DE VERSNELDE ECONOMISCHE EXPANSIE
IS GUNSTIG VOOR STAATSFINANCIËN
Rijk geeft weer helft
werkloosheidspremie
Volgend jaar streven
naar 80.000 woningen
REGERING HEEFT DE WIND MEE!
Stijging van de staatsuitgaven moet bij stijging
van nationale inkomen achterblijven
Overbesteding liet grote gevaar
I960: jaar van volle bezetting
Opheffing fiscale bezwaren tegen
samensmelting van ondernemingen
PLANNEN" VAN
WATERSTAAT
DINSDAG 15 SEPTEMBER 1959
(Van onze financiële medewerker)
Wij hebben de indruk dat de Nederlandse regering bij de samen
stelling van de Rijksbegroting wel eens voor een moeilijker opgaaf
heeft gestaan dan ditmaal.
Want zij heeft de wind mee!
Het wordt in de Memorie van Toelichting met zoveel woorden
gezegd, dat voor 1959 niet meer dan een zekere hervatting van de
opgaande conjunctuurlijn werd verwacht, maar dat het jaar een krach
tige expansie heeft doen zien. En daar de staatsfinanciën in sterke
mate door de conjunctuur worden beïnvloed, kan het niet uitsluitend
als een verdienste van de huidige regering worden beschouwd, dat de
uitkomst van het lopende jaar, wat de gewone dienst betreft, is mee
gevallen en voor 1960, ondanks een stijging van de uitgaven, een
overschot van 464 miljoen gulden wordt geraamd.
Dit resultaat is in hoofdzaak te danken aan een toeneming van de
niet-kohierbelastingen (indirecte belastingen) in verband met de gun
stige ontwikkeling van produktie en werkgelegenheid, de toeneming
van de nationale bestedingen, de partiële tariefsverhoging van de
omzetbelasting en incidentele loonsverhogingen. Bij een oorspronkelijke
raming van 6769 miljoen gulden voor de totale belastingen, zal de
vermoedelijke opbrengst in 1959 ruim 200 miljoen gulden groter zijn
en voor 1960 wordt een bedrag van 7384 miljoen gulden geraamd,
ondanks de verlaging van de z.g. vrijgezellenbelasting.
rechtelijke lichamen van 34.9% in 1950
tot 26.7% in 1959 zijn gedaald en in 1960
niet meer dan 26.6% zullen bedragen.
Voornamelijk om overbesteding te voor
komen, worden ditmaal slechts een paar
plooien in het fiscale kleed gladgestre
ken. De vrijgezellen krijgen een vermin
dering van belastingdruk en de fusies
van bedrijven wordt vergemakkelijkt
door de belasting van de daarbij vrij
komende winsten uit te stellen tot de
vervreemding van het verkregen aan
delenpakket, tenzij men onmiddellijk
met de fiscus wil afrekenen tegen een
gematigd tarief van 20%.
Deze faciliteit mag van groot belang
worden geacht, nu als gevolg van me
chanisatie en automatisering vele kleine
en middelgrote bedrijven tot een duur
zame hergroepering worden gedwongen,
mede in verband met de ontwikkeling
van de gemeenschappelijke Europese
markt. Het bedrijfsleven zal de minister
hier ongetwijfeld een goede aantekening
geven!
Wat de financiering van Staatsuitga
ven betreft, kan worden geconstateerd,
dat de regering er in 1959 in is geslaagd
door middel van twee geldleningen het
kastekort voor 1959 van f800 miljoen te
dekken zonder het evenwicht op de
kapitaalmarkt te verstoren. Het kaste
kort van f. 665 miljoen, dat voor 1960 per
saldo wordt geraamd, zal bij de huidige
constellatie van de kapitaalmarkt ver
moedelijk ook geen moeilijkheden geven.
Dit hangt uiteraard voor een goed deel
samen met de vraag in hoeverre het Ne
derlandse bedrijfsleven, dat tot dusver
Grote tevredenheid
Weliswaar gaat het thans voor de ge
hele dienst van 1959 geraamde tekort
van 1850 miljoen gulden ver boven de
aanvankelijke raming uit, maar dat is
een gevolg van de overname door de
Staat van een vordering van de Neder-
landsche Bank, ontstaan bij de liquidatie
van de EBU (Europese Betalings Unie)
en een verdere deelneming in het kapi
taal van de IMF (Internationaal Mone
tair Fonds), welke met de ontwikkeling
van de Staatsfinanciën als zodanig wei
nig of niets te maken hebben. In elk ge
val heeft men hier met posten voor één
maal te doen en kan het tot grote tevre
denheid strekken dat het tekort voor de
gehele dienst 1960 op niet meer dan 951
miljoen behoeft te worden geraamd.
Minder voor prijssubsidies
Temeer is dit het geval, omdat zoals
men weet, voor 1959 de woningwetvoor
schotten voor het eerst door het Rijk
werden gefinancieerd, welke in 1959 een
uitgaaf hebben gevergd van 550 miljoen
gulden en die voor 1960 op 716,5 mil
joen gulden worden begroot. De minister
van financien wijst er terecht op, dat
men in een opgaande conjunctuur geen
absolute vermindering van de Staats
uitgaven mag verwachten. Tal van uit
gaven groeien als het ware met de con
junctuur, de bevolkingstoename en de
bevordering van de culturele behoeften
mee. Zo zullen bijv. de uitgaven voor on
derwijs in 1960 tot 1431 miljoen gulden
stijgen, dat is 160 miljoen meer dan oor
spronkelijk voor 1959 was geraamd. Ver
gelijkt men dat cijfer met dat van 1955
dan zien we dat de uitgaven voor onder
wijs sinds dat jaar nagenoeg zijn ver
dubbeld!
Een gelukkige omstandigheid is dat
het grote bedrag, dat gedurende de laat
ste jaren allengs voor prijssubsidies
moest worden uitgetrokken, nu gaande
weg wordt verminderd. Men weet dat
per 1 april a.s. een nieuwe huurverho
ging zal ingaan, waardoor de uitgaven
van het Rijk met 50 miljoen gulden
worden verminderd en dat het consu
mentensubsidie op melk in twee étap
pes met 4 cent per liter zal worden ver
laagd, hetgeen voor 1960 een bespa
ring van 60 miljoen gulden voor het
Rijk betekent.
In totaal wordt nu voor prijssubsidies
f. 676 miljoen uitgetrokken tegen een
uitgaaf van f. 842 miljoen voor 1959 en
f. 917 miljoen voor 1958.
Hier is men dus zienderogen op weg
naar een sanering van de staatsfinan
ciën, welke in volgende jaren allicht ver
dere voortgang kan hebben. Houdt men
er voorts rekening meer, dat in de
Staatsuitgaven ditmaal f. 360 miljoen
voor aflossing van schuld is begrepen
(f. 60 miljoen meer dan in 1959), dan is
het geraamde tekort van f. 951 miljoen
zeker niet verontrustend.
Gezonde opvattingen
Men kan aan de ene kant betreuren
dat de tijdelijke belastingverhogingen
ook voor 1960 nog zullen moeten worden
gehandhaafd, aan de andere kant zal
men het de Minister van Financien
moeten toegeven dat als in een opgaande
conjunctuur belastingverlagingen met
een verhoging van lonen en salarissen
samenvallen, het gevaar voor overbeste
ding ontstaat, waaraan de recessie van
1956/'57 was te wijten. De minister acht
het een gezonde conjunctuurpolitiek, dat
in een opgaande conjunctuur de stijging
van de Staatsuitgaven achterblijft bij
de stijging van het nationaal inkomen,
waardoor dan uiteraard een groter deel
van het nationaal inkomen voor beste
dingen en investeringen resteert en een
groter welvaart van de bevolking moge
lijk wordt.
Dit streven komt in de begroting voor
1960 in zoverre tot uitdrukking, dat van
de meerdere middelen, waarover het Rijk
de beschikking krijgt, slechts een deel,
nl. ca. f. 250 miljoen voor hogere Staats
uitgaven wordt aangewend. Het gaat
tenslotte om een aanvaardbare verde
ling van het nationaal inkomen, welke
moet worden verwezenlijkt onder hand
having van een evenwicht tussen mid
delen en besteding. En dat de begroting
voor 1960 aan dit criterium voldoet, kan
als een aanwijzing worden beschouwd
voor de gezonde opvattingen, welke de
huidige minister van Financien ten aan
zien van de begrotingspolitiek huldigt.
Gunstig voor bedrijfsleven
Hoezeer de minister ook een verlaging
van de belastingdruk gewenst acht, hij
prijst zich reeds en terecht geluk
kig met de vaststelling dat in percenten
van het nationaal inkomen de totale be
lastingbaten van het Rijk en de publiek-
nog slechts matig investeerde en alge
meen gesproken nog over vry ruime li
quide middelen beschikt, zich in sterkere
mate gaat ontplooien en daartoe een
beroep op de kapitaalmarkt doet. Ook
de gemeenten zullen moeten voortgaan
met de consolidatie van hun vlottende
schuld, nadat deze van ruim 2 miljard
gulden tot 1 y* miljard gulden per uit.
juni j.l. is gedaald. Want nog altijd is
deze vlottende schuld ruim een mil
jard gulden groter dan de norm, welke
daaraan wordt gesteld.
Aanvaardbaar hogere
Staatsschuld
Dat de Staatsschuld van 18.4 miljard
per 30 juni 1958 tot bijna 19.1 miljard
per die datum van 1959 is gestegen, is
volkomen aanvaardbaar, als men reke
ning houdt dat ze uit. 1947 28.3 miljard
gulden bedroeg en oud-minister Hofstra
eens heeft gezegd dat ze ongeveer aan
het bedrag van het nationaal inkomen
gelijk mag zijn. Dit wordt voor 1960 op
37,5 miljard aangenomen en we zijn dus
wel een heel eind beneden de genoemde
norm. In elk geval is het zeker niet
noodzakelijk dat de buitengewone (kapi
taals-) uitgaven ten volle door de op
brengst van de belastingen worden ge
dekt. In zijn toelichting spreekt de Mi-
MINDER BELASTING TE BETALEN.
De belastingverlaging voor ongehuwden
volgens heF wetsontwerp
883gkJ
678gldJ
De belasting
vermindering
o 8 8 S oogw
zuiver inkomen (in gld)perjoor
Het Rijksaandeel in de premies voor de werkloosheidsverzekering
wordt met ingang van 1 januari 1960 weer op de helft der premie
gesteld. Dit betekent een stijging van de Rijksuitgaven met bijna 22
miljoen. De gunstige vooruitzichten omtrent de werkgelegenheid in
1960 maken het daarentegen mogelijk de uitgaven voor aanvullende
sociale voorzieningen ongeveer 28 miljoen lager te ramen. Om dezelfde
reden zal op de begroting 1959 een bedrag van 11 miljoen onbesteed
blijven. Aldus blijkt uit de Rijksbegroting voor 1960, waarop de uit
gaven lager zijn geraamd dan voor het voorafgaande jaar.
Speciale groepen
Door de invoering van de Algemene
weduwen- en wezenwet bij gelijktij
dig genot van een uitkering ingevolge
deze wet komen de toeslagen op de
weduwenrenten ingevolge de invalidi
teitswet te vervallen. Een besparing van
uitgaven op de Rijksbegroting van ruim
7 miljoen gaat hiertnede gepaard. Voorts
zullen nog slechts de kinderbijslagen
voor in/validiteitsrentetrekkers ten laste
van het Rijk komen. Dit betekent een
verlaging van de Rijksuitgaven met
rond 15 miljoen. Voorts vloeit uit de
beperking van samenloop van uitkerin
gen ingevolge de A.W.W. met renten en
uitkeringen krachtens de onderscheiden
ongevallenwetten en de op deze renten
verleende bijslagen een vermindering
voort van bijna 2 miljoen.
Anderzijds brengt de invoering van de
A.W.W. uitgaven mee wegens premiere-
duotie voor minder-draagkraohtigen en
voor gemoedsbezwaarden. tezamen bijna
3.4 miljoen. Daartegenover staat een
gelijke daling van de kosten van dezelf
de aard ingevolge de Algemene Ouder
domswet. omdat bij invoering van de
A.W.W. het premiepercentage, geldende
voor de Algemene Ouderdomswet, kan
worden verlaagd.
De belangrijkste elementen voor de
bijstand voor speciale groepen, vor
men de uitgaven, verband houdende
met de opvang van gerepatrieerden
uit Indonesië. De belangrijkste pos
ten hierin vormen de ondersteuningen
via de gemeenten ten bedrage van
circa 20 miljoen en de vergoedingen
bij het verblijf in contractpensions,
geraamd op 21 miljoen. De uitvoering
van de wet buitengewoon pensioen
19401945 vergt een bedrag van rond
15 miljoen. De uitgaven, voortvloeien
de uit het verblijf in Nederland van
Ambonezen zullen geen wijziging van
betekenis ondergaan.
In 1960 30.000 emigranten
Wat de emigratie betreft, is evenals
voor 1959 ervan uitgegaan, dat in 1960
30.000 emigranten zullen vertrekken.
Door de gunstige ontwikkeling van de
werkgelegenheid blijft het op hoofd
stuk XIV (Onvoorziene uitgaven) voor
het dienstjaar 1959 uitgetrokken bedrag
van 30 miljoen voor het nemen van
maatregelen ter bestrijding van 'n even
tuele conjunctuurwerkloosheid onbe
steed. De uitgaven voor het verlenen
van bijdragen ten behoeve van aanvul
lende werkën zullen eveneens een over
schot opleveren van. naar schatting, 10
miljoen.
Aangezien het jaar 1960, naar het
zich laat aanzien, een jaar van volle
bezetting zal worden, is het mogelijk
voor bijdragen ten behoeve van aan
vullende werken met een bedrag van
48,5 miljoen te volstaan. Indien de
conjunctuur zich ongunstiger zou ont
wikkelen, dan waarmede bij de raming
van de uitgaven op de onderscheiden
hoofdstukken is rekening gehouden,
biedt het hoofdstuk „Onvoorziene uit
gaven" de mogelijkheid tot het ne
men van aanvullende maatregelen in
het belang van de werkgelegenheid.
Stijging en daling
De stijging van de#uitgaven in de ru
briek „Overige sociale voorzieningen"
moet worden toegeschreven aan hogere
ramingen voor de onderscheiden subsi-
dieposten voor het maatschappelijk op
bouwwerk. het individueel maatschap
pelijk werk. de gezinsvoorzieningen, als
mede voor subsidies, t.b.v. investeringen
in de probleemgebieden op sociaal,
maatschappelijk en cultureel terrein.
Daling van de uitgaven voor de ge
zondheidszorg is in hoofdzaak toe te
schrijven aan de omstandigheid, dat re
kening is gehouden met het voornemen
van het kabinet om voor de ten laste
van het Rijk komende bijdrage voor de
Ziekenfondsverzekering voor bejaarden
een oplossing te vinden in het kader
van de algemene ouderdomsvoorziening,
waardoor de last van 29,3 miljoen zal
komen te vervallen.
nister als gezegd van een krachtige zelfs
van een versnelde expansie in ons land.
De stijging van export, goederen en
diensten, welke in 1958 met 8% beliep,
heeft in 1959 9% bedragen, de betalings
balans zal voor 1959 nagenoeg eenzelfde
overschot aanwijzen als die van 1958
(1600 miljoen gulden). Door een toe
neming van de importen (aanvulling
voorraden, stijgende produktie en be
stedingen) zal het saldo van de beta
lingsbalans in 1960 weliswaar dalen,
maar vooreerst zal dit onze positie te
genover het buitenland niet dermate be-
invloeden, dat men zich er zorgen over
behoeft te maken.
Het gevaar, waarop de minister ten
slotte wijst, is dat van een nieuwe over
besteding. Er zijn verschillende symp
tomen, die erop wijzen dat de stijging
van de bestedingen thans sneller ver
loopt dan na 1953 en dat de expansie
weer spoedig tot botsing met de grenzen
van de produktiecapaciteit zou kunnen
leiden. In 1959 is bijv. de gezinsconsump
tie met f. 1 miljard gestegen en voor
1960 wordt een toeneming van f. 1,4
miljard verwacht. De economische ex
pansie wordt een gevaar als de reële be
sparingen met deze expansie geen gelijke
tred houden.
Voorzichtig optimisme
Minister Zijlstra ziet als zijn taak
nieuwe onevenwichtigheden en een pUb-
Hjk aanpassingsproces te voorkomen en
kan er in zijn helder en zaakkundig be
toog. dat de klauw van de leeuw ver
raadt, met gerechte voldoening op wij
zen, dat de thans aangeboden begroting
daartoe een wezenlijke bijdrage vormt.
Zijn begroting mag inderdaad tot enig
optimisme stemmen.
Maar alleen een voorzichtig optimisme
is verantwoord!
Noodzaak door vrijere handel
Een grotere produktie leidt
meestal tot lagere prijzen van de
gefabriceerde artikelen. De toene
ming van de internationale con
currentie door de vrijere handel op
de Euromarkt zal kleine- en mid
delgrote ondernemingen om die
reden tenslotte dwingen tot samen
smelting. De belastingvoorschriften
belemmeren echter totnutoe zulke
fusies. Daarom heeft de regering
thans bij de Tweede Kamer een
wetsontwerp ingediend, dat de be
zwaren wegneemt.
De winst van een bedrijf, die niet
wordt uitgekeerd of opgenomen, maar
gebruikt wordt als bedrijfskapitaal,
wordt door de fiscus niet belast. Zodra
echter het bedrijf wordt opgeheven of
verkocht en de winst dus voor de dag
kemt, eist de fiscus de verschuldigde be
lasting op. Dat weerhoudt bedrijven van
samensmelting tot een nieuwe N.V. om
dat door de opheffing van de oude N.V.
het bedrijfskapitaal een aderlating on
dergaat.
Doorschuiven
De voorgestelde tegemoetkoming komt
erop neer. dat de aanspraken van de
belastingdienst op de niet uitgekeerde
winst worden doorgeschoven naar het
nieuwe bedrijf. De afrekening van de
belasting gebeurt dan pas vanneer het
nieuwe bedrijf wordt opgeheven of ver
kocht en aldus de winst voor de dag
komt.
Het wetsontwerp biedt voor degenen,
die bij een fusie van de doorschuivings-
regeling geen gebruik willen maken of
kunnen maken, de mogelijkheid van een
Hoofdlijn van beleid:
Krachtige steun aan
noordelijke provincies
„De structurele werkloosheid, die in
enkele delen van het land (met name
in het noorden) .bestaat, zal met kracht
worden bestreden. De industrialisatie in
de probleemgebieden wordt bevorderd,
waarbij tevens aandacht wordt geschon
ken aan werken, noodzakelijk voor
algemene structuurverbetering (o.a. ver
bindingen en woningbouw)".
Dit vermeldt de miljoenennota als een
hoofdlijn van het regeringsbeleid.
Verwacht moet worden, schrijft minis
ter Zijlstra, dat de nieuwe premie- en
prijsreductieregeling „bevordering in
dustrialisatie ontwikkelingskernen", die
tot dusver verheugende resultaten heeft
opgeleverd, in 1960 tot hogere uitgaven
voor het Rijk zal leiden. Verder is voor
de verbetering van de industriële in
frastructuur (wegen en kanalen) door
middel van subsidies aan lagere over
heden voor de aanleg van Waterstaats
werken en andere openbare voorzienin
gen op de begroting van Economische
Zaken een bedrag van 10 miljoen gul
den aan uitgaven geraamd. Deze voor
ziening maakt een onderdeel uit van
het regeringsbeleid ten aanzien van
welvaartsbevordering in de probleem
gebieden.
DESCHULD DIE Wü HEBBEN...
ONTWIKKELING NATION SCHULD vo)950
onmiddellijke afrekening met de belas
ting tegen een gematigd vast tarief van
2C procent.
De tegemoetkoming geldt alleen voor
familievennootschappen, waarvan de fa
milieleden als aandeelhouders dus een
aanmerkelijk belang hebben bij het be
drijf. De voorgestelde faciliteit geldt ook
alleen in die gevallen, waarbij twee of
meer bedrijven van vennootschappen op
aandelen duurzaam worden gebundeld
tot een in financieel en economisch op
zicht grotere eenheid.
Formele eis
Daarnaast wordt nog als meer forme
le eis gesteld, dat het gehele of vrijwel
het gehele aandelenkapitaal van de ven
nootschap (en eventuele winstbewijzen)
in handen komt van een andere ven
nootschap.
Als contra-prestatie voor de door hem
afgestane aandelen moet de aanmerke-
lijk-belang-houder aandelen krijgen in
de vennootschap, die zijn aandelen heeft
overgenomen.
De overweging bij de indiening van
het wetsontwerp is geweest dat het hoge
tempo van mechanisatie en automatise
ring van het produktieapparaat vele
kleine en middelgrote ondernemingen
tot duurzame hergroepering in grote
ondernemingseenheden zal dwingen.
Deze ontwikkelingsgang wordt even
eens wenselijk geacht in verband met de
gemeenschappelijke Europese markt,
waar ons nationale produkt zich met de
produkten van de andere aangesloten
landen zal moeten meten. -
Minister Zijlstra was gistermiddag,
in zijn departement nog druk bezig
de laatste hand te leggen aan de
stukken, welke hij vandaag aan de
Kamer aanbood. Het befaamde
koffertje voor de miljoenennota was
at bij de hand.
Blijkens de miljoenennota is in de
rubriek waterwegen voor 1960 een be
drag van 12.5 miljoen opgenomen voor
voortzetting van de Rijnkanalisatie
(stuw-complexen) en 3.8 miljoen voor
verbetering van de bevaarbaarheid van
de Maas.
In overeenstemming met België zal in
1960 een begin worden gemaakt met
verbetering van het kanaal GentTer-
neuzen (5 miljoen).
De verbetering van het wegenstelsel
wordt voortgezet in het tempo, dat de
beschikbare middelen toelaten.
De voortgezette bouw van bruggen bij
Gorinchem, Brienenoord en Rheden
vordert een bedrag van 12.5 miljoen.
De kapitaalverstrekking aan het Zui-
derzeefonds is 9.6 miljoen hoger ge
raamd dan in 1959. Voor de werken van
Oost-Flevoland en de bedijking van een
nieuwe IJsselmeerpolder zal 6.6 miljoen
resp. 12 miljoen meer kunnen worden
besteed.
In het woningbouwprogramma is
rekening gehouden met de bouw van
200 woningen in Oostelijk Flevoland,
waarvoor 3.5 miljoen op deb egroting
van het Zuiderzeefonds is uitgetrokken.
In de noordoostpolder zal daarentegen
4 miljoen minder verwerkt behoeven te
worden dan in 1959.
In het kader van het Deltaplan zal
verder worden gewerkt aan de voltooiing
van het drie-eilandenplan (22 miljoen).
Voor de voortgezette bouw van de uit
wateringssluizen in het Haringvliet
wordt 22 miljoen uitgetrokken, terwijl
de daarbij aansluitende werken nog 12
miljoen vergen. Voor de werken tot af
damming van de Grevelingen en het
Volkerak is respectievelijk 13 en 6 mil
joen uitgetrokken. Voor versterking van
hoogwaterkeringen wordt 12.5 miljoen
geraamd.
Hetzelfde woningbouivprogram m a
Huurverhoging bespaart Rijk 50 miljoen
i Totaal binnen enbuitenl.L
Alléén buitenl. schuld
Evenals voor 1959 omvat het
woningbouwprogramma voor vol
gend jaar weer 80.000 woningen,
waarvan 37.000 woningwet-wonin
gen.
De voorgenomen huurverhoging
van twintig percent, ingaande
1 april 1960, maakt het mogelijk
de huursubsidies te verlagen en
de vrije (niet gesubsidieerde) sec
tor van de woningbouw uit te
breiden. Dat heeft een belangrijke
weerslag op de Rijksbegroting.
De verlaging betreft in de eerste
plaats de subsidies, die reeds in het ver
leden zijn toegekend en waarop ook
thans nog betaling moet worden ver
richt, in casu de reeds toegekende jaar
lijkse woningwetbijdragen en de jaar
lijkse bijdragen en uitkeringen ineens
ingevolge de Financieringsregelingen
Woningbouw 1947 en 1948. De verlich
ting, die hieruit voor de Rijksbegroting
1960 zal voortvloeien, bedraagt in to
taal 44 miljoen.
Nog geen invloed
Ten aanzien van de nog te bouwen
woningwetwoningen zal de jaarlijkse bij
drage van gemiddeld f. 350 worden ver
laagd tot f. 250 per woning. In verband
met de omstandigheid, dat deze bijdrage
pas een jaar na het gereedkomen van de
woningen wordt uitbetaald, zal de in
vloed hiervan op de Rijksbegroting voor
1960 nog nihil zijn.
Ten aanzien van de subsidiëring van
<5e particuliere woningbouw moet de re
gering haar standpunt met name wat
betreft het stelsel van subsidiëring nog
bepalen. Los daarvan is evenwel reeds
door de toenmalige minister van Volks
huisvesting en Bouwnijverheid, d.d. 16
april 1959, besloten voor de na 16 april
1959 ingediende premieaanvragen de
premie, die gemiddeld f. 5.000 bedroeg in
gelijke mate te verlagen als de woning-
v/etbijdrage, hetgeen neerkomt op een
verlaging met 2/7 tot gemiddeld f. 3.500.
Op jaarbasis betekent dit een besparing
van circa 50 miljoen.
Op oude basis
Hierbij dient te worden bedacht, dat
de tenlaste van de begroting 1960 ko
mende premiebetalingen betrekking
hebben op in 1958 en 1959 toegekende
premies. De toekenning van deze pre
mies is echter voor het grootste deel ge
schied op basis van het oude hogere
premiebedrag, derhalve zonder rekening
te houden met de a.s. huurverhoging. De
besparing in 1960 is daarom slechts 6.5
miljoen.
Het verlagend effect van de huurver
hoging op de hierboven genoemde huur
subsidies kan voor de begroting 1960 als
volgt worden samengevat:
Vermindering bijdragen in de
exploitatiekosten van woning
wetwoningen 25.0 milj.
vermindering premieregeling6.5 milj.
vermindering bijdragen en uit
keringen ingevolge de finan
cieringsregelingen 1947 1948 19.0 milj.
Tezamen 50.5 milj.
DE PLANNEN V. D WONINGBOUW.