HERBERT JOEKS: acteur van het droogstoppel-type Aanwinsten voor toneelrepertoire in Amerika van jonge dramaturgen Een Zoeklicht BflHM WOORD VAN BEZINNING MISSCHIEN ONTMOET U IN 1960 WEL DE SPREKENDE EZEL VAN BILEAM! „De tiende manvan Chayefshy en Andersons Stille Nacht Verrassende llienia's ,Jn „Sterren stralen overal": de doodbidder In „Willem Parel": de dove omroep-directeur In „Fanfare": de kruidenier Herbert Joeks en echtgenote bestuderen een script Geivezen textielverkoper ontwikkelde zich ook tot bekend tv-speler Herbert Joeks, de acteur van de onnavolgbare droogstoppelcrea ties wie zou zich zijn rol als de kruidenier Koendering niet herinneren in de jongste Nederlandse speelfilm „Fanfare"? blijkt in het dagelijks leven smakelijk te kunnen lachen. En dit doet hij bij voorbeeld, wanneer hij verteld heeft, dat hij van zijn moeder niet naar het toneel mocht en toelicht: „Ze zei: het is niks.Dat zeggen ze trouwens allemaal. Dat zal ik straks ook wel weer zeggen". Zo kwam Herbert in de textiel: hij werd verkoper in een keurige herenconfectiezaak. In een licht en strak interieur van een woning aan de Haarlemmermeerstraat in Amsterdam-Zuid („we zijn net ver huisd") heeft hij ons uiteengezet, dat hij een plichtsgetrouw employé was en niets voelde van de pijn van een „verloren schone droom". („Ik geloof eigenlijk, dat ik nooit een droom in dit opzicht gehad heb.Overigens vindt men in het uiterlijk van Joeks en ook in zijn dagelijkse omgeving geen enkele aanwijzing, die bij wijze van spreken een artistiek klimaat aanduidt. „Ik heb altijd in de textiel gezeten en een blauwe maandag in de verze keringen, maar dit laatste is wel te verwaarlozen". Het klinkt voor ons gevoel in het geheel niet als „verleden tijd", want men zou hem nu nog voor een textiel- man-in-goede doen kunnen houden. Maar hier bedriegt de schijn, want Herbert Joeks is terdege een geboren toneelspeler, die veel meer mogelijk heden heeft dan hij totnogtoe kon demonstreren. Weense liedjes „op proef" De wegen naar een carrière zijn vaak zeer wonderlijk en grillig. Voor hem begon het eigenlijk in de oorlog, toen er nagenoeg geen textiel meer te ver kopen viel en hij bij wijze van proef een weekje Weense liedjes mooht zingen in een inmiddels verdwenen Amstersdams cabaret. „Dat Weens ligt me goed, want na het einde van de eerste wereldoorlog ik was toen een peuter van drie jaar kregen we Weense kinderen in huis. Daar ik steeds met hen speelde, ver leerde ik bijna om Hollands te spreken. Toen ik later op school Duitse les kreeg en de leraar plechtstatig zei, dat de vervoeging van het werkwoord heb ben begint met ich habe, stak ik het vingertje op. omdat de uitspraak niet goed was. Het moest namelijk zyn: I haob Toen de bevrijding kwam, vond een spelen. Hij had er zelf ook veel zin in, het bewuste cabaret gewerkt had, dat hij best revue-schetsjes zou kunnen spelen. Hij had er zelf ook veel in in, want, had hij tenslotte niet reeds op zijn twaalfde jaar „op de planken" ge staan? „Ik kreeg toentertijd een kinder- rölletje tijdens een amateur-uitvoe ring van het stuk „De goede reis" of te wel „De doden te paard" van Henri Ghéon. Dit jaar heb ik het kort voor de paasdagen weer gespeeld natuur- wanneer hij dicht voor de feiten stond) tijdens de VARA-kinder-t.v. in het stuk „Pipo de clown". „Het komt nog regelmatig voor, dat opgeschoten Jongens mij op straat achterna schreeuwen: HéééKluk- kluk Hoe dan ook Herbert Joeks ver scheen en verschijnt zo vaak op het t.v.-scherm, dat men in Hilversum reeds een ander woord voor „televisie toestel heeft uitgevonden en wel „Joeksbox". Maar 'mijn hart gaat eigenlijk naar de film uit: ,.Ik zou dolgraag film willen doen en niets anders In het geheel heeft hij nu driemaal voor de Nederlandse film gespeeld; naast de reeds genoemde rol trad hij in .Sterren stralen overal" op als de doodsbidder-verloofde van Hetty Blok en in „Willem Parel" als de dove directeur van een radio-omroep. „Maar jaer zijn ten aanzien van onze filmproduktie te weinig kan sen Hoewel de droogstoppelcreatie hem op het lijf geschreven is („ik heb hier voor het tengere figuur en mijn hele gezicht mee") wil dit niet zeggen, dat hij in een andere typering minder overtuigend zou zijn. „Men speelt het beste die figuren, waaraan men een hekel heeft of die men graag mag," zo zegt hij. Maar hij corrigeert dadelijk: het woord .hekel" is ten aanzien van de kurkdroge men sen, die door hun gebrek aan humor juist zo humoristisch worden, iets te sterk. Laten we het daarom zo zeggen: hij heeft zelf teveel esprit om de Koen- derings als zijn persoonlijke vrienden te kunnen accepteren. „Maar die kruidenier Koendering," zegt hij enthousiast en de blauwe ogen schitteren levendig achter de brille- glazen, „die Koendering was niet zo'n domme man als het menigeen mis schien wel geleken heeft. Neehij was slim. Hij ging eenvoudig nergens op inHet was een type. dat het een beetje achter de ellebogen had en ik vond het heerlijk om deze rol te spelen Waar zit je toch Soms kan onze gastheer het manuscript van een t.v.-spel op de knieën een half uur onbeweeglijk voor zich uit zitten staren, zodat zijn vrouw ineens zegt: „Herbert waar zit je toch?" En dan is het antwoord steevast: „Ik leer mijn rol „Ja .iedereen heeft zo zijn methode," zo licht hij ons toe, ,.de een moet op en neer lopen, de ander wilde gebaren makenen ik doe het zo In de huiselijke kring is hij dus een rustig man in ieder opzicht. En het is te 'begrijpen, dat zijn vrouw, die hem menigmaal in butlerrollen op het t.v.-scherm zag verschijnen, wel eens verzucht heeft: „Ik heb nooit geweten, dat je zo goed kon opdienen en afrui men Voordat we het vergeten: we hebben Herbert Jbeks ook enkele malen ver dienstelijk werk zien doen by de ex perimentele toneelgroep „Test". (B.v.. als de leraar in „La lesson"). Wanneer men zich realiseert, dat hij naast het toneel en de film ook op het terrein van de revue, het cabaret en zelfs de operette gewerkt heeft, kan men aller minst zeggen, dat hij eenzydig is. „Een ding zou ik echter nooit kunnen spelen en wel een jeune Premier-rol. Ik kan erg lief voor een vrouw zijn maar niet op de film.' JAAP STIGTER. ROND de jaarwisseling staat het dagblad vol van die kleine advertenties: die en die wenst geachte cliëntèle g. n.! Zullen wij, waarde le zers, dit jaar de medewerkers aan het L.D. eens gelukwensen? Dag in dag uit nemen wij de krant ter hand. Met interesse. Met kritiek. Vandaar de inge zonden stukken Nu dan, het getuigt van hartelijk mede leven, dat wij een goed jour nalistiek jaar 1960 toewensen aan de directie - redactie - ad ministratie - het technisch per soneel - de bezorgers en bezorg- sters van het Leidsch Dagblad. kunnen er over discussiëren of die ezel Hebreeuws sprak of niet; we kunnen de kerk er weer eens om splitsen, zeg De vraag of de ezel werkelijk gesproken had, werd eens aan de vermaarde dr. Kohlbrugge gesteld. De vraagstelster beant- ten gedragen moest worden. De vergadering werd geschorst". Welnu, vroeg Kohlbrugge aan de vraagster, heeft de hond werkelijk gesproken? Haar antwoord luidde: hij ia „v e r s t a a n". ,,Dan weet je genoeg". T A, lezer, het grote wonder is dat Bileam tenslotte ,,ver- J stond". Hij, die gepaaid en verleid door Balak, op het punt stond over Israël de vloek uit te spreken! Sprekende ezel van Bileam, dat zou voor u in 1960 wel eens dit kunnen zijn, dat Aan verzorgers en lezers van het Leidsch Dagblad proficiat! VOOR u, die elke week ge woon zljt deze rubriek te lezen, heb ik nog een aparte wens: dat u Bileams ezel tegen mag komen. Neen, ik bedoel niet dat 11 een spre kende ,,ezel" ontmoeten zult: die zult u genoeg tegen het lijf lopen in 1960! Ze zijn overal: aan de universiteit, op school, in de vakbond. Ook in de kerk! U mag gerust deze schoen, die u blijkbaar past. aantrekken, meneer! In het algemeen ach ten wy onszelf wel sprekend, maar geen ezel. Vindt u het een wonder, dat de ezel van Bileam sprak? Wij woordde hij door iets uit zijn leven te vertellen: ,,Als Luthers proponent in Amsterdam had ik bezwaren ingebracht tegen de verkondiging van een oudere collega aldaar. Er werd nu van mij geëist, dat ik zou herroe pen. Ik weigerde. Toen werd ik voor de (kerke)raad ge daagd. Ik trad binnen En daar zaten de heren deftig in ambtsgewaad, in hoefijzervorm aan een tafel met het (toen) gebruikelijke groene kleed. In het midden stond de voorzitter, ik tegenover hem. Toen hij begon te spreken, rende een grote buldog de zaal binnen, legde de voorpoten op tafel en blafte zó tegen de voor zitter. dat deze verbaasd van schrik in zijn zetel terug viel, en bewusteloos naar bui- u uw hoofd zult moeten stoten; dat u in uw eigen vingers snijdt. Want de Here gaat Zijn weg met u. en dus ook wel tegen u in. Uw stomme geweten gaat spreken, uw dode geloof krijgt steun. Bileam hij had een spre kende ezel. Kohlbrugge een blaffende hond. En u in 1960? En ik? Zoals Petrus: een kraaiende haan! Ds. H. J. A. HAAN. Luthers predikant te Leiden. P.S. Was het nu een ezel of een ezelin? Wat dacht u? Zie num 22. .55 OP DE BOEKENMARKT lyk in een andere rol; zo was ik thans een der pelgrims en wel voor de KRO-televisie.. Het lot heeft nu ge wild. dat mijn 12-jarig dochtertje Madeleine hetzelfde kinderrolletje, dat ik destijds speelde, op zich nam. Ik was er eigenlijk niet eens zo erg voor, maar er was een ander meisje uitge vallen Door de bemiddeling van de vriend in kwestie werd onze acteur geïntro duceerd bij de cabaretrevue van Gerard Walden en Berry Kievits, waar hij ixk jaar bleef. Hierna verscheen hij in het theater Plezier (van wijlen Floris Meslier) en vond daar o.a. Jan van Ees en Wiesje Bouwmeester als zijn tegenspelers. De volgende stap leidde naar de reveu van René Slees wijk (Snip en Snap), waar het gedurende vijf jaren erg plezierig werken was. „Hoewel ik goede vrienden werd met alle sterren ook met Slees be greep ik, dat ik hier op den duur toch niet verder kwam. Tenslotte hebben we in Nederland maar één revue en daar wilde ik my niet blind op staren. Daarom aan vaardde ik een aanbod om bij de speel- kern van de NTS te komen. Er volgden drie mooie jaren, waarin ik van alles speeldeen af en toe ook voor de radio in hoorspel- en cabaret werk op trad. Thans ben ik geheel freelance, maar ik zit regelmatig in verschillende t.v.- spelen en de hchtere t.v.-programma's" Zo heeft men hem onlangs als een der gevangenen in het veelbesproken stuk „De opgeschreven man" (AVRO) kunnen zien, terwijl hy om een ander voorbeeld te noemen tydens de vorige kerstdagen met veel genoe gen de rol van Scrooge in Dicken's kerstvertelling cp zich nam. Indiaan „Klukkluk" Veel succes had hy ook met de rol van de moedige Indiaan ..Klukkluk" (wiens durf overigens in rook oploste, Jos Burvenich. „Giulietta Masina en het geluk". Uitgave Lannoo. Tielt/Den Haag. De reeks monografieën „Idealen en Symbolen" moet een goede reeks zyn, indien de andere nummers van het zelfde kaliber zijn als deze nos. 23 en 24. Het eerstgenoemde is gewijd aan de filmspeelster Giulietta Masina en aan haar man, de regisseur Federico Fel- lini. De schrijver heeft een levens schets van deze beide filmkunstenaars geschreven, die zowel intelligent als gevoelig is. Uitstekend weet hij hun werk en de bedoelingen, die daaruit spreken, te plaatsen in de hedendaagse tijd en de waarde van hun films voor ons te bepalen. Vooral de korte essays over de films, die Fellini heeft ge maakt en waar Giulietta in speelt, zijn verhelderend. Stap voor stap volgt hij de episodes van de films. Niet alleen van die, welke wij hier hebben kunnen zien „La Strada" en „De Nachten van Cabiria" oa., doch van het hele werk van dit kunstzinnige echtpaar. Een in teressant boekje, dat bioscoopbezoe kers meer inzicht zal geven in de filmtaal. Karei van Deuren. „De bittere liefde van Geprges Brassens". Lannoo. Tielt/Den Haag. Dit is de levensgeschiedenis van de beroemde chansonnier Georges Bras sens. Karei van Deuren geeft blijk zijn onderwerp volkomen meester te zijn en meer dan dat. Artistiek weet hij de chansons van Brassens op hun juiste (hoge) waarde te schatten en duidelijk te maken waarom deze chansonnier er een is, die ver uitsteekt boven de tal loze, die wy via radio, toneel, t.v. of wat ook, te horen krygen. Hy beschrijft de levensgang van deze uitzonderlijke figuur in de cabaretwereld met veel begrip en aan de hand van verschei dene van zijn liederen. Zodoende heeft Van Deuren een uitzonderlijk zuiver beeld weten op te roepen van de mens Brassens en zijn werk als één geheel. De geciteerde Franse liederen heeft de schrijver van een woordelijke ver taling voorzien. Dit zal voor sommige lezers verhelderend zyn, maar terecht waarschuwt hij er voor, dat dit „geen Nederlandse equivalenten van de oor spronkelijke versies willen zijn". (Van onze Amerikaanse correspondent, dr. P. G. J. Korteweg) Twee betrekkelijk jonge dramaturgen Chayefsky is 36 en Anderson 42 hebben dit jaar het Newyorkse publiek stukken getoond, die een aanwinst zijn voor het Amerikaanse repertoire. Chayefsky's werk „The tenth man" speelt geheel in een synagoge, heeft daardoor traditionele elementen, die een attractie te meer zijn voor de talrijke joodse toneelliefhebbers in New York, maar leidt, in een zeer traditioneel kader, tot een verrassend en ontraditioneel slot. Robert Anderson, vooral bekend door zijn „Tea and sympathy" (720 opvoeringen op Broadway!), heeft evenals in zijn successtuk, wederom naar voren gebracht, dat de lichamelijke intimiteit tussen een man en een vrouw niet alleen behoeft voort te vloeien uit liefde of hartstocht, doch eveneens belangrijk kan zijn als uiting van een morele steun, al is deze volgens de conventie ook immoreel. Zijn nieuwe stuk heet „Silent night, lonely night". Dat Chayefsky nog jong is, blijkt wel uit het feit, dat hij zyn carrière gemaakt heeft via de televisie, waar voor hij verscheidene stukken van één uur heeft geschreven. Sommige daar van heeft hij later uitgebreid tot werk van langere adem, b.v. „Marti", dat groot succes had als film van normale lengte en .Middle of the night", dat het als toneelstuk bijna twee jaar uit hield op Broadway. Niemand minder dan de zeer bekwame regisseur Ty rone Guthrie heeft thans de vertoning geleid van „The tenth man", Chayefs ky's nieuwste toneelstuk. Om een dienst te houden in de sy nagoge heeft men een quorum nodig van tien mannen, en met het zoeken naar de tiende is men vry lang bezig. De synagoge is in New York en Chayefski, die uitnemend de kunst verstaat om stemming te scheppen, heeft prachtige typen gecreëerd, wier dialoog snel wisselt tussen het heilige en het zotte. De grondtoon blyft, on danks veel vermakelijks, toch ernstig, want deze mannen in de synagoge hebben het plan opgevat om een meis je, dat kennelijk schizofreen is, te ver lossen van de „boze geest", die bezit van haar heeft genomen. Het gehele stuk spitst zich toe op het uitdrijven van de demon (de „debuk") uit dit on gelukkige meisje, dat, ondanks haar waanzin, soms ogenblikken heeft van grote geestelijke helderheid. Dat blijkt o.a. in een gesprek met een jongeman, die binnengeloodst is in de synagoge teneinde het quorum vol te maken. Die nieuweling in deze sfeer blijkt vol komen nihilist te zyn geworden. Hij hecht geen enkele waarde meer aan het leven en heeft reeds herhaaldelijk getracht zelfmoord te plegen. Toch raakt hij begaan met het lot van dit IA J Meno Holst. „Achter verzegelde deuren". De Kern Amsterdam 1959. Een ooggetuigeverslag, doch als ver haal opgezet, van het vinden en ont sluiten van het Egyptische graf van de pharao Toet-anch-Amon. In 1922 wa ren lord Carnarvon en Howard Carter de eersten, die tegenover de wonderen van deze vondst gestaan hebben. Dit boek stelt het voor alsof lord Carnar von met zijn dochter Evelyn, na het telegram van Carter in opper-Egypte aankomen. Inderdaad is dit historisch juist, alleen is er niemand geweest, die de gesprekken opgetekend heeft. Dat neemt niet weg, dat wij stap voor stap de ontsluiting kunnen volgen op deze wijze. Helaas heeft Carnarvon zelf de uit eindelijke opening van het graf niet mogen meemaken. Hij is in 1923 ge storven aan een bloedvergiftiging. De gebeurtenissen bij en om deze vondst van schier onuitputtelijke kunstschatten worden plezierig en geestdriftig verteld. Alleen lijkt het mij hoogst onwaarschijnlijk, dat Carnar von en Carter zich in dat jaar bediend zouden hebben van het Amerikaanse slang „O.K.". De toevoeging „Een ech te angelsaksische begroeting" doet de deur dicht. Henry M. Stanley. „Op zoek naar Livingstone". De Kern, Amster dam 1959. Een tweede onvergetelijke gebeurte nis wordt ons in de herinnering ge bracht en wel de tocht van de journa list Stanley, die door zijn krant, de „New York Herald", naar Midden- Af rika werd gezonden om, koste wat het koste, de zendeling en ontdek kingsreiziger Livingstone te vinden. Het was in het jaar 1869 en men had in twee jaar niets gehoord van de reizi ger, wiens tochten door de hele be schaafde wereld met spanning gevolgd werden. „Neem wat U nodig hebt, maar zorgt U dat U Livingstone vindt!" luidde de opdracht. Voorwaar een naald in een hooiberg. Dat dit de - in tegenstelling tot Livingstone, die al zyn jaren onge wapend in Afrika heeft rondgelopen - zwaar gewapende en ietwat oorlogs zuchtige Stanley in de kortst moge lijke tijd gelukt is, mag een wonder genoemd worden. De ontmoeting in Ujiji moet voor beiden een welhaast even grote verrassing geweest zyn. Dit verslag doet, vooral moreel, wat ouderwets aan, maar het is en blyft een belangrijk document in de geschie denis van Afrika's ontdekking. Zowel dit boek als het hiervoor be- sprokenp zyn versierd door vele foto's; het laatste bovendien met uit de tijd stammende tekeningen. CLARA EGGINK meisje en wanneer hy aanwezig blijft teneinde de duivelsuitdryving mogelijk te maken, vermoedt men een groeiende sympathie, zo niet liefde in hem. De climax komt wanneer het meisje wordt binnengeleid in de kring van de tien mannen, die de demon uit willen dryven. Formules worden gesproken, de hoorn wordt geblazen, ieder staart in spanning naar hét meisje en dan valt plotseling de nihilistische jonge man ter aarde. Zijn spanning en mede gevoel hem te machtig geworden? De joodse mannen concluderen dat zij een demon hebben uitgedreven maar uit iemand anders dan zij op het oog had den. In zekere zin hebben zij gelyk. De jongeman is verlost van zyn koude on gevoeligheid en heeft weer een doel in zijn leven: goed zijn voor dit ongeluk kige meisje. Ongelukkige mensen Ook Andersons stuk brengt twee on gelukkige mensen samen en ook hier wordt kilheid verdreven. De gehele handeling voltrekt zich op de avond voor Kerstmis en gedurende de daarop volgende nacht en vroege ochtend. Twee eenzamen, een man (Henry Fonda) en een vrouw (Barbara Bel Geddes) ontmoeten elkaar in een her berg in New England. De vrouw blijkt wanhopig, omdat haar echtgenoot die op reis is, haar ontrouw is geweest, en de vreemdeling die zij op kerstavond ontmoet, acht het beter in haar kamer te blyven, omdat zij wel eens zelfmoord zou kunnen plegen. Het stuk is in hoofdzaak een dialoog in mineur tussen deze twee eenzamen. Hy blijkt geen weduwnaar zoals hy eerst voorgaf: zyn vrouw van wie hy nog altyd veel houdt is sedert vyf jaar krankzinnig en de herberg, waar hy deze kerstnacht doorbrengt, staat vlak by de inrichting waar zy wordt verpleegd (ook zy heeft perio den van helderheid). Wel heeft de man in de afgelopen vyf jaar omgang met vrouwen gehad, maar hy heeft zichzelf ertoe gedwongen alle sentiment buiten te sluiten in zyn relatie tot die vrou wen. De vrouw met wie hy deze kerst avond en kerstnacht doorbrengt, heeft hem van het begin af aan duideiyk gemaakt, dat zy geen lichamelyke in timiteit met hem wenst. Wanneer zij tenslotte toch doen wat zy zich niet hebben voorgenomen, ge schiedt dit niet uit hartstocht, niet uit een grote liefde doch uit een genegen heid, die hem bevrydt van de kilheid, die in deze vyf jaar over hem is ge komen en die voor haar de slag wat verzacht van de ontrouw, die haar man haar heeft betoond. Behóórden zy op deze manier de kerstnacht door te brengen? De auteur suggereert dat hun gedrag goed is ge weest en geeft bezorgden onder het publiek de voldoening de man met kerstcadeautjes naar zyn geesteszieke vrouw te zien gaan en de vrouw na een telefoontje van haar man uit Lon den te zien vertrekken naar het vliegveld. Geen groot thema, maar. dankzy Barbara Bel Geddes en Henry Fonda, een zeer gevoelig gespeeld stuk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 11