ZOMER IN SEPTEMBER
De soldaat in het land zonder
leger
NIEUWE BLOUSES
KOKEN
ZATERDAG 26 SEPTEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 3
Kijkjes in de Natuur
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand
BIJ DE NIEUWE TAILLEUR
Verhaal voor de kleintjes
ONS MENU VAN DE WEEK
MET
JOKE
XXIV
EEN dag midden september. Een
herfstdag dus. Maar deze wonder-
maand, die augustus naar de
kroon steekt schudt zijn zonnedagen
uit een hoorn van overvloed, die on
uitputtelijk lijkt, en zo zien wy met
verbazing, hoe in een bijna eindeloze
r\j de dagen na elkaar openbloeien.
Alleen maar licht en warmte, onaf
gebroken en ongehinderd, van de eer
ste aarzelende strepen van zonsopgang
tot het vallen van de avond.
Tochwe willen het onszelf niet
bekennen toch glydt elk van deze
zeldzame zomerse septemberdagen heel
onopvallend de herfst tegemoet.
De aandachtige toeschouwer heeft
reeds aan talloze kleinigheden de op
handen zijnde kentering bespeurd.
Sinds half augustus mist hij het mis
baar van de gierzwaluwen in de lucht.
Die langvleugels zitten alweer hoog
en breed in Zuid-Afrika en Madagas
car. En in de tuin zijn de grote web
ben verschenen waar middenin een
dikke kruisspin hangt, doelloos, naar
het schijnt. We erkennen ook de
planten langs slootkant en wegberm,
duizendblad en herfsthooi, de gele
sterretjes van tormentil, de slordige
pluiskoppen van het wilgenroosje. Met
vele andere zijn ze de laatste bloeiers,
ze zijn de garde, die pas sterft, als de
nachtvorsten zich melden.
EEN septemberdag als een zomer
dag! Ik zit ergens ver van de
stad in de schaduw van een
schuur, volkomen alleen, al is het
geenszins moederziel alleen. Om me
heen warmte en licht. Licht, dat met
schaduwstrepen en -vlekken op het
landweggetje een patroon heeft gelegd,
dat nauwelijks beweegt, want het is
bladstil. Alleen de ratelpopulier boven
een volkomen uitgedroogde beek kan
zijn driehoekige blaadjes niet stilhou
den en staat met z'n hele vracht zacht
jes te trillen. Het is nog vroeg in de
ochtend en zo onwezenlijk stil, dat ik
me nu juist heel scherp bewust wordt,
wét er dan wel veranderd is sinds de
officiële zomerdagen van de kalender.
Het is het geheel en al ontbreken van
vogel- en insektengeluiden. Dat wist
ik natuurlijk wel, iedereen weet dat
vogelzang bij voorjaar en zomer ho
ren bij nestbouw en broedverzorging.
Maar nu dringt het ineens tot ons
door.
De jonge generatie is allang groot
(behalve dat huiszwaluwgezin met
nestjongen ergens in mijn omgeving,
nu nog, half september!) en de ver
laten nesten zijn onbewoonbaar ver
klaarde woningen geworden. En wat
we nu nog aan vogelzang horen ,is een
toegift. We hebben er geen recht
meer op, het concertseizoen is af
gesloten.
IN de stilte kan ik het neerdwarre-
len van een lindeblad horen, als
het in z'n wervelende val even
de boomschors raakt. De linden zyn
vroeg geel dit jaar. Ook de lijsterbes
draagt in zijn gele en bruine bladeren
de merktekens van de abnormale
droogte. De eiken hebben weinig vruch
ten; tussen hun groen kan ik maar
enkele glanzende eikels ontdekken en
in het beukeloof zoe kik helemaal ver
geefs naar* de bekende kantige zaden.
Dat wordt een zware dobber voor
jou, eekhoorn, in het komend seizoen,
ja ik zie je wel net achter die stam,
maar je had je staart ook nog moeten
bijtrekken, als je verstoppertje wilt
spelen. En waar zijn de pluimpjes op
je oren?
Weet je wel, dat je de twaalfde
eekhoorn bent, die ik vanmorgen in
een uurtje fietsen heb ontmoet? Waar
moet dat naar toe met jullie, nest
verstoorders in het voorjaar, in com
binatie nog wel met die twee andere
rakkers, de zwartwitte ekster en de
Vlaamse gaai?
Een paar bomen van me af, verstopt
tussen de bladeren, zit zo'n gaai. Ik
zie hem wel niet, maar zijn aanwezig
heid heb ik al bemerkt, want het
gaaiengeluid ken ik uit tientallen ge
luiden. Niet de scherpe kreet, dat nare
gekrUs, waarmee hij zijn opgewon
denheid uit, maar het fijne wellui
dende geprevel, een mengeling van
imitaties die hij alleen ten beste
geeft, als hij volkomen op z'n gemak
is.
En dat kan hy hier zijn; er passeert
hier geen kip. En van het kolossale
boerenpaard, dat honderd meter van
mij af naar me staat te kijken, trekt
geen enkel dier zich iets aan. Ik ver
baas me er altijd over, hoe gauw
paarden (en koeien!) een vreemde in
hun omgeving in het vizier hebben.
Van oudsher zijn het steppedieren,
dus zal die oplettendheid, geleid door
oog, oor en neus, hun wel ingeschapen
zijn.
OP grote afstand van het paard
wandelt een kievit. Als ik m'n
kijker te hulp roep, blijken er
nog meer te zijn, kennelijk jonge die
ren, want ze zyn vaal van kleur. Maar
deze Jonkies dragen al een korte kuif
en ze hebben ook reeds de precieuze
door
Sjouke vau der Zee
trippelgang van de volwassen kievit.
Het vliegen is ook geen probleem voor
ze, kyk ze eens zwieren over de zon
nige wei. Daar is ook de bekende hese
kiéfteroep, die me sterk herinnert aan
maartse vlagen en de witte hoed van
april
Wat een zotte gedachte, hier in m'n
warmgestoofde hoekje, waar zelfs nog
dophei staat te bloeien. Op een harig
stengeltje, bezet met drietallen van
kleine blaadjes, zitten de fijne wit-
roze ballonnetjes op een kluitje bij
elkaar.
In een polletje bloeiende struikhei
morrelt een bij die nog steeds haast
heeft, natuurlijk, want een bij heeft
altyd aangenomen werk. Over de bloe
men wiekt een vlinder, een zand
blauwtje, keert terug en zet zich op
een heidebloempje. Ik ken weinig
Nederlandse vlinders met zo'n fyne
schakering van vleugel'tinten als dit
schynbaar gewone blauwtje. Wie de
moeite neemt, dit tere gamma van
blauw en bruinachtig grijs eens met
een loep te bekyken, zal tot de ont
dekking komen, dat hy dergeiyke
kleuren wel eens op oud-Chinees por
selein heeft gezien.
DE zweefvliegen op de witte scher
men van bereklauw en engel
wortel gaan geluidloos hun gang
boven de bruinroze pluimen van het
levekruid dwarrelt een tweetal kool
witjes. Maar er zyn vliegen, die het
zwygen overdryven en van de stilte
gebruik maken, om me allergemeenst
te steken. Ook een herfstverschynsel,
die steekvliegen!
Het paard is ondertussen dichterby
gekomen en staat in de schaduw tegen
het weidehek, volgt met aandacht het
schillen van een appel. Van myn
vlakke hand nemen de dikke paarde-
lippen flop flop, de geurige schillen
over en als het op is, staan we samen
een beetje te zwygen.
Dan wordt m'n aandacht getrokken
door iets eigenaardigs. Een vlieg, ter
grootte van een bromvlieg, tipt tel
kens met gekromd achterlijf in een
ritmische beweging tegen een der
voorbenen van het paard. De huid
trilt wel by elke aanraking, maar de
vlieg is vasthoudend, keert steeds
terug. Ik weet maar één verklaring
voor wat ik hier zie: Het is een horzel,
een paardevlieg, die bezig is, op de poot-
haren haar eieren te leggen.
Is mijn vermoede juist, dan be
tekent dit narigheid voor het paard.
Want als uit de eitjes de horzellarven
komen, veroorzaken ze gekriebel, met
het gevolg, dat het paard aan de
voorbenen gaat likken. Van de tong
naar de maag is blykbaar voor de
kleine diertjes geen moeilijke weg,
maar voor de viervoeter begint dan de
misère.
Hebt U wel eens een foto gezien van
een geopende paardemaag waarin
zich zo'n verzameling van die para
sieten heeft vastgezogen? Zoekt U
maar eens in een modern biologie-
boek.
Daar sta ik tenslotte als nutteloze
toeschouwer en zie in gedachten een
langedurig drama uitgestippeld. Maar
ik kan niets doen tegen de vlieg, die
het wegwandelende paard, dat zich van
niets bewust is, onverdroten begeleidt
en bewerkt. Over de paarderug heen
gloeit in de verte het brandend rood
van floxen in een boerentuintje.
IJK, kijkwat komt er door
de droge beekbedding gewan
deld? Een fazantenhaan! Met de
snelle dribbelgang en de nooit verslap
pende waakzaamheid van het veel ver
volgde dier, neemt hy de gevaariyke
open passages, het rood van zijn kop
als een bewegende bloem op het grauw
van de bodem en wipt dan het weiland
in, waar een paar hennen even onver
wachts zyn verschenen, azend in het
zaad van verspreid staande onkruiden.
Een troepje spreeuwen scheert brui
send over de wei.
Een late fitis zingt zijn zomerwysje.
Zacht ,als een excuus. Want is het
niet reeds september
Parijs, september '59.
De chemisierstijl, die de afgelopen zomer de mode beheerste, is
er uit zozeer zelfs dat de klassieke overhemdblouse en ook de niet
klassieke dito deze winter beslist het kind van de rekening zijn, voor
zover het de Parijse hoge mode betreft. Blouses (en bij elke tailleur
die niet met een japon wordt aangevuld hoort er één!) zijn nieuw,
helemaal niet klassiek, maar desniettemin hoogst eenvoudig, zo niet
simpel.
K1
Er zyn deze winter blouses, die naar
aloude trant in de rok worden gedra
gen, maar er zyn er meer die, gebjk
een tuniek over de rok vallen. Er zyn
blouses met mouwen, doch, zo althans
komt het ons voor, oneindig veel meer
zonder mouwen. En er is er welhaast
geen die een kraag bezit. Halsopenin
gen zyn klein en rond (èn kraagloos)
ofwel ze zyn gedecolleteerd, rond of
dwarsovaal. De blouse in de rok wordt
door een ceintuur van die rok ge
scheiden. De blouse aan de rok is een
nieuwigheid, waarvan èn Balenciaga
èn Dior werk maken. De blouse over
de rok is dikwyis driekwart lang (en
dat kan, aangezien de tailleur jasjes
van dit seizoen zoveel langer zyn!) en
meestal voorzien van een losjes aan
getrokken ceintuur hy valt in het
kader der tunieken. Balenciaga vooral
Er was eens een soldaat in een land
waar geen leger was. De mensen in
dat land hadden nog nooit een leger
gezien en nog nooit een soldaat. Hoe
die soldaat in dat land terecht kwam,
weet ik niet, en hij wist het zelf ook
niet meer. Maar het was wel vreemd.
Hij kwam in dat land op een zonnige,
warme dag hij stond zo maar in
een groot heuvelachtig veld. In een
vallei groeiden twee grote beuken
waarin vogels tjilpten en verder was er
geen mens te zien.
was geen legerkamp, er stond een
kleine boerdery. De soldaat liep er op
zijn tenen omheen misschien ver
schanste de vyand zich in het boeren
huis.
Er kakelden kippen op het erf en
uit een vervallen houten hok klonken
geluiden die varkens maken als ze sla
pen. Van de vijand geen spoor. Juist
toen de soldaat moedig overwoog om
dan maar de boerderij te bestormen,
kwam een oud gebogen vrouwtje uit
een groene zydeur met een grote bak
Dc soldaat deed
drie stappen
voorwaarts en
sprak bars: „Hé,
vrouw waar
is het slagveld?"
En wat deed die soldaat? Ging hy
op zyn rug in de zon liggen slapen?
Niets ervan. Hy keek wantrouwend om
zich heen en mompelde: „Dit is ideaal
gevechtsterrein. De vyand zal stellig
niet lang op zich laten wachten. Laat
ik daarom beginnen met dekking te
zoeken". De soldaat nam zyn geweer
van zyn schouder en begon met de ge
weerkolf een gat in het groene gras
te graven. Hij was daar wel een uur
mee bezig, want het moest een groot
gat worden, zo groot dat de soldaat
zich er in kon verschuilen. Hij kreeg
het verschrikkeiyk warm, maar hij
werkte toch onafgebroken door: het
gat moest klaar zyn voor de vyand
kwam. Eindelyk was het gat diep ge
noeg. De soldaat kroop er in en hij
nam zijn geweer in zyn handen zodat
hij direct kon schieten. „Laat nu de
vyand maai komen", zei de soldaat
grimmig. „Ik zal hem in de pan hak
ken, ha, ha!"
Maar er kwam helemaal geen vyand,
natuurlijk kwam er geen vyand er
was geen vyand! De soldaat wachtte
en wachtte, de zon scheen warm op
zijn koperen helm en de soldaat werd
slaperig. Maar hy bleef op zijn post,
hy was een goed soldaat. Het werd
avond en het werd nacht, en de sol
daat bleef zitten in dat gat in het veld
en hy deed erg zijn best om heel
wakker te olijven want de vyand
komt natuurlijk 's nachts, dacht hy,
de vyand wil my overrompelen.
De morgen kwam, maar de vyand
niet. De soldaat kreeg honger en dorst.
Hy overwoog om over de heuvels te
sluipen, wie weet was er een leger
kamp aan de overzij.
Maar aan ©verzij van de heuvels
graankorrels die zy naar de kippen
bracht. De soldaat deed drie stappen
voorwaarts en sprak bars:
„Hé, vrouw waar is het slagveld?"
„Hè? Het wat? Man, je doet me
schrikken", zei het vrouwtje.
„Geen praatjes, asjeblieft", zei de
soldaat. „Waar is de oorlog?"
„Oorlog?" zei het vrouwtje. „Ik weet
niet waar je over spreekt, man. Maar
als je het dorp bedoelt: dat is nog
twee mijlen verder, langs dat pad", en
ze wees met een gerimpelde vinger
naar een breed zandpad.
„O", zei de soldaat, wat verbaasd, en
hy veegde met zyn zakdoek over zyn
warm voorhoofd.
„Je bent ziek", zei het vrouwtje, „je
hebt koorts. Je moet naar huis gaan".
„Ik heb geen huis", zei de soldaat,
„ik ben een krygsman die wil vech
ten".
„Nou", zei het vrouwtje, „als je dat
wilt, moet je zaterdagavond naar de
herberg gaan. Tjonge, jonge, als je
ze daar soms ziet worstelenZe
schudde haar hoofd en vroeg dan:
„Waarom heb je eigeniyk zo'n glim
mende koperen pot op je hoofd?"
„Dat is myn helm", zei de soldaat
trots.
„Ik wou dat ik zo'n pot had, voor
myn geranium", zei het vrouwtje.
De soldaat aarzelde. Hij had hon
ger. Hy vroeg: „Weet je zeker, dat hier
nergens oorlog is?"
„Ik weet niet waar je over praat",
zei het vrouwtje, en toen zei de sol
daat: „Goed. Als jy een lekker maal
eten voor my kookt, kryg jy die eh..
pot".
„Meen je dat?" vroeg het vrouwtje
opgewonden. „Kom, gauw!" en zo
ging de soldaat voor in het boeren
huisje. Daar brandde een groot vuur
en aan de zwarte zolderbalken hingen
hammen, worsten en spek. Het water
liep de soldaat uit de mond! Hy zette
zyn geweer op de grond en het vrouw
tje vroeg: „Wil je jagen? Aan de an
dere kant van het dorp zitten patrij
zen in het veld en konynen en wat
niet al".
Dus ging de soldaat naar het dorp,
verkwikt door het lekkere maal en in
het dorp zeiden de mensen: „Er is 'n
jager gekomen met zo'n vreemd pak
aan als we nog nooit hebben gezien".
„Ik ben geen jager", zei de soldaat. „Ik
ben een scherpschutter". „Je bent een
opschepper", zeiden de mannen in de
herberg tegen hem. „Ik zal het je be
wijzen", zei de soldaat en hy wees naar
een wilde eend die tegen de wolken
vloog. „Zie je die eend?" vroeg hy.
„Die zal ik schieten". Hij legde aan en
hij schoot de eend neer.
„Wel deksekaters", zeiden de man
nen van het dorp en zy vertelden aan
ieder die het maar horen wou, dat er
een scherpschutter in het dorp was ge
komen. Ook de baron hoorde er van,
en hij ontbood de soldaat op zyn kas
teel en vroeg hem of hij jachtopzie
ner wilde worden. „Dat wil ik wel", zei
de soldaat, die langzamerhand begre
pen had dat er geen oorlog kwam om
dat er geen vyand was. Toen kreeg hy
een aardig huisje met een perkje dah
lia's er voor, en hy trouwde met een
meisje uit het dorp en hij leefde lang
en gelukkig. En hy vergat, dat hij ooit
een soldaat was geweest.
M. P. B.
Advertentie
MAÏZENA
DU RYEA
maakt Uw groenten zo lekker.
In plaats van vlees, vis of
eieren kan aan de warme maal-
tyd ook heel goed van kaas ge
bruik gemaakt worden. In voe
dingswaarde staat 70 g. kaas
n.l. gelyk met 100 g. vlees en
behoort daardoor zeer zeker tot
de goedkope eiwitleveranciers.
De variaties, die met kaas aan-
f;ebracht kunnen worden zijn
egio. Ditmaal staat kaasgehakt,
bereid met overgebleven rijst
van de vorige dag op het menu.
MAANDAG:
koud vlees, tomatensla, aard
appelkoekjes; broodschotel.
DINSDAG:
Irish stew; flensjes.
WOENSDAG:
eieren, kerrysaus, ryst, ge
stoofde komkommer; gebak
ken appel.
DONDERDAG:
kaasgehakt, bloemkool, aard
appelen; druiven.
VRIJDAG:
bloemkoolsoep; bakbokking óf
gebakken bloedworst, bietjes,
aardappelpurée.
ZATERDAG:
stamppot rauwe andijvie;
yoghurtvla.
ZONDAG:
kop bouillon met kaasrotjes;
rollade, pronkbonen, aardap
pelen, Haagse bluf.
Recept: Kaasgehakt.
200 g. gekookte ryst, 200 g.
oud brood, 200 g. kaas, 1 ui,
2 eieren, zout, noot, aroma,
100 g. roomboter.
Het brood, het uitje en de
kaas raspen en vermengen met
de ryst. De overige ingrediënten
naar smaak erdoor kneden en er
mooie balletjes van vormen.
Deze in de koekepan in de hete
boter rondom goudbruin bakken.
Recept: Yoghurtvla.
1. yoghurt, 1. melk, 80 g.
suiker, 35 g. custard, jam.
Van de melk, de met melk
aangemengde custard en de sui
ker een via bereiden en deze
goed af laten koelen. Daarna de
yoghurt erdoor mengen, de vla
in een schaal overdoen en gar
neren met wat Jam.
brengt de blouse-over-de-rok. die
prachtig te vergeleken is met een
kamizool, en de vergebjking vindt zyn
hoogtepunt in die modellen, die uit
wollen jersey zyn gemaakt.
Alle stoffen behalve katoentjes
vinden voor de blouse in de hoge mode
emplooi. Geen enkele is taboe. Satyn
en brocaat, fluweel en lamé (vooral
ook jerseylamé), wollen mousseline en
tweed, tailleurstoffen en japonstoffen,
zijden mousseline en kasjmier zyn alle
modieus. En ze zorgen vaak voor een
kieine surprise, wanneer het tailler-
jasje opengaat en de blouse aan het
licht komt. Ietwat onverwacht byvoor-
beeld is de wollen tweed, die Madeleine
de Rauch voor een mouwloze tuniek
blouse gebruikte en met een brede,
soepele, leren ceintuur garneerde (fi
guur 1).
Bedrukte wollen mousseline met
kasjmierdessins zyn eveneens vol
effect voor de tailleurtrlouse en Guy
Laroche maakt uit dergelyk materiaal
menig modern bloesje, onder andere
het lange model van de tweede figuur,
dat halflange mouwen heeft en een
losjes onder de taille gelegde ceintuur.
De hoofdkleur van de imprimé is altyd
in harmonie met de effen kleur van de
tailleurstof, en by een lila tailleur kiest
zij dan ook een blouse in lila, wit en
reseda by een mosgroen pakje een
blouse-imprimé in mosgroen, goud en
wit. Zwarte satyn, eveneens geen alle
daagse blousestof, was het uitgangs
punt voor Maggy Rouff's tuniekmodel
(figuur 3), dat lang en mouwloos is en
heel even ineengerimpeld wordt door
een amper aangetrokken stofceintuur.
Deze blouse hoort by een eenvoudige
tweed tailleur.
Staalblauwe wollen jersey diende
voor het kamizoolmodel (figuur 4), dat
typerend is voor Balenciaga's nieuwe
blouses, en dat in zijn collectie toebe
horen is by een mantelpak van goud
bruine, glanzende en harige wollen
stof.
Beige lurex jersey een lamé is
bij Jacques Heim de stof voor een
middagblouse zonder mouwen, die toe
behoren is by een tailleur van dikke,
gechimeerde fluweel. De voorkant vaft
dit model, dat in de rok wordt ge
dragen en aangevuld met een ceintuur,
is losjes gedrapeerd (figuur 5).
Bruin fluweel tenslotte diende in
Dior's wintercollectie voor een streng
getailleerde blouse zonder mouwen en
met decolleté, die onder een leren
ceintuuraan de tailleurrok is ge
zet. De tailleur, waarby deze blouse
Japonlijfje is, is heel simpel van allure
en gemaakt van een pied de poule-
ruitje (figuur 6).
U ziet het: de tailleurblouse van
deze winter, alhoewel eenvoudig van
lyn, is allesbehalve klassiek en
mede door het gebrek aan wlnters-
warme mouwen, vry gekleed veel
gekleder meestal dan de daagse tail
leur van daagse stof zou doen vermoe
den. De blouse speelt deze winter dan
ook een volkomen nieuwe rol: ze geeft
het eenvoudige daagse mantelpak een
tweede functie, namelyk die van mid
dag-cocktailtenue, en als zodanig zal
ze vooral voor de werkende vrouw, die
om twee uur 's middags voor zes uur
's avonds gekleed moet zijn, een wel
gevallige modevinding zyn.
J. V.
WE MAKEN ZELF NOGA!
Dit gaat iets heel lekkers worden!
We hebben hiervoor nodig: 6 eet
lepels suiker, 4 eetlepels havermout,
margarine en zout. En nu vlug be
ginnen!
b. Ik doe een klontje margarine in de
koekepan en laat die lichtbruin
worden. Kok, doe jy er nu de sui
ker bij en de havermout, dan laat ik
die op laag vuur voorzichtig smelten
en ook lichtbruin bakken zonder
roeren hoor!
OoJ
c. Dat is eigeniyk alles. Ik had al een
ingeboterd bakblik klaargezet op het
aanrecht en doe nu vlug de gesmol
ten massa hierin over. Dan stryk ik
het met een vochtig mes mooi glad.
d. En nu maar wachten tot het koud
en hard geworden is. We breken
het tablet in kleine stukjes en
dangauw proeven jongens. Hum,
wat smaakt dat lekker 1