ROMEINEN ONTWERPEN ENORM
PARK IN OUDE „CAMPAGNA"
BE TUNNEL
ZATERDAG IS AUGUSTUS
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
WEDERGEBOORTE VAN VIA APPIA?
Villa's en (moderne) gebouwen
pullen moeten verdwijnen
Ons kort verhaal
door John Bude
Een graftempeltje uit de tweede eeuw na Christus in de volksmond de „Tempel van de
Rediculus" aan de Via Appia.
kostte hen twee maal vijf uren werken
om de schacht op diepte te krijgen. Er
bleken heel wat stenen en andere ob
stakels in de grond te zitten. De uit
gegraven aarde verspreidden ze op
het terrein.
Iedere ochtend, als ze het werk
staakten, sleurden ze een roestige
plaat ijzer over het gat en stapelden
daar dan nog wat rommel op. zodat
er geen spoor van hun activiteiten
viel te ontwaren.
Op de derde nacht begonnen ze met
de eigenlijke tunnel. Sam beet de spits
af. terwijl Guffie ervoor zorgde, dat
alle uitgegraven aarde werd verwij
derd. Toen ze er tenslotte een uur voor
zonsopgang mee ophielden, beweerde
Guffie dat hij zeker wel twee honderd
keer naar boven was geklommen. Sam
was zo uitgeput, dat hij nog maar nau
welijks naar boven kon klauteren.
„Ze kunnen niet zeggen, dat we niet
hard voor ons brood werken", zei hij.
„Hoe ver denk je dat we gekomen
zijn, Sam?"
„Tien voet misschien."
„Dan zullen we het in een week wel
redden."
De volgende nacht kregen ze de
eerste instorting. Het zou er voor Sam
slecht hebben uitgezien, als niet juist
op dat moment Guffie naar hem toe-
gekropen was, de mand achter zich aan
sleurend.
Hij greep Sams voeten en trok hem
uit de ravage.
„We kunnen de boel beter gaan
stutten", was alles wat hij zei toen hij
een mondvol aarde had uitgespuwd. Ze
schoten daardoor echter veel lang
zamer op. Die nacht vorderden ze niet
meer dan zes voet, terwijl Guffie ver
geten had bier mee te nemen, zodat ze
er een droge keel van overhielden.
Op de vijfde nacht stootte Sam's
schop tegen een stuk beton. Ze hadden
intussen een groentekist met een paar
wieltjes eronder en met een lang stuk
touw aan beide zijden in gebruik ge
nomen, zodat ze de uitgegraven aarde
sneller konden verwijderen.
Guffie was juist bij de schacht, toen
hij het schampen van Sam's schop
op het beton hoorde.
Zachtjes riep hij: „Zijn er moeilijk
heden, Sam?"
Het antwoord bestond aanvankelijk
uit wat onduidelijk gemompel en ge
vloek.
„Een riool", zei Sam tenslotte, toen
hij eindelijk naar de schat was gekro
pen. „Precies op de hoogte van de
tunnel".
Zwijgend staarden ze elkaar aan.
„Nu. wat denk je ervan? Er over
heen of er onderdoor?"
„Er onderdoor. We riskeren anders
een instorting. We zitten hier pal on
der de lege groentekraam."
Sam kroop de tunnel weer in, het
karretje achter zich aan trekkend.
Die nacht kwamen ze juist onder
het riool door. Sam schatte dat ze
twintig voet gevorderd waren.
Tegen het einde van de eerste week
begon de lucht in de tunnel slechter
te worden. Ze moesten toen om beur
ten voorin de tunnel werken. Het ver
wisselen van plaats kostte jammer ge
noeg iedere keer heel wat tijd.
Ze schoten steeds minder op en als
ze zes keer het karretje geleegd had
den, kregen ze het gevoel dat ze al een
hele tijd aan 't overwerken waren.
Omstreeks 13 mei zei Sam: „Ik voel
me niet zo goed, Guffie. Ik ben klets
nat van het zweet. Het zou misschien
't verstandigste zijn, als ik eens twee
dagen op bed bleef liggen. Ik ben dan
wel weer boven Jan."
„Dat is best, Sam", zei Guffie, die
zich trouwens ook niet honderd pro
cent voelde.
De tunnel scheen tenslotte eindeloos
te zijn. Iedere vijftien minuten sleepte
één van hen met een rood hoofd het
karretje naar buiten.
Op de tiende dag waren ze nóg niet
bij de keldermuur. „Misschien gaan we
wel de verkeerde richting uit en zitten
we ergens onder de straat", zei Guffie.
Sam geloofde dat niet.
Tenslotte, op de 18e mei, precies
veertien dagen nadat ze begonnen wa
ren, stootte Guffie op metselwerk.
Met de schop gaf hij er een klap op.
Het klonk hol.
Toen hij teruggekropen was naar de
schacht, sloeg hij Sam op de schou
der en stak zijn duim omhoog.
„Mooi! Morgennacht! We zullen 't
zo snel mogelijk doen".
Guffie knikte.
„We kunnen een behoorlijke slag
slaan."
„Niemand zal kunnen zeggen, dat
we er niet hard voor gewerkt hebben,
Guffie. Niemand kan dat" zei Sam.
Ze spraken af om elf uur te begin
nen, omdat ze na het karwei niet te
laat op straat wilden zijn.
Ze dronken vooraf een paar biertjes
in de „Rolling Man" en slenterden
toen in de richting van Tanton Street.
Toen ze het begin van de straat na
derden, bleef Guffie staan en snoof
nogal luidruchtig.
„Wat een vreemde lucht, Sam, merk
je 't ook?"
„Nee, ik ruik niets bijzonders".
Ze sloegen de hoek om en bleven
toen stokstijf staan. Er stond een gro
te menigte op het trottoir tegenover
de juwelierszaak. Tenminste tegenover
de plek. waar de juwelierszaak totnu-
toe gestaan had. Ze was verdwenen!
Het was nog slechts een rokende
puinhoop....
Een negentiende eeuwse gravure van het inwendige der villa van de Quintilii aan de
Via Appia.
(Van onze Romeinse correspondent)
Reizigers, die in de vorige eeuw Rome bezochten en hun herinne
ringen op schrift stelden, lieten nooit na de diepe indruk te vermel
den, welke de „Via Appia Antica" op hen had gemaakt. De mooiste
beschrijving niet alleen van de „Koningin der Wegen", maar van
de gehele Romeinse Campagne liet ons Chateaubriand. In zijn tijd,
en tot ongeveer dertig jaar geleden, was de Campagna nog een ver
laten, niet alleen onbewoond maar praktisch onbewoonbaar, door
malaria geteisterd gebied. Juist daarom was het ongehoord schilder
achtig. Doorsneden door de oudromeinse aquaducten, wier hoge
bakstenen bogen kilometers ver elkaar volgden, zag men er niets dan
ruïnes, meestal resten van antieke grafmonumenten.
Vooral langs de Via Appia vond men tussen Rome en Frat-
tocchie, over een afstand van ruim vijftien kilometer, aan beide zijden
van de weg de resten der graven en verder de grootse ruïnes van het
Circus van Maxentius, waar spelen en wedrennen werden gegeven
ter nagedachtenis van de jong gestorven Romulus, zoon van de kei
zer, wiens grootse graftempel naast de renbaan verrijst. De ruïnes
van grote villa's der „Sette Bassi" en der Quintilii, ruïnes van zo
enorme omvang, dat ze in de volksmond bekend staan als „Oud
Rome", wijzen erop, dat eenmaal de Romeinse aristocraten en ook
de keizers een zomerverblijf buiten de muren op prijs wisten te stellen.
Mussolini
Die Via Appia, tot voor kort een der
meest indrukwekkende monumenten
van Rome, verkeert in ernstig gevaar.
Toen Mussolini in de binnenstad van
Rome gehele wijken liet slopen, was
het nodig voor de meestal zeer arme
bewoners van die oude huizen een on
derdak te vinden. Zij werden „wegge
stopt" in slecht gebouwde krotwonin
gen buiten de muren, met het gevolg
dat overal armoedige „Bidonvilles"
ontstonden, de zogenaamde „Borgate",
centra van misdadigheid en verwor
ding. Verscheidene van die „Borgate"
liggen vrij dicht bij de Via Appia, bij
voorbeeld de wijk „Garbatella" rechts
van de grote heirweg. Links ontstond
buiten de poort van Sint Jan van La-
teranen een dichtbewoonde volkswijk
met huurkazernes, tien tot vijftien ver
diepingen hoog, die het eenmaal zo
grootse uitzicht van de Via Appia over
de Campagna totaal bedierven.
In 1939 werd vlak by de Porta Ap
pia in het mooiste deel van de antieke
stadsmuur (naast de „bastions van
Sangallo") een geweldig gat gemaakt
en een nieuwe, heel brede, „autostra
da" werd daar aangelegd die de stad
moest verbinden met de bouwsels voor
de „Wereldtentoonstelling 1942".
Ter dood veroordeeld
Van dat ogenblik af was de oude Via
Appia ter dood veroordeeld. Ingeslo
ten tussen enorme en bijzonder lelijke
complexen van nieuwbouw verloren de
graven en ruïnes de bekoring die uit
ging van de stilte der plaats en van
het wijde uitzicht. Maar het was nog
niet erg genoeg. Meer en meer werd
het gewoonte langs de Via Appia te
gaan wonen.
Er bestaat zeer zeker een wet uit het
einde van de vorige eeuw, die geheel
het gebied ten zuiden van het Colos
seum tot archeologisch terrein ver
klaart. waar niet gebouwd mocht wor
den. Mussolini echter gaf het voor
beeld door midden in het „archeolo
gisch park" het grootste van alle mi
nisteries te laten bouwen, het „minis
terie van Italiaans Afrika", dat nu de
zetel is van de FAO. Tussen Colosseum
en stadsmuren heerste eenmaal volko
men rust. Het is nu het drukste en
meest gevaarlijke punt van de stad.
Langs veel te brede straten en vorm
loze pleinen is daar dag en nacht een
onafgebroken verkeer van auto's, die
er rijden alsof ze midden op het land
op een grote verkeersweg waren.
De Via Appia werd gemakkelijk be
reikbaar en malariavrij. Filmdi
va's en andere rijkaards bouwden er,
door niemand aan de wet herinnerd,
kostbare en doorgaans bijzonder over
dadig luxueuze villa's met een of an
dere antieke graftempel als eetkamer
of salon. Het antieke Romeinse pla
veisel, zo lastig voor het autoverkeer,
had Mussolini al onder een laag as
falt doen verdwijnen,
Groots plan
terreinen voor kinderen, leeskiosken,
zalen voor kunsttentoonstellingen enz.,
zodat men aan een druk bezocht open
baar park moet denken.
Maar er zal ruimte genoeg zijn. Het
gehele park beslaat een oppervlakte
groter dan die van de grootste vijf
parken van Londen tezamen. Op het
ogenblik heeft Rome in totaal 45 par
ken, grote en kleine en heel kleine.
Hun totale oppervlak is 335 ha., min
der dus dan die van het Appiapark,
dat wat oppervlakte betreft overeen
zal komen met het Parijse Bois de
Boulogne.
Het belangrijkste van dit gehele plan
is, dat men op die manier misschien
een einde kan maken aan de stelsel
matige ontsiering van het mooiste ge
deelte der Romeinse Campagna.
Toen enkele jaren geleden het mi
nisterie van Onderwijs, met het doel
de prachtige weg voor auto's onbruik
baar te maken, het asfalt liet wegne
men in de hoop de antieke bestrating
terug te vinden, bleken de geweldige
brokken natuursteen voor het grootste
deel verdwenen: de bewoners van de
villa's hadden er hun tuinpaden mee
geplaveid Op dezelfde wijze ver
dwenen ook heel wat beelden en an
tieke reliëfs van de oude graven. In de
laatste 25 jaar heeft de Via Appia on
eindig meer geleden dan in de tien of
twaalf eeuwen die daaraan voorafgin
gen. en dót ondanks al onze moderne
„liefde voor monumenten" en alle in
stanties, die over die monumenten
moeten waken.
Het schijnt, dat er nu iets gedaan
zal worden om nog te redden, wat er
te redden valt. De oude bekoring van
de Via Appia is natuurlijk onherstel
baar verloren. Maar minister Martino
(de enige liberale minister van Onder
wijs, die er na de oorlog is geweest)
heeft gehoor gegeven aan een voor
stel van senator Zanotti Bianco, de
man die door Mussolini verbannen
werd naar de malariagebieden van
Paestum en daar de grootste ar
cheologische vondst deed van onze
eeuw: de reeks „Metopen" van de tem
pel aan de monding van de Sele-rivier.
Zanotti Bianco, aan het hoofd van een
commissie, heeft een plan uitgewerkt,
dat inmiddels door de ministerraad is
goedgekeurd.
Een gebied van 350 ha. tussen de
Appia Antica en Appia Nuova zal tot
een enorm openbaar park gemaakt
worden. Verder zullen langs de Appia
Antica 480 ha. worden gereserveerd
voor beplanting (graan of grond om
schapen te hoeden) waar niet gebouwd
mag worden. In verband met het ka
rakter van de streek worden uitslui
tend echt Italiaanse planten gebruikt
by de aanleg van dit park: parasol
pijnen, steeneiken, cipressen, oleanders
en olijven. Op die manier zal het ka
rakter van de Appia Antica, voor zo
ver mogelijk, worden bewaard.
Auto's verboden
Het is de bedoeling, dat al te grote
villa's en gebouwen een paar verdie
pingen zullen moeten opofferen en dat
alle .moderne" bouwsels door geboom
te aan het gezicht zullen worden ont
trokken. Men hoopt verder 't zover te
kunnen krijgen, dat langs de Appia
Antica alle verkeer per auto' wordt
verboden, en daar men niet kan ver
langen. dat de bezoekers een afstand
van vijftien kilometer geheel te voet
zullen afleggen, worden er dan van de
flankerende wegen paden aangelegd,
die naar parkeerplaatsen voeren, van
waar men uitsluitend te voet de weg
zal kunnen bereiken.
Als dit plan werkelijk in zijn geheel
kan worden uitgevoerd, zal stellig de
Via Appia een groot deel van de oude
bekoring herkrijgen, ook al zal alles er
heel anders uitzien dan in vroeger tij
den. Er is nl. ook sprake van speel
ALS ge nota neemt van alle
opgeruimde 100-jarige (of
meer) goede, oude heertjes,
waarmee ons land tegenwoordig
gezegend wordt, dan heerst er
vreugde in het hart en dank
baarheid voor het blijkbaar zo
gezonde Nederlandse klimaat.
De ziekenhuizen liggen wel
vol, maar de Nederlandse dok
toren zijn er óók nog en ze we
ten in veel meer gevallen dan
vroeger de beklemmende poor
ten daarvan voor vele patiënten
weer te openen tot heil van hun
medemensen.
Wie daarvan wel eens kennis
heeft genomen, kan niet anders
dan vervuld zijn met bewonde
ring voor hun gróót kunnen!
IEDER hoopt op eigen manier
oud te worden.
Nu is het zó, dat de één bij
iets zweert, dat de ander veraf
schuwt.
Vandaar de uiteenlopende me
ningen.
Als een journalist een 100-
jarige gaat interviewen, krijgt
hij dan ook de gekste antwoor
den: de een vindt baat bij een
rustig leventje, de ander heeft
zijn hele leven meegedaan met
de ochtendgymnastiek. De een
leefde voortdurend op dieet, de
ander smikkelde lustig op, wat
hem werd voorgeschoteld, de een
rookte tien sigaren op een dag,
de ander onthield er zich zijn
hele leven van, de een ver
smaadde nimmer alcoholica
integendeel! de ander zegt
dat alléén de geheelonthouding
een zegen voor hem was.
Als men dus aan vriendelijke
of nurkse oude heertjes vraagt
wat him redding is geweest, ko
men er zóveel uiteenlopende ant
woorden, dat er geen touw meer
aan vast te knopen is.
HOEVEEL oude heertjes men
ook spreekt, steeds blijft er
dus over de manier om óók
oud te worden, twijfel bestaan.
Aan één ding hoeft niemand
te twijfelen: het oude gezegde
„rust roest" heeft nog altijd vol
le betekenis.
Zodra iemand bij de pakken
neerzit, niet meer zijn dagelijkse
wandelingetje maakt, op zijn
stoel zit en alles verder zijn gang
laat, is hl) een „verloren" man.
Zo'n paar uurtjes per dag
flink beweging nemen, kunnen
er altijd wel af, mits natuurlijk
de benen nog meewillen en het
hart geen nukken vertoont.
Vóór alles moet het bloed blij
ven stromen!
Wie daórvoor zorgt, maakt
een goede kans de 100 te halen
of zelfs daar ver bovenuit te
komen.
Dót staat als een paal boven
water!
En dónbewaar uw goed
humeur enhumor!
Humor is een onvergelijkelijke
schat: wie dié verliest en sikke
neurig wordt, kan zich wel op
rollen
Een opgeruimde lach houdt de
geest klaarwakker en een gezon
de geest houdt ook het lichaam
in conditie.
Dat heeft die opgewekte baas,
de heer Bill Malbert uit Hidders-
field in Engeland wél begrepen.
Hij heft hier het bierglas op
ter ere van zijn 105e verjaardag!
Het was zeker niet zijn eerste
biertje, want op achtjarige leef
tijd begon de man met zijn dage
lijks glas en nu nog drinkt hij
een liter of zes per dag.
Wij willen beslist geen propa
ganda maken voor „het bier is
nog béést" of „drink meer bier",
maar volgens meneer Malbert is
het bierdrinken toch oorzaak
van zijn constante viefheid.
De heer Malbert ziet er met
zijn roos in het knoopsgat en
zijn bierglas in de hand zó hups
uit, dat hij een benijdenswaar
dig mens moet zijn.
Zijn bril draagt de jolige man
naar zijn zeggen „om het bier
beter te kunnen zien".
„Bier-zien" is volgens hem
even belangrijk als „bier-proe
ven": deze twee factoren vullen
elkaar aan en ze verhogen het
gevoel van welbehagen.
Dat welbehagen straalt van
meneer Malberts persoonlijkheid
af. Ik zou er zin in hebben met
hem aan zijn tafeltje in zyn
stamkroeg te zitten om met deze
genoeglijke gewezen spoorweg
ambtenaar want dót is-ie!
te „proosten".
Er zijn op dit ondermaanse
maar weinigen, waar je zó pret
tig mee kunt gezelsen".
Dat komt, omdat slechts enke
len de ware levenskunst ver
staan!
Meneer Malbert weet met zijn
schuimend biertje in de hand
wel beter!
Daar gó je, oudje, het béste
FANTASIO.
Voor Guffie's vakkundig oog bood
het feit. dat de aan vier zijden door
een hoge schutting omgeven ruïne
van een tijdens de oorlog door bom
men verwoest gebouw, een verlaten
groentekraam en een exclusieve juwe
lierszaak aan elkaar grensden, onge
kende mogelijkheden.
Geruime tijd nam hij alles in zich
op en stak toen een bezoek by Sam
af. Samen liepen ze enige tyd later
enkele keren door Tanton Street op
en neer. Tenslotte wrikten ze enkele
planken los en slipten het open ter
rein op. Dit bood het gebruikelijke
beeld: grote bergen puin. verroeste
vaten en blikken, drabbige plassen wa
ter. stapels balken en planken.
Sam was een expert. Hij was in de
oorlog bij de genie geweest en wist
heel wat van het graven van tunnels.
Na een tiental minuten rondgekeken
te hebben, zei hy:
„Er is geen souterrain of kelder, 't
Wordt dus gemakkelijk graven. We
zullen twaalf voet diep gaan om aan
de veilige kant te blijven".
Ze overtuigden er zich vervolgens
van dat er geen gemakkelijker weg was
om de zaak binnen te komen. Als je
het trouwens al zou lukken, zo doceer
de Guffie, om via de straat binnen te
komen, dan mocht je nog van geluk
spreken als je ook maar één stap zou
kunnen doen zonder een alarminstal
latie in werking te zetten.
Onder de winkel bevond zich een
soort kelder, die met een zwaar ijzeren
rooster in het trottoir was afgesloten.
De muur van deze kelder, die zich het
dichtst bij het open terrein bevond,
kozen zij uit als de plaatst waar zij
het pand zouden binnendringen. Ze
berekenden dat de tunnel 35 voet lang
moest worden en dat zij op iedere 10
voet één voet moest stijgen.
Sam zou voor de uitrusting zorgen:
een paar speciale schoppen, een kleine
zaag, een mand, een lang stuk touw,
twee overalls en een krachtige zaklan
taarn, terwijl Guffie vier pullen bier
mee zou nemen, zodat ze tijdens het
werk hun dorst konden lessen. Ze re
kenden erop, dat ze de karwei met
een beetje geluk in tien dagen zouden
kunnen klaren.
Maandag. 4 mei, kort na midder
nacht, begonnen ze te graven. Het