krant ió ook voor onó OORLOGSDREIGING „Zolang ze kletsen gaat het goed" Representanten opkomende generatie namen geen blad voor de mond! JONGEREN SPREKEN ZICH UIT: 1} MAART I860 - 1960 LEIDSCH DAGBLAD ECHO EN VISIOEN PAUL sociale taak MARIANNE TVt Ongezellig FRED zolang ze kletsen AGNES .huwelijk JOHN epicuristisch suus eerst rondkijken HENK De toekomst, tja •i-'S HENKA Gods bedoeling niet hetzelfde neer". Verder leest hy ook wat opvalt. Marianne zegt de politiek goed by te houden. Kijkt ook altyd naar het weerbericht. Bladert de krant verder wat door. Speciale aandacht voor on gelukken, kantongerecht en adver tenties. Agnes tenslotte: „Ik blader de krant wat door. Ik heb het meeste belang stelling voor het zaterdagbladvooral het weekmenu"Verbazing en vro lijkheid rond de tafel, waarop Agnes zegt: „Ja, dat menu hang ik dan op in de keuken en dan hoef ik tenmin ste niet iedere dag te peinzen over de vraag „Wat moeten we nu weer eten". Agnes heeft geen belangstel ling voor politiek, zegt ze. Aan de buitenlandse politiek moet men de meeste aandacht besteden, vindt het gehele forum. „Wy zijn als klein land byzonder afhankelijk van onze grote broers". Leesbaar Dan stelt de heer Steinbach op ons verzoek de vraag, waarvan wij het antwoord gespannen tegemoet zien, namelyk: „zyn de politieke artikelen wel leesbaar?" Het antwoord is enigs zins pynlyk voor de redactie. stand van hebben, dan toch blijft het altijd een persoonlijke mening. De een vindt dit mooi, de ander dat". Hij gaat enigszins heftig verder: „Als de kunst criticus iets persoonlijk niet mooi vindt, hoeft hij dat nog niet aan de grote klok te hangen". Op onze vraag of Henk de kunst rubriek dan eigenlijk nog wel enig nut aanmeet, zegt hij „Ze kan veel beter achterwege gelaten worden. In plaats daarvan bijvoorbeeld een flinke aan kondiging voor de tentoonstellingen. Men kan wel een oordeel geven over de technische hoedanigheden van de betreffende kunst. Met muziek en zang is het echter anders gesteld". Henka is het hier niet mee eens. „By de kunstkritieken móet de ver slaggever toch zichzelf zijn. Als hij er zomaar een algemeen oordeel over zou geven, heeft het geen enkele waarde". Suus: „Je kunt je eigen mening nou eenmaal niet wegcyferen. Het bezwaar van de kritieken is echter, dat de men sen met de krant in hun hand zeggen: het is goed of het is slecht". Een autoriteit, die volkomen op zijn plaats was, trof men aan in de sport- beschouwingen, vonden allen. „Hoe wél", zegt Henk, „je moet om te kun nen oordelen als sportverslaggever rasiteren (nou, nou!) op anderen trekt me niet erg aan. Ik vind de TV een uitstekend voorlichtingsmiddel. Ik ben van mening, dat de intellectuelen er over het algemeen te veel op afgeven. De TV spreekt veel meer aan dan de krant. Bijvoorbeeld het journaal en het weerbericht". Agnes: „Ik vind de kosten van aan schaf niet evenredig aan het plezier, dat je eraan beleeft. Veel te duur". Henk vindt het journaal het meest interessant. De rest? „Och, 't gaat wel Marianne heeft een scherp oordeel. „Ongezellig", vindt ze, „wanneer er een programma aan de gang is, kun je niets tegen elkaar zeggen. Als het dan afgelopen is. heb je geen zin meer om te praten, is het te iaat en ben je te suf. Dikwijls weet je niet eens meer. waarvoor je nu eigeniyk kwam". Henk zegt: „Ja dat ken ik, je komt binnen en dan is het „Sst, mond houden!" John: „Televisie moet goed worden gebruikt". Marianne: „Televisie moet gebruikt worden als radio!" Men is van mening, dat de televisie, krant en denk er dan over na. Me er zomaar by neerleggen, nee dat doe ik niet". Dreiging Over de dreiging van een wereld oorlog, die een algehele vernietiging tengevolge heeft, zegt Henka: „Het kan nooit de bedoeling van God. ge weest zijn om de aarde door vernie tiging te laten ondergaan. Ik voél daarom geen dreiging". Als er een dreiging zou zijn, dun kwam hij volgens Paul uit de Russi sche hoek. „Maar we moeten met denken, dat aUes van Kroesjtsjef af hangt". Marianne: „Er wordt teveel gespeeld met de dreiging. De men sen worden het beu en reageren er niet meer op". Flegmatieke Fred: „Zo lang ze kletsen, gaut het goed". Suus voelt zich niet bedreigd: „Ik kan me niet voorstellen, dat iemand zich door die dreiging van zijn idealen laat afdringen. Zo op de manier van: het haalt toch niets uit". John: „Het voelen van zo'n dreiging hangt af van de gemoedsstemming". Agnes: „Ze beginnen niet aan een oorlog. Ze durven geen van beiden, want ze weten, dat ze er allebei aan gaan". zijn, dat ik volgend jaar iets anders wil. Uiteindelijk wil ik natuurlijk trou wen". Of ze dat als een natuurlijke bestemming ziet„Beslist", zegt ze, als je een getrouwde en een onge trouwde vrouw naast elkaar zet, dan denk je: 't eerste i« het toch écht wél hoor". John zegt: Misschien ben ik een beetje epicuristisch aangelegd, doch 'ik venvacht van de toekomst een goede maatschappelijke positie, ge paard gaande aan een summum van levensgenot. Een erkenning van de eigenwaarde. Waf het huwelijk be treft: vóór mijn dertigste trouw ik niet". Suus wil zich na haar opleiding gaan specialiseren op de behandeling van spastische kinderen. „Ik zie hier een mooie taak", zegt zc. Over het huwe lijk: „Ik wil het niet ontlopen, want ik zie het wel als natuurlijke bestem ming. doch ik zou toch eerst wel graag een tydje vry rondkyken in de we reld". Fred: „De toekomst? Wel. een goede levenspositie met by behorend salaris alsmede een goede vrouw met bijbe horende kinderen". Paul voelt zich tot sociale arbeid voor meisjes eigeniyk weggegooid geld. Komt later het huweiyk meestal niet ten goede". Het gesprek was ten einde. Jammer vonden wy. Jammer, vond het forum. Conclusie overbodig Zo zijn we dus aan de moeilijke alinea van de conclusie gekomen. We menen echter, dat een conclusie over bodig is. Men heeft geen blad voor de mond genomen. Soms misschien vjel eens iets ongefundeerds gezegd. Doch de grote verdienste van de uit spraken is, dat men in zijn leeftijd bleef en beslist niet „groot wilde doen". Dat men zich bewust was van de, aan de leeftijd verbondenwispel turigheid, blijkt als Marianne zegt: „Wie weet, denk ik er volgend jaar heel anders over". De grote vraag echter Leest men de krant en hoe leest men die?" is ons inziens voldoende beantwoord. Als we deze groep jongeren als represen tanten voor hun generatie mogen zien, menen we te kunnen concluderen, dat het medium „krant" ook bij de op komende generatie een integrerend medium is. Hetgeen ons plezier doet. In de allereerste jaren van het leven ziet men de krant als een ding, waarvan Pa een prachtige pet weet te vouwen. Later, als men op de lagere school zit. ontdekt men in deze krant de strips en op een zeker moment is men zo ver. dat men niet langer op trambalkons en in kapsalons voor analfabeet aangezien wil worden en gaat men de krant lezen. Dat men zich als zestien- of zeventienjarig jongmens tot de voorpagina, de interlandwedstrijden, branden en het filmnieuws bepaalt, is niet verwonderlijk, doch naarmate men meer het jaar der volwassenheid nadert, wordt men als jongere geacht interesse te tonen voor wat er zich in de wereld afspeelt en met enige nauwgezetheid, het dagelijks nieuws in zich op te nemen. Doen de jongeren van onze tijd dit ook? Leest de opko mende generatie de krant en op welke wijze verwerkt zij het nieuws en verbindt er haar conclusies aan? Om op deze vraag een antwoord te geven is een achttal jongeren op uitnodiging van het Leidsch Dagblad bijeenge komen en hebben met de heer G. Steinbach van de Leidse Jeugd Actie als gespreksleider een. al dan niet lang en breed overwogen, mening gegeven, doch beslist geen blad voor de mond genomen. Dit artikel verhaalt van dit gesprek. Daar zaten ze dan. Een beetje onwennig, nerveus misschien, want het ondergaan van een kranteninterview is voor de meeste jongelui geen alledaagse bezigheid. Acht jongeren, vertegenwoordigers van hun generatie. Uit verschillende milieus en met verschillende ambities. Fred. 21 jaar. van beroep typograaf. Begaafd met een sympathiek aandoend flegma. Naast hem Henka. 17 jaar. gymnasiaste. Serieus, bescheiden. Dan Marianne. 20 jaar. informatrice bij een groot waren huis. Converseert vlot en ongedwongen (hoort overigens bij haar beroep). Naast haar Henk, 18 jaar, leerling van de Academie voor Beeldende Kunsten. Heeft het air van een „bon-vivant" en demon streert een zekere nonchalance. Dan Agnes. 20 jaar. is huishoudelijk werkzaam en trimt honden (het laatste is tevens haar hobby). Zegt niet veel, doch komt met rake. onverwachte antwoorden uit de hoek. Naast haar John, 20 jaar. kweekschoolleerling. Doet diepzinnig en zegt wel overwogen dingen. Af en toe misschien iets te ouwelijk. Voorts Suus. 19 jaar, leerlinge van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Demon streert evenals Henk een zekere nonchalance, doch uit haar antwoorden blijkt, dat ze het leven niet voor zoete koek neemt. Tenslotte Paul, de oudste van het gezelschap, 23 jaar, evenals Fred werkzaam in het typografisch bedrijf. Komt ernstig binnen en blijft het hele gesprek zeer ernstig. Lacht haast niet, slaat ook iedere consumptie beleefd af. Ziehier dus het forum, dat ons een antwoord moet geven op de vraag of de jongeren van onze tijd de krant (let wel. wij bedoelen „krant" in algemene zin en dus niet chauvinistisch uitsluitend het Leidsch Dagblad) lezen en hoe zij op de enorme dagelijkse hoe veelheid, al dan niet alarmerende, berichten reageren. Na een korte inleiding, stelt de heer Steinbach, die het gesprek leidt, de eerste vraag. De voor de hand liggen de, meest essentiële vraag, nameiyk „Lezen jullie de krant?" Paul schynt zich geprepareerd te hebben op deze vraag. Hij neemt ten minste als eerste en zonder schroom het woord. Hij zegt: „Och, ik geloof, dat dat voor alle jongeren verschillend ligt. Iemand, die alleen lagere school heeft gehad, zal waarschynlijk beperk ter zyn in het lezen van de krant dan iemand, die verder heeft gestudeerd. Persoonlyk lees ik de krant wel. Voor al de dingen, waar ik zelf bij betrok ken ben of kan worden". (Ter infor matie: Paul is zeer geporteerd voor het vakverenigingsleven en ziet hier ook een roeping). Henka neemt het van hem over: „Ik lees de krant niet zo veel, wel echter graag de byzondere artikelen. Vooral op zaterdag. Verder over film, toneel en dergeiyke. Ik heb niet zo erg veel tyd om de krant te lezen. Wel altyd even „Panda". Henk grypt de krant ook om „Pan da" te lezen. Daarnaast? „Och, kunst kritieken interesseren me nogal. In de politiek ben ik niet zo geïnteresseerd. Af en toe lees ik er wel wat van". Fred: „De sensationele berichten en de sportverslagen. Nooit politiek, be halve als het myn belangen raakt. By voorbeeld by de typografenstakingen". Suus zegt, dat ze leest wat opvalt. Ze is speciaal geïnteresseerd in arti kelen op geografisch gebied. Verder veel belangstelling voor de sportrubriek. John interesseert zich voor het bui tenlandse politieke nieuws. „De bin nenlandse politiek komt allemaal op John: „Wanneer er iets is, dat je speciale interesse heeft, kun je het ware zelden uit de krant halen. Je moet dan boeken gaan lezen enz. De meeste mensen zullen h-ervoor niet de moed opbrengen, zodat ze het lezen van de artikelen maar helemaal ach terwege laten". Duidelijker FrecL: „Ik vind, dat de politieke stukken duidelijker geschreven zou den kunnen worden. Hierdoor zouden veel meer mensen zich gaan interes seren". „Au"! denken wij. We denken nog eens „Au", als allen het hiermee eens blijken te zijn. John verzacht de pijn door te zeg gen: Duidelijker schrijven lijkt me wel moeilijk. Je zou bij de politieke ontwikkelingen steeds al het vooraf gaande moeten memoreren. Het zou misschien wel goed zijn om de poli tieke artikelen meer populair te schrijven. De moeilijkheid rijst dan echter: wat is de grens? Het Leidsch Dagblad bijvoorbeeld wordt door ver schillende lagen van de Leidse bevol king gelezen. Er is echter de moge lijkheid om eens per week een be schouwing van een bepaalde politieke situatie te geven". Dat doen we al, denken we. De pijn is over. Kritieken Wat vinden jullie van de kunst kritieken, luidt de volgende vraag. Insider Henk (leerling Academie B.K.) is van mening „dat, wanneer men de moderne kunst „afkraakt", men er doorgaans wemig verstand van heeft. Mocht de criticus er wel ver- een integrerend medium de clubs toch kennen. Het lijkt me sterk, dat een sportverslaggever iedere speler van iedere bekende club kent, zodat hij kan zeggen: „Die en die was niet zo goed, maar we weten van hem dat hij, enz.". Henk, die zich dus zeer laatdunkend over de kunstkritieken uitliet, zegt verder: „Als er ook maar één soort van be schouwende artikelen is, waaruit grote deskundigheid spreekt, dan zijn het wél de sportartikelen"Hetgeen allen onderstreepten. T.v. Over de televisiekritieken zegt Henk „Je kunt over het algemeen wel aan nemen, dat als de mensen het pro gramma goed vinden, de kritiek in de krant slecht is of andersom". (Henk is 18). Toevallig blykt niemand van de als deze door de invoering van een commercieel karakter, tot grotere din gen in staat is, toch niet de krant zal verdringen. „De krant kun je pakken, wanneer het je uitkomt, de televisie niet". Kritisch tegenover de krant Fred zegt. dat dit by hem niet het geval is Hy neemt de berichten als kennisgeving aan, doch staat door gaans enigszins kritisch tegenover alles. Paul ook. Suus persoonlijk ook, doch, zegt ze. „Ik geloof wel, dat er mensen zyn, die de krant met een aureool zien. Wat de krant schryft is waar. Uit". John. „Zelf sta ik kritisch tegenover het geschrevene. Ik ben van mening, dat dit met veel mensen het geval is. Forum over de vraag: „Hoe denkt de jeugd over de krant?" jongeren thuis over televisie te be schikken. Toch hadden ze wel een mening over het, voor velen obsede rende, medium. Paul zegt weinig behoefte aan de TV te hebben. Alleen als er iets komt, dat hem erg interesseert, gaat hij er gens kijken. Fred sluit zich by de me ning van de voorgaande spreker aan. Suus eveneens. John voelt het echter als een gemis, dat hij thuis geen TV heeft. ..Het pa- Komt waarschynlyk door de vele voor lichtingsmiddelen". Voorts meent John, dat er vaak sen sationele verhalen in de krant staan en berichten, die slechts gedeeltelijk op waarheid berusten. „Ze proberen de mensen vaak op het gevoel te werken". HenkaIk begin de krant echt niet te lezen met te denken: het is toch niet waar. Er is een verschil tussen pers en pers; bij de ene krant neem je gemakkelyk iets aan. bij de andere niet. Ik begin met het lezen van de Toekomst De laatste vraag was een persoon- lyke met vanzelfsprekend zeer per- soonlyke antwoorden. Zij sloot aan op de vorige, nameiyk „Wat verwachten jullie dan wèl van de toekomst?". Henka zou graag kunstgeschiedenis gaan studeren en dan later archeolo gisch werk gaan doen. Marianne vindt veel bevrediging in haar werk. Ze weet niet of ze haar werk zal blijven doen. ,,'t Kan best geroepen. Wil byvoorbeeld als bezol digd bondsbestuurder gaan werken. Het huweiyk: „Uiteindelijk wel. hoe wel ik me kan voorstellen, dat je niet trouwt om je beter op je werk te kun nen concentreren". Henk kan het natuuriyke van het huwelijk helemaal niet inzien. „En wat de toekomst aangaat, tjaik wü creatief gaan werken". Agnes: ,.'t Draait haast altyd uit op een huwelijk. Ik vind het studeren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 77