D D
Jan Louwen
nieuw
door
Tot zover de bijna letterlijke ver
klaring van Jacobus. Hij vertelt
verder hoe geschokt en veront
waardigd hij was door dit gebaar, door
deze onverwachte onthulling ten aan-
schouwe van zijn ouders en vooral door
de meedogenloze wijze, waarop St.-
Nicolaas hem ten prooi liet vallen
aan de strenge opvattingen van zijn
vader. Een week later reeds werd Jaco
bus het ouderlijk huis uit gestuurd.
Hij moest een leertijd volgen in
Utrecht op het makelaarskantoor van
een collega van zijn vader. Angelina
heeft hij nooit teruggezien.
r*
r» r*
llJi
JiJLi
1
IAÜ
Zuiver als
goud!
Altijd vers
in deze
shagbeurs
Opgericht 1 maart 1860
Donderdag 26 november 1959
Vijfde blad no. 29909
'AAR m
T K HEB LANG GEAARZELDvoordat ik be-
1 sloot onderstaande onthulling aan vier blanco
foliovellen toe te vertrouwen. Dat ik het tenslotte
toch doe, is te wijten, of, zo men wil, te danken aan
mijn misschien al te overdreven liefde voor de
waarheid. Ik heb enkel en alleen deze ware toe-
dracht op schrift gesteld, omdat ik niet kan tole-
reren, dat in alle boeken over de Nederlandse his
torie nog steeds de volstrekte onwetendheid van de
geschiedschrijvers tot uiting komt over de oorzaken
van het Klaasloze Jaar 1799.
Als een Louwerse en zelfs een professor Pieter
Geyl in hun werken de oorzaak van de december-
beroering volkomen veronachtzamen ja. sterker,
als een man als professor P. J. Blok de kinderop
stand van 1799 geheel en al verzwijgt (alsof niet
gans ons land de adem een week lang heeft inge
houden!), dan voel ik het als een plicht dit verzuim
te herstellen. Temeer omdat ik, naar ik meen, de
enige ben dank zij mijn oud-oom Johannes, die
daartoe in staat is.
Oom Johannes is drie maanden geleden over
leden. Hij bezat alle papieren, die betrekking heb
ben op de kinder op stand, oude paperassen, waar
van de inhoud nimmer bekend is gemaaktzelfs
niet aan naaste bloedverwanten.
Vorige week werden ze me door onze bejaarde
notaris overhandigd. De stukken bevonden zich in
een verkleurde enveloppe van geschept papier
het zegel was flets en verweerd. Het is zeer waar
schijnlijk dat ook oöm Johannes het couvert nooit
heeft geopend. Misschien zelfs is het zegel wel
onaangeroerd gebleven, sinds de dag waarop mijn
betoudovergrootvader op dertigjarige leeftijd de
lak aanbracht en er zijn ring in drukte.
In ieder geval is me niet gebleken, dat iemand
er ooit iets van wist.
MAAR thans heb ik de bewjjzen in
handen, dat de decembermaand
van 1799 inderdaad een ramp-
maand is geweest. Behalve de met
zorgvuldige letters geschreven verkla
ring van mijn voorvader Jacobus, is er
de brief van St.-Nicolaas zelf, opge
steld in het oud-Castilliaans, vol spe
cifiek Madrileense uitdrukkingen, maar
toch, volgens de door mij te hulp ge
roepen beëdigde vertaler Enrique y
Sampa, zeer duidelijk leesbaar en on
betwistbaar authentiek. De handteke
ning van de bisschop van Myra is
trouwens door schriftkundigen van
naam vergeleken met die, welke onder
de beroemde akte van 1432 staat (pro
vinciaal museum Saragossa). Ze lijken
als twee druppels water op elkaar.
Tot goed begrip echter eerst een
korte karakterschets van Jacobus,
zoals die uit familiepapieren tot mij
komt. Hij was in dat veelbewogen
jaar waarin de Engelsen en Russen in
Noord-Holland landden (daarover
reppen de geschiedenisboeken wel!),
nog vrij jong, Een man in goede doen,
makelaar in Oostindische produkten,
echter gespecialiseerd in thee. Zijn
vrouw was reeds enige jaren overle
den, enkele dagen nadat ze het leven
had geschonken aan mijn betover
grootvader. Van dat ogenblik af schijnt
Jacobus nogal excentriek te zijn ge
worden. Hij verkocht zijn woonhuis in
Amsterdam (hield zijn kantoor echter
aan) en ging een kasteeltje bewonen
in de Gooise bossen, toentertijd ver
verwijderd van enig stedelijk conglo
meraat.
Ik weet niet of hij daar gelukkig was
vermoedelijk niet. Ook heb ik ner
gens kunnen ontdekken of hij alleen
woonde, of dat hij een uitgebreide
huishoudelijke staf tot zijn beschik
king had. Wel staat vast dat mijn
betovergrootvader, de toen vijfjarige
Constantijn, bij hem was en ook dat
zijn vader erg met hem ingenomen
was. Toch weerhield Jacobus' vader
trots hem er niet van zijn zoon als
middel te gebruiken voor een persoon
lijke wraakneming.
r ACOBUS schrijft hierover zelf het
volgende (ik heb de stijl van die
J dagen, met zijn vele aan het Frans
ontleende uitdrukkingen iets gemoder
niseerd)
„Het plan om wraak te nemen rijpte
bij mij reeds in november 1797. Ik her
inner me als de dag van gisteren het
ogenblik van vernedering waaraan ik
in de familiekring blootgesteld werd,
hoewel dit nu ongeveer vijftien jaren
geleden is. Het St.-Nicolaasfeest vier
den we in ons ouderlijk huis, vlakbjj
de Warmoesstraat. Als ik het wel heb,
is er, sedert ik het verkocht, een pak
huis in gevestigd vijftien tot twintig
jaar geleden was het nog een vrij
luxueus ingericht herenhuis, waarin
we van generatie op generatie ge
woond hadden.
De St.-Nicolaasherdenking vond bij
ons thuis plaats volgens zeer strenge
tradities. Eerst werd gezamenlijk de
feestdis genuttigd en pas daarna
kwam, klokslag acht, de man uit
Spanje zijn opwachting maken. Ik had
het altijd een bijzonder genoeglijk
feest gevonden, al wil ik wel beken
nen dat ik, ofschoon reeds vijftien
jaar, nog altijd iets van vrees voelde
als ik me tegenover zijne excellentie
bevond. Op de avond van de vijfde
december 1783 verkeerde die vrees in
grote woede; uiterlijk beheerste ik me
echter zo goed mogelijk.
Ik had, enkele weken ervoor, kennis
gemaakt met een zeer bekoorlijk meis
je, Angelina, dat werkte in de hand
wasserij van Olthof in de Molenstraat.
Het heeft geen zin hierop deze plaats
nader in te gaan. Ik kan volstaan met
te zeggen, dat we diepe genegenheid
voor elkaar koesterden, welke weldra
veranderde in een oprecht wederzijds
gevoel van liefde. Mijn ouders had ik
hiervan onkundig gelaten, wetend, dat
zij zeer zeker alles zouden doen om
mijn omgang met Angelina te ver
hinderen, hoe zuiver en ongerept en
hoezeer ook van onbesproken gedrag
dit schone meisje ook mocht zijn. Ik
wist wel bijna zeker, dat zij mij te jong
achtten voor een dergelijke verhou
ding. Bovendien zouden ze ongetwij
feld neerzien op een eenvoudig meisje,
dat haar boterham moest verdienen in
een wasserij (Angelina was een wees).
Deze wetenschap deed echter niets
af aan onze liefde en we waren vast
besloten zo spoedig mogelijk te trou
wen.
Ons geheim geluk duurde helaas
slechts zeer kort. De in andere jaren
met zoveel verlangen tegemoet geziene
komst van hem, die zich de grote kin
dervriend noemt, maakte er abrupt
een einde aan.
Als gewoonlijk riep St.-Nicolaas alle
leden van onze familie een voor een
bij zich, berispte een enkeling (maar
steeds huichelachtig zacht en vriende-
ijk), zwaaide een ander lof toe, gaf een
derde goede raad. Toen ik, als zesde,
geroepen werd begaf ik me, ondanks
mijn lichte vrees, toch onbevangen
naar voren, maakte een korte buiging
en wachtte af. Eerst gebeurde er niets
doch ternauwernood had ik mijn ogen
onderzoekend op die van St.-Nicolaas
gericht, of zijn hand schoot naar vo
ren en ik kreeg een zo harde oorvijg,
dat me een felle kreet ontsnapte. Tra
nen schoten me in de ogen, niet alleen
door de striemende pijn, die zich door
mijn hele hoofd voortplantte, doch
evenzeer als gevolg van de niet uit te
drukken vernedering welke ik op dit
moment ondervond. „Dat", zei de Sint
„is voor je heimelijke omgang met een
wasmeid".
Jarenlang broeide Jacobus op wraak.
Men mag aannemen, dat het gebeurde
een onuitwisbaar stempel had gedrukt
op zijn geestesgesteldheid: zijn denken
buiten zijn kantoorwerk om, werd be
paald door een alles overheersende
wraakgedachte.
In 1799, toen Constantijn een jaar
of vijf was en dus de leeftijd had om
met St.-Nicolaas kennis te maken,
kwam zijn genoegdoening. Zoals alle
vaders toentertijd schreef ook Jacobus
twee weken vóór 6 december een brief
aan de excellentie en hoogwaardigste
heer, waarin hij hem beleefd uitnodig
de tot een bezoek terwille van zijn
zoon. Op één punt verschilde zijn ver
zoek echter van dat van andere ouders
hij drong zeer sterk aan op een bezoek
op 1 december reeds, dit in verband
met een buitenlandse zakenreis, die
hij op 2 december zou beginnen en die
twintig dagen in beslag zou nemen.
HOEWEL hij niet antwoordde,
kwam St.-Nicolaas inderdaad op de
lste december, 's avonds omstreeks
zeven uur op het kasteel van Jacobus.
Deze had zich dagen van te voren zeer
nerveus getoond (gelijk hij zelf toe
geeft). Dit verhinderde hem echter
niet zorgvuldig maatregelen te tref
fen, die voor zijn wraakoefening nood
zakelijk waren. Zo er al huishoudelijk
personeel geweest is, werd dit onge
twijfeld weggestuurd het zal een
week vakantie hebben gekregen met
ruime vergoeding voor derving van
kost en inwoning. Eigenhandig haalde
Jacobus een klein rommelkamertje
aan het eind van de bovengang leeg,
stouwde de goederen in de kelder en
voorzag daarna de vrijgekomen kamer
van een grote, houten bank. Een smid
werd opdracht gegeven een nieuw
slot in de deur te maken.
St.-Nicolaas die zich vermoedelijk
niets meer herinnerde van het inci
dent, dat zich vijftien jaren tevoren
had afgespeeld, was nog maar nauwe
lijks binnengelaten of mijn betoud-
overgrootvader leidde hem door de
donkere gang naar het rommelhok,
noodde hem binnen, liet hem op de
bank plaats nemen en verdween
De deur sloot hij met zorg achter zich.
Vervolgens ging hij tezamen met
Constantijn eten, gaf hem vele ge
schenken en zei dat de hoge gast zich
in de datum vergist had. Of de kleine
Constantijn dit geloofde, weet ik niet.
Waarschijnlijk wel - hij was immers
pas vijf.
Nergens heb ik kunnen ontdekken
hoe St.-Nicolaas zich in gevangen
schap hield. Sloeg hij op de deur,
schreeuwde hij, probeerde hij het slot
te forceren - of bad hij slechts in
stilte? Ik neem aan dat Jacobus hem
dagelijks van voedsel voorzag. De smid
had namelijk een ijzeren luikje in de
deur aangebracht, dat alleen van bui
ten af geopend kon worden. Het luik
bevindt zich er nog steeds.
Wat Jacobus echter geenszins voor
zien heeft, waren de gevolgen van
deze gevangenisschap voor de Neder
landse jeugd, of beter voor de jeugd
van de Bataafse Republiek.
De eerste dagen van december was
niemand ongerust, maar toen 3 decem
ber aanbrak - de datum waarop St.-
Nicolaas zijn tocht langs de kinderen
begint - brak het rumoer los. Duizen
den kinderen wachtten thuis tever
geefs op de komst van de Spaanse
heilige. Terwijl het bouquet van de op
tafel staande bisschopswijn vervloog,
raakten honderden gezinnen bijna in
paniekstemming. Het waren echter
niet de ouderen die in opstand kwa
men. Het was de jeugd zélf.
EN hier kunnen we niet beter doen
dan aanhalen wat prof. dr. G. J.
H. van Kommeren schrijft in zijn
„Geschiedenis onzer provinciën" (13e
hoofdstuk, blz. 320 e.v.) over het zgn.
Klaasloze Jaar:
„Het begon in Amsterdam, vanouds
de Sinterklaasstad. Op 4 december om
streeks zes uur dromden eerst honder
den, maar weldra reeds duizenden kin
deren bij elkaar op de Nieuwe Markt.
Het was een spontane meeting, niet
opgewekt door convocaties of anders
zins, maar louter en alleen door een
innerlijke drang bij de jongeren om
zich een uitlaatklep te zoeken voor de
ondraaglijk geworden spanning, ont
staan door het uitblijven van de zo
vertrouwde St.-Nicolaasfiguur. Vijf
kinderen van twaalf jaar leidden de
bijeenkomst (hun namen zijn bekend
gebleven). De leeftijden van de deel
nemers varieerden van 5 tot 15 jaar.
Uit alle stegen en straten stroomden
de opgewondenen samen; ten prooi
aan een verscheurde twijfel waar het
de ouderen betrof; de jongeren wer
den gekweld door angst over het lot
van hun geliefde vrind, die dit jaar,
voor het eerst sinds eeuwen, blijkbaar
in moeilijkheden was geraakt.
De demonstratie van twijfel, angst
en verontwaardiging sloeg naar bijna
alle steden en dorpen in Nederland
over. Uit het feit dat de communica
tiemiddelen in die tijd zeer gebrekkig
waren en in onze ogen verre van snel,
mag men concluderen dat de jeugd
overal in ons land tezelfdertijd onbe
wust tot een gelijke uiting van wan
hoop kwam. In 's-Gravenhage werden
dertien straatlantaarns omver gehaald,
in Utrecht werden drie uren achtereen
Sinterklaasliedjes gezongen. In Am
sterdam, waar de verontwaardiging het
felst oplaaide, klommen verscheidene
kinderen naar het hoogste punt van
de Sint-Nicolaaskerk. De ontevreden
heid en de angst bleven voortduren,
ook de daarop volgende dag.
De vijfde december werd een alge
mene rouwdag. De schaarse scholen
moesten sluiten omdat geen kind eraan
dacht die dag onderwijs te volgen. De
fabrieken werkten op halve kracht we
gens het uitblijven van het jeugdig
personeel. Bijna alle kantoren waren
gesloten, omdat de vaders in hun ge
zinnen moesten trachten een paniek
te voorkomen.
In alle vroegte van deze vijfde de
cember kwamen de stadsbestuurderen
van Amsterdam bij elkaar. Om te be
ginnen zond men een lang telegram
naar Karei IV, de toenmalige koning
van Spanje, om nadere inlichtingen.
Toen dat gebeurd was, besprak men
uitvoerig de ontstane noodtoestand.
Met slechts één stem tegen werd ten
slotte een voorstel aangenomen om in
allerijl een officiële intocht voor te be
reiden van een figuur, die uiterlijk zo
veel mogelijk moest gelijken op de af
wezige Spaanse kindervriend. Een we
versleerling van Spaanse afkomst bleek
bereid zich hiervoor te lenen, waarbij
de vroede vaderen de voorwaarde stel
den, dat hij nooit of te nimmer het ge
heim zou mogen verklappen. Op de
middag van dezelfde dag, omstreeks
vier uur, werd de met zoveel spoed ge
organiseerde intocht van St.-Nicolaas
gehouden. Men boekte in zoverre suc
ces, dat de jongere kinderen gerust
werden gesteld - van de ouderen be
grepen velen dat het een falsificatie
betrof - maar. ze zwegen om hun jon
ge broertjes en zusjes niet te veront
rusten. „St.-Nicolaas is dit jaar ziek",
zei een, op die%ag uitgegeven officieel
bulletin. „Hij heeft een tocht door de
stad gemaakt, maar is niet in staat elk
kind persoonlijk te bezoeken". Vandaar
dat de ouders die avond thuis ge
schenken uitdeelden - die ze haastig
zelf hadden gemaakt of gekocht.
WIJ weten nu wie de oorzaak is
geweest van de grote jeugdde-
monstraties van 1799: mjjn bet-
oudovergrootvader Jacobus. Moge deze
onthulling (die ik niet dan met grote
tegenzin hier doe) in het vervolg in
verkorte vorm een plaats vinden in de
overigens prijzenswaardig nauwkeurige
en objectieve overzichten van onze va
derlandse geschiedenis.
In 1800 was de toestand weer zoals
hij al eeuwen lang geweest was. Jaco
bus liet op 7 december '99 de bisschop
van Myra vrij. Deze schreef hierop van
Spanje uit een brief aan m'n voorva
der om te protesteren tegen de behan
deling, die hij op zijn kasteel onder
gaan had. Een officiële aanklacht
heeft zijne excellentie echter nooit in
gediend. Deze zou trouwens weinig
nuttig effect hebben opgeleverd, want
nog in datzelfde Klaasloze Jaar, op 15
december, stierf Jacobus.
Volgens de familieoverlevering met
een tevreden glimlach op het nog jon
ge gelaat.
Bij mist groot liclit
ANWB wil scherpere controle
op verkeerslichten
In de afgelopen mistige dagen is het
opgevallen, dat er nog steeds automobi
listen zijn, die niet voldoen aan de wet
telijke bepalingen ten aanzien van de
verlichting bij mist. De politie heeft ook
nu weer talrijke processen-verbaal moe
ten opmaken tegen bestuurders, die bij
mist met stadslichten, of zelfs geheel
onverlicht bleven rijden. Veelal bleken
de overtreders van mening te zijn, dat
er nog niet gesproken kon worden van
dichte mist en dat verlichting derhalve
„nog niet nodig was".
De KNAC herinnert eraan, dat het in
ons land een wettelijke verplichting is
om groot licht te voeren, zodra de mist
minder dan 200 meter zicht toelaat. Dit
schijnt inderdaad nog een redelijk zicht,
maar men is nu eenmaal verplicht onder
deze omstandigheden zijn eigen voer
tuig goed zichtbaar te maken.
Om de zicht-afstand te controleren,
heeft men op de buitenweg een hulp
middel in de witte plankjes, die aan de
buitenzijde in de wegberm staan. Deze
staan gewoonlijk op een onderlinge af
stand van 20 meter; bij 200 meter zicht
moet men dus minstens tien bermplank
jes kunnen tellen. Zodra dit minder is,
geldt de wettelijke bepaling om overdag
groot licht te voeren. Proeven hebben
uitgewezen, dat een auto met groot licht
50% eerder en beter zichtbaar is dan
met gedimd licht. Het gebruik van par-
keerlicht heeft helemaal geen zin, aan
gezien in de mist de omtrek van het
voertuig dan nog eerder te zien is dan
de „speldeknoppen". Het is bovendien
verboden. Terwille van de verkeersveilig
heid geldt de regel: Overdag bij mist:
groot licht".
Ook de ANWB heeft zich tot de
algemene inspectie van de Rijkspolitie
gewend met het verzoek een scherper
toezicht te laten uitoefenen op de na
leving van de verlichtingsvoorschriften.
De Bond wijst er in zjjn schrjjven op,
dat vooral in de herfst en winter het
aantal ongevallen bij duisternis zeer
groot is. Speciaal op de wegen waar veel
landbouwverkeer is, gebeuren herhaal
delijk ongevallen, die te wijten zjjn aan
slechte achterverlichting van landbouw
voertuigen. Ook in de mist gebeuren
ongelukken, doordat men geen groot
licht voert.
Het is verwonderlijk, aldus de Bond,
hoe weinig aandacht de gemiddelde weg
gebruiker, van fietser tot automobilist,
heeft voor de achterverlichting van zijn
voertuig.
De algemene inspecteur van de Rijks
politie geeft thans aan commandanten
en districten van het korps in overwe
ging het personeel van de Rijkspolitie
nog eens te instrueren inzake de con
trole op de naleving van de verlichtings-
voorsohriften.
Advertentie
NIEMEIJER
Spaar de voetbalclub-emblemen!
GARANDEERT DE KWALITEIT!