Kon de Leidse Schouwburg spreken
j~ï MAART 1860 1960
LE1DSCH DAGBLAD
ECHO ËN~ViSIOEN j
gouden medaille van kunsten en
wetenschappen.
In het melodrama van die tijd
kwam zijn talent geheel tot zijn
recht, in „Tzingane" van jhr. van
Riemsdijk, dat in het begin van
deze eeuw door de kritiek onbarm
hartig als een ouderwetse draak
werd uitgekreten, was zijn uitbeel
ding van de graaf de Graneé niet
te overtreffen. Verdere creaties
van hem waren „Voerman Hen
schel", Vriend Fritz, Shylock in
„de Koopman van Venetië" van
Shakespeare, „Narcis" van Brach-
vogel, Wilko de Hondt in „De
rechte lijn" van Jan Fabricius,
„Lodewijk XI" en vele andere. Hij
overleed op 28 april 1925.
Tegen het einde der vorige eeuw
vieren Van Zuylen, Le Gras en
Haspels, met Cath. Beersmans
triomfen als toneelspelers, maar
ook in Rotterdam is het repertoire
het zwakke punt. Men speelt veel
onbetekenende drama's en blijspe
len „naar het Fransch", die door
de pers als slecht worden beoor
deeld.
Een uitblinker is „Vriend Fritz"
met Willem van Zuylen in de titel
rol van Erchmann Chatrian.
In 1895 feestvoorstelling te Lei
den ter gelegenheid van het 40-
jarig jubileum van Willem v. Zuy
len, met „De volksvertegenwoor
diger Leveau", toneelspel in 4
bedrijven van Jules Lemaitre, met
de jubilaris in de titelrol. Bij deze
gelegenheid worden wij geconfron
teerd met het noodlot van de to
neelspeler. De recensent, die hier
kennelijk de mening van het pu
bliek weergeeft, schrijft:
„Het stuk viel tegen. Men is ge
wend om van Zuylen te lachen en
nu vertolkt hij een rol in een uit
gesproken onsympathiek stuk! Hij
spéélt wel heel mooi, o ja, hoe zou
hij niet, maar het was niet wat
men hoopte. Men wilde lachen!
Het eenige mooie is de rol van Ma
dame Leveau, door Cath. Beers
mans meesterlijk vertolkt. Het was
haar eerste optreden na haar ern
stige ziekte en met vreugde, met
hartelijke blijdschap hebben wij
haar weer begroet. Zij en de jubi
laris werden op grootsche wijze
gehuldigd!"
Een paar weken later komt het
Rotterdamsch Tooneel terug, nü
met een klucht. „Twee wapens"
van Blumenthal en Kadelburg.
Een niemendalletje.
„Er is inderdaad gelachen",
schrijft de recensent, „zij het dan
in mindere mate dan men ver
wachtte. De tegenspeler van Wil
lem van Zuylen was ziek, zij a rol
werd opgenomen door Bouwmees
ter Jr. die er in zijn opvatting
naast was".
Op 5 november 1900 speelt de
Kon. Verg. Het Nederlandsch Too
neel Amsterdam „Hedda Gabler"
van Henrik Ibsen, met Theo Mann-
Bouwmeester in de titelrol.
Op 12 november d.a.v. „Het ver-
zoeningsfeest" (Das Friedensfest)
van Gerhardt Hauptmann door de
Tooneelvereeniging van Amster
dam, gevolgd door „De gebroken
kan" (Der zerbrochene Krug) van
Heinrich von Kleist.
De inzet van de twintigste eeuw
is verbijsterend, de draak lijkt ter
ziele. Ibsen, Hauptmann en de tij
zijn leven miskende Von Kleist in
één week in Leiden!
Ter viering van het huwelijk
van Koningin Wilhelmina vindt
op 11 februari 1901 een feest
avond in de Schouwburg plaats,
waaraan de Leidsche Toneelver.
Jacob Cats", de Mannenzang-
vereniging „Kunst na Arbeid"
en de Muziekver. van Post- en
Telegraaf beambten deelnemen.
De schouwburg is uitverkocht!
Naast „De echtgenooten van
Leontine" van Alfred Capus van
de Rotterdammers met o.a. de
klinkende namen van: Marie van
Eysden-Vink, mevr. Coelingh-Vor-
derman, Sophie de Vries en de
heren Brondgeest, Henri Poolman.
Frits Tartaud, Constant v. Kerck-
hoven en Nico de Jong, dat een
groot succes oogst, troffen wij de
klucht „Jan Ongeluk" van het
Holl. Tooneelgezelschap; de onver
valste draak „De voddenraper van
Parijs" en de klucht „Kruimeldam
in Parijs" aan, waaruit zonneklaar
blijkt dat „Keulen en Aken niet op
één dag gebouwd zijn". Maar in
dezelfde tijd viert Marie van Eys-
den-Vink triomfen met „Madame
sans Gêne", bijgestaan door mevr.
Kerckhoven-Jonckers (een be
scheiden, maar eminente actrice),
Frits Tartaud, Henri Brondgeest,
Victor Faassen, Nico de Jong, Henri
Morrien en Henry Poolman.
Adéle Sandrock komt te Leiden
en geeft een prachtige uitbeelding
van Magda in Herman Sudermanns
„Heimath".
Het repertoire verbetert zien
derogen!
„Romanesk" van Rostand door
de Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel.
„Op hoop van zegen" van Heyer-
mans met Ester de Boer-Van Rijk
en verdere prima bezetting door
de Nederl. Tooneelver. Amster
dam, gevolgd door „Ora et Labora"
(Bid en Werk), „Ghetto", „Het
zevende gebod" en „Het Pantser"
Jan Musch
van dezelfde schrijver en door het
zelfde gezelschap, tonen aan dat
het dieptepunt van de Neder
landse toneelspelkunst achter ons
ligt.
De Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel
komt met „Het goudvischje", dra
ma in 3 bedrijven van W. G. van
Nouhuys in een pracht-rolbezet-
ting n.l. Theo Mann-Bouwmeester,
Willem Royaards, Gusta de Vos-
Poolman en Jan C. de Vos. In „La
boremus" van Björnson, worden
van de zes daarin voorkomende
rollen er vijf bezet door: Louis
Bouwmeester, Theo Mann-Bouw
meester, Willem Royaards, Louis
Chrispijn sr. en Rika Hopper. To
neelliefhebbers, die niet zo piep
jong meer zijn, weten wat dit be
tekent!
De Rotterdammers komen met
„Nora" van Ibsen.
De Kon. Ver. Het Nederl. Too
neel met „de Koopman van Vene
tië" van Shakespeare met Louis
Bouwmeester en „Cyrano de Ber
gerac" van Rostand met Hubert
La Roche als Cyrano.
Het tournee Schürmarin brengt
„Monna Vanna" van Maurice Mae
terlinck te Leiden, met mevrouw
Georgette Leblanc-Maeterlinck als
Monna Vanna en Albert Dartmont
als Prinzivalle.
De Rotterdammers komen met
„Opstanding" van Leo Tolstoi.
Op 20 october 1903 beleefde de
Leidse toneelliefhebber een eve
nement.
Sarah Bernardt
in Leiden
De wereldberoemde Sarah Ber
nardt komt in onze schouioburg
als Marguerite Gautier in „La
dame aux Camelia's" van Alex
Dumasfils. De recensent is ly
risch wat de opvoering in haar
geheel en de grootse creatie van
Sarah Bernardt betreft. Hij be
sluit met de woorden: „Bij het
verlaten van den schouwburg
bleven velen wachten en on
der hen tal van studenten op
het vertrek van de kunstena-
resse, en toen zij eindelijk ver-
Villem Royaards (1867—1929)
scheen en in haar open rijtuig
plaats nam, werd zij met een
spontaan gejuich begroet, een
dank inhoudende voor de wereld
van schoonheid, waarin zij ons
had binnen geleid".
Van de Kon. Ver. Het Nederl.
Tooneel volgt een voorstelling van
„Driekoningenavond" van Shake
speare, die door de recensent boog
aangeslagen en gewaardeerd wordt.
Dan komen de Rotterdammers
met Paillerons „Muisje" waarin
Else Mauhs debuteert in de titel
rol. De toneelrecensent schrijft
over haar: „Voor het eerst trad
hier in Leiden op Mej. Else Mauhs
in de titelrol en haar debuut van
gisterenavond belooft wel iets voor
de toekomst". De uitkomst heeft
bewezen dat hij zich wel zeer voor
zichtig uit liet!
Louis Bouwmeester had inmid
dels het „Haarlemsch Tooneel" op
gericht. Hij bezocht Leiden op 9
januari 1904 met Heyermans'
„Schakels". Hij beschikt over een
goed „tableau de la troupe", Louis
en Frits Bouwmeester, Louis de
Vries, Daan van Ollefen en Julia
Cuypers en Mien Erfman-Sasbach
vervullen de belangrijkste rollen.
Op 5 maart 1906 brengen „de
Rotterdammers" een ander stuk
van eigen bodem, „Paddestoelen"
van Willem Schuurman. De recen
sent verklaart: „dat Alida Tartaud,
mevr. Kerckhoven-Jonkers en Else
Mauhs de eerepalm wegdragen".
Kort hierop volgt wéér een oor
spronkelijk stuk, het blijspel „de
Veroveraar" van mevr. J. A.
Simons-Mees, met Eduard Verkade
en L. H. Chrispijn (de toen om
streeks zestigjarige als de jeugdige
veroveraar). Het stuk werd goed
beoordeeld: „Het spel van de
eeuwig jong blijvende Chrispijn
dwingt onze bewondering af".
In 1906 viert de Vereniging „Lit-
teris Sacrum" haar vijftigjarig be
staan met „Verleden" van Ina
Boudier-Bakker.
In een sterke bezetting nrengen
de Rotterdammers „Eenzaam" van
Jan Fabricius, met Cor v. d. Lugt
Melsert in de hoofdrol, bijgestaan
door Else Mauhs, mevr. Coelingh-
Vorderman en Mien Duymaer van
Twist. De recensent besluit zijn
waarderende kritiek met de woor
den: „het was een schoone avond".
Willem Royaards
Willem Royaards, wiens naam
wij reeds meerdere malen zijn
tegengekomen, sticht in 1908 de
N.V. „Het Tooneel".
Met een zucht van verlichting
kunnen wij de duistere periode van
bijna vijftig jaar, slechts schamel
verlicht door de individuele, zij
het dan glanzende prestaties van
de actrices Kleine-Gartman, Cath.
Beersmans, Theo Mann-Bouw
meester en later Alida Tartaud,
Marie van Eysden-Vink, Ester de
Boer-v. Rijk, Else Mauhs en de
acteurs Willem van Zuylen, Has
pels, Louis Bouwmeester, Frits
Tartaud en Henri Brondgeest defi
nitief afsluiten. Wij mogen vast
stellen dat de periode van verval
van de Nederlandse toneelspel
kunst niet te wijten was aan ge
brek aan goede spelers, maar veel
eer het gevolg was van een totaal
gebrek aan initiatief bij de toen
malige leiders, hun gebrek aan
moed om met de sleur te breken.
Deze eigenschappen bezat Royaards
in hoge mate! Geboren te Amster
dam op 21 januari 1867, werd hij
aanvankelijk opgeleid voor de Ma
rine. Hij kwam echter op twintig
jarige leeftijd tot het besluit zich
aan het toneel te wijden. Hij volg
de de lessen aan de Toneelschool
slechts een paar maanden en zocht
zijn heil in de praktijk. In 1887
debuteerde hij in „De zwarte dok
ter" bij Chris de la Mar in de Nes.
Na vele engagemen
ten hier te lande
en in Engeland,
werkte hij tenslotte
in Duitsland onder
Max Reinhardt, voor
wie hij een grote
bewondering had en
wiens invloed nog
jarenlang merkbaar
bleef. Hij voerde
met straffe hand
de regie en zijn
visie overheerste elke
voorstelling. Men
heeft wel beweerd
dat zijn leiding een
zijdig was, dat mag
zijn, maar 't was wel
een heel góéde zijde.
3ij zijn eerste op
treden met een eigen
gezelschap te Lei
den had hij een
enorm succes met
Hooft's „Marenar
met de pot". Hij zet
zijn zegetocht voort
met „Mercadet" van
Honoré de Balzac,
zijn uitbeelding van
de titelrol wordt uit
bundig geprezen.
Dan volgen „de Vlin
der" en .Mevrouw
Warrens bedrijf" van
G. B. Shaw. In 1909
brengt hij Joost v. d. Vondel uit
de vergetelheid terug met een
stijlvolle opvoering van „Adam
in ballingschap" een prestatie die
door de gehele Nederl. pers hoog
lijk wordt gewaardeerd. In bet
zelfde seizoen brengt hij nog
Shaws: „De huizen van de weduw
naar", „De vrouw in het spel" van
Clyde Fitch, „De barbier van Se-
villa" van de Baumarchais en Her
mann Bahr's „Het Concert".
Hij ontwikkelt een enorme acti
viteit, achtereenvolgens krijgen
wij „Marcyns" van Balthazar Ver
hagen, Vondels „Lucifer" met
Royaards als Lucifer, Jan Musch
als Belial, Albert van Dalsum als
Uriël en Jacqueline Royaards-
Sandberg als Rafaël te genieten.
Behalve „Jonkvrouw de la Sieg-
lière" van Jules Sandau, geeft „Het
Tooneel" prachtig verzorgde voor
stellingen van „Driekoningen
avond", „Midzomernachtsdroom"
en „De vrolijke vrouwtjes van
Windsor" van Shakespeare. Hij be
wijst zijn veelzijdigheid met „Het
levende lijk" van Tolstoi en „Mijl
palen" van Bennet en Knoblaisch.
Met de opvoering van Goethe's
„Faust" bereikt hij in 1918 zijn
hoogtepunt. De voorstelling, die
onverkort werd gegeven, duurde
van 6 tot 11 uur. Hijzelf speelde de
titelrol, Hubert la Roche, Mephisto,
Jacqueline Royaards: Greetje, om
maar enkele te noemen van de
circa zestig medewerkenden. Hier
in zijn niet begrepen het Madri
gaalkoor, het soldatenkoor en het
Concertgebouworkest onder leiding
„Hamlet". Hijzelf speelt Hamlet,
Helen Desmond de Koningin en
Lily Green Ophelia. De recensent
besluit zijn kritiek met de woor
den „Welk een enorme kunstavond
is ons gisteren geboden! Een hulde
aan Eduard Verkade, die dit wist
te bereiken!"
De grote pers heeft het Verkade
in de eerste jaren echter niet ge
makkelijk gemaakt. Zijn jeugdige
medewerkers, onder wie veel ta
lentvolle, werden nogal eens voor
„veredelde dilettanten" versleten,
en hijzelf kon als speler bij de
critici van naam aanvankelijk
weinig goed doen. Maar hij zet
door.
Van Shakespeare spelen de
„Haghespelers" „Romeo en Julia"
met Verkade en Enny Vrede in
de titelrollen, en „Macbeth", met
Verkade als Macbeth en Enny
Vrede als Lady Macbeth. Van G. B.
Shaw komen achtereenvolgens
„Candida", „Men kan nooit we-
Theo Mann-Bouwmeester (18501939)
van Alphons van Diepenbrock, die
de muziek componeerde, ook niet
Frits Lensvelt en Nel Bronger, die
de decors en kostuums ontwierpen,
en twaalf man technisch perso
neel. Wij mogen aannemen dat
aan de reeks voorstellingen te
Amsterdam in Het Paleis van
Volksvlijt, de vaste schouwburg
van „Het Tooneel", die plaats bood
aan ruim 1000 toeschouwers, in
totaal minstens 150 personen deel
namen. De voorstellingen waren
avond aan avond uitverkocht,
maar de recette heeft de kosten
van deze gigantische onderneming
op kunstgebied niet kunnen dek
ken. Maar het stellen van deze
artistieke daad is op het Neder
landse toneel nimmer overtroffen
of terzijde gestreefd en heel kunst
lievend Nederland zag in Royaards
benoeming tot doctor honoris
causa in de Nederlandse letteren
door de Utrechtse Universiteit in
1919 een in alle opzichten verdien
de onderscheiding. Zijn verschei
den te Menton op 24 januari 1929
was voor de Nederlandse toneel
spelkunst een harde slag.
Eduard Verkade
Toch was het niet Royaards al
leen, die in 1908 een zo gunstige
wending gaf aan de deplorabele
toestand van het Nederlandse to
neel. Op hetzelfde tijdstip, bij de
aanvang van het seizoen 1908/09,
richtte Eduard Verkade „de Haghe
spelers" op. Hij werd geboren te
Amsterdam, op 15 juni 1878. Uitge
zonden naar Engeland voor het
opdoen van commerciële ervaring,
besteedde hij aanvankelijk zijn
vrije tijd aan het bezoeken van
toneelvoorstellingen en de bestu
dering van de Engelse spelopvat
tingen die zijn grote belangstelling
hadden. Gaandeweg nam dit meer
tijd in beslag, om er zich tenslotte
geheel aan te wijden, met boven
genoemd resultaat.
Kennelijk onder Engelse invloed
streefde hij naar versobering en
vergeestelijking van het toneel. De
door de „Haghespelers" gegeven
voorstellingen misten weliswaar de
geestelijke en vaak uitbundige
pracht van Royaards' opvoeringen,
maar Verkade was de eerste regis
seur, die de toeschouwer noopte
zijn eigen fantasie te laten mee
werken. Op 19 oktober 1908 treden
de „Haghespelers" voor het eerst
te Leiden op met Shakespeare's
ten" en „Dokters Dilemma" op het
repertoire, en van Oscar Wilde „De
belangrijkheid van Ernst" en „Een
ideaal echtgenoot". In „Dokters
Dilemma" worden Eduard Ver
kade, Enny Vrede en Herman
Kloppers (als de schilder Dube-
dat) zeer geprezen. Daarna levert
Eduard Verkade een onvergetelijke
creatie in de titelrol van Molnars
„De duivel". In 1917 volgen op 16
februari „Macbeth", op 28 februari
„Hamlet" en op 14 maart „Romeo en
Julia" in de Leidsche Schouwburg.
De recensent vermeldt dat aan het
applaus geen eind schijnt te ko
men en besluit met de waarderen
de woorden „Aan het einde van
deze serie van drie voorstellingen
mogen wij Verkade onze hulde
niet onthouden. Hij heeft een be
langrijk aandeel in het opwekken
van de belangstelling voor Shake-
speares werk!"
Enige jaren later, op 18 april
1919, verliest Enny Vrede het leven
bij een scheepsramp op de Noord
zee.
Na een periode van reprises,
waarschijnlijk als gevolg van de
eerste wereldoorlog, brengt Ver
kade een prachtige voorstelling
van „Naar het u lijkt" van Shake
speare, om, na de stichting van de
N.V. Vereenigd Tooneel, waar hij
en Dirk Verbeek de directie voeren,
in 1925 verrassend voor de dag te
komen met een model-opvoering
van „St.-Joanne" van Shaw, waar
in Nel Stants, Albert van Dalsum
en Herman Kloppers buitengewone
prestaties leveren. In 1928 volgt
een niet minder opvallende voor
stelling van „Het adelaarsjong"
(l'Aiglon) van Rostand, waarin
Else Mauhs als de Hertog van
Reichstadt haar grote naam eer
aan doet en Albert van Dalsum en
Verkade eveneens worden geroemd.
Dit was Verkade's laatste „grote
daad" op toneelgebied. Eerst in
mei 1946 zien wij hem weer optre
den als regisseur van het Leidsch
Studenten Tooneel in „Geuzer-
waard" spelend in de laatste oor
log van de hand van zijn echtge
note dr. Eline Verkade-Cartier van
Dissel. Sedert dien heeft hij zich
uit de toneelwereld teruggetrokken
en geniet aan de zijde van zijn
echtgenote in Breukelen aan de
Vecht een welverdiende rust.
Brachten Royaards en Verkade
vanaf 1908 in hun geëigende stijl
„de doorbraak" tot stand, de Too
neelvereeniging van Amsterdam
beperkte zich in hoofdzaak tot het
geven van geslaagde Heyermans
opvoeringen en bij de Kon. Ver.
Het Nederlandsch Tooneel en de
Rotterdammers verbeterde welis
waar het repertoire, maar daarbij
bleef het. De Kon. Ver. Het Neder
landsch Tooneel geeft een voor
treffelijke opvoering van Ibsens
„Een vijand van 't Volk" als uit
blinker; daarna volgen voorstel
lingen van weinig betekenis, o.a.
het uit het Duits vertaalde blijspel
„Wolkenkrabbers".
De Rotterdammers gaan hele
maal niet met de tijd mee, zij spe
len o.a. „Politiezaken" naar het
Duits, „De deur staat open" even
eens uit het Duits van Oscar Blu
menthal, en „Arsine Lupin", dit
maal van de Franse auteurs
Croiset en Leblanc. Eindelijk, in
1910 weer eens een paar goede
stukken: „Als de jonge wijn
bloeit" van Björnsen en „De rechte
lijn" van Fabricius met Frits Tar
taud en Alida Tartaud-Klein in de
hoofdrollen.
Van de Tooneelvereeniging van
Amsterdam oogsten Ester de Boer-
Van Rijk, Wilh. v. d. Horst-v. d.
Lugt Melsert en Ternooy-Apél suc
cessen in Heyermans „De opgaan
de zon", „Het zevende gebod",
„Beschuit met muisjes" en „Glück
auf".
De toneelspelkunst volgt nog
steeds een opgaande lijn, maar na
dat Royaards, na nog enige jaren
te zijn opgetreden als directeur
van de Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel zich omstreeks 1927 om
gezondheidsredenen moest terug
trekken en Verkade kort daarop
op zijn lauweren ging rusten, be
gon het door hen ontstoken heilige
vuur te doven. Louis Saalborn, de
voetsporen van zijn grote leer
meester volgend, trachtte dit na
oprichting van het Nieuw Neder
landsch Tooneel wel aan te wak
keren, waarin hij met een gran
dioze opvoering van „De getemde
feeks" van Shakespeare ook wel
slaagde, maar hij kreeg de om
standigheden tegen. De malaise,
die zich tot ver in de dertiger ja
ren zou voortzetten, spaarde de
kunst niet en ook de toneelspel
kunst kreeg het zwaar te verduren.
Inmiddels was de Tooneelvereeni
ging van Amsterdam, nadat Heyer
mans (die op 22 nov. 1924 te Zand-
voort overleed) zich in 1919 als
theaterdirecteur had teruggetrok
ken na met „De wijze kater" met
Jan Musch in de titelrol nog groot
succes te hebben geboekt, in 1919
opgegaan in Het Schouwtooneel,
onder directie van Adr. v. d. Horst
en Jan Musch. Dit gezelschap
maakte een prachtige entree met
„De paradijsvloek" van Alphons
Laudy, met Jan Musch en Wilhel
mina v. d. Horst-v. d. Lugt Melsert
als Adam en Eva. Het Schouwtoo
neel wist zich helaas niet lang te
handhaven.
Herman Heyermans (186^—1924)
De Rotterdammers, wier reper
toire intussen aanzienlijk was ver
beterd, waarvan goedverzorgde
voorstellingen van Schmitzlers
„Minnespel", Felix Ruttens „Bea
trijs" en „Bjerg Eyvind en zijn
vrouw" van de Deen John Sigur-
jönsson evenzovele bewijzen zijn,
vormden in 1923 een combinatie
met het door Cor v. d. Lugt Mel
sert in het leven geroepen „Hof
stad Tooneel" dat met de opvoe
ring van „Eline Vere" van Louis
Couperus, prachtig door Else
Mauhs vertolkt, reeds lauweren
had geoogst.
Het eerste optreden van Het
Rotterd. Hofstad Tooneel te Lei
den zal menig toneelliefhebber
met gemengde gevoelens hebben
bijgewoond. Het was de afscheids-
voorstelling van Marie van Eys
den-Vink, op 5 mei 1924, met „Wat
het zwaarste weegt" De schouw
burg was natuurlijk uitverkocht.
Na afloop volgde een grootse hul
diging van deze ook hier ter stede
zo gevierde actrice. In vele toe
spraken klonk een „tot weerziens",
maar Marie van Eysden hand
haafde standvastig haar eenmaal
genomen besluit. Afscheid te
nemen op het toppunt van haar
roem, dat „woog voor haar het
zwaarste".
Zie volgende tekstpagina