D kJ LI Daniel Gélin volgde (onofficieel) Gérard Pliilipe op bij liet T.N.P. EEUW Cultuur vau Washington omvat nog veel meer dan de National Gallery Ondanks zijn grote kwaliteiten schaduw van zijn voorganger nog tussen hem en Parijse publiek Daarnaast ook: Arena Theater het Phillips museum en het Boedapester Strijkkwartet Zaterdag 5 maart 1960 MR Daniel Gélin (r) als Erik XIV, samen met de producer (Jean Topart) (Van onze correspondent te Parijs) Toen een paar maanden geleden de Franse toneel- en filmacteur Gérard Philipe plotseling stierf, werd door deze slag het Théatre National Populaire van Jean Vilar wel in 't bijzonder en zeer zwaar getroffen. Philipe had vanaf de oprichting van het TNP èn door zijn grote reputatie als filmster èn, sterker nogdoor zijn fameus talent, zijn intelligentie en de warme sympathie, die hij in iedere rol op het publiek (en niet slechts op de vrouwelijke helft en de Parijse midi- nettes in het bijzonder!) uitstraalde, gefungeerd als dé centrale trek- pleister, als de locomotief welhaast van Vilar's even verdiend als overrompelend succes. Terstond na de dood van deze jeune premier, die nu bijna al tot een legendarische en nationale figuur is uitgegroeid, liet zijn directeur en vriend Jean Vilar weten, dat er geen sprake van zou kunnen zijn op de opengevallen plaats in zijn groep een opvolger te benoemen. EN eeuw is een lange tijd. E Honderd jaren van honder den, duizenden dagen en uren. Elk jaar: lente, zomer, herfst en winter. Elke dag: opstaan, ontbijten, arbeid, ontspanning, zorgen en vreugden. Elke werkdag een krant, Elke dag nieuws. Maar de eeuw verglijdt. Het nieuws veroudert. Nieuwe dagen, nieuwe berichten, nieuwe moge lijkheden, nieuwe problemen. De „eeuwkrant" van ons Blad heeft dit alles met afwisselende veelzijdigheid laten zien. Hoeveel veranderingen, hoeveel gebeur tenissen! Een eeuw is een lange tijd. Maar U kunt ook zeggen: „Een eeuw lijkt een lange tijd". Snel verouderen de berichten. „Dat wist ik al". „O, deze krant heb ik al gelezen. Eens kijken, het is ook de krant van giste ren". De klok draait. De druk pers draait. De gehele wereld draait. Dezelfde omstandigheden keren terug. Het wordt telkens morgen, middag en avond. De kalender wijst 1 januari en 1 maart en zo verder. Een kring loop, een herhaling met kleine wijzigingen. De mode verandert. De schrijf trant wijzigt zich. Maar in vele opzichten blijven de mensen zichzelf gelijk en de wereld be houdt ondanks de groeven en WOORD VAN BEZINNING rimpels, door cultuur en ge schiedenis getekend, eenzelfde aangezicht. Alles verandert, maar het leven blijft. Er zijn gebeurtenissen, die zich niet op die wijze herhalen, maar vele feiten zijn betrekkelijk. Deze betrekkelijkheid van ons leven, van de feiten die de krant dagelijks tracht vast te leggen maakt, dat een eeuw een lange tijd lijkt. Merkwaardig, dat eeuw een eeuwigheid naar de klank en de vorm zo nauw verbonden zijn. Eeuwigheid wekt de gedachte van oneindig, onbeperkt. Toch een betrekkelijke onein digheid en een betrekkelijke on beperktheid. Wist U, dat het Griekse woord voor eeuw, dat aan ons woord eeuw ten grondslag ligt, geen onbepaalde, eeuwige tijd aan duidt, maar juist een begrensde tijdsduur, een tijdperk? Terwijl, eveneens in het Grieks, de uitdrukking eeuwig en eeuwigheid een schijnbaar tegenstrijdige beperking in zich sluit. Dat versterkt wel in bijzondere mate de betrekkelijkheid van eeuw en eeuwigheid. In de bijbel is sprake van de tegenstelling: deze eeuw en de komende eeuw. Deze eeuwen zijn geen perioden van honderd jaar. Over de lengte van deze tijdper ken wordt met geen woord ge sproken. Eeuw is een lange tijd, in het ene geval onze wereldtijd en in het andere de tijd van Gods Rijk, dat bij de afsluiting van onze wereldgeschiedenis ko men zal, volgens de bij belgetui- gen. In joodse geschriften, die spe culaties geven en berekenin gen maken over de komst van de nieuwe wereldeeuw, staan zelfs „oude" en „nieuwe" eeuw tegenover elkaar. Vreemd dat oud en nieuw. Toch veelzeggend. De bijbel kent en erkent de betrekkelijk heid van de tijd. Niet de tijd is eeuwig. Alleen God is eeuwig. Hem behoort alle tijd. Hij hééft de tijd. En Hfj, de Schepper van onze wereld en van ons leven, brengt in een nabije of verre toekomst het tijdstip blijft verborgen en doet er niet toe de nieuwe, geheel vernieuwde wereld, de eeuwige gloednieuwe eeuw. Dr. P. L. Schoonheim, predikant bijzonder kerkewerk Herv. Gem. Vertolking van Erik niet geslaagd Inderdaad verzetten zich tegen zo'n benoeming niet alleen overwegingen van sentimentele aard en van piëteit, doch ook van praktische orde: er zou uit zijn generatie geen enkele acteur te noemen zijn die over de diepte van Philipe's aanleg beschikte. Diverse stukken, en om te beginnen Comeille's „Cid", waarmee Philipe bij het T.N.P. debuteerde, en die door hem gedragen werden, moesten er dus eenvoudig van het speelplan verdwijnen! Enkele an dere rollen zouden misschien echter wèl kunnen worden overgenomen, en zo engageerde Vilar kort geleden dan als nieuwe steracteur in zijn troep de bekende filmspeler Daniel Gélin, die ongeveer even oud is als Philipe en die nu heeft gedebuteerd als de titelheld in Strindberg's „Erik XIV" waarvoor de overleden jeune premier de repe tities kort voor zijn dood was begon nen. Niet geloofwaardig Ondanks Vilars voorzorgen is 't niet temin onvermijdelijk gebleken een ver gelijking te trekken tussen de herin neringen, die ieder nog zo levend van Gérard Philipe bewaart, èn de presta ties, die Daniel Gélin nu leverde in deze rol van Erik XIV, die hij hier dus overnam. Gélin is een zeer goed en zeer ernstig acteur, die zichzelf nimmer aan de filmindustrie heeft wil len verkopen, en hij vertoont in deze bijzonder zware rol ook ontegenzeg- Hjke kwaliteiten. Maar tussen hem en het publiek drong zich hoezeer men zich verstandelijk daartegen ook poog de te verzetten toch voortdurend de schim van Gérard Philipe, omdat hij met films als „Le rouge et le noire", „Fanfan le tulipe" en vooral Dostojefs- ki's „Idioot" in de herinnering, deze Erik van Strindberg vermoedelijk wèl aannemelijk had kunnen maken. Dat explosieve mengsel van onbezorgdheid idealisme, vrijmoedigheid, naïviteit en krankzinnigheid in-een-primair- 'itadium, dat de geest en het karakter van de jonge Koning Erik XIV, die van 1560 tot 1568 over Zweden regeer de, beheerste, lag misschien in de macht van een vertolking door Gérard Philipe. Gélin, die ook fysiek elke majes tueuze allure mist, wist de figuur niet waar en vaak zelfs nauwelijks geloof waardig te maken. Hij bleef in karak ter en voorkomen vooral de „Titi Pa- risien", de Parijse volksjongen, en wanneer diens onbevangen vrijmoedig heid in sommige scènes wèl corres pondeerde met Strindbergs persona ge, dan schoot hij op andere momen ten toch te veel te kort. In de ver schillende woede-explosies, waarin de hysterisch Erik tóch iets van een ko ninklijke waardigheid zou moeten be waren omdat anders de intrige in dui gen valt, kon men bij Gélin moeilijk lang bljjven geloven. En met die on mogelijkheid werd zo onder de hele op voering de bodem helaas goeddeels weggetrokken. Strijd op twee fronten Jean Vilar heeft altijd een sterke voorliefde getoond voor de negentien- de-eeuwse Germaanse dramaturgie, en voor de Scandinaviërs Ibsen en Strind berg dan nog in het bijzonder. Erik XIV is een drama, dat Strindberg schreef in zijn rijpe periode (waarin ook „Mademoiselle Julie" ontstond), nadat zijn geest zich bijna twintig jaar met de stof had bezig gehouden. Een historische stof, waarbij Strind berg de werkelijkheid weinig geweld moet hebben aangedaan en waarin de regeringsperiode beschreven wordt van de jonge vorst, die een strijd voerde op twee fronten: tegen zijn eigen wankelmoedige natuur èn tegen de feodale adel, waarvan hij de domine rende invloed ten bate van het volk wilde breken. En 't was nu juist dat tweede aspect van Eriks figuur èn van het drama, waarop Strindberg zijn eigen sociale idealisme projecteert, dat door Gélins vertolking te veel in de schaduw moest blijven. Doordat aldus, om zo te zeggen, de hele voorstelling een etage te laag geplaatst werd, vie len een paar al te nadrukkelijke natu ralistische of pittoresk-anecdotische details nóg sterker op, en uit de toon. Zoals die scène, waarin het dochter tje van de Koning haar pop wikkelt in de tekst van de redevoering, waar mee Erik zich tegenover zijn adellijke belagers zal gaan verdedigen. Hij ver schijnt dan dus zonder tekst, schiet te kort in zijn improvisatie, vervalt weer in een driftbui en delft het onderspit. Gemis aan universaliteit Het is niet uitgesloten dat de ge beurtenissen zich inderdaad aldus vol trokken hebben. Maar in deze opvoe ring wist Strindberg de historische waarheid niet geloofwaardig te maken. Men behoeft Shakespeare niet eens te noemen door wiens geest Strindberg hier zo duidelijk werd beheerst om op een gemis aan universaliteit en bo- ventijdelijkheid te kunnen wijzen. Wanneer men deze Erik van Strind berg in de nabijheid plaatst van het laatste stuk van Jean Anouilh, „Bec- ket", waarmee de stof geen geringe overeenkomst vertoont, dan een verschil in magische verbeeldings kracht al onmiddellijk in het oog. r vi7 --- Wellicht zou een begenadigd acteur belangrijkste collecties ter wereld. Maar desondanks heeft Washington een repertoire opbouwt. De groep van als Gérard Philipe door de suggestie de reputatie geen cultuurcentrum te zijn. En inderdaad, vergeleken Arena bestaat nu al sinds 1950. Na- van zijn eigen vertolking dit tekort met parijSi Londen of New York, is hier op kunstgebied niet zo heel 'uurli'k te 'r wa' geweest en hebben kunnen compenseren. Daniel ,TT z'Jn er nieuwe krachten bijgekomen. Gélin is in die opgave niet geslaagd. veel te beleven' Er zl>n echtcr ln Washington enkele instellingen van Maar dat behoett men „ipt b<.treu. zodat men hopen mag dat hij spoedig grote waarde, die meestal ontgaan aan de bezoeker, die maar korte ren, want de prestaties van deze groep in een rol, die beter aan zijn sympa- tijd kan blijven. Dat zijn het Arena theater, het Phillips Museum en ziJn er met de iaren steeds bftfr °P r, i geworden. Het wil wel iets zeggen, dat het Boedapester strgkkwartet. Br00ks Alklnson d„ crittcu. Wie van kamermuziek houdt en een grammofoon heeft, zal waar- van de New York Times, zich van tüd schijnlijk wel platen kennen van het Boedapester strijkkwartet. Wie 404 ttid verplicht voelt naar Washington In een donkere hoek Het derde centrum van half ver borgen cultuur vindt men in een heel donkere hoek van Washington. Dicht bij de Potomac, tussen vervallen huizen en verwaarloosde open plekken, staat een verlaten brouwerij. In die oude steenklomp heeft een groep van jonge acteurs een theater ingericht. Het to neel is in het midden, het publiek zit (Van onze Amerikaanse correspondent) Bezoekers, die maar voor enkele dagen naar Amerika's hoofdstad komen, gaan natuurlijk naar de National Gallery, Washingtons trots aan vier kanten! Men heeft er plaati springt en glorie. Dit grootse museum, dat nog maar zeventien jaar bestaat, voor 500 toeschouwers. Het is zeldzaam bevat een verzameling schilderijen, die het op kan nemen tegen de jn Amerika» dat een £r°ep toneelspe- 3 3 Iers voor enige jaren bijeen blijft en thieke talent beantwoordt, revanche voor dit debuut bij het T.N.P. zal mo gen nemen. FRANK ONNEN te komen om over deze groep te schrijven! in Washington woont heeft het voorrecht om in het najaar en in de lente een serie concerten van dit viertal te horen. Tegen betaling van een kwartje worden namelijk in de Congresbibliotheek, dankzij een rePert°ire is heel gevarieerd. v 7 Men kan moeilyk zeggen, dat deze royale schenking op donderdag- en vrijdagavond vele gratis concerten groep uitmunt in één bepaald genre. TT, t_,. i Het feit echter, dat men speelt op een gegeven. Het publiek betaalt alleen een kwartje per persoon voor toneel dat naar vier kanten open'is en administratiekosten en de liefhebbers moeten zich de moeite getroostenwaar slechts enkele, doch vaak spre kende requisieten, plaats en sfeer aan- 's maandagsochtends om acht uur een tijdje in de rij te staan. In een duiden, dwingt deze groep tot het scheppen van een overtuigende sug gestie. Wat het publiek ziet gelijkt niet op de realiteit, het Is een realiteit, al duurt die ook niet langer dan de voor stelling. En is dat niet toneel in de beste zin van het woord? uur is de kaartjesvoorraad meestal uitverkocht! Hechte eenheid fean Vilar regisseert zijn laatste aanwinst Erik XIV Men geeft in het concertzaaltje van de bibliotheek ook andere uitvoe ringen, maar het viertal van Boedapest zou men de „vaste bespeler" kunnen noemen. Washington is hun basis. Dat neemt echter niet weg, dat het kwartet veel rondreist in de perioden waarin het niet in Washington optreedt. Overal in Amerika zijn deze voortreffelijke musici, wier samenspel fantastisch is, zeer in trek. Gedurende de repetities en de con certen vormen deze vier spelers een hechte, onovertroffen eenheid. Het is eigenlijk wel grappig, dat de eenheid alleen in de muziek gevonden wordt. In het dagelijks leven schijnen de vier mannen weinig gemeen te hebben. Ieder gaat zijn eigen weg, maar hun wegen leiden altijd weer naar het podium en naar een zelden geëvenaard samenspel Kostbare kunstwerken De rustige, eenentwintigste straat heeft betere tijden gekend. Meer en meer gaan de welgestelden buiten de "Stad wonen. Maar aan de grote huizen in die straat kan men nog wel zien, dat dit een voorname buurt is geweest. Duncan Phillips, de eigenaar van een van die grote, bakstenen huizen, woont hier zelf ook niet meer. Hij heeft zijn woning echter niet verkocht doch er een museum van gemaakt voor zijn prachtige schilderijenverzameling. Zoals doorgaans in een Amerikaans museum, betaalt men geen toegang. Eenmaal binnen, heeft men het gevoel in een particulier huis te zijn. Bewa king is hier nauwelijks. Meestal zijn er maar weinig bezoekers cn men kan. in die kamers met waardevolle schilde rijen, rustig een tijdje in een fauteuil gaan zitten en een sigaret roken! Wat een collectie!! Twee bijzonder mooie Van Gogh's, Renoirs wereldberoemde „Pic-nic na het roeien", een prachtige El Greco, een zeldzame Daumier enz. enz. Ook minder bekende Amerikaanse schilders zijn hier vertegenwoordigd. Phillips heeft in zijn lange leven heel wat gedaan voor jonge kunstenaars. Menigeen heeft, dank zij hem, bekend heid verworven en ook jonge musici worden gesteund in dit huis: herhaal delijk krijgen jonge pianisten, zangers of violisten de kans om een concert te geven in het muziekzaaltje van dit huis. Muziekcritici zijn zeer geïnteresseerd in deze concerten. Menig jong talent is hier ontdekt. Niemand behoeft hier te betalen, het publiek niet en ook de kunstenaar niet. Duncan Phillips dient de kunst en die intieme concerten in het zaaltje waar de Greco en de grote Daumier hangen zijn vaak hoogtepunten in het tamelijk verborgen artistieke leven van Amerika's hoofdstad. Weer verhuizen Avant-gardetoneel kan men dit niet noemen. Men heeft in het algemeen een beproefd, vry modern repertoire, waarin nu en dan een jong Amerikaans toneelschrijver een kans krijgt. Tot dus verre speelde men dit seizoen: Major Barbara (Shaw), Clandestine on the morning line (een wat kinderlijk ge construeerd stuk van Josh Greenfeld, een jong Amerikaan die in elk geval een karakterrol kan creëren), daarna toonde men voor de winter-feestdagen de Amerikaanse klucht Three men on a horse (Holm en Abbot), vervolgens „De Kersentuin" (Tsjechow) en daarna komen The Cain mutiny court martial (Wouk), The iceman cometh (O'Neill) en Ring round the moon (Fry's be werking van Anouilh's voorjaarsstuk). Eerst speelde deze groep in een zaaltje in het centrum van de stad. Daar had men maar plaats voor onge veer 230 toeschouwers. Na dit seizoen moet men opnieuw verhuizen, want het brouwerij-gebouw wordt gesloopt om dat hier een oprit komt voor een nieuwe brug over de rivier. Men brengt thans geld bijeen voor een nieuw gebouw. Het zou een slag «ijn, indien Washing ton deze toneelgroep niet kon behouden!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 13