DE VERSNELDE ECONOMISCHE EXPANSIE IS GUNSTIG VOOR STAATSFINANCIËN Rijk geeft weer helft werkloosheidspremie Volgend jaar streven naar 80.000 woningen REGERING HEEFT DE WIND MEE! Stijging van de staatsuitgaven moet bij stijging van nationale inkomen achterblijven Overbesteding liet grote gevaar I960: jaar van volle bezetting Opheffing fiscale bezwaren tegen samensmelting van ondernemingen PLANNEN" VAN WATERSTAAT DINSDAG 15 SEPTEMBER 1959 (Van onze financiële medewerker) Wij hebben de indruk dat de Nederlandse regering bij de samen stelling van de Rijksbegroting wel eens voor een moeilijker opgaaf heeft gestaan dan ditmaal. Want zij heeft de wind mee! Het wordt in de Memorie van Toelichting met zoveel woorden gezegd, dat voor 1959 niet meer dan een zekere hervatting van de opgaande conjunctuurlijn werd verwacht, maar dat het jaar een krach tige expansie heeft doen zien. En daar de staatsfinanciën in sterke mate door de conjunctuur worden beïnvloed, kan het niet uitsluitend als een verdienste van de huidige regering worden beschouwd, dat de uitkomst van het lopende jaar, wat de gewone dienst betreft, is mee gevallen en voor 1960, ondanks een stijging van de uitgaven, een overschot van 464 miljoen gulden wordt geraamd. Dit resultaat is in hoofdzaak te danken aan een toeneming van de niet-kohierbelastingen (indirecte belastingen) in verband met de gun stige ontwikkeling van produktie en werkgelegenheid, de toeneming van de nationale bestedingen, de partiële tariefsverhoging van de omzetbelasting en incidentele loonsverhogingen. Bij een oorspronkelijke raming van 6769 miljoen gulden voor de totale belastingen, zal de vermoedelijke opbrengst in 1959 ruim 200 miljoen gulden groter zijn en voor 1960 wordt een bedrag van 7384 miljoen gulden geraamd, ondanks de verlaging van de z.g. vrijgezellenbelasting. rechtelijke lichamen van 34.9% in 1950 tot 26.7% in 1959 zijn gedaald en in 1960 niet meer dan 26.6% zullen bedragen. Voornamelijk om overbesteding te voor komen, worden ditmaal slechts een paar plooien in het fiscale kleed gladgestre ken. De vrijgezellen krijgen een vermin dering van belastingdruk en de fusies van bedrijven wordt vergemakkelijkt door de belasting van de daarbij vrij komende winsten uit te stellen tot de vervreemding van het verkregen aan delenpakket, tenzij men onmiddellijk met de fiscus wil afrekenen tegen een gematigd tarief van 20%. Deze faciliteit mag van groot belang worden geacht, nu als gevolg van me chanisatie en automatisering vele kleine en middelgrote bedrijven tot een duur zame hergroepering worden gedwongen, mede in verband met de ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese markt. Het bedrijfsleven zal de minister hier ongetwijfeld een goede aantekening geven! Wat de financiering van Staatsuitga ven betreft, kan worden geconstateerd, dat de regering er in 1959 in is geslaagd door middel van twee geldleningen het kastekort voor 1959 van f800 miljoen te dekken zonder het evenwicht op de kapitaalmarkt te verstoren. Het kaste kort van f. 665 miljoen, dat voor 1960 per saldo wordt geraamd, zal bij de huidige constellatie van de kapitaalmarkt ver moedelijk ook geen moeilijkheden geven. Dit hangt uiteraard voor een goed deel samen met de vraag in hoeverre het Ne derlandse bedrijfsleven, dat tot dusver Grote tevredenheid Weliswaar gaat het thans voor de ge hele dienst van 1959 geraamde tekort van 1850 miljoen gulden ver boven de aanvankelijke raming uit, maar dat is een gevolg van de overname door de Staat van een vordering van de Neder- landsche Bank, ontstaan bij de liquidatie van de EBU (Europese Betalings Unie) en een verdere deelneming in het kapi taal van de IMF (Internationaal Mone tair Fonds), welke met de ontwikkeling van de Staatsfinanciën als zodanig wei nig of niets te maken hebben. In elk ge val heeft men hier met posten voor één maal te doen en kan het tot grote tevre denheid strekken dat het tekort voor de gehele dienst 1960 op niet meer dan 951 miljoen behoeft te worden geraamd. Minder voor prijssubsidies Temeer is dit het geval, omdat zoals men weet, voor 1959 de woningwetvoor schotten voor het eerst door het Rijk werden gefinancieerd, welke in 1959 een uitgaaf hebben gevergd van 550 miljoen gulden en die voor 1960 op 716,5 mil joen gulden worden begroot. De minister van financien wijst er terecht op, dat men in een opgaande conjunctuur geen absolute vermindering van de Staats uitgaven mag verwachten. Tal van uit gaven groeien als het ware met de con junctuur, de bevolkingstoename en de bevordering van de culturele behoeften mee. Zo zullen bijv. de uitgaven voor on derwijs in 1960 tot 1431 miljoen gulden stijgen, dat is 160 miljoen meer dan oor spronkelijk voor 1959 was geraamd. Ver gelijkt men dat cijfer met dat van 1955 dan zien we dat de uitgaven voor onder wijs sinds dat jaar nagenoeg zijn ver dubbeld! Een gelukkige omstandigheid is dat het grote bedrag, dat gedurende de laat ste jaren allengs voor prijssubsidies moest worden uitgetrokken, nu gaande weg wordt verminderd. Men weet dat per 1 april a.s. een nieuwe huurverho ging zal ingaan, waardoor de uitgaven van het Rijk met 50 miljoen gulden worden verminderd en dat het consu mentensubsidie op melk in twee étap pes met 4 cent per liter zal worden ver laagd, hetgeen voor 1960 een bespa ring van 60 miljoen gulden voor het Rijk betekent. In totaal wordt nu voor prijssubsidies f. 676 miljoen uitgetrokken tegen een uitgaaf van f. 842 miljoen voor 1959 en f. 917 miljoen voor 1958. Hier is men dus zienderogen op weg naar een sanering van de staatsfinan ciën, welke in volgende jaren allicht ver dere voortgang kan hebben. Houdt men er voorts rekening meer, dat in de Staatsuitgaven ditmaal f. 360 miljoen voor aflossing van schuld is begrepen (f. 60 miljoen meer dan in 1959), dan is het geraamde tekort van f. 951 miljoen zeker niet verontrustend. Gezonde opvattingen Men kan aan de ene kant betreuren dat de tijdelijke belastingverhogingen ook voor 1960 nog zullen moeten worden gehandhaafd, aan de andere kant zal men het de Minister van Financien moeten toegeven dat als in een opgaande conjunctuur belastingverlagingen met een verhoging van lonen en salarissen samenvallen, het gevaar voor overbeste ding ontstaat, waaraan de recessie van 1956/'57 was te wijten. De minister acht het een gezonde conjunctuurpolitiek, dat in een opgaande conjunctuur de stijging van de Staatsuitgaven achterblijft bij de stijging van het nationaal inkomen, waardoor dan uiteraard een groter deel van het nationaal inkomen voor beste dingen en investeringen resteert en een groter welvaart van de bevolking moge lijk wordt. Dit streven komt in de begroting voor 1960 in zoverre tot uitdrukking, dat van de meerdere middelen, waarover het Rijk de beschikking krijgt, slechts een deel, nl. ca. f. 250 miljoen voor hogere Staats uitgaven wordt aangewend. Het gaat tenslotte om een aanvaardbare verde ling van het nationaal inkomen, welke moet worden verwezenlijkt onder hand having van een evenwicht tussen mid delen en besteding. En dat de begroting voor 1960 aan dit criterium voldoet, kan als een aanwijzing worden beschouwd voor de gezonde opvattingen, welke de huidige minister van Financien ten aan zien van de begrotingspolitiek huldigt. Gunstig voor bedrijfsleven Hoezeer de minister ook een verlaging van de belastingdruk gewenst acht, hij prijst zich reeds en terecht geluk kig met de vaststelling dat in percenten van het nationaal inkomen de totale be lastingbaten van het Rijk en de publiek- nog slechts matig investeerde en alge meen gesproken nog over vry ruime li quide middelen beschikt, zich in sterkere mate gaat ontplooien en daartoe een beroep op de kapitaalmarkt doet. Ook de gemeenten zullen moeten voortgaan met de consolidatie van hun vlottende schuld, nadat deze van ruim 2 miljard gulden tot 1 y* miljard gulden per uit. juni j.l. is gedaald. Want nog altijd is deze vlottende schuld ruim een mil jard gulden groter dan de norm, welke daaraan wordt gesteld. Aanvaardbaar hogere Staatsschuld Dat de Staatsschuld van 18.4 miljard per 30 juni 1958 tot bijna 19.1 miljard per die datum van 1959 is gestegen, is volkomen aanvaardbaar, als men reke ning houdt dat ze uit. 1947 28.3 miljard gulden bedroeg en oud-minister Hofstra eens heeft gezegd dat ze ongeveer aan het bedrag van het nationaal inkomen gelijk mag zijn. Dit wordt voor 1960 op 37,5 miljard aangenomen en we zijn dus wel een heel eind beneden de genoemde norm. In elk geval is het zeker niet noodzakelijk dat de buitengewone (kapi taals-) uitgaven ten volle door de op brengst van de belastingen worden ge dekt. In zijn toelichting spreekt de Mi- MINDER BELASTING TE BETALEN. De belastingverlaging voor ongehuwden volgens heF wetsontwerp 883gkJ 678gldJ De belasting vermindering o 8 8 S oogw zuiver inkomen (in gld)perjoor Het Rijksaandeel in de premies voor de werkloosheidsverzekering wordt met ingang van 1 januari 1960 weer op de helft der premie gesteld. Dit betekent een stijging van de Rijksuitgaven met bijna 22 miljoen. De gunstige vooruitzichten omtrent de werkgelegenheid in 1960 maken het daarentegen mogelijk de uitgaven voor aanvullende sociale voorzieningen ongeveer 28 miljoen lager te ramen. Om dezelfde reden zal op de begroting 1959 een bedrag van 11 miljoen onbesteed blijven. Aldus blijkt uit de Rijksbegroting voor 1960, waarop de uit gaven lager zijn geraamd dan voor het voorafgaande jaar. Speciale groepen Door de invoering van de Algemene weduwen- en wezenwet bij gelijktij dig genot van een uitkering ingevolge deze wet komen de toeslagen op de weduwenrenten ingevolge de invalidi teitswet te vervallen. Een besparing van uitgaven op de Rijksbegroting van ruim 7 miljoen gaat hiertnede gepaard. Voorts zullen nog slechts de kinderbijslagen voor in/validiteitsrentetrekkers ten laste van het Rijk komen. Dit betekent een verlaging van de Rijksuitgaven met rond 15 miljoen. Voorts vloeit uit de beperking van samenloop van uitkerin gen ingevolge de A.W.W. met renten en uitkeringen krachtens de onderscheiden ongevallenwetten en de op deze renten verleende bijslagen een vermindering voort van bijna 2 miljoen. Anderzijds brengt de invoering van de A.W.W. uitgaven mee wegens premiere- duotie voor minder-draagkraohtigen en voor gemoedsbezwaarden. tezamen bijna 3.4 miljoen. Daartegenover staat een gelijke daling van de kosten van dezelf de aard ingevolge de Algemene Ouder domswet. omdat bij invoering van de A.W.W. het premiepercentage, geldende voor de Algemene Ouderdomswet, kan worden verlaagd. De belangrijkste elementen voor de bijstand voor speciale groepen, vor men de uitgaven, verband houdende met de opvang van gerepatrieerden uit Indonesië. De belangrijkste pos ten hierin vormen de ondersteuningen via de gemeenten ten bedrage van circa 20 miljoen en de vergoedingen bij het verblijf in contractpensions, geraamd op 21 miljoen. De uitvoering van de wet buitengewoon pensioen 19401945 vergt een bedrag van rond 15 miljoen. De uitgaven, voortvloeien de uit het verblijf in Nederland van Ambonezen zullen geen wijziging van betekenis ondergaan. In 1960 30.000 emigranten Wat de emigratie betreft, is evenals voor 1959 ervan uitgegaan, dat in 1960 30.000 emigranten zullen vertrekken. Door de gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid blijft het op hoofd stuk XIV (Onvoorziene uitgaven) voor het dienstjaar 1959 uitgetrokken bedrag van 30 miljoen voor het nemen van maatregelen ter bestrijding van 'n even tuele conjunctuurwerkloosheid onbe steed. De uitgaven voor het verlenen van bijdragen ten behoeve van aanvul lende werkën zullen eveneens een over schot opleveren van. naar schatting, 10 miljoen. Aangezien het jaar 1960, naar het zich laat aanzien, een jaar van volle bezetting zal worden, is het mogelijk voor bijdragen ten behoeve van aan vullende werken met een bedrag van 48,5 miljoen te volstaan. Indien de conjunctuur zich ongunstiger zou ont wikkelen, dan waarmede bij de raming van de uitgaven op de onderscheiden hoofdstukken is rekening gehouden, biedt het hoofdstuk „Onvoorziene uit gaven" de mogelijkheid tot het ne men van aanvullende maatregelen in het belang van de werkgelegenheid. Stijging en daling De stijging van de#uitgaven in de ru briek „Overige sociale voorzieningen" moet worden toegeschreven aan hogere ramingen voor de onderscheiden subsi- dieposten voor het maatschappelijk op bouwwerk. het individueel maatschap pelijk werk. de gezinsvoorzieningen, als mede voor subsidies, t.b.v. investeringen in de probleemgebieden op sociaal, maatschappelijk en cultureel terrein. Daling van de uitgaven voor de ge zondheidszorg is in hoofdzaak toe te schrijven aan de omstandigheid, dat re kening is gehouden met het voornemen van het kabinet om voor de ten laste van het Rijk komende bijdrage voor de Ziekenfondsverzekering voor bejaarden een oplossing te vinden in het kader van de algemene ouderdomsvoorziening, waardoor de last van 29,3 miljoen zal komen te vervallen. nister als gezegd van een krachtige zelfs van een versnelde expansie in ons land. De stijging van export, goederen en diensten, welke in 1958 met 8% beliep, heeft in 1959 9% bedragen, de betalings balans zal voor 1959 nagenoeg eenzelfde overschot aanwijzen als die van 1958 (1600 miljoen gulden). Door een toe neming van de importen (aanvulling voorraden, stijgende produktie en be stedingen) zal het saldo van de beta lingsbalans in 1960 weliswaar dalen, maar vooreerst zal dit onze positie te genover het buitenland niet dermate be- invloeden, dat men zich er zorgen over behoeft te maken. Het gevaar, waarop de minister ten slotte wijst, is dat van een nieuwe over besteding. Er zijn verschillende symp tomen, die erop wijzen dat de stijging van de bestedingen thans sneller ver loopt dan na 1953 en dat de expansie weer spoedig tot botsing met de grenzen van de produktiecapaciteit zou kunnen leiden. In 1959 is bijv. de gezinsconsump tie met f. 1 miljard gestegen en voor 1960 wordt een toeneming van f. 1,4 miljard verwacht. De economische ex pansie wordt een gevaar als de reële be sparingen met deze expansie geen gelijke tred houden. Voorzichtig optimisme Minister Zijlstra ziet als zijn taak nieuwe onevenwichtigheden en een pUb- Hjk aanpassingsproces te voorkomen en kan er in zijn helder en zaakkundig be toog. dat de klauw van de leeuw ver raadt, met gerechte voldoening op wij zen, dat de thans aangeboden begroting daartoe een wezenlijke bijdrage vormt. Zijn begroting mag inderdaad tot enig optimisme stemmen. Maar alleen een voorzichtig optimisme is verantwoord! Noodzaak door vrijere handel Een grotere produktie leidt meestal tot lagere prijzen van de gefabriceerde artikelen. De toene ming van de internationale con currentie door de vrijere handel op de Euromarkt zal kleine- en mid delgrote ondernemingen om die reden tenslotte dwingen tot samen smelting. De belastingvoorschriften belemmeren echter totnutoe zulke fusies. Daarom heeft de regering thans bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend, dat de be zwaren wegneemt. De winst van een bedrijf, die niet wordt uitgekeerd of opgenomen, maar gebruikt wordt als bedrijfskapitaal, wordt door de fiscus niet belast. Zodra echter het bedrijf wordt opgeheven of verkocht en de winst dus voor de dag kemt, eist de fiscus de verschuldigde be lasting op. Dat weerhoudt bedrijven van samensmelting tot een nieuwe N.V. om dat door de opheffing van de oude N.V. het bedrijfskapitaal een aderlating on dergaat. Doorschuiven De voorgestelde tegemoetkoming komt erop neer. dat de aanspraken van de belastingdienst op de niet uitgekeerde winst worden doorgeschoven naar het nieuwe bedrijf. De afrekening van de belasting gebeurt dan pas vanneer het nieuwe bedrijf wordt opgeheven of ver kocht en aldus de winst voor de dag komt. Het wetsontwerp biedt voor degenen, die bij een fusie van de doorschuivings- regeling geen gebruik willen maken of kunnen maken, de mogelijkheid van een Hoofdlijn van beleid: Krachtige steun aan noordelijke provincies „De structurele werkloosheid, die in enkele delen van het land (met name in het noorden) .bestaat, zal met kracht worden bestreden. De industrialisatie in de probleemgebieden wordt bevorderd, waarbij tevens aandacht wordt geschon ken aan werken, noodzakelijk voor algemene structuurverbetering (o.a. ver bindingen en woningbouw)". Dit vermeldt de miljoenennota als een hoofdlijn van het regeringsbeleid. Verwacht moet worden, schrijft minis ter Zijlstra, dat de nieuwe premie- en prijsreductieregeling „bevordering in dustrialisatie ontwikkelingskernen", die tot dusver verheugende resultaten heeft opgeleverd, in 1960 tot hogere uitgaven voor het Rijk zal leiden. Verder is voor de verbetering van de industriële in frastructuur (wegen en kanalen) door middel van subsidies aan lagere over heden voor de aanleg van Waterstaats werken en andere openbare voorzienin gen op de begroting van Economische Zaken een bedrag van 10 miljoen gul den aan uitgaven geraamd. Deze voor ziening maakt een onderdeel uit van het regeringsbeleid ten aanzien van welvaartsbevordering in de probleem gebieden. DESCHULD DIE Wü HEBBEN... ONTWIKKELING NATION SCHULD vo)950 onmiddellijke afrekening met de belas ting tegen een gematigd vast tarief van 2C procent. De tegemoetkoming geldt alleen voor familievennootschappen, waarvan de fa milieleden als aandeelhouders dus een aanmerkelijk belang hebben bij het be drijf. De voorgestelde faciliteit geldt ook alleen in die gevallen, waarbij twee of meer bedrijven van vennootschappen op aandelen duurzaam worden gebundeld tot een in financieel en economisch op zicht grotere eenheid. Formele eis Daarnaast wordt nog als meer forme le eis gesteld, dat het gehele of vrijwel het gehele aandelenkapitaal van de ven nootschap (en eventuele winstbewijzen) in handen komt van een andere ven nootschap. Als contra-prestatie voor de door hem afgestane aandelen moet de aanmerke- lijk-belang-houder aandelen krijgen in de vennootschap, die zijn aandelen heeft overgenomen. De overweging bij de indiening van het wetsontwerp is geweest dat het hoge tempo van mechanisatie en automatise ring van het produktieapparaat vele kleine en middelgrote ondernemingen tot duurzame hergroepering in grote ondernemingseenheden zal dwingen. Deze ontwikkelingsgang wordt even eens wenselijk geacht in verband met de gemeenschappelijke Europese markt, waar ons nationale produkt zich met de produkten van de andere aangesloten landen zal moeten meten. - Minister Zijlstra was gistermiddag, in zijn departement nog druk bezig de laatste hand te leggen aan de stukken, welke hij vandaag aan de Kamer aanbood. Het befaamde koffertje voor de miljoenennota was at bij de hand. Blijkens de miljoenennota is in de rubriek waterwegen voor 1960 een be drag van 12.5 miljoen opgenomen voor voortzetting van de Rijnkanalisatie (stuw-complexen) en 3.8 miljoen voor verbetering van de bevaarbaarheid van de Maas. In overeenstemming met België zal in 1960 een begin worden gemaakt met verbetering van het kanaal GentTer- neuzen (5 miljoen). De verbetering van het wegenstelsel wordt voortgezet in het tempo, dat de beschikbare middelen toelaten. De voortgezette bouw van bruggen bij Gorinchem, Brienenoord en Rheden vordert een bedrag van 12.5 miljoen. De kapitaalverstrekking aan het Zui- derzeefonds is 9.6 miljoen hoger ge raamd dan in 1959. Voor de werken van Oost-Flevoland en de bedijking van een nieuwe IJsselmeerpolder zal 6.6 miljoen resp. 12 miljoen meer kunnen worden besteed. In het woningbouwprogramma is rekening gehouden met de bouw van 200 woningen in Oostelijk Flevoland, waarvoor 3.5 miljoen op deb egroting van het Zuiderzeefonds is uitgetrokken. In de noordoostpolder zal daarentegen 4 miljoen minder verwerkt behoeven te worden dan in 1959. In het kader van het Deltaplan zal verder worden gewerkt aan de voltooiing van het drie-eilandenplan (22 miljoen). Voor de voortgezette bouw van de uit wateringssluizen in het Haringvliet wordt 22 miljoen uitgetrokken, terwijl de daarbij aansluitende werken nog 12 miljoen vergen. Voor de werken tot af damming van de Grevelingen en het Volkerak is respectievelijk 13 en 6 mil joen uitgetrokken. Voor versterking van hoogwaterkeringen wordt 12.5 miljoen geraamd. Hetzelfde woningbouivprogram m a Huurverhoging bespaart Rijk 50 miljoen i Totaal binnen enbuitenl.L Alléén buitenl. schuld Evenals voor 1959 omvat het woningbouwprogramma voor vol gend jaar weer 80.000 woningen, waarvan 37.000 woningwet-wonin gen. De voorgenomen huurverhoging van twintig percent, ingaande 1 april 1960, maakt het mogelijk de huursubsidies te verlagen en de vrije (niet gesubsidieerde) sec tor van de woningbouw uit te breiden. Dat heeft een belangrijke weerslag op de Rijksbegroting. De verlaging betreft in de eerste plaats de subsidies, die reeds in het ver leden zijn toegekend en waarop ook thans nog betaling moet worden ver richt, in casu de reeds toegekende jaar lijkse woningwetbijdragen en de jaar lijkse bijdragen en uitkeringen ineens ingevolge de Financieringsregelingen Woningbouw 1947 en 1948. De verlich ting, die hieruit voor de Rijksbegroting 1960 zal voortvloeien, bedraagt in to taal 44 miljoen. Nog geen invloed Ten aanzien van de nog te bouwen woningwetwoningen zal de jaarlijkse bij drage van gemiddeld f. 350 worden ver laagd tot f. 250 per woning. In verband met de omstandigheid, dat deze bijdrage pas een jaar na het gereedkomen van de woningen wordt uitbetaald, zal de in vloed hiervan op de Rijksbegroting voor 1960 nog nihil zijn. Ten aanzien van de subsidiëring van <5e particuliere woningbouw moet de re gering haar standpunt met name wat betreft het stelsel van subsidiëring nog bepalen. Los daarvan is evenwel reeds door de toenmalige minister van Volks huisvesting en Bouwnijverheid, d.d. 16 april 1959, besloten voor de na 16 april 1959 ingediende premieaanvragen de premie, die gemiddeld f. 5.000 bedroeg in gelijke mate te verlagen als de woning- v/etbijdrage, hetgeen neerkomt op een verlaging met 2/7 tot gemiddeld f. 3.500. Op jaarbasis betekent dit een besparing van circa 50 miljoen. Op oude basis Hierbij dient te worden bedacht, dat de tenlaste van de begroting 1960 ko mende premiebetalingen betrekking hebben op in 1958 en 1959 toegekende premies. De toekenning van deze pre mies is echter voor het grootste deel ge schied op basis van het oude hogere premiebedrag, derhalve zonder rekening te houden met de a.s. huurverhoging. De besparing in 1960 is daarom slechts 6.5 miljoen. Het verlagend effect van de huurver hoging op de hierboven genoemde huur subsidies kan voor de begroting 1960 als volgt worden samengevat: Vermindering bijdragen in de exploitatiekosten van woning wetwoningen 25.0 milj. vermindering premieregeling6.5 milj. vermindering bijdragen en uit keringen ingevolge de finan cieringsregelingen 1947 1948 19.0 milj. Tezamen 50.5 milj. DE PLANNEN V. D WONINGBOUW.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 12