SOCIËTEIT MINERVA HEEFT EEN BOEIENDE HISTORIE Brand MIJNER VA Textielhandel Adr. van Ooy Jr. Op 14 juni 1875 werd gebouw aan de Breestraat geopend Ook voor u meneer L. M. VAN (LEEF Opgericht 1 maart 1860 Donderdag 3 december 1959 Derde blad no. 29915 „De eerste sociëteit der Nederlanden Reeds in 1844 werd Sociëteit van Rapenburg naar Breestraat 48 verplaatst De hedennacht uitgebrande Sociëteit „Minerva", de eerste stu dentensociëteit van ons land, heeft een boeiende historie. Hoewel er in 1814 reeds sprake was van een sociëteit, welke was opgericht bij „Van den Heuvel in de twee kolommen" in het perceel Bree straat 121, dateert het deze nacht verwoeste gebouw uit het jaar 1875. In het indertijd bij N.V. H. E. Stenfert Kroese uitgegeven boekje „Schets eener geschiedenis der Studentensociëteit Minerva" vertelt de samensteller, de heer M. A. Beelaerts van Blokland ,zeer vele interes sante bijzonderheden over de historie der sociëteit, waar elk stuk, zoals hij schrijft, zijn eigen geschiedenis heeft. „Reeds in het octrooi van de stich ting der Hoogeschoolaldus de heer Beelaerts, die wij hier verder aan het woord laten, „werd bepaald, dat Cu ratoren zouden toezien wat „tot recrea tie der studenten einichsins dienlich te wesen". Voor deze recreatie zou die nen „een affgesloten plaetse, tot welke hun studiosen alleen vrij acces zal worden vergunt ende genoten". Cura toren hebben van hun zorgen doen blij ken „door eene ledige plaetse doen effenen aan de stadsvesten, daar 't Zusterhuis van Abcoude gestaan heeft, dienende tot exercitie van de studenteneen beschikking van 1581. Men mag zich evenwel de vraag stel len of met deze „affgeslotene plaetse" een gelegenheid bedoeld is die met een Sociëteit vergeleken mag worden. Aan een speelplaats voor de kinderen, een oefenplaats in schermen, rijden, kolven, kegelen (wy zouden het een voetbal-, hockey of golfterrein noemen) was meer gebrek. Dit zullen wij dan ook wel onder den maatregel van 1581 heb ben te verstaan. Immers, het was in het geheel niet noodig om een societeitsgelegenheid te openen. De vele „vaantjes" en kroegen in de stad boden ruimschoots gelegen heid de tot verschillende gezelschappen aaneengesloten studenten uit de onder scheidene steden, provincies en landen geregeld te herbergen. In 1814 werd Sociëteit opgericht „In 1814", vertelt ons Klikspaan, „is de eerste studentensociëteit Minerva op- gerigt bü van den Heuvel in de twee ko lommen". Hiermede wordt bedoeld het tegen woordige pand Breestraat 121. In den almanak van 1926 treffen wij daarover een vers aan. waarvan de aan hef luidt: Daar staet een deftigh huys, een huys met twee kolommen; wanneer men in dat huys naer boven is geclommen langs eenen steylen trap, soo beyster engh en smal., dat yemant met een buyk hem naauw betreden zal De geheele inrichting hangt samen met het ideeal, dat de toenmalige stu dent zich omtrent een sociëteit vormde. De commissarissen waren vier in getal, een president, commissaris-thesaurier, billardcommissaris en een secretaris. Zij hadden de zorgen voor de biljarten, de schaak- en damborden; hun wordt verweten, indien de kaarten vet en be duimeld zijn. Van het ordewerk is het beboeten wegens het medebrengen van' honden en hazardspelen him eenige taak. Voorts zorgden zij voor de lectuur op dien leestafel. Behalve ai dit eischte ook het mate- rieele deel van het sociëteitsleven de aandacht. De klachten over slechte bit tere jenever, klare jenever, pons en wijnen, leidden tot het instellen van een commissie van proevers. Op 23 Oc tober 1832 werden de eerste leden, de H.H. Cuypers van Wynnoxbergen, Zout man. Farret en J. Knottenbelt verko zen. Op 5 November deden zij verslag en werd besloten de verschillende soor- Het Sociëteitsgebouw aan de Bree straat voor de grote uitbreiding in 1874. ten aan te duiden met rood, groen en geel lak, „verzegeld met een daartoe vervaardigden stempel, voorstellende Bacchus op een vat". Voor al deze geneugten van Minerva in die dagen werd van de leden een con tributie gevraagd van f. 7. vermeerderd met f.10,als Nieuwjaarsfooi voor de beide bedienden, Muller en Bort. De uitgaven waren evenwei behalve huur, abonnementen en onderhoud toch zoo gering, dat telkens belangrijke bedragen konden worden afgezonderd voor lief dadige doeleinden. In 1823 besloot de stadsregeering de oude gewoonte den armen op 3 October haring en wittebrood uit te delen, eerst op den volgenden Zondag te laten ge schieden. Groot was de verontwaardi ging van de studenten over dit voorne men. Met algemeene stemmen werd be sloten zelf de uitdeeling ter hand te nemen, ondanks alle verboden van de stadsregeering. Het werd een g-root feest en in het vervolg kwam niet meer eenig uitstel voor. Een deel der uitgaven werd besteed voor den optocht op 8 Februari. Van verkwisting moest men niets hebben; een voorstel om tot gasverlich ting over te gaan wordt 2 Februari 1830 geketst. Naar het Rapenburg Met het oog op de verhuizing naar het Rapenburg wordt in 1837 de con tributie verhoogd tot f. 10— en f. 5,— entrée. Van de gezelligheid in de Socië teit vernemen wij weinig. Het ledental breidt zich gedurig uit. zoodat het gezelschap „Minerva" uit groeit tot het belangrijkste lichaam in het Corps. De verhouding tot den kastelein was voor dezen niet van den meest plezie- rigen aard- Hij verhuurde zijn twee kamers voor f.100,in de maand; hij behoefde slechts tot f. 15.crediet te geven; de Commissie zou hem helpen zonder evenwel zelve aansprakelijk te zijn de schulden in te vorderen. Dit was alles zijn papieren contract; maar de practijk liet zeer veel te wenschen over. Elke vergadering werden de klach ten van den kastelein overgebracht doch meestentijds „voor notificatie aange nomen". Ook van de zijde der leden werd ge klaagd over hetgeen de kastelein J. A. Sleyffers leverde en menigmaal werd overwogen van lokaal te veranderen. In 1837 bood de heer Frans von Sie- hold, officier van gezondheid in Ned.- Indië aan om zijn benedenhuis en tuin op hef Rapenburg tot het houden eener Sociëteit te verhuren en aldus geschiedde. De toenmalige eerste bediende Lam- bertus Antonie Muller, kortweg Toon genoemd, werd benoemd tot kastelein van het nieuwe gebouw, dat 1 Novem ber 1837 werd betrokken. Middelpunt van studentenleven Het is den tegenwoordigen navorscher nog steeds een raadsel hoe von Siebpld den moed heeft gehad in hetzelfde sta tige huis, waarin al zijn kostbare verza melingen berustten, die nog den roem der Leidsche Academie uitmaken, de woelige schaar Minervabezoekers te her bergen. Want hoedanig de studenten uit die dagen gepaste vroolijkheid aan hun feesten wisten bij te zetten, leeren ons Klikspaan's geschriften. De Sociëteit is het middelpunt van het studentenleven. „Het is yyf uur. Binnen weinig tjjds zal de Sociëteit gevuld zijn met domi- neerders, schakers, commercers en bij zonder met couranten, maar vooral vlug schriftenlezers. Nu loopt men nog door een en slaat een aangenamen kout met de vrienden. Ieder heeft een kopje koffie of een glaasje likeur in de hand: de handschoenen kleven". Maar 's avonds? „Overal waar ge komt duizelt ge van licht; biljart-, lees-, eet kamer, alles is zonneschijn. De deuren zijn afgehangen, elke hinderpaal neer geveld. Het wemelt van jongelui, het da vert van geschreeuw". En reeds 's morgens vroeg is de kroeg het toevluchtsoord van den studiosus, door de schoonmaakwoede zijner wel- meenende hospita de straat opgedreven. Kantongerecht eertijds sociëteit Langs nog dezelfde stoep, die thans den gevel van het inwendig geheel ver bouwde Kantongerecht siert, kwam men in een ruime hal, waar men rechts de groote, links de kleine biljartkamer had. Dan daalde men drie treden mar mer af en bereikte door een lange gang met de aankondigingen van kerkebriefje tot convocatie voor een plaatselijk gezel schap, aan den achterkant van het huis, links de eetkamer en rechts de leeska mer. Hier achter lag de tuin. Men was buitengewoon ingenomen met het nieuwe gebouw. De ruime tuin, een ongekend ideaal, werd kostelijk aan gelegd, zoodat men besloot in den zomer daar een viertal „concerten" te geven, waarfojj dan introductie van de Leidsche muziekliefhebbers met hunne dames was toegelaten. Verder werd in den tuin een eigen kegelbaan aangelegd en een wa rande bespannen met zeildoek getim merd. Vol trots besloot men den naam Minerva boven de deur te doen plaat sen. Men kent de voorgeschiedenis, die tot de installatie van het Collegium leidde, voornamelijk gegroepeerd om de groen- tijdsquaestie. Natuurlijk was het voor de positie van het nieuwe Collegium van het grootste belang zich den steun te verzekeren der belangrijkste organisaties en gezelschappen in het Corps. Hiertoe zond het brieven rond om geen leden aan te nemen, dan die door het Colle gium waren ingeschreven. Waar het hier een wetswijziging betrof, die op een vol gende vergadering eerst in stemming kon worden gebracht, werd de brief van het Collegium, „zich noemende Civitatis Academicae Lugduno-Batavae Supre- mum" aangehouden tot de vergadering van den 22sten April 1839. Zonder dat wij kunnen nagaan hoeveel tongen dit verzoek in beweging bracht, vooral daar de zaak ter vergadering niet meer be sproken werd, blijkt wel uit de stemming van 181 tegen 143 stemmen, waarmede het voorstel is aangenomen, hoe krach tig beide groepen waren. Onmiddellijk na dezen uitslag trad de President af, en en bloc bedankten de dissidenten 30 April d.a.v Naar de Breestraat Zoodra de tegenstanders van 1839 uit Leiden waren vertrokken, zijn de gemoe deren sedert 1844 weer eendrachtig ver eend in het nieuwe gebouw aan de Breestraat, waar sindsdien de Sociëteit gevestigd bleef. Want het gebouw aan het Rapenburg beviel toch op den langen duur niet; het was een uitgewoond huis met een hoogen huurprijs, niet eens met eenige .moder ne" gemakken als „gasverlichting' 'e.d. voorzien. Zoo moest men in October 1842 aan den kastelein een bedrag van f 100,toeleggen „uit aanmerking dat de prijs van de olie het gansche jaar zoo aanzienlijk veel hooger had gestaan dan vroeger". In Maart 1844 maakte de Praeses der Commissie den leden bekend, „met het verval der Sociëteit op het Rapenburg en de misrekeningen te onzen nadeele". Daar kwam bij dat de heer Bose hem voordeelige voorslagen had gemaakt, wanneer men de Sociëteit vestigde in zijn pand aan de Breestraat op den hoek van de Vrouwensteeg. Reeds terstond werd heftig geopponeerd we gens de laagte der zalen, waardoor de ruimte zeer spoedig benauwd zou zijn. Men heeft desondanks niet naar deze Cassandra-stemmen willen hooren; later was dit juist de reden die tot verbou wing aanleiding gaf leden schuld hadden bij den kastelein Muller, dien men na 27-jarigen trouwen dienst ook niet aan den dijk meende te mogen zetten. Muller nam echter een nieuw contract niet aan. Hij vond naar Vlissingen een goed heenkomen. Voor de schulden werd een afdoende oplossing gevonden door te bepalen voortaan con tant te leveren en de bestaande schul den binnen het jaar af te lossen. Slechts vrij kort heeft het kastelein schap van den heer Bose geduurd. Reeds in April 1849 ontviel hy aan de Sociëteit .Zijn broer volgde hem terstond als kastelein op, welke betrekking hij na een zestal jaren ook door den dood ontruimde. Eerzame weduwe achter buffet Sinds September 1855 stond de eer zame weduwe nu zelve achter het buffet om de heeren te bedienen. Zij had even wel geen gezag bij de knechts, waarvan Emeis al 18 jaren aan de Sociëteit ver bonden was geweest. De klachten der leden bleven niet uit, zoodat weldra be sloten werd een pachter aan te nemen. Als zoodanig werden achtereenvolgens benoemd een zekere Overeem uit Delft en J. K .Adriaans, een Amsterdammer. Deze laatste behartigde de belangen der sociëteit niet bijzonder goed, waaronder het bezoek leed. Voor het avondeten was er oa.. een niet te overtreffen concurrent in den pasteibakker Hogenstraten, die later als conservenfabrikant een groote bekendheid ook buiten Leiden zou krij gen. Het was dan ook niet te verwonde ren, dat studenten bij het blusschen van een ten zijnent uitgebroken brand de be hulpzame hand boden. De roem van dit etablissement staat in de herinnering der ouderen even hoog als bij latere ge slachten die van bakker Hulst. De opvolger van Adriaans, zekere Maks bracht het er weinig beter af. Het kostte heel wat moeite, voordat deze laatste zelfs bereid was het gebouw als pachter te ontruimen! Daarover werd zelfs geruimen tijd ge procedeerd Toen verschillende oproepingen in de courant ceen geschikten opvolger wisten te ontdekken .besloot de Commissie na de vacantie haar eigen kastelein te wor den. Een directeur genaamd Gout werd be last met het bedrijf, terwijl Juffr. Gout maandelijks haar boekje presenteerde. Het dienstdoende personeel werd op twee na ontslagen. Met 15 September 1871 ging zoo de eerste periode van eigen beheer in. Ondanks de juichtonen op de leden vergadering na de eerste maand, waar bij een winst van ruim f 580,werd ge boekt, bleek het eigen beheer geen suc ces. Het was echter ook nooit als blij vende maatregel bedoeld geweest, daar men reeds in Maart 1872 in bespreking was met van der Eerden, een kastelein uit Tiel. Men was dan ook bly aan deze bevoegde hand de zaak te kunnen over geven, zonder dat uit het eigen beheer voor de Sociteit nadeelige gevolgen wa ren voortgekomen. Uitbreiding sociëteit Het gebouw verkeerde evenwel in toe nemend slechten staat en in 1872 vroeg de president machtiging tot verbou wing der sociëteit en aankoop der huizen van de weduwe Bosse en den heer Dee, die het belendend pand bewoonde. Een als gevolg daarvan benoemde bouwcommissie verkreeg in 1874 de gevraagde machtiging. Nu besloot men de Societeitt te sluiten en den slooper een handje te helpen. Op Vrijdag 22 Mei 1874 werd de sluitings- jool gehouden, waarbij het volgens een ooggetirigenverhaal vrij „Spaansch" schijnt te zijn toegegaan. Het volgende hoofdstuk is geheel ge wijd aan de geschiedenis van het huis en den grond aan de Breestraat voor 1844. Interessant is het o.a. daarbij te ver nemen, dat op de plaats, waar men nu de stoep opgaat, in 1574 het huis stond van den lakenbereider Gijsbrecht Cornelisz. Schaeck. den man die op den grauwen 3 October-morgen den befaamden pot met hutspot vond. Tijdens de studie van Prins Frederik aan onze Hoogeschool hield deze in dit huis verblijf. Aanbesteding bouw viei tegen In Mei 1873 waren, zoals wij zagen, de leden der Bouwcommissie benoemd. Het waren de heren J. d'Aulnis van Bourouill. Joh. Enschedé Jr., T. A. J. van Eysinga. W. J. Snouck Hurgronje en A. L. Pin- coffs, die de moeilijke en verantwoorde lijke taak voor den bouw eener nieuwe Sociëteit op zich namen. Nog in dezelfde maand Mei had de Oommissie een be spreking met den Delftschen hoogleeraar E Gugel, d.e geheel belangeloos op zich genomen had de teekeningen te vervaar digen en he. bestek op te maken. Er werd bovendien een commissie van tien leden benoemd om de plannen De ingang van onze zaak is ook aan de achterkant te bereiken INGANG TUIN LANGEBRUG NAAST MOOY JAPIKSTEEG De verkoop gaat gewoon door Breestraat 39. De begrooting zag er als volgt uit: Aankoop van het terrein 27.000. Bouw van het nieuwe gebouw 75 000. Ventilatie 5.000. Architect 4 000. Meubilair 15.000. Kegelbaan, drukkosten en onvoorziene uitgaven 9.000. 135 000.— Onder groote spanning werd na de Kerst vacantie de inschrijving geopend Deze had een schitterend verloop, reeds op 8 Februari 1874 was het bedrag vol- teekend. De aanbesteding van den bouw werd echter een groote ontgoocheling; de laagste inschrijver bleek nog f. 119.000.— te vragen. Terstond ging men naar be zuinigingen op zoek, welke na lang wik ken en wegen f. 122.700 bedroegen. Bij de herbesteding kwam men evenwel nog niet tot een gunstig resultaat, daar de zes nieuwe inschrijvingen varieerden tusschen f. 105.457.en f. 81.300. zodat toch nog een bedrag van f. 94.000.- benood'igd zou zijn. Verdere bezuiniging was niet mogelijk; men moest door een suppletoire leening van f. 15.000.de kosten dekken. Ook deze leening werd vol teekend en in Juni 1874 werd de bouw gegund aan H. Wien- hoven te Schiedam. Opening van nieuwe Sociëteit Reeds op 8 Februari 1875 konden reünisten en studenten, voor het 300- jarig bestaan der Academie naar Lei den samengestroomd, een galabezoek brengen aan het in wording zijnde gebouw, na afloop der rectorale oratie. Met grooten yver werd het werk voort gezet om tijdig met het oog op het komende lustrum gereed te zijn. Er was toch bepaald, dat de groote zaal en de eetzaal bjj de feesten voor alle gasten moesten opengesteld zijn. Met groote letters stond op het feestpro gramma te lezen „Maandagmiddag 14 Juni, te half vier uren, opening der nieuwe Sociëteit „Minerva". Na de redevoering van den praeses der reünisten, Prof. Beets, begaven zich studenten en reünisten langs de Bree straat naar het gebouw, waar de ope ning en de overdracht zouden plaats vinden. De Sociëteit, „die kolossaal groot is" was echter een oogenblik voor die massa te klein. Nadat men zat of stond en niets te drinken kreeg, omdat het over de hand liep, klom het lid der bouwcommissie, de heer Snouck Hur gronje op de leestafel, om in een gloed volle rede allen welkom te heeten en de zorgen voor het nieuwe gebouw aan de Commissie der Sociëteit over te dragen. Voorlopigin ons land geen kerncentrale De N.V. ..Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven" (SEP) heeft de commissie van Euratom in Brussel meegedeeld, dat Nederland voorlopig zal af zien van het bouwen van een kernenergiecentrale. Naar prof. ir. Van Staveren van de SEP mee deelt. achten de Nederlandse elek triciteitsproducenten de vooruit zichten op dit ogenblik niet gunstig. Een kernenergiecentrale zou voor lopig nog niet rendabel kunnen werken en de aan de bouw van zo'n centrale verbonden investe ring wordt daarom niet verant woord geacht. Prof. Van Staveren legde er de nadruk op, dat deze stap niet betekent, dat Ne derland zich definitief terugtrekt uit het project, waarbij de zes leden-staten van Euratom in de gelegenheid worden gesteld Amerikaanse kernenergiecen trales te bouwen. Nederlands deelne ming aan dit plan wordt nog steeds in studie gehouden en aan Euratom is ge vraagd de plaats voor Nederland in het project open te houden. Een woordvoerder van Euratom deelde desgevraagd mee het besluit van de SEP in het huidige stadium zeer te betreuren. Hij wees erop, dat de kwestie van de rentabiliteit op dit ogenblik niet de belangrijkste is en herinnerde eraan, dat de KLM des tijds ook hoge investeringen heeft ge daan. vooruitlopend op het aandeel, dat de luchtvaart zich nog in het ver voer moest verwerven. Verder was bezwaarlik, dat nog vele grondig te bestudeeren. De biljartzaal omstreeks het jaar ISSO. In 1878 werd de Bouwcommissie gede chargeerd en haar voorzitter, de heer W. J. Snouck Hurgronje. tot eerel::' der Sooieteit benoemd. De Kroegcommissie stond nu alleen voor de omvangrijke taak van beheer en orde. Het werd hoe langer hoe be zwaarlijker personen te vinden die tijd en capaciteiten voor deze dubbele op dracht hadden. Eindelijk kwam na een initiatief-voorstel van den heer Visse ring de bevrijding, door scheiding van politie en beheer in 1889. Ondanks op positie van verschillende zijden, kreeg de hervorming haar beslag. In Febr. 1890 trad zoo de eerste Commissie van Orde en Vertegenwoordiging op. De scheiding had echter niet een Commissie van Beheer zooals ons thans bekend, ten gevolge. Twee zeer belang rijke functionarissen ontbraken nog. die naast de zorgen voor het gebouw, verantwoordelijk waren voor de exploi tatie der buffetten en de betaling der verteringen. Doch het ..Eigen Beheer" liet niet lang op zich wachten. Onder pachter van der Eerden ging alles voortreffelijk. Men vond vrijwel geen klachten in de notulen, over zijn leveranties. Bijna twintig jaar diende hij trouw de leden en zijn eigen belan gen. In 1896 trokken zijn zoons, die Advertentie moet het niet moeilijk zijn uit onze enorme collectie een „BLIJVEND" geschenk voor Uw echtgenote te vinden. BOTERMARKT 25 - TEL. 22669 BURGERLIJKE STAND VAN LEIDEN GEBOREN Jannette Gijsbertha. dr. van J. van Bee- len en M. van Duijn; Maria, dr van C. van der Pluijm en A. C. Bakker Nouwen; Wllhelmlna. dr van C. Pauw en M. E. van Daalen: Cornells Jan, zn van A. van der Plas en T. Vooljs; Johan Koenraad, zn v. J. K. Platteschor en T. J. Verdoorn. OVERLEDEN N D. Bekker. 4 Jr zoon; J. Veldhoen. 77 jaar, weduwe van G. J. ter Beek; I. M. A. van de Moosdfjk, 53 Jaar, weduwe van H. Keunen; C. G. de la Blje, 89 Jr. weduwe van E. M. Laman; J. G. K. van der Sande 91 Jr ,man. sedert enige jaren hun vader hadden vervangen zich terug udt de spheer der Sociëteit. In 1900 kwam sociëteit onder „Eigen Beheer" De opvolger Agetma wist reeds bij zijn optreden, dait zijn rijk niet van even langen duur zou zijn. Sinds 1896 is elke Commissie van Beheer druk bezig met de voorbereiding van het Eigen Beheer .Waarschijnlijk heeft het heen gaan van van der Eerden bij de leden de gedachte wakker geroepen, dat het, door zelf de zaak te exploiteeren. moee- lijk zou zijn dezelfde winsten als een pachter te kunnen boeken. Hoezeer de algemeene stemming voor het Eigen Beheer rijp was. blijkt wel uit het feit, dat op de ledenvergadering in 1900 slechts twee leden zich daartegen ver klaarden. In het directeurskantoor, vroeger een gewone ingang troonde sedert de in stelling van het Eigen Beheer de vroe gere buffetchef Louis, voor lateren: Mijnheer Bienen. Toen hy. zeer be treurd. na een kortstondige ziekte in December 1926 stierf, was hij 36 jaar aan de Sociëteit verbonden geweest. Een kort intermezzo volgde, In Augustus 1928 betrok de 2de chef uit Delft J. P:Mo, het kantoor, waar hij sedert zijn r'oor de Commissie zeer gewaardeerde diensten bewyst (Na diens overlijden opgevolgd door de huidige functionaris, de heer P. de Gunst Red.) Voor zijn omvangrijke voorbereidende werkzaamheden, die tot het instellen van het Eigen Beheer hadden geleid, werd den aftredenden Praeses van Be heer H F de Boer. het Eerelidmaat- (190?) dC vergaderin« verleend Ruim vijf-en-uwintig jaar later (1927) verkreeg de scheidende Praeses Quaes tor S. J Fockema Andreae deze zelfde waardigheid omdat hij door zijn rigou reuze politiek van afbetaling en maxi mumverlaging. het systeem van een wissen ondergang redde Ten slotte werd nog in 1931 de naam van den praeses-quaestor P Plant. a aan de lijst van eereleden toe^evo d daar door zijn grooten ijver en to. wij-' ding de noodzakelijk geworden verbou wing vlot verliep. Zoo staat Minerva weer in oude hechtheid. Het kan weer langen tijd het studentendom in al zijn bonte afwisse ling herbergen", aldus besluit de lieer Beelaerts van Blokland zijn interessante beschrijving

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 9