift. We zien niets anders meer dan de vervulling van onze wen sen. Daar moet alles voor wij ken. We zullen dat televisie toestel hebben, die bromfiets, die auto. We kunnen het niet heb ben, dat iemand meer heeft dan wij. Dat houdt ook vaak in, dat we het niet kunnen hebben, dat de ander er is. Het oer-oude ver haal van Kaïn en Abel herleeft in iedere tijd. Daartegenover staat: het kun nen hebben, dat de ander er is, het kunnen hebben, dat de an der meer is, meer heeft dan wij. Dat is: zich verheugen over het- er-zijn van de ander, liefde tot de naaste. Tevredenheid is zo: vreugde over eigen bestaan, eigen bezit èn vreugde over het bestaan, het bezit van de ander. Tevreden zijn is een gunst, inderdaad. Het valt niet mee om vanuit de te vredenheid met wat Je hebt te streven naar meer, beter, hoger. We doen het vlotter vanuit de ontevredenheid over wat we heb ben. Maar als we ons door de ontevredenheid laten beheersen, zullen we dan ooit genoeg heb ben? Is er dan wel een grens? Zullen we dan niet altijd dorst houden? Jezus Christus zegt: „wie ge dronken heeft van het water, dat Ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid". Dat is geen woord om gezapige en karakterloze tevredenheid te kweken. Dat is wel een woord, dat ons voert naar de bron van de te vredenheid, omdat het gezegd wordt door Hem, die zelf die bron is. Hij leert ons tevreden te zijn met ons bestaan, met ons bezit en vandaaruit te woekeren met onze talenten. Hij bevrijdt ons van de adder der ontevre denheid. Tevreden zyn is een gunst van Hem. E. H. Kalkman, herv. predikant te Waddinxveen. Grote geesten, toch mensen (IV) Paracelsus, de Luther der geneeskunde Op 24 juni 1527 had er te Bazel een merkwaardige gebeurtenis plaats. Toen namelijk de studenten van de Zwitserse stad, die op het plein van hun universiteit waren bijeengekomen om het feest van Sint-Johannes te vieren, zich rondom een vreugdevuur hadden opge steld, naderde uit een zijstraat een enigszins gedrongen, eenvoudig geklede man. Nog geen vierendertig jaar was hij oud, maar de groe ven in zijn gezicht en het vergrijsde haar aan zijn slapen, verrieden, dat zijn pad niet over rozen was gegaan. Met vastberaden trek naderde hij de brandstapel en terwijl de verzamelde studenten uitweken om plaats voor hem te maken, zagen zij dat hij in zijn rechterhand een exemplaar droeg van Avicenna's „Handboek der Geneeskunde", een werk dat ondanks zijn hoge ouderdom in die tijd nog als een van de pijlers van de medische wetenschappen werd beschouwd. Met een resolute handbeweging slingerde de man het boek van zich af, zodat het terecht kwam mid den tussen de hoog oplaaiende vlammen. En terwijl de bladeren door het vuur werden verzengd en tot een vormeloze massa verkool den, klonk zijn stem over het plein: „Wat vergaan is, moet worden verbrand, want het heeft geen nut meer. Wat echter levenskrachtig en waar is, kan door het vuur nooit worden aangetast". DE man, die op Johannesdag 1527 door deze symbolische handeling uiting gaf aan zijn overtuiging, dat de geneeskunde zich moest bevrij den van haaf eigen verleden, was de Bazelse stadsheelmeester en professor Paracelsus. Op 10 november 1493 werd hij geboren als zoon van een dorps arts in het Zwitserse plaatsje Einsie- deln. Het is waarschijnlijk, dat zijn vader hem reeds vroeg leerde lezen in het boek der natuur, waarin hij nooit uitgelezen zou raken, en dat hij al op zeer jeugdige leeftijd werd meegeno men naar de ziekbedden, waar de dorpsdokter was ontboden. Zo leerde Paracelsus van jongs afaan de ver schrikkingen van ziekte en dood onder de ogen te zien, maar zo maakte hij ook al vroeg kennis met de wonderlijke geneeskracht van allerlei kruiden. In de leer bij Moeder Natuur PARACELSUS' studie in de medi cijnen aan de universiteit van Ferrara werd een diepe teleur stelling voor hem. omdat men hem daar niet leerde lezen in het levende boek der natuur, maar in de eeuwen oude geschriften van artsen als Hippo crates en Avicenna. Maar nauwelijks zijn de poorten van de universiteit achter de jonge dokter gesloten, of hij gaat opnieuw bij Moeder Natuur in de leer. Meer dan tien jaar lang zwerft hij door bijna alle landen van Europa. Hij leert zowel de verschil lende soorten mensen kennen als de verscheidenheid van ziekten en medi camenten. Hij verkeert met Spanjaar den en Fransen, Engelsen en Ieren, Denen en Zweden, Nederlanders en Pruisen, Polen en Lithauers. Kroaten en Hongaren. Hij wordt door zigeuners, alchemisten en monniken ingewijd In de geheimen van de zwarte kunst, de goudmakerij en de scheikunde. Hij komt in aanraking met de werkers uit tin-, ijzer- en kwikzilvermijnen en ont dekt de geneeskundige krachten dei- mineralen. Tijdens zijn werkzaamheid als barbier-heelmeester by de legers van de lage landen en van Christian II van Denemarken, verwerft hij zich een rijke ervaring op chirurgisch ge bied en een technische vaardigheid, die hem zijn gehele leven van pas zal ko men. Als hij later op zijn zwervers jaren terugblikt, schrijft hy een vriend: „Wij moeten zelf zoeken, naar alle windstreken trekken, veel ervaring opdoen en datgene behouden, waarvan wij de deugdelijkheid hebben ingezien. De universiteiten leren niet genoeg. Daarom kan een arts zijn wijsheid be ter zoeken bij oude vrouwen en zigeu ners, waarzeggers en heksen, landlo pers en beulsknechten". DAT hij door zijn vreemde levens wandel en het wonderlijke gezel schap. waarmee hy verkeerde, aan velen en vooral aan zijn collega's aanstoot gaf, ls begrijpelijk. Door de eenvoud van zijn hart en door zyn steeds toenemende levenswijsheid en medische kennis wist hij zich bemind te maken bij het volk, maar tevens ge haat bij hen, die hem om zijn succes benijdden: „Zy dreven my uit Lithau- en. uit Polen en Pruisen en nog was het niet genoeg", klaagt hy later. „De Nederlanders beviel ik niet en de pro fessoren. joden en monniken konden my niet verdragen. Maar, goddank, ik beviel de zieken!" Laffe lasterpraat PARACELSUS beviel de zieken zo goed, dat hij op aandringen van een van zijn patiënten werd be noemd tot stadsheelmeester van Bazel. Hier in Bazel is het. dat de jonge pro fessor op 24 juni 1527 Avicenna's Handboek in het vuur werpt en daar mee een onvruchtbaar verleden afsluit en het fundament legt, waarop de mo derne geneeskunde zich zal opbouwen. Maar hier is het ook, dat hij door zijn heftige aanvallen op de verouderde methoden van zijn collega's zich talloze vijanden maakt. Zijn tegenstanders, afgunstig op zyn successen, beginnen een grootscheepse lastercampagne te gen hem. Zij maken het hem tenslotte onmogelyk voort te gaan op de weg, die hij voor zichzelf heeft uitgestip peld. Als hy namelijk in een proces te gen een domheer, die weigert het be dongen honorarium te betalen, het ge recht voor de voeten werpt, dat het een geneesheer niet van een schoenlapper weet te onderscheiden, is de maat vol. De rechters willen de weerspannige ge leerde in de kerker laten werpen, maar tydig gewaarschuwd, weet deze aan het dreigende gevaar te ontkomen en zich door een overhaaste vlucht te redden. De tyd was nu eenmaal nog niet ryp voor de hervorming, die „de Luther der geneeskunde", zoals Paracelsus is genoemd, wenste door te voeren. Toen de grote dokter op 24 december 1541 zelf het onderspit dolf in de stryd, die hy ruim dertig jaar met de dood had gevoerd, zou de wetenschap zich nog lang tegenover de nieuwe weten te handhaven. Maar zoals de waarheid het op de lange duur steeds van de leugen wint, zo triomfeerde Paracelsus tenslotte over zyn tegenstanders en zo werden de profetische woorden verwerkelijkt, die hy ruim tien jaar voor zyn dood zijn collega's naar het hoofd had ge slingerd: „Ik weet, dat het eens zt> ver zal komen, dat gij ten val wordt ge bracht. Gij hebt slechts fantasie, geen kennis. Ik zal U heftiger bestrijden na mijn dood dan daarvóór. Mijn lichaam, dat gy nu wilt vreten, is slechts drek. Maar Paracelsus zal tegen U strijden zonder het lijf". De volgende keer: ONGELETTERD KOOPMAN DOET VREEMDE ONTDEKKINGEN. Frank Woolworth, de „slechte verkoper"die een groot concern van winkels voor de mensen met kleine beurs stichtte. delegeren (overdragen van verant woorde ij kh eid con troleren In de :oop van de nu vegende jaren maakte Woolworth een eind aan de voor hem onvordraagiyke situatie, dat steden met 50.000 inwoners of meer nog geen Woolworth-winkel bezaten. Hy begon ook aamdaéht aan het bui tenland te schenken. Na een bezoek aan Epgeland legde hfl in 1309 aan de De oude Woolworth zou zeker ver baasd staan te kijken, als hij nu nog eens kon zien hoe het in de winkels die zijn naam dragen, toegaat. De prij zen zijn niet langer tot een bepaald be drag beperkt; de winkels zijn enorm in grootte toegenomen en in vele er van is ook het beginsel der zelfbediening doorgedrongen. Er is ook pog een an. vensmiddelen, zowel voor gebruik ter plaatse als om naar huis mee te ne men. Dit onderdeel heeft vooral in de laatsle jaren zo'n vlucht genomen, dat Woolworth tot de grootste levensmid delenzaken in de Verenigde Staten is gaan behoren. De maatschappij is daardoor een van de grootste afnemers van de boeren geworden en dit zou de man, die een deel van zjjn jeugd in het boerenbedrijf doorbracht, zeker veel Paracalsua, da Lnthae dar gaaaaakmda.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 13