OOSTENRIJKSE DONAU: GUSTAVi CHARPENTIER DES KONINGS HAREN ZAK LANGS Juweeltje van oude kunsten rijkdom aan landscliapsschoon WOORD VAN BEZINNING (een gruwelverhaal) WERD WERELDBEROEMD MET SLECHTS EEN ENKELE OPERA Hij dankte zijn succes vooral aan de omstandigheid, dat hij de tijdgeest sterk meehad Zaterdag 30 januari I960 (Van onze Weense correspondent, prof. dr. N. Greitemann) Met zijn rijkdom aan bergenbossen en meren is Oostenrijk tevens een oud beschavingsgebied' waar men de cultuurgeschiedenis kan volgen aan de hand van burchtenkastelen, paleizen, kerken en kloos ters. Het gebodene is echter zo overdadig dat men een keuze moet maken! Daar Tirol en Voralberg bij voorkeur door onze landgenoten worden bezocht, slaan we iets anders voor. namelijk de streek langs de Donau. waar men zowel per trein als per auto een prachtige ont dekkingsreis kan maken. Als uitgangspunten neme men Salzburg. Linz en Dürnstein in de Wachau om vandaar uit telkens uitstapjes in de omgeving te maken. Dürnsteinaan de Wijnweglangs de Donau Drie uitgangspunten: Linz, Salzburg en Dürnstein Er zijn weinig steden die zo sterk het stempel van een bepaalde kunstenaar dragen als Salzburg waar Mozart werd geboren. Hier hebben jaarlijks de Fest- spiele plaats met een programma, dat voor een groot gedeelte aan het werk van deze geniale componist is ont leend. Wie een uurtje vrij heeft, neme tevens een kijkje in het nieuwe Fest- spielhaus, dat nog in aanbouw is en dat in augustus a.s. plechtig zal wor den geopend. De stad is een juweel van barokke architectuur, want in de zeventiende eeuw liet de vorst-aarts- bisschop Wolf Dietrich een gedeelte van de middeleeuwse stad slopen om daarvoor in de plaats een barokke re sidentie te doen verrijzen. Zijn eerste architecten waren nog Italianen, zoals Solari, die de dom met het grote plein ontwierp. Daarna traden twee Oosten rijkse kunstenaars op, Fischer von Er- lach voornamelijk, die de Dreifaltig- keitskirche en de Universiteitskerk bouwde, terwijl Lukas von Hildebrandt het sierlijke kasteel Mirabell met het speelse trappenhuis voor zijn rekening nam. Men noemt Salzburg terecht het Rome van het noorden, want ook hier wemelt het van kerken en niet alleen van barokke, maar ook van gotische, zoals de Franziskanerkirche met haar rijzige pilaren, die men hier niet zou verwachten Ook in Salzburg klateren fonteinen en ziet men overal de pronkerige op schriften van de vroegere regenten. Het mooiste is echter de combinatie met de natuur. De stad ligt beschut tussen een aantal bergen: Mönchs- berg, ZJntersberg en Oaisberg, die een uitstapje te voet of per autobus waard zijn. De kern blijft ook nu nog de Festungsberg met de middeleeuwse burcht, die men met een tandrad- treintje kan bereiken voor een onver getelijk uitzicht. Schilderachtige stadjes Niet ver van de stad ligt oostelijk het Salzkammergut dat zo rijk is aan meren. Het plaatsje St.-Wolfgang aan het Wolfgangmeer, is wel het meest bekend door het hotel en de operette „lm weissen Rössl", maar grotere waarde heeft toch het kerkje met het prachtige, middeleeuwse drieluik-altaar van M. Pacher. In deze streek ligt ook Ischl met de zomerresidentie van Kei zer Frans Josef en vindt men de vil la's van een aantal grootheden op het gebied van de Weense operette, o.a. van Lehar. Langs Gmünden aan de schil derachtige Traunsee rijdt men het best langs Lambach en vandaar naar Kremsmünster, een prachtig klooster uit de vroegere barok met een waarde vol museum, waar men ook de Tassilo- kelk uit de tijd van Karei de Grote kan bewonderen. Wie van oude stadjes houdt, moet beslist een kijkje nemen in Steyr en Enns, waar men zich een voorstelling kan maken hoe een mid deleeuwse stad in Oostenrijk er uit heeft gezien, vooral met het langge- strekte pleto. Intussen is men al flink op weg naar het tweede uitgangspunt, name lijk Linz aan de Donau, welke rivier men nu niet meer verlaat tot Wenen toe. Het meest bezienswaardige aan Linz is ook weer het grote plein, ver der de promenade langs de Donau en vooral de Pöstlingsberg. Na een ritje met het kabelbaantje heeft men daar een zeer mooi uitzicht. Deze stad is tevens het beste uitgangs punt voor een bezoek aan het kloos ter St.-Florian met zijn nog al drukke kerk en het kolossale orgel waarop Bruckner fantaseerde. De componist ligt hier ook begraven. In het museum vindt men de waar devolste collectie van panelen, die Alt- dorfer, een van de grondleggers van de zogenaamde „Donaustijl", heeft ge schilderd. Wie een van de weinige ro- coco-kloosters in Oostenrijk zou willen zien, brenge een bezoek aan Wilhering, op ongeveer drie kwartier auto-afstand ten westen van Linz. Noordoostelijk ligt op een uur afstand het onaan zienlijke dorp Kefermarkt, dat echter wereldberoemd is door het prachtige gotische altaar, een juweel van mid deleeuwse beeldsnijkunst. Romantische plekjes Het derde uitgangspunt is Dürn stein in de Wachau, dat men vanuit Linz langs de Donau bereikt. De rivier is hier het mooist, met veel bochten, romantische plekjes en schilderachtige ruïnes. De Donau volgend passeert men Enns en Grein en iets later ziet men reeds vanuit de verte het onver gelijkelijke silhouet van het klooster Melk, dat hoog op een rots ligt en het gehele landschap beheerst. Het lijkt wel op een sprookjesschip, dat zich een weg baant door de rivier. Terecht wordt het beschreven als een van de mooiste creaties uit de Oostenrijkse Barok en toch is het een werk van een gewone aannemer, namelijk van Prand tauer, die zo bescheiden was dat hij zich voor geen geld van de wereld „ar chitect" wilde laten noemen! Wanneer men even de tijd heeft, neme men ook een kijkje in het kloos ter zelf, vooral in de koninklijk-royale bibliotheek en de eetzaal. Na afloop kan men uitrusten in de Stiftskeller bij een glas uitstekende „prelaten- wijn". Men bevindt zich hier niet alleen in de „Betuwe van Oostenrijkdie in de bloeitijd duizenden dagjesmen sen aantrekt, maar ook in een van de meest bekende wijnstreken. Daar voor slaat men het best zijn tenten op in het hotel of beter Gasthof Richard Löwenherz, een herinnering aan de Engelse Koning Richard Leeu wenhart, die hier na de derde kruis tocht gevangen werd gehouden, om dat hij de Oostenrijkse hertog na de inname van Akkon had beledigd. Hier neme men de tijd om met een karaf goudgele wijn voor zich te mijmeren op het terras, vanwaar men een prachtig uitzicht heeft op de Donau, het langzaam vlakker wordend land en daarachter heel ver de coulissen van de bergen. Betoverende omgeving Ook dwale men vooral 's avonds door de smalle kronkelige straatjes, men ga voor enkele ogenblikken naar de stille intieme binnenplaats van het klooster en dan dale men af naar de oever van de rivier om de sierlijke toren met haar grillige vormen tegen de avondlucht te bewonderen. Men is inderdaad betoverd en het is beslist niet de wijn die men daarvoor alleen aansprakelijk moet stellen, al valt het niet te ontkennen dat hij „er in gaat" of „süffig" is, zoals men hier zegt. Van hieruit kan men, de „Wijn straat" volgend, uitstapjes maken naar Langenlois, een wijncentrum met een paar prachtige oude burgerhuizen en vooral naar het stadje Krems waar men een hele dag kan doorbrengen met het bezichtigen van pleinen, hui zen en kerken. En wanneer men in het gemeentehuis de burgemeester aan treft en hem vertelt dat men uit het buitenland komt, dan krijgt men een academisch gevormde gids mee die al les haarfijn over dit interessante stad je weet te vertellen. Recht tegenover Krems ligt in de laagvlakte, hoog op een bergplateau, het breed aangelegde klooster Gött- weig, dat een bezoek waard is evenals in het noorden de romantische burcht Rossenburg met het nog bewaarde tournooiveld! Een uurtje verderop ligt Altenburg met de mooiste fresco's van Paul Troger, de meester van 't prach tigste hemelblauw. Wanneer men dan weer naar de Donau terugkeert, pas seert men Tulln en tenslotte Kloster- neuburg, het stamklooster van de Habsburgse keizers of hun Escorial, waar zij zich in stilte terugtrokken. Hier studeren in de laatste jaren ge regeld ook Nederlanders, die graag be reid zijn om hun landgenoten de waar devolle schatten te laten zien, onder andere het prachtige altaar-antipen- dium van Nicolaas van Verdun uit de vroeg-middeleeuwen. Hier ziet men op de Donau plotseling veel meer slepers en aken, het landschap wordt nog vlakker en heel in de verte ontdekt men reeds de silhouetten van fabrieks schoorstenen. Men staat inderdaad aan de poorten van Wenen, maar deze we reldstad is een apart bezoek en een veel uitvoeriger artikel waard VANDAAG is het de laatste zaterdag van januari en daarmee de laatste keer dat ik U in deze rubriek schrij ven mag. Ik waag het erop uw aandacht te vragen voor een gruwelverhaal, dat opgetekend staat in het tweede boek der Koningen. Het doet eventjes denken aan het beleg van onze stad Leiden, toen burgemeester Van der Werf, zoals het verhaal wil, zijn lichaam aanbood aan de hongerige bevolking. Welnu, in het belegerde Samaria vond de gruwel een hoogtepunt. Hoofdstuk 6, vers 26 en vol gende vertelt dat wanneer de Koning de verdedigingswallen zowaar daaronder een rouwge waad op het blote lichaam droeg. Ziedaar het gruwelijke ver haal. Een moeder, die een weer zinwekkende afspraak maakt en eigen toekomst verslindt. Wat vreselijk. Maar pas op: wij wor den allen ten prooi gegeven aan een Holle Bolle Gijs. Oorlog Daar gaat de Koning in zijn ambtskleding, zijn koninklijk gewaad. Hij is een rouwmoedig man. Zyn glanzend konings kleed scheurt hij op de woor den van de vrouw en toen zag het volk dat de Koning zo waar! de haren zak van de rouw op het blote lijf droeg! Reeds lang droeg hij dit haren kleed. Maar hij etaleerde niet als bij een show. Nu echter kleurt hij het kabijt van zijn standing en toont dat hij mede menselijk is. Hij is nabij en hongert mede. Hebt U, waarde lezer, ook zo'n boete kleed, zo'n rouwgewaad onder het uiterlijk kleed van uw inspecteert, hem een vrouw, een moeder, nadert, die „in alle staten" is: wijzend op een an dere vrouw zegt ze: „Deze vrouw heeft tot mij ge zegd: geef uw zoon, dat wij hem vandaag eten, dan zullen wij mijn zoon morgen eten. Wij hebben dus mijn zoon gekookt en hem opgegeten. Maar toen ik de volgende dag tot haar zeide: Geef nu uw zoon, dat wij hem eten, had zij haar zoon ver borgen", Zodra nu de Koning de woorden van de vrouw hoor de, scheurde hij zijn klederen; en terwijl hij op de muren voorbijging, zag het volk dat hij heet hij. De volken geven steeds weer hun kinderen als bloem der natie en jonge vrucht ten prooi aan dit geeuwend mon ster. Onontkoombaar wacht ga pend ons nog een holle bolle gijs: de Dood. En ook deze holle bolle gijs kan van de honger niet sla penSterker: zonder de dood hebben wij geen levens kans. Wij hebben ruimte om te leven dank zij het sterven van onze voorouders. Wij wonen, le ven en eten dank zij de doden. stoere principes? Bent U als het erop aankomt médemen- selijk? Op de wallen van deze door oorlog, leed en dood bezetTê wereld, gaat uw medesterveling Christus, de Heer, Hij weent bij de dood der Zijnen; Hij beeft voor het sterven. Hij draagt uw leed, begrijpt uw zonde en heeft uw verzoeking doorgemaakt U bent een Koningskind. U zult met de Zoon van de Grote Koning uittocht vieren! Ds. H. J. Haan, evang. luth. predikant te Leiden. Bij de zestigste verjaardag van „Louise" (Van onze Parijse correspondent- Frank Onnen) Op 2 februari 1900 werd in de Parijse Opéra comique de eerste uitvoering gegeven van de opera „Louise" van Gustav Charpentier, en bij deze zestigste verjaardag mogen we nu wel een ogenblik ver wijlen. Want mèt de Faust van Gounod (die zijn jongere kunst broeder hogelijk bewonderde en ook aanmoedigde) is er in het hele Franse repertoire van deze eeuw geen opera te noemen, die door zóveel mensen over de gehele wereld werd gezien, beluisterd èn be mind. Toen in 1956. kort voor zijn dood. de bijna honderdjarige meester nog eenmaal het dirigentengestoelte van de opera-comique beklom, had zijn muzikale roman in vier actes en vijf tableaux" al het voor een opera uitzonderlijke aantal van meer dan duizend voor stellingen beleefd! Natuurlijk: in kunstzaken moet men voorzichtig zijn met cijfers. En gemeten met maatstaven van kunstwaarde en schoonheid is Louisein de Franse muziek geen hoogtepunt ge weest. terwijl deze opera, in tegenstelling tot Debussy's Pelléas et Mélisande. die nooit een „kasstuk" is geworden, evenmin zeer wijde perspectieven voor het muziektheater heeft geopend. "Va 1-1 rlfiolnJL-" omgezet, fragmenten bevat de scène v ctH c-ClI ic-lllIJV van de arbeiders in hun werkplaats, de berceuse van de vader, en bovenal de aria van Louise met haar „harmonische spelingen" in de laatste maten die En ten derde, en ten leste, wist Char pentier veel profijt te trekken uit het feit, dat zijn opera, waaraan hij dertien jaar eerder als winnaar van de Rome- prijs al begonnen was, In Parijs werd opgevoerd tijdens de grandioze Wereld tentoonstelling, die duizenden vreemde lingen naar de Franse hoofdstad (die toen nog volop de ere-naam van „ville himière" verdiende had getrokken. En het is vooral wel met déze troef, dat Charpentier zjjn spel gewonnen heeft. Nog geen „besje" Het mtddeleeuwaaatlaa» »en Kefermarkt nooit iets gekomen Charpen tiers „Louise" is voor Frank rijk een unicum gebleven. In latere ja ren zou men alleen de Italiaanse Ameri kaan Menotti kunnen noemen, die, on der een zekere gezichtshoek beschouwd, zijn geestelijke erfgenaam geworden is. In die zin namelijk, dat ook Menotti graag een „fait divers" uit het dagelijk se leven greop om er de grondslag of de stof voor een opera aan te ontlenen. Charpentier heeft voor zijn fenomena le succes nooit behoeven te vechten. Of schoon hij ook nog verscheidene andere werken voor orkest en voor zangstem men heeft geschreven, die indertijd ook graag en veelvuldig werden uitgevoerd, kan men toch wel zeggen, dat de tand des tijds zich op zijn oeuvre niet stuk zou bijten, en dat alleen „Louise" haar populariteit, althans bij de oudere gene raties, wist te behouden. Toch heeft Charpentier indertijd al hogere ambities gekoesterd. Zijn „Louise' 'was bestemd het eerste deel van een drieluik te wor den, waarvan het vervolg „Julien", der tien jaar later, in verschillende theaters te Parijs, Monte Carlo en New York (met Caruso in de titelrol) ook inder daad nog is opgevoerd. Maar „Ju lien" kon, wat het publieke succes betrof, al op geen afstanden tippen aan zijn gevierde tweelingzuster, en het sluitstuk van de trilogie is de componist dan ook altijd in de pen blijven steken. Na „Julien" leek Oharpentiers muzikale dichtader te zijn opgedroogd. Drie factoren Waaraan „Louises" triomf mag wor den toegeschreven? Men kan drie fac toren of omstandigheden onderschei den. Ten eerste zeker het muzikale ta lent van Charpentier. Men behoeft geen onvoorwaardelijk bewonderaar van het naturalisme of het verisme te zijn, om tóch volmondig te erkennen, dat deze opera, die dit beginsel van de kopiëring van het dagelijkse leven voor het eerst te Frankrijk in muzikale daden heeft Louise toont van het /pittoreske" Pa rijs van Montmartre met zijn bohé miens, midinettes, toffe jongens en linke meiden namelijk precies het beeld waar naar de buitenlander zo graag staat te kijken. En ook de „filosofie" als dat hoge woord hier gebruikt mag worden van de heldin van het verhaal, wier hoogste levenswijsheid was gelegen in haar devies zich „voortdurend te amu seren" en niet te kieskeurig te zijn op de kwaliteit van haar vermaak, strookte vrij nauwkeurig met de ambities der buitenlandse toeristen in Parijs, die hier de bloemetjes eens zo graag en zo on vervaard komen buiten zetten. Voor ze kere misverstanden, of een gezichtsbe drog, inzake waardering van Parijs en zijn bewoners in de ogen van de vreem deling, mag men Charpentier 6tellig voor een ruim deel mede verantwoorde lijk stellen! Wanneer men echter een scheiding weet te maken tussen de soms wel erg ondermaatse kwaliteit en geest van Charpentiers proza, waarin (hijzelf zijn libretto had' geschreven èn, anderzijds. CHARPENTIER hun uitwerking en bekoringen nog altijd niet verloren hebben. De tweede factor is, dat Charpentier als componist voor het eerst uitzond op een golflengte van het naturalisme dus waarop in de literaire sferen, met Zola vooral, al ette lijke duizenden mensen hadden afge stemd. Hij had de tijdgeest derhalve mee. de direct-aansprekende ,maar geenszins vulgaire muziek van deze leerUnc, van Massenet, van wie hij veel geleerd moet hebben, dan heeft het pas, deze zestigste verjaardag va» „Louise", die dus nóg geen aftands besje is geworden, met er kentelijkheid en waarom zelfs niet eens met een heruit/voering? te ge denken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 13