OOK een PSYCHIATER HANDELT
NIET ALTIJD EVEN LOGISCH
DRIE ZWARTE KATTEN
D
T
INGESNEEUWD IN AMERIKA
Een oudejaarsverhaal door onze corresp. dr. P. G. J. Korteiveg
H
DONDERDAG 31 DECEMBER 1959
uET vorig jaar had dan wel niet precies een zalig uiteinde, maar in
elk geval toch een goed slot. En dat was veel meer, dan ik op die
oudejaarsdag van 1958 kon verwachten.
Op 30 december was ik moederziel alleen per auto op weg gegaan
van New York naar het noorden, naar een klein wintersportplaatsje in
Vermont. Niet dat ik oud-en-nieuw'' alleen wilde doorbrengen: drie
vriendinnen en twee vrienden zouden mij op oudejaarsdag volgen.
Evenals ik zouden zij voor een paar dagen hun intrek nemen in het
ouderwetse, maar comfortabele hotel van ons geliefd ski-oord. dat
Woodstock heet.
De eerste sneeuw was al vroeg gevallen en het weerbericht sloot de
kans niet uit, dat we nog meer zouden krijgen. Een ski-er raakt altijd
een beetje opgewonden als hij een paar sneeuwvlokken ziet vallen en
toen ik eenzaam rijdend tussen de bergen van Vermont sneeuw
zag dwarrelen voor de koplampen, kreeg ik er nog extra zin in, om die
oudejaarsdag, vóór mijn vrienden zouden aankomen, een flinke ski
tocht te maken over de open hellingen rond Woodstock.
geïmponeerd is staat men er niet bo
ven en neemt al dat streven naar
meer gezoem en gesnor in huis de
energie weg voor het streven naar din
gen die belangrijker zijn. De aandacht,
die vóór alles gericht is op apparaten,
kén niet geconcentreerd zijn op boe
ken of mensen en zelfs niet op de na
tuur. Toen Tineke en ik in Los Ange
les woonden kenden we daar een me
vrouw, die 's avonds voor haar plezier
ging autorijden op de Santa Anna
Freeway, een heel brede, kale expres-
weg waar iedereen met een enorme
vaart overheen suist. Ze gebruikte die
weg niet om ergens te komen, veel
frisse lucht kan ze in die benzinedamp
ook niet hebben opgedaan, maar ze
vond het heerlijk. Waarom? Omdat ze
telkens weer kon constateren, dat Los
Angeles nóg groter was geworden; er
waren nóg meer verlichte huizen en
lichtreclames te zien, steeds verder
weg. En een auto's geweldig gewoon!
Het rijden werd er overigens niet
gemakkelijker op. Tussen Rutland en
Woodstock gaat de route over een vrij
hoge pas en de sneeuw op de weg was
daar al vrij dik. De wind was tegen,
de vlokken vlogen recht op de voorruit
aan en herhaaldelijk moest ik maar
gissen, waar de weg was. Ik was dan
ook blij toen ik, in het dal, de lichten
van Woodstock ontwaarde.
Het was acht uur 's avonds; niemand
was meer op straat. De ouderwetse
lantaarns met hun zacht, gelig licht
maakten het besneeuwde stadje ro
mantischer dan ooit en de bomen op
de brink waren al zwaar met sneeuw
beladen. Daar, aan die ovale brink,
staat ook het hotel. De oude portier
was bezig een paadje sneeuwvrij te
maken van het kleine parkeerterrein
naar de hotelingang. „Nou meneer, U
bent net op tijd" was zijn eerste
opmerking „als het zo doorgaat
zitten we gauw ingesneeuwd".
De oude Sidney kreeg volkomen ge
lijk. Toen ik de volgende ochtend
wakker werd scheen de zon, maar toen
ik uit mijn raam naar de brink keek,
was er nog niemand op straat en in
de sneeuw was er ook nog geen enkel
auto-spoor te bekennen. De rust was
volmaakt en prachtig, maar het leven
in Woodstock stond volkomen stil. Er
was die nacht een geducht pak sneeuw
gevallen en het zou wel een tijdje
duren vóór de nijvere New Englanders
zich hadden uitgegraven.
Een paar uur later belden mijn
vrienden uit New York op. Ze
hadden, met kettingen om de wie
len, nog wel een poging ondernomen
om Woodstock te bereiken, maar de
grote expres-weg naar het noorden
bleek voor alle verkeer gesloten. Sinds
jaren had noordoost-Amerika niet zo'n
sneeuwval gezien. Alles wat we kon
den doen, was elkaar telefonisch te
beloven, die avond een glas cham
pagne te zullen drinken op elkanders
gelukkig nieuwjaar en in New York
rekende men snel uit, dat ik alleen na
vijf glazen aan mijn verplichtingen
zou hebben voldaan.
Van ski-en kwam niets die dag.
's Middags waren de bewoners wel zo
ver opgeschoten, dat zij eenmans-
paadjes langs de huizen hadden ge
graven (de sneeuwmuren waar men
tussen liep waren zeker anderhalve
meter hoog), maar die hele dag was
het niet mogelijk per auto naar de ski
terreinen te gaan en op ski's kon men
in die losse, pasgevallen sneeuw toch
ook weinig uitrichten.
Het zag er naar uit, dat dit de meest
eenzame oudejaarsavond zou worden
van mijn leven. Laat in de middag ging
ik wat rond kijken in het atelier van
een pottenbakster. Die Nancy Wick-
ham in Woodstock maakt werkelijk
prachtige dingen en het was gezellig
om eens rustig met haar en haar man
te praten. Klanten kwamen er toch
niet op deze dag. Ze vroegen me, of
ik weieens in de White Cupboard Inn
had gegeten, die ook aan de brink
6taat. Dat was een nieuw adres voor
my en omdat zij bijzonder enthousiast
bleken, besloot ik er die avond heen
te gaan.
Ze hadden niet te veel gezegd. Dat
oude eethuis was voortreffelijk.
Zelden of nooit had ik in Amerika
zo goed gegeten en waarschijnlijk
daardoor voelde ik mij allerminst
somber op deze oudejaarsavond.
New England is plezierig-conserva-
tlef: in een goed restaurant zoals dit,
komt niemand dineren in sportkleren.
Veel toeristen waren er trouwens nog
niet. De meeste gasten leken me be
woners van het stadje; intellectuelen
en kunstenaars, die zich hier geves
tigd hadden omdat de sfeer van deze
oude plaats zo beschaafd is en rustig:
een ideale wijkplaats in het bonte
Amerika.
Een jong echtpaar in mijn buurt
kon zowel tot de groep van kunste
naars als van intellectuelen behoren.
Juist had ik gedacht: „wat zie je in
New England toch opvallend veel be
schaafde gezichten" of dit tweetal ver
zocht de kelner mij hun kaartje te
brengen. De naam luidde:
Dr. A. S. Scherpenheuvel.
Met inkt had hy daarbij geschreven
„et madame" en onderaan het kaartje
las ik tot mijn verbazing in zuiver
Nederlands „Heeft het goed gesmaakt".
Eerst dacht ik, dat ik hem of haar
misschien in Nederland had gekend,
maar noch de naam, noch de gezich
ten zeiden mij iets. Om dat raadsel op
te lossen, ging ik naar hun toe en de
charmante, blonde echtgenote, vroeg
dadelijk of ik mijn koffie aan hun ta
feltje wilde komen drinken. Lang lie
ten zij mij niet nieuwsgierig: Ook zy
hadden 's middags het atelier van die
pottenbakster bekeken en daar had
men hun verteld, dat er wonderlijk
genoeg juist een kwartier tevoren
een andere Nederlander op bezoek was
geweest, een in de sneeuw gestrand
journalist, die 's avonds naar alle
waarschijnlijkheid zou gaan eten in de
White Cupboard Inn.
Ook hadden zy gehoord dat ik al
leen was. Er waren nóg een paar een
zamen in het restaurant, maar mijn
on-Amerikaanse manier van eten
met mes en vork had mij verraden.
Toen hadden ze my hun kaartje laten
brengen.
Scherpenheuvel bleek een Ne
derlands psychiater te zyn van
een jaar of dertig, die drie jaar
in klinieken in Amerika had gewerkt;
zyn vrouw had aan de teken-academie
in Amsterdam gestudeerd en had in
Amerika nu en dan wat schilderles
gegeven. Hun verblyf in de Verenigde
Staten was bijna voorby; ze hielden
nu nog een paar dagen vakantie en
begin januari zouden ze per boot naar
Nederland terugkeren.
Of hy zich dan in Nederland ging
vestigen? Dat wist hy nog niet. Hy
had de mogelykheid om terug te ko
men naar Amerika, maar beiden wil
den toch eerst proberen of ze nog in
het vaderland konden aarden.
Komen we hier voor goed terug,
zo zei hy, dan zouden we natuurlyk
Amerikaan worden, maar daar kun
nen we nog altyd niet definitief toe
besluiten. Dit volk is in vele opzichten
zo anders dan wijzelf. Bovendien heb
ben we in Nederland onze beste vrien
den.
Hebt U hier dan geen vrienden
gemaakt?
O, we kennen hier veel mensen.
In alle steden waar ik gewerkt heb,
waren de collega's heel harteiyk, maar
we beschouwen hen en hun vrouwen
toch nog altyd meer als kennissen.
Ik maakte de opmerking, dat ook in
Europa de meeste mensen hun beste
vrienden vinden in hun studententyd.
Het is betrekkelijk zelden dat zich een
belangryke vriendschap ontwikkelt als
men dertig is of ouder.
De psychiater had zich echter ty
dens zyn verblyf in Amerika wel eens
afgevraagd, of die levenslange, in
tieme vriendschap zoals men die in
Europa kent hier niet veel zeldza
mer was.
Het leven hier is zó druk en de
vrouw neemt haar man zó in beslag,
dat hy eenvoudig de tyd niet over
houdt, die voor een vriendschap no
dig is.
Je hebt gelyk Jan, zei ik (na het
eerste glas cognac noemden we elkaar
als goede Amerikanen by de voor
naam), maar ik zie toch op zyn minst
één uitzondering op je regel: Er zyn
hier heel wat mannen, die ieder na
jaar met een of meer vrienden gaan
jagen. Dan laten ze de vrouwen thuis.
Nou ja, was zijn ironisch ant
woord, die permissie krygen ze mis
schien alleen, omdat de echtgenote
dan na die ene week jagen twee reeën
en een eland in haar grote vrieskast
kan stoppen. Bovendien is het percen
tage jagende mannen al is het gro
ter dan in West-Europa toch maar
betrekkelyk klein.
Je zei zoeven, dat jullie dit volk
in zovele opzichten anders vond dan
jezelf bent en dat je daarom aarzelde
of jullie hier wel voorgoed zoudt wil
len wonen. Wat heeft jullie hier als
zo „anders" getroffen?
O, als we daarover beginnen, zei
de blonde Tineke, dan komen we dit
jaar niet uitgepraat. Laten we dan
liever met ons drieën naar onze hotel
kamer gaan. De champagne ligt al
klaar in de sneeuw buiten ons raam".
Dit voorstel nam ik graag aan, op
voorwaarde dat ook ik een fles in hun
sneeuw zou mogen leggen.
Jn het hotel was het behaaglyk warm.
Al spoedig maakten we er ons alle
drie bezorgd over, dat de cham
pagne die het eerst in de sneeuw was
gelegd, weieens zou kunnen bevriezen.
Die fles moest dus naar binnen (in
dubbele zin) voor het te laat was.
Vooral Jan werd daarna bepaald wel
sprekend:
Als ik eens meer socioloog dan
psychiater mag zyn, zo zei hy, dan
zou ik willen beweren, dat er nergens
ter wereld zo'n dikke laag van de be
volking kan betiteld worden als „de
gegoede middenstand". De laag van de
élite is hier maar heel dun, de laag
van de werkelyk armen eveneens.
Byna iedereen behoort tot die kolos
sale middenmoot, die het materieel
fantastisch goed heeft. Die materiële
welvaart is voor de meesten een nieuw
fenomeen, dat henzelf nog steeds ge
weldig imponeert: Een of twee auto's,
televisie, ijskasten, elektrische klutsers
en kloppers en vatenwassers in de
keuken, een wasmachine, een droog-
apparaat een elektrische grasmaaier,
een filmtoestel, een elektrisch fornuis
met snelkookpannen, wekkers die
waarschuwen als het vlees gaar is;
wekkers die je 's morgens wakker ma
ken en die tegelijk de radio aanzetten
en de koffie klaarzetten, elektrische
dekens enz.
Goed, zei ik, daar kunnen Euro
peanen misschien nog van onder de
indruk komen, maar hier is die stop
contact-civilisatie toch heel gewoon.
Dat denk je maar, was Jan's ant
woord. De meeste mensen hier zyn
nog flink geïmponeerd door al dat ge
snor en gezoem. En zolang ze nog zo
onder de indruk zijn van al die appa
raten, houd ik vol, dat die dingen niet
werkelijk gebruiksvoorwerpen zyn ge
worden. Misschien dat de kinderen van
tegenwoordig die dingen later als van
zelfsprekend zullen aanvaarden en er
niet meer zo vol over zullen zyn. Dan
pas zullen sommige van die machines
waarlyk comfort kunnen brengen.
Maar zolang men nog door machines
Ineke bleek na drie jaar nog im
muun voor de charmes van
machines!
Ik heb, zo vertelde ze, in dat huis
in Los Angeles, een elektrische vuilnis
vernietiger gehad in de gootsteen. Alle
afval ging daarin, werd fyngemalen
en weggespoeld door de riolen. Deze
machine hoorde bij het moderne huis.
Maar op een goeie dag is een vanmyn
zilveren botermesjes tussen de afval
geraakt. Dét bleek teveel voor die
machine. Het ding ging kapot, het
botermesje trouwens ook en het duur
de een week vóór iemand zo goed was
om de zaak te repareren. Ik geloof dat
we dertig dollar onkosten hadden en
die hele week liep het water uit de
gootsteen niet weg. Ik moest by de
buren de vaat gaan wassen! Nee, wer
kelijk, een doodgewone Hollandse vuil
nisemmer is veel handiger.
Jan had Intussen de tweede fles uit
de sneeuw gehaald. Het liep tegen
twaalven. Maar vóór hy de kurk los
maakte, kregen we nog een indruk
wekkende peroratie:
Het leven van de meeste mensen
hier, is te vol. Niet alleen te vol met
machines, maar ook met cocktail par
ties, liefdadigheidsvoorstellingen, tele
visie, forensen-gereis, cadeaus kopen,
kerstkaarten sturen, complimenten
maken en vooral geldverdienen. Geld
om het nog drukker te hebben met
meer machines kopen, een ander huis
te zoeken, kinderen naar school, naar
muziekles en naar padvindery te rij -
den. Druk, druk, druk!!! Je hebt er
geen idee van.
Jan het wordt tyd dat je weer
eens naar Europa gaat, protesteerde
ik. Zelfs in Europa heb ik geleerd, dat
het gezónd is om het druk te hebben.
In elk geval ben ik ervan overtuigd,
dat de Amerikanen minder roddelen,
zeuren en piekeren dan veel mensen in
Europa.
Als psychiater kan ik je verzeke
ren, dat te veel drukte beslist niét ge
zond is. Er zyn hier ontstellend veel
geesteszieken. Ik geloof, dat er in het
leven van veel mensen hier geen
ruimte en geen tijd is om eens te
„freewheelen", om eens iets te laten
bezinken of iets te laten uitzieken.
Goed, ik geef wel toe dat men in
Europa zyn verdriet soms cultiveert en
dat men soms langer piekert dan no
dig is over belangryke dingen, maar
tyd moet er overblyven voor een mens
om na te denken, om wat te tobben
desnoods. Een man, die geen tyd meer
heeft om een lange wandeling met een
vriend te maken; een jonge vrouw, die
haar geliefde alleen maar opbelt, om
dat brieven schryven te lang duurt.
Een man, die zo druk praat, dat
de champagne warm wordt viel
Tineke in de rede. Het is twaalf
uur, schiet op!
„Sneeuwruimen in Woodstock''
We dronken op het nieuwe
wéér ons dat ook brengen zou!
jaar,
Nu is er bijna weer een jaar voor
bij. Met Kerstmis kreeg ik een kaart
stond er niet op. Alleen dit: „We
hebben ons voorgoed in Amerika ge
vestigd. Op het ogenblik hebben we
het te druk om je alles ui tte leggen,
maar dat komt misschien nog wel
eens. Het was gezellig, die avond in
van Jan en Tineke uit Chicago. Véél Woodstock. Gelukkig Nieuwjaar!
De man tegenover hem scheen te
ontwaken uit een narcose. Zyn ogen
dwaalden nog wat lodderig van de een
naar de ander, zyn stem daarentegen
vulde, tegenstrijdig, het vertrek tot in
alle hoeken.
„Doe niet zo somber, maneen
jaarwisseling is geen begrafenis
„Tóch wel, Van Leeuwen, tóch wel",
knikte Rademaakers, verstoord door de
interruptie. „Met het jaar 1959 begra
ven wy 365 vreugdevolle dagen, begra
ven wy een jaar van onze vriend
schap
HIJ staarde over de hoofden heen
in onbestemde verten, terwyi er
een gelukzalige glimlach over
zijn gezicht gleed.
Een jaar van onze vriendschap!
Is het somber als wy hier even bii
stilstaan? Een enkele maal vraag ik
my wel eens af hoe het toch mogelijk
is, dat onze gemeenschappelyke vorm
van ontspanning, het edele bridgespel,
dit heterogene gezelschap nu al zovele
jaren byeenhoudt".
zyn armen maakten een alles om
vattend gebaar.
„Daar hebben we Van Andel, onze
kruidenier. Welk een diepe genegen
heid koesteren wy allen niet voor zijn
innemende persooniykheidDe
man aan zyn linkerkant bloosde tot in
zyn nek en het leek er een moment op,
dat de kleur door zou schieten tot op
zijn kale schedel.
plotseling yverig een reeks jaartallen
in een notitieboekje te schryven.
„Op de derde plaats, de badmeester,
Van Leeuwen. Ongetwyfeld is...."
„En tenslotte onze man aan het mi
nisterie, Rademaakers met twee a's,
viel Van Leeuwen hem in de reden.
„Inderdaad met twee a's, maar dat
doet hier niets ter zake".
Nu Van Leeuwens badmeesterstem
eenmaal bezit genomen had van de ka
mer, viel er een onwezenlyke stilte zo
dra hij zweeg.
„Je mag wel opschieten met je „ge
denkboek". Het is een paar seconden
voor twaalf".
Rademaakers keek geschrokken op
de klok. „Gutje hebt gelijk
snel de radio aan voor het tydsein.."
De seconden, dat het toestel warm
moest worden, kropen voorby. Toen de
zender doorkwam klonk de twaalfde
slag door de kamer!
BUITEN begonnen de klokken te
luiden, het eerste vuurwerk knal
de reeds en een buschauffeur gaf
een solo-concert op de claxon weg.
„Vrienden laat ons het glas heffen
op een voorspoedig en gelukkig 1960".
Van Leeuwen en Van Andel namen
hun glas in de hand en stonden op.
Blom scheen echter volkomen afwezig
te zyn.
„Blom! Toost je niet mee?"
„Wacht even, man", snauwde de
man van het secretariaat.
Jullie er geen ruzie over krygen
Blom had zijn beestje inmiddels ook
uit het pakje tevoorschijn gehaald. Hy
hield het dier nu, als was het een gif
tige schorpioen, tussen duim en wys-
vinger ver van zich af.
„Een zwarte katZyn stem
klonk vol afgryzen. .Een zwarte kat!"
.Aloud je mond toch, als Je niets an
ders weet", viel Van Leeuwen fel uit.
„Vertel die onzin maar op dat secre
tariaat van die vereniging ter bestry-
ding van de behartiging van de belan
genof kan my ook schelen hoe
het heet. Verpest er hier de stemming
niet mee".
TZRIENDENik wilde iets zeggen", begon Rademaakers, terwijl hij
25* yon zijn stoel opstond. Hij tikte overbodig er werd geen woord
gesproken met zijn potlood tegen het nog volle glas.
Drie paar slaperige ogen staarden hem gelaten en apathisch aan.
„Vrienden, ik meen, dat wij de laatste minuten, die ons nog van 1960
scheiden, niet onopgemerkt mogen laten voorbijgaan
Zijn stem klonk nu even theatraal als 's morgens wanneer hij de staats
secretaris groette terwijl deze zich door de gangen van het ministerie naar
zijn bureau begaf.
„Partir est mourir un peu", zegt de Fransman en ik geloof, dat het
afscheid van 1959 ons ook met weemoed behoort te vervullen. Jaarwisse
lingen zijn van die ogenblikken, waarin de mens beseft, dat met elk uur dat
verstrijkt, een stukje van zijn leven voorbijgaat
„Dan onze Blom, de man van het
secretariaat, waarvan de naam en zelfs
de afkorting daarvan niet te onthou
den is. Misschien is het waar wat de
mensen wel eens zeggen, misschien is
hy een beetje nurks, een beetje zwaar
op de hand. Maar de eerlykheid ge
biedt my om te zeggen, dat hil, wat
bieden betreft, bepaald lef heeft!"
De rimpels, die van Blom's neusvleu
gels naar zyn mondhoeken lienen Wo_
ven onbewegelyke voren in een stop
pelige akker. Hy reageerde niti
Rademaakers' woorden, maar begon
Er viel een pyniyke stilte.
„Wanneer hebben wij elkaar voor
het eerst ontmoet?", vroeg hy gejaagd.
„Was dat in mei 1947 of 1948?"
„Kan dat niet even wachten? wy
staan klaar om een dronk op het nieu
we jaar uit te brengen".
„1947", zei Van Leeuwen.
Blom kwam heel langzaam overeind.
„Weten jullie, dat dit de dertien
de keer is, dat wij oud en nieuw
samen vieren Zijn stem was
toonloos en vol dreiging.
,£n? Wat wil je daarmee zeg
gen?"
„Wat ik daarmee zeggen wil?
De dertiendel Nog nooit van het
ongeluksgetal gehoord?" Terwijl
hij sprak boog hij zich over de ta
fel tot zijn gezicht vlak bij dat van
Rademaakers was. Enkele ogen
blikken stonden de twee mannen
oog in oog. Het leek wel of Blom de
ander onder hypnose wilde bren
genI
Dan liet hij zich weer terugval
len in zijn stoel. Zijn handen gle
den van de tafel op zijn knieën.
Slechts heel even had zijn duim
het glas, dat voor hem stond, aan
geraakt. Het wankelde, scheen het
evenwicht weer te hervinden, maar
kantelde toen Rademaakers een
wanhopige poging deed om het te
redden.
De wijn drupte op de vloer, het
lege glas rolde naar de tafelrand
en kwam met het geluid van een
zilveren kerstklok op de grond te
recht.
VERBIJSTERD keken de man
nen elkaar aan.
„Scherven brengen geluk", grijns
de Van Leeuwen, gemaakt opgelucht.
Blom bukte zich en pakte het glas
op. Het was heel!
„Wyn op de grond, het Jaar niet
rond", zei hy somber.
De atmosfeer was nu beklemmend.
Iedereen wachtte op de uitbarsting, die
niet meer te vermijden scheen.
Buiten klapten de voetzoekers. Ben
gaals vuur tekende onwezenlyke scha
duwen op de gordynen en de gillende
keukenmeiden krysten in de lucht.
Rademaakers kwam het eerst weer
tot bezinning. „Kom laat ons dit ogen
blik nu niet met zoveel sombere woor
den bederven".
Hy zocht in de zakken van zyn
goedzittend kostuum. „Kyk", zei hy,
terwyl hy drie kleine pakjes op tafel
legde. „Ik heb een kleine nieuwjaars-
verrassing voor jullie. Ik hoop, dat jul
lie het zullen appreciëren".
Zelfs Blom vergat een ogenblik zyn
noodlotsstemming en ritselde nieuws
gierig het papier los.
Van Leeuwen was het eerst klaar.
„Een poes? Een zwarte poes?"
„Vind je hem niet mooi?Het is
echt porseleinIk zag ze in een
etalagein dat gaatje in zyn neus
zat een kettinkje, waarmee ze aan el
kaar zaten
Er was ook een witte byDie heb
ik zelf maar gehouden, dan kunnen
BLOM scheen hem niet eens te ho
ren. De aderen in zyn hals zwol
len op, zyn ademhaling ging on
regelmatig en hortend.
„Jy hebt het vantevoren geweten,
jy wist dat dit de dertiende keer was
hè! Ja, houd je maar van de domme.
Dat met die beesten was zeker toeval
lig? Was het ook toevallig, dat jy die
witte zelf moest houden? Ach ja, jullie
mochten eens ruzie krygenBah!"
Het zwarte katje beschreef een grote
boog en kwam dan aan de andere kant
van de kamer kletterend tegen de
muur. Zonder dat er ook maar één
scherfje af was viel het op de grond.
„Ik denk dat het toch geen porse
lein was", hinnikte Rademaakers over
stuur.
,En het is geen kat ook", klonk plot
seling de massale stem van Van Andel.
„Het is een pantertje
Het vuurwerk buiten verstomde lang
zamerhand. Het getik van de klok was
weer te horen.
„Ik snap trouwens helemaal niet
waarom jullie je zo druk maken", ging
hy verder. „Dit is de dertiende keer
niet. In '53 lag ik voor myn lever in
het ziekenhuis en toen waren we dus
in elk geval niet met zyn vieren
Rademaakers slikte een paar mruH
moeilyk en wipte zyn glas in één keer
achterover.
..Kom hier met je glas mannen. We
drinken op de twaalfde keer dat wy
samen oud en nieuw hebben gevierd..
Hé Blom, waar is Je glas?Wat zit
je nu nog te piekeren, kerel? Alles is
vergeven en vergeten".
„Ik denk aan volgend jaar", ant
woordde Blom bedrukt. ,Dan is het in
elk geval de dertiende keer!"
HOE DROOG HET WELWAS
LUKSE HOEVEELHEID REGEN de
900-