Sportvissers
I
ZOETERWOUDS GEZIN TROK
IN 1953 NAAR AUSTRALIË
Jacques Perk, de werkelijkheid
van een jeugd
VOOR HET KLEINE TUINTJE
ZATERDAG 30 MEI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
Hard werken en je zult slagen
PAGINA 2
Aan de vooravond van
het hengelsportseizoen
11 cle nieuwsgierigste mensen die er bestaan
Deze uitspraak, waarde lezer, is niet van mij"
zelf. Zij komt voor in een of ander Engels boek
over onze sport en ik heb niet de moeite geno
men, na te slaan in welk. Niet omdat mij deze
moeite voor U te groot is, maar omdat ik wel
kon voorzien, dat het U maar matig zou interes
seren. Vissers zijn nieuwsgierig, we weten het
allen; en we weten ook waarom.
Zij voelen als het ware intuïtief aan, dat het
verschil tussen slagen en falen bepaald wordt
door een groot aantal kleinigheden; zo subtiel,
dat het een buitenstaander onwaarschijnlijk lijkt,
Sportvissers hebben daarom een soort zesde zin
tuig ontwikkeld; een soort honger naar kennis
om de methoden, de materialen, de techniek en
de tactiek van hun sport te perfectioneren. Ge
zonde nieuwsgierigheid!
Wist U dit allemaal?
dat brasem in het begin van het
seizoen zich heel vaak in ondiep water
■ophoudt en langs de ondiepe kanten
van grote plassen, dicht tegen het riet?
Wist U, dat wanneer blijkt, dat deze
vis het op de grond aangeboden aas
versmaadt, men vaak heel goede vang
sten maakt, door zgn. zwevend te gaan
vissen; het aas enkele centimeters van
de bodem?
Wist U, dat de brasem in het begin
van het seizoen een uitgesproken voor
keur heeft voor made en mestpier en
dat brood als aas, in welke vorm ook,
op de derde plaats komt?
Schuwe vis
Wist TJ, dat de trage brasem een zeer
schuwe vis is, wiens argwaan bijzonder
snel gewekt is en dat hij daarom het
best kan worden gevist met een liggen
de haak van het Limerick model, die
zeker een centimeter of vijftien van
het eerste loodje vandaan moet blij
ven?
Wist TJ, dat een brasempen feitelijk
tweeledig moet worden uitgelood? Het
onderste gedeelte van de pen, tot even
boven de kurk, dient uitsluitend voor
de stabiliteit. Dit gedeelte kan tot
zinken worden gebracht door middel
van vrij grove loodhagei (ca. 3 m.m.),
die ca. 60 cm van de haak af op de
lijn kan worden aangebracht in een
onderlings afstand van ca. 2 om. Het
bovenste gedeelte van de pen, de an
tenne. is het registrerende gedeelte,
dat reageert op het aanbijten van de
vis en op de manier van aanbijten. Dat
bovenste gedeelte is feitelijk het „vis-
gedeelte".. Dit gedeelte moet worden
uitgelood met zeer fijne hagel (1 mm),
dat dichter bij de haak op de lijn kan
worden geplaatst. Hierdoor wordt een
■bijna volmaakt natuurlijke aasaanbie
ding verkregen en er is niets dat de
argwaan van de vis gaande maakt,
wanneer hij het aas oppakt.
Wist U, dat overmatig voeren nadelig
werkt, in plaats dat het de resultaten
vergroot? Enig voer is noodzakelijk om
de vis te lokken en bijeen te houden.
Maar als de vis niet aast (zich passief
ophoudt) lukt het zelfs met mudden
voer niet, ze naar een bepaalde plaats
te lokken. Kleine stukjes voer, te water
gebracht met een frequentie van één
a twee uur, werken het meest efficiënt.
Er zijn sportvissers, die bijna altijd succes
hebben en anderen, die bijna nooit op enig resul
taat kunnen bogen. De laatsten schakelen altijd
het „geluk" in. Er is echter maar één geluksfac
tor in de visserij, die nergens door beïnvloed of
gestimuleerd kan worden; de grootte van de vis
die men vangt! Aan de stunteligste materialen
worden soms enorm grote vissen gevangen, door
stom toeval. Wie zich echter aan die geluksfactor
vasthoudt, zal weinig plezier ondervinden van
zijn sport, die veeleer op een soort gokspelletje
gaat lijken.
Bij het begin van het nieuwe visseizoen, waarin
de hunkering naar de waterkant allengs groter
wordt, wil ik gaarne enkele tips geven. Uiteraard
zeer onvolledig en beknopt, maar wanneer er
slechts één bij is, waardoor U op een idee wordt
geholpen, acht ik mij al ruimschoots beloond.
De ruisvoorn
Wist U, dat de ruisvoorn, onze mooi
ste sportvis, vooral in de maand juni
zeer actief is en zich dan hoofdzakelijk
in zeer smal, ondiep en met planten
begroeid water ophoudt, waar hü dan
de rest van de zomer verblijft?
Wist U dat er zeer vele polders zijn,
waarin exemplaren van twee en drie
pond voorkomen, die nooit worden ge-
vanigen, omdat er niet op de juiste
manier op wordt gevist? Het vissen
met ide kunstvlieg is de enige manier
om ze aan het schuwe lijf te komen,
omdat deze methode van vissen de
enige is, die in zeer ondiep water kan
worden toegepast zonder de vis te ver
jagen.
Wist U, dat een vlieg iets groter dan
een cent en bruin van kleur, de ideale
vlieg is, die in b(jna alle omstandig
heden vangt en dat hij op een zeer
dunne haak moet zjjn gebonden en
gemaakt moet zün van de veren van
een haan die minstens drie jaar oud
is?
Wist U, dat er vele soorten bruine
vliegen bestaan op te zware baken en
van onjuiste veren gemaakt? Deze
vliegen kunnen niet drijvend worden
gemaakt en zijn daarom waardeloos.
Wist U. dat over bet vissen met de
kunstvlieg, ruim 300 jaar geleden reeds
een boek werd geschreven, dat nog
steeds wordt herdrukt en dat deze vis
serij oorspronkelijk een sport was, uit
sluitend bedreven door de „upper ten"?
Wist U, dat er momenteel in Engeland
nog hengels naar maat worden ge
maakt voor het vliegvissen, die zo in
de buurt van f. 1000 komen? Per stuk
wel te verstaan
Wist TT, mede door het populair wor
den van de hengels van glasvezel, dat
men zich voor ca. honderd gulden een
bruikbare vlieguitrusting kan aan
schaffen uit hengel, reel en lijn? Wist
U, dat bij het vliegvissen de lijn het
belangrijkste hulpmiddel is en dat de
prijs van zo'n lijn varieert van f. 19.50
tot f. 85.—?
Wist TJ, dat de karper in het begin
van het seizoen op ondiep water huist
en liefst vlak langs de kanten? Wist TJ
dat hij zich in die eerste maand het
best laat vangen met een worm en dan
liever aardappel of roggebrood prefe
reert?
Wist TJ. dat er vooral in de zomer
maanden uitstekend kan worden ge
spind op snoek, en baans in de polder-
wateren en dat het een morele plicht
is, de snoek die men vangt in dit jaar
getijde, terug te zetten?
Wist TJ, dat het zgn. ultra-lichte
spinnen, met zeer kleine, goeddraaien-
de spinners, een bijzonder aantrekke
lijke sport is, die wat raffinement be
treft het vliegvissen nabij komt?
Wist U.dat U voor het spinnen in de
zomer het best een spinner met een
enkele haak kunt gebruiken, die lang
van steel is, iets verzet en vlijmscherp
moet zijn en dat er een lijndikte van
15/100 mm voor wordt gebruikt? Wist
TJ, dat er meermalen grote snoek op
deze manier wordt gevangen en dat
het een langdurig gevecht vereist, zo'n
grote vis veilig te landen: de lijn heeft
maar twee pond trekkracht!
Wist TJ, dat in de zomer de drijvende
plug niet vergeten mag worden, omdat
het een onvergetelijk schouwspel is, een
vis op dat ding te zien slaan?
Wist U, dat op dezelfde ultra-luchte
manier uitstekend op ruisvoorn kan
worden gevist en dat op deze wijze
zeer grote vissen gevangen kunnen
worden op ondiep water? Wist TJ, dat
TJ hiervoor het best een zesgrams hen
gel voor kunt gebruiken, een lijn van
15/100 mm en een pauwpen als dobber?
Wist TJ, dat er een nieuwe werpmo-
len bestaat, die bediend wordt door
één druk op een knop en dat er kunst-
krabben zijn van plastic waaraan vele
grote baarzen broers en zusters dood
hebben?
Wist TJ, dat er op vele Japanse hen
gels een top van glasvezel kan worden
gemonteerd, die zeer veerkrachtig,
licht, nerveus en sterk is?
Wist TJ, dat TJ verplicht bent uw ge
leidingen van uw hengel te controle
ren. omdat die vaak inslijten en uw
lijn beschadigen? Wist TJ, dat het plck-
uprolletje van uw werpmolen eveneens
ingesleten kan zijn en vergeet U niet
het even te laten vervangen?
Wist U, dat U vóór het nieuwe sei
zoen een nieuw visbewijs, 'n nieuwe
hengelakte of kleine akte moet aan
schaffen om gedekt te zjjn? Wist U
ten slotte, dat U alle inlichtingen over
de sportvisserij in binnen- en buiten
land kunt verkrijgen wanneer U via
deze courant uw wensen kenbaar
maakt aan ondergetekende?
JAN SCHREINER.
De heer en mevrouw Seysener met hun kinderen v.l.n.r. Frederik (9), Elsje (7), Frans (11) en Liduina
(5), in hun winkel.
r>r>
In 19'53 verliet de heer Piet Theo-
dorus Seysener zijn woning aan de
Hoge Rijndijk 175 te Zoeterwoude, om
met zijn vrouw Wilhelmina en drie
kinderen, Frans, Frederik en Elsje,
naar Australië te emigreren. Zij wo
nen thans in Nieuw-Zuid-Wales in
Port Stephens, waar de familie zich
een bestaan heeft verworven.
De heer Seysener was in Nederland
banketbakker en het was zijn vaste
plan dat beroep ook in zijn nieuwe
vaderland uit te oefenen. Dat is hem
uitstekend gelukt. Hij bezit thans een
banketbakkerij met winkel op drie
mijl afstand van zijn nieuwe huis, dat
over de Dutchman's Baal uitziet.
De familie bracht in 1953 haar eigen
meubelen mee en daar is men nu nog
blij om. „Mijn advies is dat elke emi
grant zijn eigen meubelen meebrengt.
De kosten van de verscheping zijn
lager dan de kosten van het aan
schaffen van nieuw meubilair". Ook
de elektrische apparaten brachten de
Seyseners mee naar Australië en deze
blijken uitstekend te werken op de
240 volt, die men in Australië heeft
voor huiselijke doeleinden.
„Australië is een land van mogelijk
heden", vindt de heer Seysener. „Be
gin met iets, waarmee je gelooft suc
ces te kunnen hebben, werk hard en
je zult zeker slagen".
Niet voor alle eenjarige zomerbloe
men is voldoende plaats in de kleine
tuin: er zal geselecteerd dienen te
worden. Men dient een keus te doen
uit de laagblijvende soorten. Nigella
damascena of .Juffertje in het groen"
behoort tot de soorten, waarvoor ook
wel een plekje in de kleine tuin te
vinden is. „Juffertje in het groen" is
nu echt wat je noemt een ouderwets
plantje en toch zou ik het in eigen
tuin niet willen missen. Die groen
blauwe bloemen doen het toch maar
voortreffelijk tussen het lichtgroene
en fijn verdeelde loof en TJ kunt er
's zomers echt veel plezier van hebben.
Dit is zo'n aardig plantje, omdat er
ook geen bakken of kassen aan te pas
komen. Het is zelfs niet eens goed a.s
ze eerst onder glas gekweekt worden,
want ze laten zich niet zo gemakke
lijk verplanten. Er kan dus direct ter
plaatse gezaaid worden en doe dat nu
maar zo spoedig mogelijk. TJ zult er
geen armen vol bloemen van snijden,
doch slechts enkele bloemen zijn no
dig in een donker pulletje om er een
aardig en passend geheel van te ma
ken en de zaadhandel kan TJ er nog
wel aan helpen. Stel het echter met
te lang meer uit; het wordt tijd nu
te zaaien, want anders bloeien ze te
laat in de zomer.
U zult er wel een zonnig plekje voor
op moeten zoeken; ze houden van de
zon en ook van een voedzame grond
soort. Mocht TJ nog een restant oude
mest hebben liggen, dan is het wel
nuttig die onder te spitten, doch als
de grond voldoende humus bevat, kan
men ook heel goede resultaten berei
ken met de bekende tuin- en gazon-
korrelmest.
Stop de zaadjes vooral niet te diep
in de grond. Het is al voldoende als
ze juist onder de oppervlakte zitten.
Houdt de grond na het zaaien een dag
of tien goed vochtig; dan zijn ze wel
tot ontkieming gekomen en zullen ze
zichzelf wel verder redden. Na op
komst zal men echter nog wel moeten
dunnen, meestal staan de plantjes
dan veel te dicht op elkaar. Een on
derlinge afstand van ongeveer tien
centimeter mogen ze toch wel hebben.
Omdat ze zelf niet veel hoger op
groeien dan ongeveer dertig centime
ter is het dus echt wel iets voor de
Juffertje in het groen
kleine tuin en vooral voor mensen, die
het goede uit oude tijden nog weten
te waarderen.
G. KRQMDIJK.
(Foto Turkenburgr)
Op 10 juni a.s. zal het 100 jaar geleden
zijn, dat hij werd geboren
Hard werken is inderdaad wel no
dig. Terwijl hun vier kinderen in
1954 werd Liduina geboren naar
school zijn, werken de heer en me
vrouw Seysener in de winkel, waar zij
sauzijzebroodjes, warme maaltijden,
cake, pasteitjes en vele soorten sui
kergoed, ijs, sandwiches, thee en kof
fie verkopen. De heer Seysener bakt
alle banketbakkersartikelen zelf en
doet goede zaken bij zijn stadgenoten
en de toeristen, die Port Stephens ko
men bezoeken om dat te bekijken, er
te zwemmen of te vissen. De zaken
zijn zó uitgebreid, dat de heer Seyse
ner onlangs een bestelauto kocht om
zijn klanten, die hij in het gehele
district heeft, vlot 'te kunnen be
dienen.
Op 10 juni a.s. zal het honderd jaar geleden zün, dat Jacques Perk geboren
werd. Sedertdien is er veel veranderd; zoveel dat men op dit ogenblik geneigd
kan zün met enige verwondering te staan tegenover het verschünsel van Perks
algemene bekendheid. Perk toch is niet anders geweest dan een jonge dichter,
die op twee-en-twintigjarige leeftyd, dus nog voor het verschynen van zyn
eerste bundel (de Mathilde-krans 1882) is gestorven. Dat zün naam evenwel nog
steeds meer betekenis heeft in het oor van de gemiddelde lezer dan die van
Willem Kloos bijv., vindt bijn oorzaak in de eerste plaats daarin dat hij een
authentieke en eenzelvige vernieuwer is geweest in het Nederlandse geestes
leven en als zodanig de voorloper van de beweging van '80, die, zo men weet,
meer omvatte dan alleen de literatuur. Een andere oorzaak van zün overgrote
bekendheid ligt m.i. daarin, dat het middelbare onderwijs de neiging had
mogelijk nog heeft om aan zijn verzen zoveel aandacht te besteden, dat er
voor de „echte" tachtigers gewoonlijk weinig tijd overbleef.
Jacques Fabrice Herman Perk werd
op 10 juni 1859 geboren als de zoon
van de Waalse predikant Marie Adrien
Perk en van zijn vrouw jonkvrouw
Justine Clifford Kocq van Breugel in
Dordrecht. In het overigens gelukkige
gezin van de jonge predikant, waarde,
zoals dat voor de aanvang van deze
eeuw veelvuldig voorkwam, de long-
tuberculose rond. Jacques' grootvader
en enige familieleden van zijn vaders
zijde waren jong gestorven aan de
kwaal, waarvan men de besmettelijk
heid toen nog niet kende. Ook zijn
vader zelf had de ziekte, doch heeft
dank zij een geregeld verblijf in hoge
luchtstreken, zijn zoon overleefd. In
het gezin Perk werden na Jacques nog
twee dochters geboren, terwijl een
overleden zuigeling hem vooraf gegaan
was. Het kind Jacques schijnt een zeer
innemende jongen geweest te zijn. Hij
was vrolijk, levendig en sportief. De
keerzijde van dit karakter waren kop
pigheid en eigenwijsheid. Het is na
tuurlijk de vraag in hoeverre deze
laatste eigenschappen samenhingen
met de geniale aanleg van het kind en
met zijn wankele gezondheid.
In 1868 werd dominee Perk beroepen
in Breda, vervolgens in 1872 in Am
sterdam. Daar wordt Jacques geplaatst
op de eerste H.B.S. van die stad, die
in 1865 geopend was. Een goede leer
ling was Jacques Perk bepaald niet. De
vorm van het onderwijs aan deze
school schijnt evenwel ook niet bijge
dragen te hebben om een intelligente,
maar moeilijk hanteerbare knaap als
de jonge Perk op het juiste onderwys-
pad te houden. Met horten en stoten
heeft hij het tot de vierde klas ge
bracht. Dan geeft hij zijn oorspronke
lijke plan om officier te worden op en
zal zich met privaatlessen gaan voor
bereiden om theologie te studeren aan
de universiteit.
Bewegelijk, geestig op het ironische
af, vriendelijk en hartelijk dit is de
indruk, die men krijgt van de jonge
man, die in 1874 voor het eerst zijn
geliefde tante Betsy Perk in kennis
stelt van het feit, dat hü schrijver
wenst te worden. Zo'n plan komt na
tuurlijk niet uit de lucht vallen. De
jonge Perk was zich vroeg bewust van
deze drang tot schrijven evenals van
zijn belangstelling voor letterkunde.
Twee dingen kenmerken de schrij
vershouding van de jonge Perk. Het
ene is een alles terzijde schuivende
drift tot zelfverwezenlüking, het tweede
de haast om die zelfverwezenlijking te
bereiken. Het is dus geen wonder, dat
hy botste met ouders en opvoeders en
het etiket „eigenwijs" opgeplakt kreeg.
Met zijn academische loopbaan werd
het niet veel, noch ook met zijn zeer
korte joui-nalistieke carrière aan Het
Algemeen Handelsblad.
Verliefd van aanleg was deze schrij
vende jongeling, daar is geen twijfel
aan. Ik heb de indruk gekregen, dat
deze aanleg bij Perk zelfs sterker was
dan bü de gemiddelde adolescent. Toch
meen ik evenwel, dat men over het
algemeen een te grote nadruk heeft
gelegd in verband met zijn werk, op
de meisjes waar Perks verliefdheid
zich beurtelings op fixeerde. Het lijkt
mij aan de hand van zijn verzen niet
zo belangrijk of deze meisjes nu Marie
Champury, Mathilde Thomas of Jo
anna Blancke heetten. Zomin als het
van belang is, dat men de poëzie van
Jacques Perk gesublimeerde jeugd-
erotiek zou kunnen noemen; iets wat
men zelfs zou kunnen zeggen van zijn
natuurgedichten. Wat belangrijk is,
dat is de vorm van de wereldbeschou
wing van deze jonge dichter, zijn hou
ding tegenover levensverschijnselen,
zoals het geloof of de liefde; een be
schouwing die op dat ogenblik nieuw
was, want hij verschilde hemelsbreed
van de gangbare, evenals zijn visie op
de natuur. Belangrijk is de vorm van
zijn verzen en zijn woordkeus. Belang
rijk is de drift van deze eenzame voor
ganger van '80 om te breken met de
godsdienstige en literaire conventies
van zijn tijd. B^'ingrijk is zijn geboeid-
zijn door het lt^en, dat hem omringt,
het leven in iedere vorm zoals dit zich
aan hem voordoet. Men moet Perks
verzen dan ook by voorkeur lezen met
een half oog op wat er aan hem voor
afgegaan is in Nederland, om te be
seffen welk een heftig leven zich in
die paar jaren van Perk op aarde
heeft afgespeeld. Daarom ben ik er
ook van overtuigd, dat de ontmoeting
met Willem Kloos in 1880 voor Jacques
Perk van veel ingrijpender betekenis
geweest moet zün dan al zün verliefd
heden by" elkaar. Want op dat ogenblik
kwam hü in contact met de gelükge-
stemde, met de geestelüke tweeling
broeder. Natuurhjk zün de fixaties
van zy'n zwervende jongelingsver
liefdheid de vonken geweest, die zijn
talent hebben geactiveerd. Doch dit
talent, deze drang moet met de hele
stroom van gevoelens en gedachten
gereed gelegen hebben om de sluizen
te doorbreken. Want zo gaat het nu
eenmaal met kunstenaars. Niemand
schrijft, schildert of componeert
„direct". D.w.z. naar aanleiding van
of op een onmiddellyke gebeurtenis.
En of een dichter zün sonnettenreeks
nu Mathilde noemt of niet, dat heeft
met die sonnetten evenmin te maken
als de brug waarop Wordsworth stond,
toen zijn sonnet „Composed upon
Westminster Bridge" in hem opkwam.
In de Everyman's uitgave van Words
worth' gedichten kan men bü dit vers
dan ook de noot lezen „Written on the
roof of a coach, on my way to France".
Een landschap, een ervaring, een ver
liefdheid, een gedachte; het is alle
maal koren op de molen van de kun
stenaar maar het moet eerst gema
len worden, wil hij er iets mee kunnen
beginnen. En om bij deze ietwat
vreemde beeldspraak te blijven
alleen het meel is van belang voor
ons, lezers.
Doch om nu op Jacques Perk terug
te komen hy heeft zyn Mathilde-
verzen tot driemaal toe herschreven,
zo verwoed zocht hy' naar telkens weer
groter kracht om uit te drukken wat
hij te zeggen had; het andere, het
nieuwe, dat wat van hem alleen was.
En wanneer men bedenkt, dat deze
reeks uit over de honderd verzen be
stond, dan zal het begrijpelijk worden,
dat er voor studie niet veel tüd over
bleef. Dat de figuur, die in levendé
lijve Mathilde heette, onbelangrijk i»,
blijkt ook wel uit het feit, dat Perk,
toen hij zijn hart vervolgens verloren
had aan Joanna Blancke, geprobeerd,
heeft een deel van de reeds geschre
ven verzen te veranderen in een Jo-
anna-cyclus. Het zou evenwel kort
zichtig zün hierin een poging tot be
drog te zien. Want nogmaals, het gaat
nooit om het individu, maar om het
beeld, om de gevoelens van de kun
stenaar.
Men moet zich Jacques Perk niet
voorstellen als een dweepzieke, zieke-
lüke jongeling. Hü was knap van ge
zicht en fors van gestalte. Hy zwom,
roeide en fietste (in die tüd!). Hy
danste en dronk, wandelde en praatte
nachten door. Hü was vrolük en gast
vrij en spgarde zün omgeving in de
ruimste ziri van het woord, zün kritiek
niet. Het weinige proza, dat hü heeft
nagelaten, bewüst zün rake, ironische
pen.
Zün jaren waren echter snel geteld.
In september 1881 is hy ziek geworden
na een roeitocht op de Amstel. Men
dacht eerst aan normaal kouvatten,
maar de hoge koorts die aanhield, wees
er op dat de familiekwaal hem in zijn
klauwen had om hem niet meer los te
laten. Op dertig oktober reeds nam hü
vriendelijk en hartelük afscheid van
zün familie, menende dat zyn laatste
uur gekomen was. Doch de volgende
morgen liet hy iedereen schrikken
door op zün komisch-nuchtere toon te
constateren: „Ik ben er nog". Deze
paar woorden getuigen meer voor zyn
karakter dan wat ook. Op 1 november
is hü in de middag gestorven.
Het ligt voor de hand, dat de lezer
van heden geneigd is een groot deel
van Perks werk als verouderd te ver
werpen. Al te gemakkelü'k spreekt men
van retoriek en van een retorische
denkwyze. Ik zal deze zyde geen ogen
blik ontkennen. Maar daar doorheen
nog afgezien van de waarde van
deze figuur in zün tijd gloeit een
emanatie van jeugd, die even tüdeloos
is als alle prille ervaring.
OLARA EGGINK,