RIJKSBEGROTING 1960 IS GEBASEERD
OP EEN STERK GROEIENDE WELVAART
LAGERE BELASTING
VOOR ONGEHUWDEN
Vrijere loonvorming noopt tot
beperking der Rijksuitgaven
if#
Een geraamd tekort van 951 miljoen denkt
minister prof. Zijlstra door leningen te dekken
TEGEN OVERSPANNING DER VOLKSHUISHOUDING
Verlenging van de tijdelijke belastingverhoging
Grote behoedzaamheid geboden
Met ingang van 1 januari a.s.
Belastingverlaging onmogelijk
'M
Opgericht 1 maart 1860
Dinsdag 15 september 1959
Vierde blad no. 29848
Bij het opmaken van de Rijksbegroting voor
1960, die minister Zijlstra vanmiddag bij de
Tweede Kamer heeft ingediend, is er volgens
hem van uitgegaan, dat de Nederlandse volks
huishouding van 1959 op 1960 een krachtige ver
dere groei te zien zal geven.
De begroting vertoont als geheel een tekort
van 782 miljoen gulden (v. j. 1318 miljoen). Het
tekort zal door nu reeds te voorziene verdere uit
gaven, zoals 236 miljoen voor de gezondmaking
van het ambtenarenpensioenfonds (waartegen
over enkele te verwachten meevallers staan) nog
stijgen tot 951 miljoen (v. j. 1597 miljoen). Daar
bij is dan reeds rekening gehouden met een ver
lenging, weer voor een jaar, van de tijdelijke be
lastingverhogingen (extra opbrengst 171 miljoen),
verlaging van de woningbouwsubsidies met 50
miljoen als gevolg van de huurverhoging per
1 april, verhoging van de grondbelasting met 38
miljoen, maar ook met een verlaging van de vrij
gezellenbelasting met 85 miljoen. Het tekort meent
minister Zijlstra zonder bezwaar te kunnen dek
ken door leningen, maar hij maakt er op attent
dat bij voortzetting van de economische groei de
particuliere vraag naar kapitaal in 1960 zal aan
trekken, zodat het hem noodzakelijk voorkomt dat
het Rijk op de kapitaalmarkt een grote terughou
dendheid zal betrachten.
In de begroting is ook verwerkt 65
miljoen als compensatieloonronde voor
de Rijksambtenaren in verband met de
huurverhoging. Er is echter geen reke
ning gehouden met de gevolgen van de
vrijere loonvorming. Een loonsverho
ging van één procent voor de ambte
naren kost het Rijk 25 miljoen. De toe
slagen op pensioenen en soeiale uitke
ringen als gevolg van de huurverhoging
zullen stijgen met 42 miljoen. Dat be
drag is begrepen in het te verwachten
totale tekort van 951 miljoen.
Voor de industriële ontwikkeling van
de noordelijke provincies zulilen de extra
investeringen van de overheid (inbe
grepen extra woningbouw) een bedrag
van 50 miljoen ruimschoots overschrij
den. Naast de werken tot verbetering
van de Rotterdamse Wa
terweg zal in 1960 een
aanvang worden gemaakt
met de werken die nodig
zullen zijn om de bij de
gemeente Rotterdam in
uitvoering zijnde Euro
poorthavens de bijbeho
rende onmisbare verbin
ding met het achterland
te geven. Hiervoor wordt
4,6 miljoen aangevraagd.
Voor verbetering van
het Noordzeekanaal en
het Amsterdam-Rijn-ka-
naai is 3.5 miljoen ge
raamd, terwijl het ma
ken van een begin met
de verbetering van de
havenmond te IJmuiden
10 miljoen zal vorderen.
Een aanvang zal wor
den gemaakt met de
bouw van een brug over
het Ketelmeer bij Zwolse
Hoek.
Na grondige overweging
van alle factoren wordt
aan de inpoldering van
Zuid-Flevoland voorrang
gegeven boven die van
de Markerwaard. De ver
betering van het wegen-
stelsel wordt voortgezet
in het tempo dat de be
schikbare middelen toe
laten.
Het woningbouwpro
gramma zal weer 80.000
woningen omvatten.
De uitgaven voor de
fensie blijven zo goed als
ongewijzigd.
Voor de radio zal 1.6
miljoen meer worden uit
gegeven (totaal 30.4 miljoen). Voor de
televisie zal 5.2 miljoen meer worden
uitgegeven (totaal 19-4 miljoen).
De steun aan de landbouw ls ruim
155 miljoen lager geraamd als gevolg
van de verbetering van het prijspeil
voor landbouwprodukten op de wereld
markt. Uit de afschaffing van het con
sumentensubsidie op melk zal in 1960
voor het Rijk een bespaTing voort
vloeien van ongeveer 60 miljoen.
In de miljoenennota van minister
Zijlstra wordt niets gezegd over de in
poldering van de Lauwerszee, de bouw
van een IJ- of Coentunnel of de op
richting van een derde technische ho
geschool in Twente.
Situatie '56-'57 mag
zich niet herhalen
In ecin beschouwing van het algemene
begrotingsbeeld zegt minister Zyistra
dat er verschillende verschijnselen zijn,
die erop wijzen dat de stijging van de
bestedingen thans sneller verloopt dan
na 1953 en dat de economische groei
weer spoedig tot botsing met de grenzen
van de produktiecapaciteit zou kunnen
leiden.
De financieel-economische ontwikke
ling, zoals die voor de nabije toekomst
mag worden verwacht, leidt tot de con
clusie aldus de minister van Financien,
dat zowel bij de overheid als in de par
ticuliere sector grote behoedzaamheid
in acht zal moeten worden genomen
teneinde te voorkomen dat de situatie
uit de jaren 1956/1957 zich herhaalt en
opnieuw door een te sterke toeneming
Vrijwel 'algemeen bestaat het ge
voel, dat de huidige belastingdruk
voor vrijgezellen onevenredig zwaar is
in vergelijking met die van de gehuw
de belastingplichtigen. Daarom heeft
de regering thans aan de Tweede
Kamer een verlaging voorgesteld van
de inkomsten- en loonbelasting voor
ongehuwden met ingang van 1 januari
1960. Deze herziening van het tarief
tal het Rijk ongeveer 85 miljoen gul
den per jaar kosten.
De regering heeft bij haar beslissing
een verlaging van het belastingtarief
voor ongehuwden voor te stellen, mede
ln haar overweging betrokken dat in het
jongste verleden meer dan eens, met
name voor de premieheffing van volks
verzekeringen, een beroep op de solida
riteit van ongehuwden en gehuwden is
gedaan.
Bij de opzet van het nieuwe tarief is
niet alleen rekening gehouden met het
feit, dat bij gelijke inkomens de draag
kracht van een ongehuwde in het alge
meen groter is dan die van de gehuw
den, die gezamenlijk van het inkomen
moeten leven, maar ook met het feit,
dat er voor gehuwden omstandigheden
zijn, die hun draagkracht weer vergro
ten. Zo zal bijvoorbeeld het gezamenlijk
voeren van een huishouding voor de ge
huwden tot een besparing op verschil
lende uitgaven leiden.
Onderstaande cijfers geven een indruk
van de verschillen in de verschuldigde
belasting.
Inkomen
Thans
nieuw
1.500
24
22
3.000
321
265
4.500
717
589
6.000
1.165
976
7.200
1.561
1.322
9.000
2.219
1.900
12.000
3.493
3.007
15.000
4.980
4.302
18.000
6.638
5.755
21.000
8.411
7.333
24.000
10.254
9.002
27.000
12.143
10.738
30.000
14.091
12.531
45.000
24.338
22.059
60.000
35.086
32.176'
90.000
56.836
53.043
120.000
73.935
74.500
I Belangrijke punten
1. Waken tegen ontwrichting
f volkshuishouding door over-
4 spanning als gevolg van te
sterke toeneming van de be-
T stedihgen.
4 2. Belastingverlaging voor vrij-
gezellen.
J 3. Bevordering fusies van onder- 4
4 nemingen.
4. Verlenging van de tijdelijke J
belastingverhogingen,
pig voor één jaar.
voorlo- 4
van de bestedingen een overspanning
onze volkshuishouding ontwricht.
De ervaring uit de afgelopen jaren
hebben geleerd dat een economische
groei, hoe noodzakedyk deze voor een
land met een sterke bevolkingstoe
neming ook is, gevaren in zich bergt, in
dien de werkelijke besparingen met
deze groei geen gelijke tred houden.
De inflatoire spanningen, die in dat
geval de groei zullen begeleiden, hebben
ernstige gervolgen voor kostenpeil, beta
lingsbalans, en deviezenreserves, waar
door niet alleen de waarde van de na
tionale munt in gevaar komt, doch ook
de evenwichtige structuur van de volks
huishouding dreigt te worden ver
stoord.
Verlangens matigen
Expansie betekent groei,
vooruitgang.
Het stemt tot voldoening
dat de achter ons liggende in
zinking van de bedrijvigheid
van korte duur is geweest.
,,Men moet zich verheugen in
de hervatting van de opgaan
de lijn", aldus de minister van
Financiën, prof. dr. J. Zijlstra,
in zijn slotbeschouwing van de
miljoenennota.
Nochtans ademen zijn be
schouwingen veeleer een geest
van voorzichtigheid dan van
optimisme. Dit spruit voort uit
zijn overtuiging dat ons volk
slechts dan de vruchten van
economische groei zal kunnen
plukken als het er in slaagt,
vooral door het matigen van
verlangens op allerlei gebied,
de ontwikkeling gezond te
houden. „Wij moéten voorko
men", zegt de minister, „dat
een gezonde en verheugende
groei ontaardt in onevenwich
tigheden en dan leidt tot een
pijnlijk aanpassingsproces.
Meer particuliere
bouw voor verhuur
De regering overweegt maatregelen
tot ondersteuning van het streven om
de particuliere woningbouw meer dan
tot dusverre te richten op de bouw van
arbeiderswoningen en goedkope mid
denstandswoningen met een huur van
f 15,tot f 18,per week.
Gedacht wordt aan een gewijzigde
regeling voor de particuliere premie-
bouw. waarbij financiële tegemoet
koming zal worden verleend in de ex
ploitatie van particuliere woningen die
worden verhuurd. Aan deze nieuwe re
geling, die de minister van Volkshuis
vesting, mr. J. van Aartsen, in juni
aankondigde, wordt reeds enige tyd ge
werkt, zodat zjj waarschijnlijk over niet
te lange tyd tot stand zal komen.
HOE DE STAAT
EEN GULDEN ONTVANGT
HOE DE STAAT
EEN GULDEN UITGEEFT
Minister Zijlstra in Miljoenennota:
Blijvende waardevermindering van geld
„Een jaar geleden werd bijna algemeen verwacht dat 1959 zou wor
den gekenmerkt door een zekere hervatting van de opgaande lijn in
de economische ontwikkeling, doch dat het stijgingstempo waarschijn
lijk bescheiden zou zijn. Het lopende jaar geeft echter een krachtige
groei te zien. In deze groei, en vooral de snelle groei, ligt een duidelijke
waarschuwing", zegt minister Zijlstra in de miljoenennota. De verge
lijking dringt zich op met de achtereenvolgende conjunctuurfasen na
1952. Deze mondden tenslotte uit in de overbesteding van 1956 1957.
De huidige omstandigheden vergen een omzichtig beleid, waarschuwt
de minister van Financiën, opdat onze economie niet door een te snelle
toeneming van de bestedingen opnieuw en dan waarschijnlijk eerder
dan de vorige maal in een toestand van ernstige onevenwichtigheid
zal geraken.
Overbesteding moet! Vermindering subsidies
voorkomen worden
andere woorden: De waardeverminde
ring van het geld is blijvend.
Sterkste stijgingen
Overigens wil minister Zyistra er nog
eens met nadruk op attent maken, dat
het voor een gezond, op de conjunc
tuur afgestemd begrotingsbeleid, niet
noodzakelijk en in de praktijk ook
nauwelijks mogelijk is om in de op
gaande fase de Overheidsuitgaven in
volstrekte zin te verlagen. Verschei
dene categorieën van uitgaven dienen
nu eenmaal, willen knelpunten worden
vermeden, mee te groeien, terwijl van
andere structurele ontwikkeling niet
kan worden doorbroken. In dit licht
is het nuttig eraan te herinneren, dat
juist de uitgavencategorieën Verkeer
en Waterstaat en Onderwijs de sterk
ste stijging respectievelijk 100 en
160 miljoen te zien geven.
„Met betrekking tot de bestedingen
moet in het bijzonder de aandacht
worden gevraagd voor het feit,, dat
thans opnieuw beweging zal komen in
het loonpeil van de verschillende be
drijfstakken. De daaruit voortvloeien
de toeneming, met name van de con
sumptieve bestedingen, verscherpt de
noodzakelijkheid de ontwikkeling van
de overheidsbestedingen binnen be
paalde grenzen te houden", aldus
minister Zijlstra.
Aangezien de verlaging van de be-
belastingt-arieven als conjunctuurprikkel
grotendeels op een lijn moet worden
gesteld met een toeneming van de par
ticuliere bestedingen uit anderen hoof
de, vloeit hieruit voort, dat het belas
tingbeleid niet los kan worden gezien
van het loonbeleid. In de huidige con
junctuurfase zouden loonsverhoging en
aanzienlijke belastingverlagingen teza
men welhaast met zekerheid tot over
besteding leiden.
Het beleid, dat de regering met in
stemming van 'het Parlement op het
gebied van de lonen heeft gekozen,
noopt er met andere woorden temeer
toe met het begrotingsbeleid in 1960 de
nodige voorzichtigheid te betrachten.
„Voorkomen moet worden", zegt minis
ter Zijlstra, „dat door krachtige impul
sen van die zijde de toelaatbare gren
zen worden overschreden, waardoor zich
een niet meer te stuiten proces in de
richting van overbesteding zou gaan
ontwikkelen. Het zou bovendien in ern
stige mate moeten worden betreurd in
dien daardoor het thans aanvaarde
nieuwe systeem van loonvorming de
kans op volledige en reële verwezen-
ilijking zou worden ontnomen.
Minister Zyistra is ervan overtuigd,
dat, mede gezien de hoge urgentie van
een verbetering van de fiscale positie
van de ongehuwden en de gevolgen
die de investeringsfaciliteiten ook
voor 1960 zullen hebben, geen verdere
belastingverlaging mogelijk is. Dit
houdt in, dat aan een verlenging van
de z.g. „tijdelijke belastingverhogin
gen" niet zal kunnen worden ontko
men.
Reeds by een eerdere gelegenheid
heeft minister Zyistra doen uitkomen
dat naar zijn oordeel de bestaande
belastingdruk te hoog is. Dit betekent,
dat bij het tegenover elkaar afwegen
van verschillende beleidsmogelykhe-
den de noodzaak van verlichting van
de belastingdruk meer op de voor
grond moet treden en dat het niet
verantwoord is de belastingdruk als
voornaamste sluitpost van de begro
ting te hanteren. Ook de uitgaven
ontwikkeling zal dus tenslotte de
ruimte moeten scheppen voor een ver
laging van de belastingen. Een stap in
de goede richting is gedaan met de
vermindering van de prijssubsidies.
De zorg voor een evenwichtige ont
wikkeling van onze economie, die in
het voorafgaande tot uitdrukking is ge
bracht, spruit voort uit het diepe besef
bij de regering van de ernstige gevolgen
die een hernieuwde overbesteding met
zich zou brengen. De minister herinnert
in de eerste plaats aan de grote tekor
ten op de betalingsbalans graadmeter
bij uitstek voor een land als het onze
in 1956/1957 en het daarmee samenhan
gende deviezenverlies. Maar daarnaast
staat de ondermijning van de waarde
vastheid van het geld. die onontkoom
baar het optreden van - overspannings-
verschynselen begeleidt. „Die ondermij
ning is te ernstiger", aldus minister
Zyistra, „omdat de ontwikkeling hier,
anders dan by de betalingsbalans, bly-
kens ervaring niet omkeerbaar is. Met
DE INKOMSTEN EN UITGAVEN VAN DE STAAT
•- Invoer- Accijnzen Motorrij-
WS'lgt 805 Kj,aenbel-
TOTAAL KOSTPR'JSVERHOGENDE BELASTINGEN I
3765
Motor rij- Zegelen
hüggrf.
iL
TOTAAL BELASTINGEN OP INKOMEN, WINST VERMOGEN I
4965
vincie ge
meends
Volkshus- Nahon.
vesting schuld
Diensten
435
Politie
en justitie
346
Landbguw,
visserij etc.
Subsidies
521
Buitenl.
betrekk.
208
Diversen
651
Begrip hebben voor
sobere uitgaven!
In de miljoenennota voor 1960
T zegt minister Zyistra dat wat de
4 beperking van de Rykstaken in het
4 algemeen betreft, niet het grootste
resultaat moet worden verwacht
van het afkappen van bestaande
T taken, maar van het kritisch bezien ^4
4 van het peil van de uitgaven voor
4 bestaande taken en het betrachten
van de uiterste terughoudendheid
T met de aanvaarding van nieuwe J
T taken. 4
„Van groot belang ls" .aldus de
I minister, dat de volksvertegen- 4
woordiging en de publieke opinie 4
4 meewerken en begrip tonen voor
4 een sober uitgavenbeleid. Een si-
tuatie .waarin slechts de groepen, T
die geïnteresseerd zyn in de hogere 4
T uitgaven voor hun sector, aan het 4
4 woord komen, leidt tot een inflatie
4 van de uitgaven, een onharmoni-
sche ontwikkeing en een hoge be-
lastingdruk. Indien in de Kamer- 4
debatten de hoogte van begrotings- 4
artikelen ter sprake komt, nemen
vaak alleen degenen deel aan het
debat, die pleiten voor hogere uit-
gaven. Op deze wüze is het gevaar J
niet denkbeeldig dat een kritische 4
4 beoordeling van de begrotingsbe- 4
4 dragen uit de gezichtshoek van het
algemeen belang achterwege blijft
en dat als gevolg van de gehouden J
J pleidooien een opwaartse druk op 4
4 in de toekomst voor te stellen uit
4 gaven wordt geoefend.
Waardevastheid munt
niet aantasten
De vrees voor muntontwaarding Is
sterk verbreid. De kosten van levens
onderhoud zyn sedert 1952 geleideiyk
gestegen. Toch is minister Zyistra van
oordeel dat handhaving van een rede-
lqke evenwichtigheid van de inneriyke
geldswaarde niet als een structurele
onmogeiykheid moet worden be
schouwd. Nadrukkeiyke voorwaarde is
echter wel, zegt hy, dat economische
overspanning wordt vermeden
Typerend is dat in de sector, waar
byna voortdurend spanningen hebben
geheerst, de bouwnyverheid, de prys-
styging ook het meest aanzieniyk is ge
weest.
Een overspannen vraag dry ft de pry-
zen omhoog. Dit geldt niet alleen voor
goederen en diensten. Ook op de ar
beidsmarkt treedt dit versehynsel aan
de dag. Het gevaar wordt dan zeer
reëel, dat de lonen de produktiviteit in
ontwikkeling voorbystreven en de pry-
zen gaan meeslepen.
De verantwoordelykheid voor de loon
ontwikkeling is thans in sterkere mate
dan voorheen by het bedryfsleven ko
men te liggen.
Aan de regering blijft evenwel de
taak zoveel als in haar vermogen ligt
te voorkomen dat de lonen uit de hand
lopen en daarmee de waardevastheid
van de munt aantasten.