D MUREN VAN CARCASSONNE ZIJN EEN MIDDELEEUWS SPROOKJE Een Zoeklicht srssiJMfóï\ix Alles tevergeefs? EEN GLAS WIJN ONDERWEG (IX) Een van de wonderen van Europa trekpleister voor toeristen WOORD VAN BEZINNING Bijna te gaaf om „echt" te zijn v OP DE BOEKENMARKT De troebele wateren van '80 Zaterdag 11 Juli 1959 SÉ"; Carcassonne aan de zuidzijde, waar de middeleeuwse illusie nog vrijwel compleet is. (Van onze medewerker Hans Alma) De Zuidfranse stad Carcassonne is naar mijn oprechte mening een van de wonderen van Europa, maar er zijn enkele doordachte manoeuvres voor nodig om werkelijk te kunnen geloven in dit mili taire sprookje uit de middeleeuwen. De eerste mogelijkheid is er avonds heen te gaan. Men ziet dan uit 't „nieuwe" Carcassonne (ook al zeven eeuwen oud) komend, vanaf de brug over de Aude, de glorieuze vesting als een nog altijd onneembaar bolwerk op haar heuvel liggen. Dit dan dank zij discreet schijnwerperlicht dat het gotische silhouet op zijn schoonst uit doet komen. De tweede verstan dige methode van benaderen is overdag van het zuiden uit langs de landweggetjes, die tussen de wijngaarden door en langs de boeren hoven heen naar de „cité" leiden. Is men niet zo voorzichtig bij zijn kennismaking met 't wonder van Carcassonne en betreedt men de „cité" bijvoorbeeld op een zomerse zondag in het middaguur, dan is een desillusie onvermijdelijk. Natuurlijk, ook dan staat men paf vanwege het puntgave systeem van dubbele vestingmuren met niet minder dan vijftig torens, maar tevens rijst dan licht de vraag naar de echtheid van dit alles. Hei negende glas wijn onder weg werd gedronken in het fa meuze Carcassonne, gelegen bo ven de oostelijke Pyreneeën: de gaafst bewaard gebleven, of al thans met begrip gerestaureerde middeleeuwse vesting in Europa. Thans uiteraard een toeristische trekpleister, maar indien op de juiste wijze benaderd, toch nog een sprookje of zo ge wilt een bouwkundig wonder. DE bloemenkoopman naast me keek met een misprijzend ge zicht naar de rijen voorbij marcherende mannen, allen getooid met hun oorlogsmedailles, op weg naar de kranslegging aan de voet van het monument voor de geval lenen. Het was Anzac-day, de dag waar op Australië en Nieuw Zeeland de landing van hun troepen in de eer ste wereldoorlog te Gallipoli geden ken. Er zijn die dag en de dagen daaropvolgend duizenden jonge ke rels weggemaaid door een moor dend vuur uit de heuvels van de Turken, die de lucht van de plan nen hadden gekregen. Die jonge ke rels waren vrijwillig ten strijde ge trokken. velen bezield met een groot enthousiasme. Mijn bloemenverkoper zei: „Wat zien ze er ernstig uit. onze oud strijders. en wat stappen ze plech tig. Ze konden beter hun gedachten wat verzetten en plezier maken. Het leven is zo kort. Moet U die rede voeringen horen straks en die hoog dravende woorden in de kranten le zen". „Waarvoor zijn hun kameraden gevallen? Stakkerds, ze waren al leen maar gehoorzame slachtoffers. Hun offers hebben helemaal niet geholpen een betere wereld tot stand te brengen". Had hij gelijk? Was de landing van de bloem van de Australische en Nieuwzeelandse jeugd op de kus ten van Turkije tevergeefs? Stier ven al die duizenden jongeren te vergeefs? Al die jonge mannen, die de hoop waren van dit land, dat zich in die tijd nog maar juist be gon te ontwikkelen. We zouden nog wat door kunnen gaan. We zouden kunnen zeggen: „Stierven onze Nederlandse verzets mensen ook voor niets? Zijn die mannen en vrouwen, die stierven in de kampen van Indonesië en de jongeren, die na de oorlog in Indo nesië vochten, ook voor niets ge vallen? Is er een betere wereld ge boren uit zoveel leed? Elke natie heeft zijn figuren die tot een symbool geworden zijn. Ik denk aan de hospitaal-soldaat Joseph Simpson Kirkpatrick, die een ezeltje had bemachtigd in Gal lipoli en de ene tocht na de andere ondernam om gewonden naar het strand te vervoeren. „Hebben jullie niks te bikken vanmorgen? Denk erom dat er een compleet diner voor me klaarstaat als ik vanavond terugkom", zei hy op een dag. Maar hij kwam niet terug. De Turkse scherpschutters kregen hem in de gaten en maakten korte metten met hem. Zijn gedenkteken staat in Melbourne. Heeft het zin aan hem te denken? Of was zijn offer voor niets? En dan die stevige knaap in Griekenland in de tweede wereld oorlog. Zijn truck met gewonden dreigde beschoten te worden. Hij zette de motor af, en rolde een si garet. luidkeels schreeuwend tegen de jongens onder het zeil. „Even wachten jongens, de motor wordt te warm, we gaan zo weer verder". Hij dook niet in een greppel, maar bleef bij de achterklep staan schreeuwen tot het gevaar was ge weken. Zijn die jongens in twee wereld oorlogen gevallen voor de zaak van de vrijheid of niet? Zijn ze voor de zaak van de democratie, voor een betere wereld gevallen ja of nee? Het lijkt ons zo vaak toe dat de af- lllllllllllllllllllllilllllllillllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli* 'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii stand tussen de verantwoordelijke staatslieden en de gewone jongen die uittrekt om te vechten, groter is dan ooit te voren. De gewone man heeft het gevoel dat de beslissingen in de wereld over zijn hoofd heen genomen wor den. Hij kan (en wil?) zich niet mede verantwoordelijk voelen. In Nederland en hier aan deze kant van de wereld klaagt men over po litieke onverschilligheid. Het gevoel dat men toch niet verantwoordelijk kan zijn of wil zijn, is een kenmerk van onze tijd. Had mijn bloemen koopman gelijk toen hij zei: „Die mensen kunnen beter een beetje plezier maken, het leven ls toch maar zo kort". In 1941, de tijd, dat Londen de ene nacht na de andere zo zwaar gebombardeerd werd, schreef de Zwitserse theoloog Karl Barth aan zijn medechristenen in Engeland: „Houd in gedachten, dat deze we reld de plaats is, waar Jezus Chrls- MfHri tus is opgestaan uit de doden. Houd in gedachten, dat de naam van Je zus Christus gegeven is boven alle andere namen". En hij vervolgt (ik vat samen)de wereld is niet een of andere donkere plek, geregeerd door het lot of het toeval. De wereld is niet in handen van duivelen of zelfs van mensen om hun kermis- der-waanzin te vieren. De wereld is in handen van Jezus Christus, de Heer. Ze zijn stellig nog in leven - de demonen, de geesten van de leu gen, de tegenmachten en de door mensen bedachte goden. Maar ze rekken slechts hun schaduwbestaan als fundamenteel verslagen mach ten. Het Rijk van Christus alleen is waar en werkelijk en de wereld is onderweg naar de volle openbaring daarvan. Men heeft - soms indrukwekkend en soms vlak - gezegd, dat dit alles wel mooi klinkt, maar wat doe je ermee? Is de christelijke boodschap geen verdovingsmiddel?? Ik zou werkelijk niet weten, hoe de kermis-der-waanzin bevochten zou kunnen worden zonder de ver gezichten, die deze boodschap op roept. De wereld zou straatarm zijn, als er geen mensen waren, die visioenen en vergezichten zagen. En die de waanzin te lijf gaan. Er zijn in Nederland de laatste tijd ten aanzien van de atoombewa pening dingen gezegd, die waard zijn gehoord en overdacht te wor den. Het wordt elke dag duidelijker, dat het streven naar een evenwicht der machten ons niet veel inzicht laat. We moeten terugzien naar Chris tus en vooruitzien naar Hem. Wat dat betekent voor onze prak tische beslissingen, de beslissingen van christenen en van allen, die be wogen en bezorgd zijn over de zaak van de mensheid en de menselijk heid? We kunnen er niet omheen: we moeten ongelooflijk kritisch staan tegenover het zo vertrouwde denken in factoren van macht en ernst maken met het ons zo vreemde denken in de termen van dienst, dienst-tot-in-de-dood Elke bezinning hierover zal nooit anders kunnen zijn dan een bezin ning over deze dienst. Het evange lie zegt maar één ding: dit is nooit tevergeefs. M. W. J. Geursen. Rev. Presbyterian Church 11 Spelgthstreet Thornbury N 17 Australia. In die andere fameuze Europese Tnurenstad, met name Avila in het hart van Spanje, doet die vraag zich niet voor. Daar zyn geen kunstgrepen no dig om zich onder te dompelen in de middeleeuwse sfeer, om de eenvoudige reden dat die ondanks alle moderni teiten nog volop aanwezig is: in de muren zelf, in de met kruiken beladen ezeltjes die door de stadspoorten sjokken, in de ooievaars op een klokke- toren, in de aangrenzende huizen en vooral in de mensen. Avila bleef een levend stuk verleden tyd, Carcassonne is bovenal een bezienswaardigheid van de hoogste orde. Het verschil is ver der, dat er binnen de wallen van Avila tienduizenden mensen leven en in de „cité" van Carcassonne slechts duizend, van wie de meesten ten dienste staan van de toeristen. De „Dame Carcas" tekent in dit opzicht de sfeer. In tien of meer eouvenirwinkeltjes ziet u haar: een braaf popje in folkloristische kledy, dat als de echte Dame wordt aanbevolen. Dit populairste souvenir artikel van Carcassonne houdt ver band met de heel ongeloofwaardige legende over de eega van een Sara- ceense koning Balaak, die hier in de 0de eeuw een rijkje gehad zou hebben. Oude legende In de strijd met het leger van Karei de Grote sneuvelde Balaak en zyn echtgenote Dame Carcas nam het commando in de belegerde stad op zich. Hongersnood, pest en de pijlen van Kareis soldaten roeiden haar krijgsmacht uit, maar haar vinding rijke gee6t capituleerde niet. Zij liet soldaten van stro maken, deed enkele burgers van de ene pop naar de andere rennen om ze te bewegen en vervol gens wierp ze het laatste varken over de muur, dat zojuist de laatste zak koren had opgevreten. Het dier berstte by zyn val uiteen, Kareis mannen za gen het koren en trokken de door Dame Oar««4 gewanetö aocoJuniei bU}? nen de muren heerst nog zo'n welstand dat zelfs de varkens koren krijgen laat ons daarom het beleg opbreken! Wanneer het leger echter byna uit het gezicht is, hoort de achterhoede de ten, Arabieren, Franken, de graven van Toulouse en daarna de Franse konin gen hoofdrollen vervulden. En het was vooral in de 13de eeuw, dat deze oude Gotenburcht tot zulk een strategische sterkte werd gemaakt, dat ze onneem baar heette, wat ze trouwens ook in de praktyk bleek. Machtige hoekpijler Tot 1659 was dit de zuidelyke mili taire hoekpijler van het rijk in dat jaar echter kwamen de Fransen in het bezit van Roussillon, het oostelyke Pyreneeëngebied, waardoor Carcas sonne zyn positie als grensvesting tus sen Frankryk en Spanje verloor. De grandioze muren en toren hadden hun en de kathedralen van Reims, Amiens en Laon tot oude luister bracht, het was ook deze neo-gotische magiër, die het middeleeuwse Carcassonne herstel de: de dubbele muren met de grasgor del daartussen, de vijftig torens, het kasteel, de prachtige kerk St. Nazaire. Er is een aardig pleintje binnen de mu ren, wat nauwe straatjes met toeris tenwinkeltjes, slechts één (zeer pryzig) hotel voor onderdak moet men dan ook in de op een halve kilometer af stand gelegen, en nogal lelijke beneden stad zijn en dan is er in de „cité" nog een rustige restauranttuin, waar ik 's avonds om half tien als enige be zoeker twee glazen „Blanquette de Limoux" gedronken heb. Een mousse rende blanke wijn uit het gebied be zuiden Carcassonne, een soort cham pagne in zyn bruisende feesteiykheid, maar wat onschuldiger en slechts half zo duur (100 franken per glas). En dit is dan eigenlijk de derde ma noeuvre, die ik u aanbeveel wanneer Machtige muren met een ploegende landbouwer klokken van de stad luiden „Car cas sonne!", „Carcas luidt!" de boodschappers van de dappere Dame komen melden dat hun meesteres op dit ogenblik van de triomf tot onder handelen bereid is. Een grappig verhaaltje terwille van de souvenirhandel en meer niet, want de Arabieren waren al in 759 door Pepyn de Korte uit deze streken ver dreven. De historie van Carcassonne was trouwens al schokkend genoeg, een bloedig spel waartn Romeinen, Go- plicht gedaan en zo vervielen ze tot tragische ruïnes, mede dank zij het feit dat de bewoners de gotische lei stenen, de gelige zandsteen uit de gra- ventyd en de rechthoekige grijze bon ken uit de middeleeuwen voor hun huizen gebruikten. In de vorige eeuw groeide echter het inzicht, dat dit won derwerk van vestingbouw in de Lan- guedoo niet verloren mocht gaan en het was de briljante bouwmeester u ooit in Carcassonne mocht komen: wandel na twee zulke, de fantasie blij- prikkelende glazen „Blanquette" in de maneschijn tussen de wallen om de stad heen, beklim een bastion, kyk peinzend naar wat lichtjes in het heu velland rondom, snuif de sfeer van de middeleeuwen diep op en besef dat er slechts een fractie van de tyd ligt tus sen de dagen dat de pUlschuttera hier hun bogen spanden en het filosofische avondwandelingetje van n. Dr. J. Meijer. Willem Anthony Paap. Zeventiger onder de tachtigers. J. M. Meulenlioff. Amsterdam 1959. De Nieuwe-Gidsperiode geniet de laatste jaren een machtige belangstel ling. die niet geheel of moet ik zeggen geheel niet samengaat met letterkun dige belangstelling. Uitgezonderd fi guren zoals Stuiveling of Maurits Uyldert, van wie we met ongeduld het derde deel van zijn leven van Verwey verwachten, hebben zy die zich op deze tijd geworpen hebben wel zeer de neiging om eens fiks in de sloot van '80 te roeren en dan meer aandacht te besteden aan de bovenkomende mod der dan aan de passieloze leliën. In 1956 heeft de heer 's Gravensande de waarde van zijn vele nuttige onder zoekingen vrywel te niet gedaan door zijn redeloze geëmotioneerde houding tegenover Kloos. Zyn boosheid was koren op de molen van vele heden daagse critici van het soort dat niets heerlijker vindt dan van eens of nog beroemde lieden te vertellen dat ze rafels aan hun broek hebben. Eigen lijk mag men 's Gravensande deze houding niet al te zeer kwalyk nemen, want hij deed het op gezag van de heer Willem Paap, tijdgenoot van de tachtigers, die in 1936 op gezag van Menno Ter Braak gecanoniseerd was. Aan deze zelfde W. A. Paap heeft dr. J. Meyer zijn omvangryk boek ge wijd en het draagt de ondertitel Het Levensverhaal van een Vergetene, waarschynlijk komende uit de koker van de uitgever. Nu wil het geval dat ook dr. J. Meijer langs emotionele wegen geko men is tot zijn belangstelling voor deze Paap. In zyn voorwoord vertelt hij dat in het jaar waarin hij, J. Meijer, zijn kandidaats deed, Menno Ter Braak „de aandacht opeiste" voor de schrijver van de een? befaamde sleutelroman Vincent Haman (in 1936 herdrukt in de Salamanderreeks van Querido met een inleiding van Ter Braak en sedertdien nogmaals her drukt). In een later stadium, zo zegt hij. ging zijn aandacht echter uit naar het anti-semitische Jeanne Collette van dezelfde auteur die, evenals Meijer zelf, Winschoter was. Wie nu was Willem Paap? Willem Paap was een in 1856 geboren jonge ling uit Winschoten (wonderlijk, hoe veel waarde dr. Meijer hecht aan dat Winschoten). Zyn ouders waren arm, de jongen had een helder hoofd en kreeg een beurs om voor onderwyzer te gaan leren in Groningen. Hy wordt onderwijzer, doch vertrekt in '79 naar Amsterdam en begint daar eerst let teren maar dan op advies van Mul- tatuli rechten te studeren. Na zijn promotie vestigt hij zich als advocaat en publicist. Het eerste met groot, het tweede het twijfelachtig succes. Dat zyn naam überhaupt bewaard is ge bleven is dankzij zijn vriendschap met Multatuli. zyn tijdelyke broederschap met de Nieuwe Gidsers en zyn bezig heden by de oprichting van het tyd- schrift. De geschiedenis had ditmaal zowaar eens juist gekozen door 's mans verdere bezigheden aan de ver getelheid over te laten. Waarom dan nu in 1959 een boek van meer dan 400 blz. over deze figuui gepubliceerd, zal men zich afvragen. De oorzaak daarvan moet men zoeken in die vergissing van Ter Braak, die in een onschuldiger tyd dan deze vond dat hy de bloedzuiger Paap moest aanwyzen te midden van het in zyn ogen te veel aan passieloze lelies. Dat was zo Ter Braaks neiging en nie mand zal het hem euvel duiden, want hy heeft vele malen terecht gewezen op de allerminst passieloosheid van vele literaire lelies, tot nut en genoe gen van velen. Bovendien bewonderde Paap Multatuli hetwelk voldoende was om hem in de ogen van Ter Braak de blankste aller leliën te maken. Dat op zyn beurt dr. J. Meijer komt en zyn best doet Ter Braaks geest drift enigermate en wel meer dan dat te ontzenuwen, blykt bijzonder goed te zijn. Het is duidelyk dat dr. Meyer een helder beeld van deze byloper en kwaaddoener heeft gegeven. En niet alleen van Paap maar ook van de tijd in kwestie. Hy heeft de man in elk geval ontmaskerd als een autodidact en een Streber, bezeten van een mate loze machtswellust. Paap was intelligent, maar niet in telligent genoeg om zichzelf in de ga ten te hebben. Reeds in zyn eerste artikelen toont hy de grote fout te maken waarmee vele autodidacten zichzelf zo gruwelijk schaden, nl. die van het begrip bescheidenheid niet te kennen. Zyn ik-zal-het-die-stomme- honden-weleens-vertellen toon is even irritant als onhandig. Mateloos van zelfoverschatting is zijn houding te genover zijn werk. Hy kon scherp zijn maar ongenuanceerd, sarcastisch maar nooit geestig. De belangstelling die de toen reeds in Ingelheim wonen de Multatuli toonde was de druppel die de emmer deed overlopen. Op het voetstuk staande van Multatuli's vriendschap - Multatuli trachtte hem overigens in te tomen en heeft hem uitstekende, evenwel in de wind ge slagen, raad gegeven - was er geen houwen meer aan. Multatuli en Paap de rest kon z.i. de prullemand in. Zijn neiging om in de voetsporen van zijn grote meester sociale en andere wantoestanden aan de grote klok te hangen heeft gemaakt dat hij zyn net-niet-rake, bijlgrove satiren is gaan schryven op en tegen iedereen die hem niet beviel of hem niet voldoende bewonderde. Onder deze geschriften zijn de romans Jeanne Collette en Vincent Haman de bekendste. Voor vader Colette neemt men aan dat A C. Wertheim model gestaan heeft en voor Vincent Haman Lodewijk van Deyssel. Nu verraadt een auteur m.i. in ieder boek dat hij schrijft een hele boel over zichzelf. Ik ben er dan ook altyd van overtuigd geweest dat er in deze werkstukken meer te vinden is over de advocaat resp. de mislukte schryver Paap dan over Wertheim of Van Deyssel. Daarbij zyn het nog slecht geschreven d° N.G.-styl was hem waarachtig ook niet vreemd! werkjes die een benepen kwaadaardig heid ademen. Het zyn typerende pro- dukten voor de ressentimentsfiguur, de man die als hij boos wordt met vuil gaat gooien dat hy van huis heeft meegebracht. Ik heb dr. J. Meyers boek met heft grootste genoegen gelezen. Iedere be langstellende moet hem dankbaar zijn voor dit grootscheepse opruimings- werk. Mün enige bezwaar is dat hij m.i. wat te veel eer heeft bewezen aan de onbelangrijke, want slechte boeken vol geschiedenisvervalsing schrijvende, Willem Paap. Echter weer niet te veel eer aan de gunsten deze Paap ver leend door Menno ter Braak. Want die leggen nog steeds veel gewicht in de schaal Voor fommiss pluizers: zie de heer >s GrimMflfidè 0-8. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13