BUNZING, KIKKERS EN STERREN Koken met Joke De voorjaarsmode ZATERDAG 19 MAART WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 3 ■=um=I*H=» BRONNLEY Heeft U een speurneus EEN TWEE-MINUTEN MYSTERIE UIT HET ARCHIEF VAN INSPECTEUR S. HERLOK WONDEREN DER NATUUR -O- Spiegeltje, spiegeltje aan de wand IN DETAILS ONS MENU VAN DE WEEK Advertentie HUIDVERZORGINGSZEEP 1.so Wist Udat de bijen elkaar vertellen, waar de honing te vinden isdat de vogels by hun trek zich richten op de zonnestanden dat bepaalde kevers goede voetbal lers zijndatEnfin, wij zouden kunnen doorgaan met het stellen van vragen over de wonder lijke facetten van het leven van dieren en planten. WU stellen deze vragen aan vrien den en kennissen, omdat wij de antwoorden weten uit de door ons in samenwerking met een team van deskundigen en een dieren tekenaar geproduceerde nieuwe, wekelijkse rubriek: WONDEREN DER NATUUR by plant en dier. Van twee kanten bereikte my, enige tyd geleden, een vraag over een merk waardige vondst, die men had gedaan in het weilandgebied van Zuid-Hol land. Ik mag veronderstellen, dat er onder u, lezers, verscheidene zyn, die dezelfde ervaring hebben opgedaan, dus leek het mü geschikt, er eens een artikel aan te wyden. Midden in een weiland op een afge legen plek, vond iemand een gelatine achtige, dus doorzichtige, kleurloze massa.een onregelmatige hoop gelei van behooriyke afmetingen, on geveer 15 cm. lang en verscheidene cm. hoog. Het is te begrüpen, dat zo'n vondst aanleiding geeft tot het doen van allerlei gissingen. Ze vraagt er om! Een heel oude opvatting is dan, dat deze geleistof afkomstig zou zyn van de sterren, vandaar de bijnaam „sterrenschot"! Wie echter even na denkt, moet het ondeugdeiyke van een dergeiyke verklaring al heel gauw in zien. Te gemakkelijk bedacht. Wie gaat speuren in de gewone handboeken, de leerboeken, zal over dit onderwerp niets aan de weet komen. Wie echter eens gaat praten met een dicrpreparateur met jarenlange erva ring, zal vernemen, dat het z.g. ster renschot afkomstig is van een bun zing. Hij zal u vertellen, dat het by het prepareren van een najaars- of een winterbunzing kan voorkomen dat hü dezelfde geleistof in de maag of de ingewanden van het dier aantreft. Echter, wel by uitzondering. Hiermee is dan het aandeel, dat zon, maan of sterren in deze ge schiedenis zouden hebben, naar het ryk der fantasie teruggewezen. Het vraagstuk blijkt er een te zyn van biologische aard. Dus bunzinggelei! Laat ik nu eerst voor degenen, die niet precies op de hoogte zijn van wat een bunzing is, een korte beschryving geven. In enige artikelen heb ik reeds verteld van viervoeters, die behoren tot de familie van de marter-achtigen, n.l. de kleine wezel, de grote wezel of hermelyn en de visotter. Ook de bunzing hoort hiertoe, hy is dus de vierde in de ry van de marters. Ook hij heeft een langerekt lichaam, dat rust op korte sterke poten, die stevige graafnagels hebben. Van kop tot staartpunt meet hij ongeveer een halve meter. De kleur is zeer donker bruin, maar door de donkere haren schemert een lichte geelachtige ondervacht. Het gezicht van de bunzing is getekend door wit en bruinzwart en wel zo, dat het dier er een soort van briltekening op na houdt. De bunzing is een gronddier, dat in een oud konijnenhol of onder een hooiberg of een takkenbos zijn verblijf heeft. Vandaar uit onderneemt hy, het liefst des nachts, zijn speurtochten tot ver in de omtrek om zijn voedsel te zoeken. Hij is een roofdier, d.w.z. hy leeft van dieren, die worden gevangen en gedood met de vlijmscherpe tanden en puntige kiezen, die een wezenlijk ken merk van zijn uitgebreide familie vor men. Die prooidieren zijn in hoofdzaak eveneens gronddieren, want een zwem mer is de bunzing niet, noch een klim mer, zoals de echte marters, de boom marter en de steenmarter dat zijn. Van de grote opruiming, die de bun zing houdt onder ratten en mui zen, vooral van de schadelijke veldmuizen, verdient hij zeker niet zo fel te worden vervolgd, als in 't alge meen geschiedt. De oorzaak hiervan ligt echter in de aandacht, die de ge brilde rover schenkt aan het pluimvee door Sjouke van der Zee van de boer en aan de grondbroeders als fazant en patrys, hetgeen hem door geen enkele jager wordt vergeven. De waarheid wat betreft nut en schade zal ook hier wel weer in het midden liggen. Er zyn boeren, die we ten, dat een vaste bunzing ergens op hun erf huist en die dat heel best vin den, omdat zy daarmee de waarborg hebben van een „ratproof" bedryf. Ze weten echter ook, dat ze geen slordige kippenverblyven moeten hebben, want een bunzing, die eenmaal tussen de kippen is verzeild geraakt, wordt een doder door het misbaar van de door elkaar fladderende vogels. Nu zou ik een belangryk onderdeel van het bunzingmenu vergeten en dat moet niet, want nu komen we juist aan dat gelei-geheim. Tot de grond dieren, die hy overmeestert, behoren ook allerlei insecten, ook wormen, slakken en dan kikkers! Speciaal in het najaar weet hy heel wat van die springers te verschalken en dan helpt het ze niet of ze al diep zitten wegge doken met het oog op hun winterslaap, want de neus van een bunzing werkt perfect. Zelfs in de winter, door een sneeuwlaag heen, weet hij ze door middel van zyn scherpe reuk op te sporen. De sterke graafpoten doen dan de rest. ontdoet hy zich van dat bezwarende materiaal" d.w.z. hy braakt het een voudig uit. Daar draaien de dieren im mers hun hand niet voor om. Geen sterrenschot dus, maar braaksel van een bunzing. Nu biyven er nog vraagpunten. Hoe wordt b.v. verklaard de formidabele hoeveelheid, die soms op één plek wordt aangetroffen en die bezwaarlyk van één bunzing afkomstig kan zyn. Kan het zyn, dat ook reigers, eveneens liefhebbers van kikkers, zich op de zelfde wyze van hun last ontdoen? Een reigermaag kan heel wat meer kikkerdril bergen dan die van een bun zing. Zouden misschien bunzings heb ben samengewerkt by het doen ont staan van een grote braakselhoop? U begrijpt al, waar ik heimelijk op aanstuur: ik wilde zo graag, dat dege nen die in het weidegebied bekend zyn hun aandacht eens aan dit onderwerp zouden willen geven. Misschien, dat we met elkaar dit vraagstuk tot volledige oplossing kunnen brengen, want ik vindt dat er werkelijk nog vraagtekens zyn. Nu moet ik mezelf geweld aan doen, om niet weer het onderwerp aan te snyden, dat al zooveel pennen in beweging heeft gebracht. Ik bedoel de bloedzuigery van de marters, weet u nog wel? Ook by de bunzing komt dit probleem n.l. aan de orde, want ook hy doodt een konyn of een rat door een beet in de kop, waarna hy het dode dier likkend en bytend af- Voor de vrouweiyke kikker de win ter ingaat, hebben zich in haar lichaam echter reeds de eieren gevormd die na de winterslaap, dus in maart of april, moeten worden be vrucht en in het water gedeponeerd. Door het eten van veel kikkers krygt nu de bunzing grote hoeveelheden van die kikkereieren in zyn lichaam. Deze eieren zyn dan blykbaar al „verpakt" in de eiwitachtige substantie, als kik kerdril in de voorjaarsslootjes zo wel bekend. Nu moet ik me wagen aan een gis sing en wel deze: wanneer de bunzing teveel van die kikkergelei binnenkrijgt, tast, een soort proberen, waar de buit het lekkerste smaakt. Deze likbewe- ging zal wel de oorzaak zijn van het algemeen verbreide en niet meer uit te roeien geloof aan het bloedzuigen. Is het niet merkwaardig, dat ik by myn steenuiltjes, als ik ze een dode muis gaf, hetzelfde opmerkte, n.l. een zoekend rondsnavelen over het vel letje voordat er definitief korte met ten werden gemaakt? Over de bunzing is nog zoveel te ver tellen, dat ik er rustig een tweede ar tikel aan zou kunnen wyden. Laat ik liever wachten tot de zomeravonden, die nog wel eens de kans geven op een ontmoeting met dit interessante dier. Wel nog even dit: algemeen bekend is de hebbelykheid van de bunzing, bij plotseling gevaar, een ontzettende stank te produceren. Aan de basis van zyn staart heeft hij n.l. een klier zit ten, beter gezegd, anale klieren, die door een sterke spierbeweging kunnen worden geledigd enwelzohevig.dat de vloeistof er met kracht uit wordt ge spoten, bij voorkeur in de richting van een achtervolgende vyand. Deze af weer en schrikreactie is echter niet be perkt tot de bunzing. Alle marters hebben hun speciaal odeur, de das, de otter, en niet te vergeten de nerts. Ook al een bunzingsoort, althans een afstammeling ervan. En nu is het wachten op de eerste berichten uit het weiland moorden. Eén van de drie, Ben ge naamd, hoorde ik naar mijn kamer komen, de andere twee gingen te rug naar de auto. Ik pakte de stoel en drukte me tegen de muur, vlak naast de deur. Met een zwaai gooide de man de deur open, in de ene hand droeg hij een zaklan taarn, in de andere een revolver. Op het zelfde moment sprong ik van achter de deur te voorschijn met de stoel boven myn hoofd gereed om toe te slaan. Ik was net la.°t: bil gaf me een trap. Wat er toen met me gebeurd is, weet ik niet. Jk kwam weer bij bewustzijn ongeveer drie uur geleden, vlakby Margje's bungalow". „Juist, ja, hmmm' inspecteur Herlok dipte de as van zyn sigaar en kuchte. „Dan weet ik wel ge noeg, mijnheer Henrickse". „Het is maar goed. dat het los geld gemerkt is" sprak Herlok na de ondervraging tegen inspecteur Harjans. „Zodra Henrickse één van die biljetten uitgeeft, kun je hem arresteren." VRAAG: Waarom geloofde inspec teur Herlok dat het verhaal over de ontvoering een verzinsel was? •uauado ua^aoui ao} ipiz .iceu map ap umu ap puil 'ua^tz sjasguaq ap 3joo jbb.w '^urni ap jbbu (jjbbmz -uado anap a^ya uaxzaSuBB !uftz 3lf!ia8ouiuo noz 110. uado uauujq .ibbu juemz uaa !)aiu .map ap s.iap -aaoAiuo ap uba uaa apA\np ipoj, ■„apjaiujaips 3UB31 aaapuu ap ubb anap ap ^Bp" 'apia^aa.A asjpjjuaH •'ONISSOIdO „Ik besef drommels goed, dat het niet eenvoudig voor U is, mynheer Henrickse", sprak inspecteur Her lok en hy keek de jongeman tegen over zich diep in de ogen, „Maar probeert U zich zoveel mogelijk te herinneren. Alle details zyn waar devol. Des te eerder zijn we uw ont voerders op het spoor". Henrickse schudde spijtig het het hoofd. „Wat ik me herinner, in specteur is bar weinig. Drie kerels besprongen me woensdagavond vlak voor mijn huis. Ze loodsten me een auto binnen en brachten me daar met chloroform buiten bewustzyn. Toen ik weer by kwam, lag ik op een stenen vloer. Ik stak een lucifer aan en zag, dat ik me in een kamer bevond, zonder ramen en met als enig meubilair een stoel en een hou ten tafel. De deur was op slot. Ik kon de ontvoerders horen pra ten. Uit hun gesprekken vernam ik, dat zij myn stiefzuster Margje drie mille als losgeld gevraagd hadden. Hoogstwaarschynlyk wisten ze, dat Margje juist een enorm vermogen geërfd had van een tante. Na enige tyd verdwenen ze om het losgeld te incasseren. Ik riep en schreeuwde om hulp, maar dat bleek nutteloos. Ik pro beerde toen de deur uit haar heng sels te lichten, maar deze bleken juist aan de andere kant te zitten Ik had dus niets anders te doen dan af te wachten. Toen de man nen terugkwamen, hadden ze ken nelijk het bedrag losgekregen. Ik had het zekere gevoel, dat hun vol gende stap zou zyn om my te ver- (I) haar achterpoten het stuifmeel van de bloemen mee brengt, kennen de andere byen tevens de geur. Ook de richting, waarin de nectar te vinden is, heeft de by door dit dansen bekend gemaakt. Bevindt de nectar zich op de lyn tussen zon en kast dan loopt de by het midden gedeelte van de kwispeldans omhoog op de raat. Staat echter de kast tussen de zon en de nectar in, dan gaat ze omlaag. Is de nectar schuin op de richting van de zon, byvoorbeeld 45° naar links, dan is ook de dansfiguur op de raat 45° naar links. Italiaanse byen brengen een „dialect" in de byentaal door bepaalde kleine variaties aan te brengen in de dansen. Parys, maart 1960 Indien u ook in 1960 de nieuwe mode volgt, dan houdt u zich aan de vol gende details, die de voornaamste zyn van de voorjaars- en zomermode, wel ke onlangs in Parys werd gelanceerd. Het is vanzelfsprekend en daar hebben we het in deze rubriek al vaak over gehad dat er in de winter maanden extra aandacht aan het vitamine- en mineralengehalte van het voedsel geschonken moet worden. Dit wil niet zeggen, dat men met het oog hierop alleen maar de fynste groenten- en fruitsoorten zou moeten kopen. Ook de heel gewone winter groenten, als byvoorbeeld de verschil lende koolsoorten zijn mits maar goed bereid rijk aan de zo nodige beschermende stoffen. Maar kook en stoof de groenten zo mogelijk kort of smoor ze nog liever in wat boter gaar. Geef veel groente en fruit vooral ook in rauwe vorm maar denk er vooral nu aan om fruit voor het gebruik te schillen. Goed afwassen helpt met het oog op de gebruikte bestrijdingsmidde len na deze droge zomer nu niet vol doende. MAANDAG: gehakt, knolraap, gebakken aard appelen, warme broodpudding. DINSDAG: uien in eiersaus, ryst, gort in melk. WOENSDAG: Irish stew, rijstkoekjes (bonen we ken). DONDERDAG: witte bonen met appelen, aardappe len, yoghurt- of kwarkvlaai. VRIJDAG: witte bonensoep, leverragoüt, sla van bieten en ramenas, aardappelpuree of gebakken kaasplakken enz. ZATERDAG: zuurkool met krabbetjes, fruit. ZONDAG: bouillon met eiergelei, schotel van: witlof in ham gerold en met kaas bestrooid, aardappelen, vruchtjes bavarois. Witte bonen met appelen: 500 g. witte bonen, appelmoes van 100 g. appelen, sap van 1 citroen, bruine boter. De bonen gaar koken, laten uitlek ken en vermengen met het (niet ge zeefde!) appelmoes. Het citroensap er aan toevoegen en na het opdoen de gebruinde boter er deels overgieten en de rest er afzonderiyk by geven. Yoghurt- of kwarkvlaai: Voor de korst: 250 g. bloem, 150 g. boter. 100 g. witte basterdsuiker, 1 eidooier, iets zout. Voor de vulling: 1 liter yoghurt, 1 ei, 70 g. suiker. De yoghurt in een doek laten uit lekken. Bloem, suiker en zout dooreen mengen, de boter erin fyn snijden, de eidooier erby doen en een deeg ervan kneden. Hiermee een beboterde vlaai- vorm bekleden. Van 1/3 van het deeg een rol vormen om daarmee de rand van de taart te maken. De eidooier roeren met suiker. Het wit styfslaan en beide door de dikke yoghurt schep pen. Deze vulling in de deegbak doen en de taart in een niet te hete oven in een half uur gaar en lichtbruin bak ken. Halsopeningen. Ze zyn zeer vaak kraagloos in allerhande straat- en huis- kileding. Wel voorkomende kragen zyn doorgaans eenvoudig en meestal klas siek en in negen van de tien gevallen raken ze de hals niet. Naast de re- verskraag zyn de sjerpkraag met ge strikte of over elkaar geslagen uitein den de smalle biaiskraag, neergeslagen of staand als een col. en nog enkele andere simpele fantasiesoorten in tel. Decolleté's, zelfs de grootste, zyn vry besoheiden en vrüwel altyd meer breed dan dien. Mouwen zyn - een oude noveauté- dit jaar vaak aangeknipt en hebben dan in de ruims modellen een zeer laag geplaatste oksel, soms ter hoogte van de taille. Ingezette mouwen, die voor een nettere coupe aansprakelijk zijn, blyven echter volop in zwang een enkele moderne mouw is lang, noch in huis-, noch in straatkleding. De lengte varieert van vijfzesde en drie kwart tot half of heel kort. En talloos zijn vooral in wollen japonnetjes en dito blouses de mouwen, die geheel ontbreken. De meeste mouwen zyn recht, hun wijdte varieert echter endgszins, vooral in de langere versies. Manchetten zyn schaars, overhemd- mouwen ook. Roklengte en -vorm. De roklengte blyft minimaal doch geen modevoor schrift dwingt u, staande althans, een knie te laten zien. Over het algemeen zelfs zyn de rokken dit seizoen een enkele decente centimeter langer dan de allerkortste uit het recente verleden. De meest populaire rokvorm is de rechte rok, die nooit nauw is en die vaak zelfs enkele centimeters ruimer is dan de heupwydte beslist noodzake lijk maakt. Onder de niet-rechte rok ken is de gerende rok, die van boven naar onder gestaag wyder wordt en gdad uitstaat, de meest geziene. Hy is nooit klokkend en meestal slechts ma tig wyd. Enkele wyde modellen staan glad en breed uit over de nodige petti coats van precies dezelfde snit. In de gelegenheidskleding komen andere, vaak ietwat bolle rokken van, meer ge- camipldceerde coupe aan bod, maar ook deze, glad of gedrapeerd, kort of lang, onderscheiden zich alle door hun aan banden gelegde omvang. De heel wdjde rok is zowel overdag als 's avonds, zo goed als afwezig. Zakken zijn, wat garnering betreft, vrijwel het voornaamste detail. Des niettemin vallen ze weinig op en be palen ze zich tot (vaJlse) steekzakjes, klepzakken en, een enkele maal, op genaaide zakken die tussen taille en heup of tussen taille en boezem een plaatsje vinden. Knopen, franjes, ceintuurs. Ondanks alle eenvoud van de jongste mode, spelen knopen een vrij -voorname rol en meestal zyn ze niet klassiek. De mo derne fantasieknopen blyven eohter eenvoudig van aspeot. Franjes, uit wol len stof gerafeld of van breiwol ge maakt, ontbreken niet, doch zyn toch niet zo talrijk dat van een rage kan woi-den gesproken. Ceintuurs van stof winnen het van de leren exemplaren. Corsages, vaak van de soepele Japon- stof gemaakt en vooral strikjes en strikken van diverse vorm en op alle denkbare plaatsen ondergebracht, vie ren in het geklede genre als garnering hoogtijevenals broderie, dat voor de mooiste en kostbaarste avondtoiletten werd gereserveerd. Blouses zyn een belangrijk onderdeel van mode 1960. Ze zyn talrijk in de categorie tailleurs, nog talrijker als onderdeel van de deuxpièces, waarvan het in deze mode wemelt. De tailleur blouses zijn óf van dunne, fraai be drukte natuurzyde of van effen zyde. De eerste zijn meestal recht, tweederde Niet alleen de mensen, maar ook de dieren kunnen elkaar verstaan. Zo kan een honingby, die een ryke hoeveelheid nectar gevonden heeft, dit kenbaar maken aan de andere byeen door verschillende „dansen" uit te voeren. Daarmee worden hoeveelheid, richting en afstand van de nectar bepaald. Op de honingraat maakt de by de zogenaamde „rondedans" als de nectar 50 meter van de byenkast ver- wyderd is, (tweede plaatje). Is de afstand van de kast tot de nectar 100 meter of meer, dan maakt zy de „kwispel dans" (plaatje drie). Tussen 50 en 100 meter worden afwisselend de rondedans en de kwispeldans gemaakt. De snelheid waarmee de kwispeldans wordt gedanst be paalt de afstand boven 100. Daar de dansende by aan of iets langer, meestal zonder knoop- sluiting. altyd toegerust met korte mouwtjes en worden over de tailleur- rok gedragen. De effen zyden bloesjes, korter en meer getailleerd, moeten het vaak zonder mouwen en zonder kraag, om het decollete, «tellen. Hun kleur contrasteert weinig met die van het mantelpak. Een derde soort tailleur- blouses tenslotte is, kort onder de taille, aan de vollen tailleurrok ge naaid en dergelyke zyden blouses" die meestal wat kleur aangaat, wel sterk contrasteren met de tailleur zyn uiter aard onpraktisch zodat het geen na deel is. dat de mode er niet te zeer de nadruk op legt. De blouses van de deux-pi èc es zyn m enkele soorten in te delen: a: De ma- rinières of volkomen rechte, tweeder de blouses. Ze worden over een rechte rok gedragen: b. De blouses van soort gelijke lengte öae op de rug recht maar aan de voorkant getailleerd zyn. Ook deze passen uitsluitend by een rechte rok: c. De kamizoolblouses met schou derbanden en rond of bootdecolleté, zijn heel even getailleerd. Ze complete ren een rechte rok: d. De getailleerde bloesjes die tot net enkele centimeters onder de taille reiken, meestal korte mouwtjes hebben en zowel een rechte als een matige wyde gerende rok kun nen completeren; e. De meer geklede modellen van driekwart lengte, recht, nauwelijks getailleerd, zonder kraag, zonder mouwen; f. De tweederde bloes jes de ware nouveauté die van net onder de buste tot aan hun zoom gestaag wyder worden en taille en heu pen bijgevolg negeren. Ze horen by een rok die het silhouet .voortzet", dat wil zeggen die zelf ook en in dezelfde ma te naar onder toe wyder wordt. Derge lyke blouses zyn aan de zoom chkwyls zichtbaar wijder dan de rok op dezelf de hoogte J.V. By de tekeningen: 1. Aangeknipte mouwen, in wyde mo dellen met lage oksel. 2. Zakken tussen taille en barst. 3. De tweederde blouse, die van onder de buste tot aan de zoom gestaag wijder wordt en by een gerende rok hoort. 4. De rechte (ruime) blouse met korte mouwen en sjerpkraag, gemaakt van een dunne, soepele bedrukte natuurzyde. AARDAPPELPURE pelen en gekookte groente eens ver werken tot iets lekkers? Hier zUn 7 A 9 aardappelen, 1 volle eetlepel boter, wat groente, Iets nootmuskaat en zout en melk. Zo, nu kan Kokkie een klein kopje met melk vullen en in een pannetje gieten, dat we eerst omgespoeld hebben met water tegen het aan branden, zie je! Is de melk aan de kook, Jan. dan doe jy er de aard appels maar in. Denk erom, dat het niet spat! Ik maak ze met een stam per fyn, en heb de boter er al by- gedaan. zout en doe er ook iets van in de pan? Nu nog eens flink stampen, tot er geen klontjes meer te zien zyn, goed zo! Waar zUn de bordjes? iO.J/ - cj& Alsjeblieft, allemaal een flinke schep puree op de bordjes en wie maakt er met een vork het mooiste gladde bergje van?? Nu nog een gat in het midden en daar wat groente ingestopt. Klaar! I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 15