OOK een PSYCHIATER HANDELT NIET ALTIJD EVEN LOGISCH DRIE ZWARTE KATTEN D T INGESNEEUWD IN AMERIKA Een oudejaarsverhaal door onze corresp. dr. P. G. J. Korteiveg H DONDERDAG 31 DECEMBER 1959 uET vorig jaar had dan wel niet precies een zalig uiteinde, maar in elk geval toch een goed slot. En dat was veel meer, dan ik op die oudejaarsdag van 1958 kon verwachten. Op 30 december was ik moederziel alleen per auto op weg gegaan van New York naar het noorden, naar een klein wintersportplaatsje in Vermont. Niet dat ik oud-en-nieuw'' alleen wilde doorbrengen: drie vriendinnen en twee vrienden zouden mij op oudejaarsdag volgen. Evenals ik zouden zij voor een paar dagen hun intrek nemen in het ouderwetse, maar comfortabele hotel van ons geliefd ski-oord. dat Woodstock heet. De eerste sneeuw was al vroeg gevallen en het weerbericht sloot de kans niet uit, dat we nog meer zouden krijgen. Een ski-er raakt altijd een beetje opgewonden als hij een paar sneeuwvlokken ziet vallen en toen ik eenzaam rijdend tussen de bergen van Vermont sneeuw zag dwarrelen voor de koplampen, kreeg ik er nog extra zin in, om die oudejaarsdag, vóór mijn vrienden zouden aankomen, een flinke ski tocht te maken over de open hellingen rond Woodstock. geïmponeerd is staat men er niet bo ven en neemt al dat streven naar meer gezoem en gesnor in huis de energie weg voor het streven naar din gen die belangrijker zijn. De aandacht, die vóór alles gericht is op apparaten, kén niet geconcentreerd zijn op boe ken of mensen en zelfs niet op de na tuur. Toen Tineke en ik in Los Ange les woonden kenden we daar een me vrouw, die 's avonds voor haar plezier ging autorijden op de Santa Anna Freeway, een heel brede, kale expres- weg waar iedereen met een enorme vaart overheen suist. Ze gebruikte die weg niet om ergens te komen, veel frisse lucht kan ze in die benzinedamp ook niet hebben opgedaan, maar ze vond het heerlijk. Waarom? Omdat ze telkens weer kon constateren, dat Los Angeles nóg groter was geworden; er waren nóg meer verlichte huizen en lichtreclames te zien, steeds verder weg. En een auto's geweldig gewoon! Het rijden werd er overigens niet gemakkelijker op. Tussen Rutland en Woodstock gaat de route over een vrij hoge pas en de sneeuw op de weg was daar al vrij dik. De wind was tegen, de vlokken vlogen recht op de voorruit aan en herhaaldelijk moest ik maar gissen, waar de weg was. Ik was dan ook blij toen ik, in het dal, de lichten van Woodstock ontwaarde. Het was acht uur 's avonds; niemand was meer op straat. De ouderwetse lantaarns met hun zacht, gelig licht maakten het besneeuwde stadje ro mantischer dan ooit en de bomen op de brink waren al zwaar met sneeuw beladen. Daar, aan die ovale brink, staat ook het hotel. De oude portier was bezig een paadje sneeuwvrij te maken van het kleine parkeerterrein naar de hotelingang. „Nou meneer, U bent net op tijd" was zijn eerste opmerking „als het zo doorgaat zitten we gauw ingesneeuwd". De oude Sidney kreeg volkomen ge lijk. Toen ik de volgende ochtend wakker werd scheen de zon, maar toen ik uit mijn raam naar de brink keek, was er nog niemand op straat en in de sneeuw was er ook nog geen enkel auto-spoor te bekennen. De rust was volmaakt en prachtig, maar het leven in Woodstock stond volkomen stil. Er was die nacht een geducht pak sneeuw gevallen en het zou wel een tijdje duren vóór de nijvere New Englanders zich hadden uitgegraven. Een paar uur later belden mijn vrienden uit New York op. Ze hadden, met kettingen om de wie len, nog wel een poging ondernomen om Woodstock te bereiken, maar de grote expres-weg naar het noorden bleek voor alle verkeer gesloten. Sinds jaren had noordoost-Amerika niet zo'n sneeuwval gezien. Alles wat we kon den doen, was elkaar telefonisch te beloven, die avond een glas cham pagne te zullen drinken op elkanders gelukkig nieuwjaar en in New York rekende men snel uit, dat ik alleen na vijf glazen aan mijn verplichtingen zou hebben voldaan. Van ski-en kwam niets die dag. 's Middags waren de bewoners wel zo ver opgeschoten, dat zij eenmans- paadjes langs de huizen hadden ge graven (de sneeuwmuren waar men tussen liep waren zeker anderhalve meter hoog), maar die hele dag was het niet mogelijk per auto naar de ski terreinen te gaan en op ski's kon men in die losse, pasgevallen sneeuw toch ook weinig uitrichten. Het zag er naar uit, dat dit de meest eenzame oudejaarsavond zou worden van mijn leven. Laat in de middag ging ik wat rond kijken in het atelier van een pottenbakster. Die Nancy Wick- ham in Woodstock maakt werkelijk prachtige dingen en het was gezellig om eens rustig met haar en haar man te praten. Klanten kwamen er toch niet op deze dag. Ze vroegen me, of ik weieens in de White Cupboard Inn had gegeten, die ook aan de brink 6taat. Dat was een nieuw adres voor my en omdat zij bijzonder enthousiast bleken, besloot ik er die avond heen te gaan. Ze hadden niet te veel gezegd. Dat oude eethuis was voortreffelijk. Zelden of nooit had ik in Amerika zo goed gegeten en waarschijnlijk daardoor voelde ik mij allerminst somber op deze oudejaarsavond. New England is plezierig-conserva- tlef: in een goed restaurant zoals dit, komt niemand dineren in sportkleren. Veel toeristen waren er trouwens nog niet. De meeste gasten leken me be woners van het stadje; intellectuelen en kunstenaars, die zich hier geves tigd hadden omdat de sfeer van deze oude plaats zo beschaafd is en rustig: een ideale wijkplaats in het bonte Amerika. Een jong echtpaar in mijn buurt kon zowel tot de groep van kunste naars als van intellectuelen behoren. Juist had ik gedacht: „wat zie je in New England toch opvallend veel be schaafde gezichten" of dit tweetal ver zocht de kelner mij hun kaartje te brengen. De naam luidde: Dr. A. S. Scherpenheuvel. Met inkt had hy daarbij geschreven „et madame" en onderaan het kaartje las ik tot mijn verbazing in zuiver Nederlands „Heeft het goed gesmaakt". Eerst dacht ik, dat ik hem of haar misschien in Nederland had gekend, maar noch de naam, noch de gezich ten zeiden mij iets. Om dat raadsel op te lossen, ging ik naar hun toe en de charmante, blonde echtgenote, vroeg dadelijk of ik mijn koffie aan hun ta feltje wilde komen drinken. Lang lie ten zij mij niet nieuwsgierig: Ook zy hadden 's middags het atelier van die pottenbakster bekeken en daar had men hun verteld, dat er wonderlijk genoeg juist een kwartier tevoren een andere Nederlander op bezoek was geweest, een in de sneeuw gestrand journalist, die 's avonds naar alle waarschijnlijkheid zou gaan eten in de White Cupboard Inn. Ook hadden zy gehoord dat ik al leen was. Er waren nóg een paar een zamen in het restaurant, maar mijn on-Amerikaanse manier van eten met mes en vork had mij verraden. Toen hadden ze my hun kaartje laten brengen. Scherpenheuvel bleek een Ne derlands psychiater te zyn van een jaar of dertig, die drie jaar in klinieken in Amerika had gewerkt; zyn vrouw had aan de teken-academie in Amsterdam gestudeerd en had in Amerika nu en dan wat schilderles gegeven. Hun verblyf in de Verenigde Staten was bijna voorby; ze hielden nu nog een paar dagen vakantie en begin januari zouden ze per boot naar Nederland terugkeren. Of hy zich dan in Nederland ging vestigen? Dat wist hy nog niet. Hy had de mogelykheid om terug te ko men naar Amerika, maar beiden wil den toch eerst proberen of ze nog in het vaderland konden aarden. Komen we hier voor goed terug, zo zei hy, dan zouden we natuurlyk Amerikaan worden, maar daar kun nen we nog altyd niet definitief toe besluiten. Dit volk is in vele opzichten zo anders dan wijzelf. Bovendien heb ben we in Nederland onze beste vrien den. Hebt U hier dan geen vrienden gemaakt? O, we kennen hier veel mensen. In alle steden waar ik gewerkt heb, waren de collega's heel harteiyk, maar we beschouwen hen en hun vrouwen toch nog altyd meer als kennissen. Ik maakte de opmerking, dat ook in Europa de meeste mensen hun beste vrienden vinden in hun studententyd. Het is betrekkelijk zelden dat zich een belangryke vriendschap ontwikkelt als men dertig is of ouder. De psychiater had zich echter ty dens zyn verblyf in Amerika wel eens afgevraagd, of die levenslange, in tieme vriendschap zoals men die in Europa kent hier niet veel zeldza mer was. Het leven hier is zó druk en de vrouw neemt haar man zó in beslag, dat hy eenvoudig de tyd niet over houdt, die voor een vriendschap no dig is. Je hebt gelyk Jan, zei ik (na het eerste glas cognac noemden we elkaar als goede Amerikanen by de voor naam), maar ik zie toch op zyn minst één uitzondering op je regel: Er zyn hier heel wat mannen, die ieder na jaar met een of meer vrienden gaan jagen. Dan laten ze de vrouwen thuis. Nou ja, was zijn ironisch ant woord, die permissie krygen ze mis schien alleen, omdat de echtgenote dan na die ene week jagen twee reeën en een eland in haar grote vrieskast kan stoppen. Bovendien is het percen tage jagende mannen al is het gro ter dan in West-Europa toch maar betrekkelyk klein. Je zei zoeven, dat jullie dit volk in zovele opzichten anders vond dan jezelf bent en dat je daarom aarzelde of jullie hier wel voorgoed zoudt wil len wonen. Wat heeft jullie hier als zo „anders" getroffen? O, als we daarover beginnen, zei de blonde Tineke, dan komen we dit jaar niet uitgepraat. Laten we dan liever met ons drieën naar onze hotel kamer gaan. De champagne ligt al klaar in de sneeuw buiten ons raam". Dit voorstel nam ik graag aan, op voorwaarde dat ook ik een fles in hun sneeuw zou mogen leggen. Jn het hotel was het behaaglyk warm. Al spoedig maakten we er ons alle drie bezorgd over, dat de cham pagne die het eerst in de sneeuw was gelegd, weieens zou kunnen bevriezen. Die fles moest dus naar binnen (in dubbele zin) voor het te laat was. Vooral Jan werd daarna bepaald wel sprekend: Als ik eens meer socioloog dan psychiater mag zyn, zo zei hy, dan zou ik willen beweren, dat er nergens ter wereld zo'n dikke laag van de be volking kan betiteld worden als „de gegoede middenstand". De laag van de élite is hier maar heel dun, de laag van de werkelyk armen eveneens. Byna iedereen behoort tot die kolos sale middenmoot, die het materieel fantastisch goed heeft. Die materiële welvaart is voor de meesten een nieuw fenomeen, dat henzelf nog steeds ge weldig imponeert: Een of twee auto's, televisie, ijskasten, elektrische klutsers en kloppers en vatenwassers in de keuken, een wasmachine, een droog- apparaat een elektrische grasmaaier, een filmtoestel, een elektrisch fornuis met snelkookpannen, wekkers die waarschuwen als het vlees gaar is; wekkers die je 's morgens wakker ma ken en die tegelijk de radio aanzetten en de koffie klaarzetten, elektrische dekens enz. Goed, zei ik, daar kunnen Euro peanen misschien nog van onder de indruk komen, maar hier is die stop contact-civilisatie toch heel gewoon. Dat denk je maar, was Jan's ant woord. De meeste mensen hier zyn nog flink geïmponeerd door al dat ge snor en gezoem. En zolang ze nog zo onder de indruk zijn van al die appa raten, houd ik vol, dat die dingen niet werkelijk gebruiksvoorwerpen zyn ge worden. Misschien dat de kinderen van tegenwoordig die dingen later als van zelfsprekend zullen aanvaarden en er niet meer zo vol over zullen zyn. Dan pas zullen sommige van die machines waarlyk comfort kunnen brengen. Maar zolang men nog door machines Ineke bleek na drie jaar nog im muun voor de charmes van machines! Ik heb, zo vertelde ze, in dat huis in Los Angeles, een elektrische vuilnis vernietiger gehad in de gootsteen. Alle afval ging daarin, werd fyngemalen en weggespoeld door de riolen. Deze machine hoorde bij het moderne huis. Maar op een goeie dag is een vanmyn zilveren botermesjes tussen de afval geraakt. Dét bleek teveel voor die machine. Het ding ging kapot, het botermesje trouwens ook en het duur de een week vóór iemand zo goed was om de zaak te repareren. Ik geloof dat we dertig dollar onkosten hadden en die hele week liep het water uit de gootsteen niet weg. Ik moest by de buren de vaat gaan wassen! Nee, wer kelijk, een doodgewone Hollandse vuil nisemmer is veel handiger. Jan had Intussen de tweede fles uit de sneeuw gehaald. Het liep tegen twaalven. Maar vóór hy de kurk los maakte, kregen we nog een indruk wekkende peroratie: Het leven van de meeste mensen hier, is te vol. Niet alleen te vol met machines, maar ook met cocktail par ties, liefdadigheidsvoorstellingen, tele visie, forensen-gereis, cadeaus kopen, kerstkaarten sturen, complimenten maken en vooral geldverdienen. Geld om het nog drukker te hebben met meer machines kopen, een ander huis te zoeken, kinderen naar school, naar muziekles en naar padvindery te rij - den. Druk, druk, druk!!! Je hebt er geen idee van. Jan het wordt tyd dat je weer eens naar Europa gaat, protesteerde ik. Zelfs in Europa heb ik geleerd, dat het gezónd is om het druk te hebben. In elk geval ben ik ervan overtuigd, dat de Amerikanen minder roddelen, zeuren en piekeren dan veel mensen in Europa. Als psychiater kan ik je verzeke ren, dat te veel drukte beslist niét ge zond is. Er zyn hier ontstellend veel geesteszieken. Ik geloof, dat er in het leven van veel mensen hier geen ruimte en geen tijd is om eens te „freewheelen", om eens iets te laten bezinken of iets te laten uitzieken. Goed, ik geef wel toe dat men in Europa zyn verdriet soms cultiveert en dat men soms langer piekert dan no dig is over belangryke dingen, maar tyd moet er overblyven voor een mens om na te denken, om wat te tobben desnoods. Een man, die geen tyd meer heeft om een lange wandeling met een vriend te maken; een jonge vrouw, die haar geliefde alleen maar opbelt, om dat brieven schryven te lang duurt. Een man, die zo druk praat, dat de champagne warm wordt viel Tineke in de rede. Het is twaalf uur, schiet op! „Sneeuwruimen in Woodstock'' We dronken op het nieuwe wéér ons dat ook brengen zou! jaar, Nu is er bijna weer een jaar voor bij. Met Kerstmis kreeg ik een kaart stond er niet op. Alleen dit: „We hebben ons voorgoed in Amerika ge vestigd. Op het ogenblik hebben we het te druk om je alles ui tte leggen, maar dat komt misschien nog wel eens. Het was gezellig, die avond in van Jan en Tineke uit Chicago. Véél Woodstock. Gelukkig Nieuwjaar! De man tegenover hem scheen te ontwaken uit een narcose. Zyn ogen dwaalden nog wat lodderig van de een naar de ander, zyn stem daarentegen vulde, tegenstrijdig, het vertrek tot in alle hoeken. „Doe niet zo somber, maneen jaarwisseling is geen begrafenis „Tóch wel, Van Leeuwen, tóch wel", knikte Rademaakers, verstoord door de interruptie. „Met het jaar 1959 begra ven wy 365 vreugdevolle dagen, begra ven wy een jaar van onze vriend schap HIJ staarde over de hoofden heen in onbestemde verten, terwyi er een gelukzalige glimlach over zijn gezicht gleed. Een jaar van onze vriendschap! Is het somber als wy hier even bii stilstaan? Een enkele maal vraag ik my wel eens af hoe het toch mogelijk is, dat onze gemeenschappelyke vorm van ontspanning, het edele bridgespel, dit heterogene gezelschap nu al zovele jaren byeenhoudt". zyn armen maakten een alles om vattend gebaar. „Daar hebben we Van Andel, onze kruidenier. Welk een diepe genegen heid koesteren wy allen niet voor zijn innemende persooniykheidDe man aan zyn linkerkant bloosde tot in zyn nek en het leek er een moment op, dat de kleur door zou schieten tot op zijn kale schedel. plotseling yverig een reeks jaartallen in een notitieboekje te schryven. „Op de derde plaats, de badmeester, Van Leeuwen. Ongetwyfeld is...." „En tenslotte onze man aan het mi nisterie, Rademaakers met twee a's, viel Van Leeuwen hem in de reden. „Inderdaad met twee a's, maar dat doet hier niets ter zake". Nu Van Leeuwens badmeesterstem eenmaal bezit genomen had van de ka mer, viel er een onwezenlyke stilte zo dra hij zweeg. „Je mag wel opschieten met je „ge denkboek". Het is een paar seconden voor twaalf". Rademaakers keek geschrokken op de klok. „Gutje hebt gelijk snel de radio aan voor het tydsein.." De seconden, dat het toestel warm moest worden, kropen voorby. Toen de zender doorkwam klonk de twaalfde slag door de kamer! BUITEN begonnen de klokken te luiden, het eerste vuurwerk knal de reeds en een buschauffeur gaf een solo-concert op de claxon weg. „Vrienden laat ons het glas heffen op een voorspoedig en gelukkig 1960". Van Leeuwen en Van Andel namen hun glas in de hand en stonden op. Blom scheen echter volkomen afwezig te zyn. „Blom! Toost je niet mee?" „Wacht even, man", snauwde de man van het secretariaat. Jullie er geen ruzie over krygen Blom had zijn beestje inmiddels ook uit het pakje tevoorschijn gehaald. Hy hield het dier nu, als was het een gif tige schorpioen, tussen duim en wys- vinger ver van zich af. „Een zwarte katZyn stem klonk vol afgryzen. .Een zwarte kat!" .Aloud je mond toch, als Je niets an ders weet", viel Van Leeuwen fel uit. „Vertel die onzin maar op dat secre tariaat van die vereniging ter bestry- ding van de behartiging van de belan genof kan my ook schelen hoe het heet. Verpest er hier de stemming niet mee". TZRIENDENik wilde iets zeggen", begon Rademaakers, terwijl hij 25* yon zijn stoel opstond. Hij tikte overbodig er werd geen woord gesproken met zijn potlood tegen het nog volle glas. Drie paar slaperige ogen staarden hem gelaten en apathisch aan. „Vrienden, ik meen, dat wij de laatste minuten, die ons nog van 1960 scheiden, niet onopgemerkt mogen laten voorbijgaan Zijn stem klonk nu even theatraal als 's morgens wanneer hij de staats secretaris groette terwijl deze zich door de gangen van het ministerie naar zijn bureau begaf. „Partir est mourir un peu", zegt de Fransman en ik geloof, dat het afscheid van 1959 ons ook met weemoed behoort te vervullen. Jaarwisse lingen zijn van die ogenblikken, waarin de mens beseft, dat met elk uur dat verstrijkt, een stukje van zijn leven voorbijgaat „Dan onze Blom, de man van het secretariaat, waarvan de naam en zelfs de afkorting daarvan niet te onthou den is. Misschien is het waar wat de mensen wel eens zeggen, misschien is hy een beetje nurks, een beetje zwaar op de hand. Maar de eerlykheid ge biedt my om te zeggen, dat hil, wat bieden betreft, bepaald lef heeft!" De rimpels, die van Blom's neusvleu gels naar zyn mondhoeken lienen Wo_ ven onbewegelyke voren in een stop pelige akker. Hy reageerde niti Rademaakers' woorden, maar begon Er viel een pyniyke stilte. „Wanneer hebben wij elkaar voor het eerst ontmoet?", vroeg hy gejaagd. „Was dat in mei 1947 of 1948?" „Kan dat niet even wachten? wy staan klaar om een dronk op het nieu we jaar uit te brengen". „1947", zei Van Leeuwen. Blom kwam heel langzaam overeind. „Weten jullie, dat dit de dertien de keer is, dat wij oud en nieuw samen vieren Zijn stem was toonloos en vol dreiging. ,£n? Wat wil je daarmee zeg gen?" „Wat ik daarmee zeggen wil? De dertiendel Nog nooit van het ongeluksgetal gehoord?" Terwijl hij sprak boog hij zich over de ta fel tot zijn gezicht vlak bij dat van Rademaakers was. Enkele ogen blikken stonden de twee mannen oog in oog. Het leek wel of Blom de ander onder hypnose wilde bren genI Dan liet hij zich weer terugval len in zijn stoel. Zijn handen gle den van de tafel op zijn knieën. Slechts heel even had zijn duim het glas, dat voor hem stond, aan geraakt. Het wankelde, scheen het evenwicht weer te hervinden, maar kantelde toen Rademaakers een wanhopige poging deed om het te redden. De wijn drupte op de vloer, het lege glas rolde naar de tafelrand en kwam met het geluid van een zilveren kerstklok op de grond te recht. VERBIJSTERD keken de man nen elkaar aan. „Scherven brengen geluk", grijns de Van Leeuwen, gemaakt opgelucht. Blom bukte zich en pakte het glas op. Het was heel! „Wyn op de grond, het Jaar niet rond", zei hy somber. De atmosfeer was nu beklemmend. Iedereen wachtte op de uitbarsting, die niet meer te vermijden scheen. Buiten klapten de voetzoekers. Ben gaals vuur tekende onwezenlyke scha duwen op de gordynen en de gillende keukenmeiden krysten in de lucht. Rademaakers kwam het eerst weer tot bezinning. „Kom laat ons dit ogen blik nu niet met zoveel sombere woor den bederven". Hy zocht in de zakken van zyn goedzittend kostuum. „Kyk", zei hy, terwyl hy drie kleine pakjes op tafel legde. „Ik heb een kleine nieuwjaars- verrassing voor jullie. Ik hoop, dat jul lie het zullen appreciëren". Zelfs Blom vergat een ogenblik zyn noodlotsstemming en ritselde nieuws gierig het papier los. Van Leeuwen was het eerst klaar. „Een poes? Een zwarte poes?" „Vind je hem niet mooi?Het is echt porseleinIk zag ze in een etalagein dat gaatje in zyn neus zat een kettinkje, waarmee ze aan el kaar zaten Er was ook een witte byDie heb ik zelf maar gehouden, dan kunnen BLOM scheen hem niet eens te ho ren. De aderen in zyn hals zwol len op, zyn ademhaling ging on regelmatig en hortend. „Jy hebt het vantevoren geweten, jy wist dat dit de dertiende keer was hè! Ja, houd je maar van de domme. Dat met die beesten was zeker toeval lig? Was het ook toevallig, dat jy die witte zelf moest houden? Ach ja, jullie mochten eens ruzie krygenBah!" Het zwarte katje beschreef een grote boog en kwam dan aan de andere kant van de kamer kletterend tegen de muur. Zonder dat er ook maar één scherfje af was viel het op de grond. „Ik denk dat het toch geen porse lein was", hinnikte Rademaakers over stuur. ,En het is geen kat ook", klonk plot seling de massale stem van Van Andel. „Het is een pantertje Het vuurwerk buiten verstomde lang zamerhand. Het getik van de klok was weer te horen. „Ik snap trouwens helemaal niet waarom jullie je zo druk maken", ging hy verder. „Dit is de dertiende keer niet. In '53 lag ik voor myn lever in het ziekenhuis en toen waren we dus in elk geval niet met zyn vieren Rademaakers slikte een paar mruH moeilyk en wipte zyn glas in één keer achterover. ..Kom hier met je glas mannen. We drinken op de twaalfde keer dat wy samen oud en nieuw hebben gevierd.. Hé Blom, waar is Je glas?Wat zit je nu nog te piekeren, kerel? Alles is vergeven en vergeten". „Ik denk aan volgend jaar", ant woordde Blom bedrukt. ,Dan is het in elk geval de dertiende keer!" HOE DROOG HET WELWAS LUKSE HOEVEELHEID REGEN de 900-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 19