Adamski ensdroom Icarus tot DeA LEVEN OP ANDERE WERELDEN! MENSEN IN DE RUIMTE: van J 1 MAART 1860 - 1960 LE1DSCH DAGBLAD ECHO EN VISIOEN w e Griekse Icarus van 25 eeuwen geleden de vliegende tapijten uit de wereld van 1001 nacht, van elf eeuwen geleden en vliegende schotels van de heer Adamski als hun evenbeelden in het jongste verleden: het waren allemaal wens dromen van de mens, die niet langer schootkindje wilde zijn van Moeder Aarde. Ruim een halve eeuw geleden deed dit kleutertje (dat toen Wright heette) zijn eerste wankele pasjes in de box, het luchtruim dat tot het domein van Moeder Aarde hoort. De verbijsterend snelle ontwikkeling van de luchtvaart sindsdien heeft het hele luchtdomein voor hem opengesteld in slechts vijftig jaren. En nu, tweemiljoen jaar na zijn eerste schuch tere blik naar de sterrenhemel, staat de poort naar de grote wereld voor hem open: op (historisch ge zien) zeer korte termijn zal de mens zijn eerste uitstapje in de wereldruimte maken, zal hij buiten het ouderlijk huis, op de maan, zijn eerste kamertje huren, en zal hij zich binnen afzienbare tijd elders gaan vestigen, op de planeten Mars en Venus. Over vijftig of honderd jaar zal niet meer alleen de aarde, maar ook het zonnestelsel zijn domein zijn. Dit is een van de meest fascinerende ontwikke lingen, welke de naaste toekomst in zo uitbundige verscheidenheid brengen zal. Deze worsteling naar verovering van een vijan dig milieu roept onweerstaanbaar de herinnering op aan die andere grote worsteling van het leven, lang voordat de mens op aarde kwam kijken, de meest beslissende strijd van het leven uit de zeeën naar verovering van het land, nu circa 350.000.000 jaar geleden. BEREIKBARE SNELHEDEN VAN DIVERSE MOTOREN EN RAKETTEN DIE IN GEBRUIK* OF IN ONDERZOEK ZIJN ±700 krap.a I"i2000 km po 6500 km p u. :t 30000 km pu. 155 000 kmpu half miljoen kmpu m t Imibard kmpu. I n de ruimte zal de mens, wellicht eerst na vele, vele generaties, een antwoord vinden op de vraag, waardoor hij al eeuwen lang wordt gekweld: is hij een uniek verschijnsel in de oneindige kosmos of is er ook elders hoog ontwikkeld leven? Is het hoog ontwikkelde leven een aardunicum of een „universeel" verschijnsel? Dat leven als zodanig niet een monopolie van de aarde is, staat vrijwel vast. Men neemt thans als vrij zeker aan, dat er b.v. op Mars primitieve plantengroei voorkomt. Biologen zijn over het algemeen van mening, dat leven ontstaat wan neer de omstandigheden dit veroorloven. We denken nu speciaal aan leven zoals wij dat kennen, niet aan geheel aard-vreemde vormen als b.v. in geen enkel opzicht aan materie gebonden leven, of leven met geheel andere chemische grondslagen. Ook dierlijke vormen zijn denkbaar, maar beschouwingen daarover liggen volledig in het speculatieve vlak, in het gebied van de ongebonden- fantasie. Het al of niet voorkomen van „leven" elders zou dus afhankelijk zijn van het antwoord op de vraag, of elders een milieu voorkomt, dat geschikt is voor het ontstaan en voor de verdere ontwikkeling van leven uit de primitiefste vormen. Mars toont vrijwel zeker aan, dat het ontstaansmilieu ook elders voor komt. Binnen ons zonnestelsel komt echter waarschijnlijk het gunstigste ontwikkelingsmilieu alleen op aarde voor. Een vraagteken vormt nog de planeet Venus. Het antwoord op de vraag naar andere hoge levensvormen (zij het dan in wellicht geheel andere gedaante) hangt zo gezien in sterke mate af van het voorkomen van planeten (als aarde, Mars, Venus e.d.) in andere zonnestelsels. Is de kans op het voorkomen van dergelijke planeten groot of klein? Aanvankelijk heeft men gedacht, dat de planeten van de zon ontston den toen by toeval een andere ster dicht langs de zon trok en daaruit een hoeveelheid materie losscheurde, welke later tot de planeten „con denseerde". Tegenwoordig helt men echter over tot de gedachte, dat het ontstaan van planeten een vrij normale „kosmische bevalling" is, dat dus zeer vele sterren er planetenstelsels op na houden. Waarnemingen over onregel matigheden in bewegingen van sterren schijnen dit te bevestigen. De Amerikaanse astronoom prof. Fred Hoyle helt over tot de mening, dat in ons Melkwegstelsel alleen reeds circa 10.000.000 planetenstelsels voorkomen, en dat het onwaarschijnlijk merkwaardig zou zijn, wanneer deze niet miljoenen planeten zouden tellen, welke een gunstig milieu vormen voor ontwikkeling van het leven tot hoge vorm. Deze mening wordt gedeeld door talloze astronomen maar niet door allen! Vooralsnog kan echter worden aangenomen, dat de mens als hoogont wikkelde levensvorm bepaald geen unieke verschijning in het heelal is. De omstandigheden schijnen op het tegendeel te wijzen! „Baarlijke nonsens" werd reeds eerder realiteit De wereldruimte, waarin de aarde kleiner is dan een korreltje zand in de uitgestrekte oceanen, is een onvoor stelbaar groot gebied dat voor de mens tot dusver vrijwel alleen met vraag tekens is gevuld. Er staat echter géén vraagteken meer achter het antwoord, dat de mens zal geven op de uitdaging van deze ruimte. Ruimtevaart (niet van instrumenten en robots maar van mensen zelf) is een zekerheid, zelfs van de naaste toekomst. De moeilijkheden zijn groot, zo groot zelfs dat deskundige geleerden van naam de ruimtevaart „baarlijke non sens" noemen. Talrijker is echter het aantal deskundigen, voor wie de rea liteit van de ruimtevaart onomstote lijk vaststaat. Misschien is het voor de vele ondes- kundigen, op wie de stem van geleerde twijfelaars diepe indruk maakt, nuttig kennis te nemen van een soortgelijke reeds weerlegde twijfel over het prak tisch nut van atoomkernsplitsing. Lord Rutherford, een van de grote natuurkundige genieën, wiens werk de kernsplitsing in laboratoriumproe ven voor het eerst mogelijk maakte, merkte naar aanleiding daarvan kort voor de tweede wereldoorlog op: „Iedereen, die van de splitsing van atomen mettertijd een nieuwe energie bron van de maatschappij verwacht „is talking moonshine"hetgeen vrij in het Nederlands vertaald betekent: „praat baarlijke nonsens". Na enkele tientallen jaren is deze boude uitspraak wel zeer effectief ge logenstraft. Het blijkt ook hier weer, dat zelfs de verbeelding van onweer sproken deskundigen, die getoond heb ben voldoende visionair te zijn om dieper in nieuwe perspectieven door te dringen, dikwijls tekort schiet als het gaat om een blik in de praktische toe komst! Van zee naar land: strijd van miljoenen jaren De tallozen, die rotsvast geloven in de toekomst van de ruimtevaart, her inneren zich onder meer de grote strijd van het leven 350.000.000 jaar geleden, met heel wat minder effi ciënte wapenen gestreden dan de hui dige, en toch gewonnen. Een strijd, die wat het karakter aangaat, zeer veel overeenstemming vertoont met de ver overing van de ruimte: de verovering van het land. Die verovering leek, ook achteraf gezien, onmogelijk. Zij is echter een feit geworden, en heeft on der meer de mens tot consequentie gehad. Het leven is, naar schatting tweemiljard jaar geleden in de zeeën ontstaan. Honderden mil joenen jaren bleef het water oppervlak een barrière, waarach ter slechts dood en vernietiging dreigden. Voor dit primitieve leven waren land en lucht wat andere hemellichamen en de ruimte thans voor de mens zijn. Geleidelijk aan ontwikkelden zich echter levensvormen, die zo resistent waren, dat zij korte tijden de beproe vingen van het land, de atmosfeer, de niet-gecompenseerde druk van de zwaartekracht, de felle zonnestraling, de scherpe temperatuurswisselingen, de gevaren van uitdroging en vele an dere gevaren korte tijd konden weer staan, zodat zij, door de heftige getij den op het land geslingerd, in leven konden blijven tot het volgende getij de terugkeer naar het veilige, bescher mende water mogelijk maakte. Deze planten en later ook dieren ontwikkelden in een natuurlijke selec tie van tientallen miljoenen jaren af- weerwapenen tegen de gevaren van het „vijandige milieu", de dampkring, die de mens thans in eenzelfde over gang van het „eigen" geworden milieu, de atmosfeer, naar het vijan dige, de wereldruimte, alleen met het hem gegeven grootste wapen, het in tellect moet overwinnen. Waar de natuur geleidelijk schilden, geraamten, bloedsomloop als warmte regulatiesysteem, sterkere weefsels e.d. ontwikkelde in een strijd van miljoe nen jaren waarin ontelbare miljarden levens geofferd werden, zo kan de mens thans drukpakken, technische temperatuurregelingen, stralings- en meteorietenschermenzuurstofappara ten en luchtverversingsinstallaties ver vaardigen, die eenzelfde, zelfs een betere bescherming geven. Het menselyk vernuft kan met heel wat minder gevaar en risico een betere bescherming opbouwen dan de natuur met een experimenteel vallen en op staan, gepaard gaande aan een moei zame, miljoenen jaren vergende fysieke evolutie. De „kolonisatie" van het land was een zwaardere opgave dan de „kolo nisatie" van de ruimte. Wie de plannen en ontworpen hulp- apparatuur van ruimtevaarders bestu deert, wordt overigens telkens weer getroffen door de merkwaardige gelij kenis met wat er in dat verre verleden is gebeurd, toen de eerste mens (vrij wel de jongste levensvorm op aarde) nog honderden miljoenen jaren op zich zou laten wachten. Evolutie of mutatie De tweede grote strijd van het leven naar een nieuw milieu is dus aan de mens toevertrouwd. Misschien dat ge leidelijke evolutie of toekomstige her haalde sprongsgewijze mutatie ook van de mens van heden eens over miljoenen jaren een wezen zal maken, dat de ruimte zonder technische hulp middelen louter fysiek als eigen milieu zal aanvaarden: misschien ook dat de natuur, die hem met het krachtigste wapen, het intellect, heeft toegerust, deze toerusting voldoende zal achten, zodat hij steeds op slechts dit éne 'wa pen aangewezen zal blijven. Voorlopig zal hij inderdaad als mens, zoals wij hem nu kennen, de beang stigend vreemde wereldruimte binnen dringen. Niet minder dan een hel Wat wacht hem daar in de naaste toekomst? Niet minder dan een hel. Waarvan echter de gevaren, ondanks de vraag tekens die het heelal beheersen, te bedwingen zijn. De eerste ruimtevaar ders zullen beter bewapend zijn tegen fatale dreigingen dan Columbus en de andere ontdekkingsreizigers, die het onbekende tegemoet trokken: die wisten niet wat zij zouden ontmoeten, de astronauten wel. De eersten, die de Noord- en Zuidpool na moeizame wor stelingen bereikten (met Amundsen als allereerste)stonden met hun tech nisch onvolmaakte bescherming en hulpmiddelen heel wat weerlozer in de barre eenzaamheid dan de ruimte vaarder, die pioniert tussen aarde en maan. op de maan of op weg naar de planeten Mars en Venus. Hun kans op behoud is heel wat groter! De weg terug Het grootste probleem waarvoor men thans nog staat, is de terugkeer van ruimtevaartuigen (klein of groot) door de atmosfeer naar de aarde. Het is met de huidige technische hulpmid delen reeds mogelijk mensen (letter lijk, niet figuurlijk!) naar de maan te helpen, zelfs misschien naar de pla neten Mars en Venus. Hun terugkeer is echter een veel moeilijker probleem. Is deze moeilijkheid eenmaal defini tief overwonnen (en niet alleen in cidenteel), dan verhindert niets de Niet langer schootkindje van Moeder Aarde mens meer om bemande bases te ves tigen op de meest nabije hemellicha men. Mens in heelal Zoals reeds eerder gezegd: het is moeilijk het tempo van derge lijke ontwikkelingen te voorzien, maar voor ons staat het praktisch vast, dat de eeuwwisseling mee gemaakt zal worden door mensen in permanente bases op de maan, Mars en misschien ook Venus en in ruimtestations in vaste banen om deze hemellichamen als vrij wel onontbeerlijke tussenstations in de eerste ruimtereizen. Wel licht dat de kleine manen van Mars als dergelijke ruimtestations zullen kunnen fungeren in plaats van door mensen geconstrueerde stations. De mensen zullen daar in de eerste tijden zeer moeilijk leven, in enge ruimten waarin een kunstmatige at mosfeer in stand wordt gehouden, strijdend tegen allerlei bedreigingen, maar tevens een pioniersarbeid en wetenschappelijk onderzoek verrich tend van zó grote betekenis, dat het reeds thans bestaande grote aantal vrijwilligers (serieuze, getrainde en wetenschappelijk en technisch hoog ontwikkelde mensen) volkomen begrij pelijk is. Ook verder Vermoedelijk zullen eerst na de eeuwwisseling grotere bases buiten de aarde kunnen worden gebouwd, die niet meer zoals de eerste voor hun be houd volkomen afhankelijk zijn van de voortdurende aanvoer van onont beerlijke materialen (water, zuurstof, voedsel) vanaf de aarde. Later zal het mogelijk zijn, in gro tere bases, gedeeltelijk selfsupporting te worden. We denken aan de moge lijkheid van eigen zuurstofvoorziening uit verbruikte lucht door de zuurstof- produktie van planten, waarvoor wel licht te ontwikkelen mutaties van thans bestaande aardse planten kun nen worden gebruikt. Proeven met be straling van allerlei aard (b.v. ook be straling door radioactief kobalt) op Long Island nabij New York hebben aangetoond, dat het mogelijk is geheel nieuwe plantensoorten te kweken met bijzondere eigenschappen. Een zeer intensieve zuurstofproduktie behoort tot deze nieuwe eigenschappen van sommige plantenmutaties. Voor de voeding zullen de beman ningen van ruimtebases vermoedelijk in het eerste stadium van zelfvoorzie ning kunnen terugvallen op in water tanks gekweekte algen van bepaalde soort, die zeer voedzaam zijn en vrij wel alle voor de menselijke voeding benodigde bestanddelen bevatten. Waarschijnlijk zullen voorts na niet te lange tijd op maan en planeten grondstoffen kunnen worden gewon nen, die een redelijke watervoorziening mogelijk maken. Consolidatie op de drempel Zo zal, na het eerste pionierssta dium, een stadium van consolidatie beginnen met een uitbouw van de moeizaam veroverde bruggehoofden. Men moet echter niet denken, dat de ruimte daarmee voor de mens open staat. In de eerste plaats is deze naaste omgeving van de aarde slechts een fractie van de ruimte van ons zonnestelsel; in de tweede plaats is dit zonnestelsel nog steeds slechts de omgeving van een van de miljarden sterren van het Melkwegstelsel, dat op zijn beurt weer een van de ontel bare miljoenen van dergelijke stelsels is. Zelfs de historische sprongen naar Mars en Venus zijn niet meer dan een heel klein stipje in het onmetelijke, onvoorstelbaar grote gebied dat heelal heet. Bovendien zullen het altijd, ook in dit consolidatiestadium nog slechts enkele uitverkorenen zijn, die de nieuwe posities van de mens versterken. Maan, Mars en Venus zullen nog in geen hon derd jaar en waarschijnlijk in nog veel langer tijd niet in de pros pectussen van de reisburca worden genoemd!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 66