Van de gekroonde stokvis
tol het concertgebouw
EEN ZOEKLICHT
OP DE
BOEKENMARKT
WOORD
VAN
BEZINNING
BLIJDSCHAP
IS NOG ALTIJD EEN LAND VOL
MERKWAARDIGE CONTRASTEN
Weelderige Barok menigmaal een
dekmantel voor oudere stijlen
Elke stad heeft liaar
eigen „huisberg,'
Hoewel lang niet alle mensen er
mee op de hoogte zyn, Is het
toch een feit, dat aan sommige
zondagen van het jaar door de
kerk van oudsher aparte namen
zijn gegeven. Een zonda-g valt dan
op een bepaalde datum, de zo
veelste van die en die maand,
maar in de kerk wordt die zondag
dan op een bijzondere wijze aan
geduid. Anders dan hy op de ge
wone kalender staat aangegeven
draagt hy daar een eigen naam.
Zo is het ook het geval met de
zondag, welke achter ons ligt. Deze
draagt de naam Laetare. De bete
kenis van dit woord, deze naam is
zonder meer duidelijk. Deze is:
weest biy, verheugd u.
Het zou op zyn minst genomen
heel merkwaardig geacht kunnen
worden dat deze zondag, uitgere
kend deze, met deze naam wordt
genoemd, dat die zondag „Laetare"
heet. Want deze zondag valt in de
tyd, die aan het paasfeest vooraf
gaat. Wy zeggen: dat is dus de
iy denstij d, anderen spreken graag
van vastentyd. Maar, hoe deze tijd
nu ook precies moge worden aange
duid: de weken, welke wij thans
beleven, vragen toch iets van in
keer, van boete, van berouw. Im
mers wordt de aandacht gevraagd
voor Jezus Christus, de Man van
Smarten. Wordt die gegeven, dan
komt het ervan zelf haast toe. Dat
heeft ook de samensteller van de
Mattheus Passion (Joh. Seb. Bach)
begrepen. Bekend is de aria, welke
daarin voorkomt, gezongen door
een altstem, begeleid door twee
fluiten: ,3uss und Reu knirscht das
Sündenherz entzwei". Niet min
der bekend is het koraal, dat ook
een plaats in dit machtige muziek
werk heeft gekregen: „Ich bin 's,
ich solte büssen, an Handen und
an Füssen, gebunden in der Höll".
Het blijkt ook hier: de ontmoeting
met de lijdende Christus, de Smar-
tenman leidt tot boete, inkeer, be
rouw. Zo gaat het overal, wanneer
in deze weken gelet wordt op wat
Christus heeft geleden. Maar, dan
moet het toch de verwondering
gaande maken van elk, die dit
weet en kent, dat één van de zon
dagen in deze periode van het
jaar, waarin tot inkeer wordt op
gewekt de naam draagt: Laetare:
verheugt U, weest bly; 't moet
haast onbegrypelyk heten, dat de
kerk, juist de kerk, de naam
voor deze dag. heeft vastgesteld.
Het doet vragen: „Wat is daarvan
de zin? Hoe is dit toch mogelijk?"
Er zijn er, die een verklaring ge
ven, welke ver beneden de maat
geacht moet worden. Zy beweren,
dat die zondag de naam Laetare
draagt, omdat deze midden in de
lydenstyd, de boetetyd, valt. De
gedachte zou geweest zyn: Ziezo,
we zyn alweer op de helft, straks
kunnen we weer onze gewone gang
gaan, dan is deze stille tyd weer
achter de rug. Dan mogen we
weer uitbundig zyn, doen en laten
wat we willen, we gaan nu aan het
aftellen. Zoals een gevangene dat
doet, wanneer de helft van zyn
straftyd is uitgezeten. Daarom zou
er blydschap zijn in de kerk en
zou de bedoelde zondag de naam
Laetare dragen. Ieder, die de
dingen, waarom het hier gaat, ook
maar enigszins zuiver aanvoelt, be
seft direct, dat deze verklaring
nergens naar lykt, de naam verkla
ring niet verdient.
Nu is het wellicht om vele rede
nen, dat de kerk aan de zondag,
die we achter ons hebben de naam
Laetare gaf. Het is aan de his
torici dit precies na te gaan en te
zeggen! Maar één der redenen zal
toch wel geweest zyn het besef dat
het ïyden van de Man van Smar
ten elk die in Hem gelooft de oor
zaak van waarachtige vreugde is.
Het is die vreugde, waaraan de
mensheid behoefte heeft, die ze al
te zeer mist, ook al wordt dit niet
eens altyd beseft, mede doordat
surrogaat-biydschap wordt geno
men voor echte. Het is de vreugde
der godsgemeenschap.
Tot die vreugde wordt de mens
en de mensheid midden in deze
lydenstyd geroepen. Laetare. Sta op
tot de vreugde. Verblijdt u.
J. N. DE RUITER,
herv. predikant
te Lelden.
Een band tussen jong en oud blijft de muziek. Een stil straatje in
Wenen met een deerlijk gehavend) Barok burgerhuis.
Oad-Amatföam twee geveltoppen in de Regullerebreestraat 44 en 46,
Een stuk Balkan aan de Weense Ringstraat: de kastanje-
vrouw. een Tirools hoedje en de internationale fluwelen pet.
(Van onze Weense correspondent)
Tijdens een eerste bezoek aan Oostenrijk valt het een toerist misschien
niet dadelijk op, dat vrijwel alle stadspleinen niet vierkant, maar lang
werpig zijn. Ook de dorpen in de dalen zijn meestal niet rondom een
kom gegroepeerd, maar ze hebben een langgerekte vorm met twee lange
rijen huizen aan beide kanten van de weg, zonder zijstraten. Deze zoge
naamde „straatdorpen" en vele steden liggen namelijk in smalle dalen
of in bergspleten - zoals Innsbruck -, die de mensen eerder dwingen om
huis aan huis te bouwen dan de hoogte op te klimmen.
Het valt dadelijk op, dat Oostenrijk een land van de Barok is. Niet
alleen in de steden ziet men overal kerken en paleizen in de triomfan
telijke Barokstijl, maar ook op het platteland wemelt het van pompeuze
kloosters en van kleine dorpskerkjes, die in deze stijl zijn opgetrokken
of indertijd werden „gemoderniseerd". In veel gevallen echter is deze
kunstvorm slechts ommanteling of opvulling, waaronder nog prachtige
Romaanse of Gotische bouwwerken verborgen liggen.
Een typisch voorbeeld van wat hier
boven gezegd werd is de Stefanskerk
van Wenen. Het interieur maakt op het
eerste gezicht een barokke indruk door
het grote aantal altaren met pathe
tische heiligenbeelden, maar bij nader
toezien ontdekt men dat dit alles om
sloten is door een Gotisch geraamte,
en wanneer men de hoofdingang
nauwkeurig bekykt, ziet men dat hier
nog een Romaans portaal bewaard is
gebleven, dat in de Gotische pui werd
opgenomen.
Oostenrijk is een land van bergen,
die men eeuwig en onveranderlyk
pleegt te noemen. En toch is er één
berg, die voortdurend van gestalte ver.
andert. De Erzberg in Stiermarken is
de Oostenrijkse „goudmyn", waar
reeds de Romeinen erts hebben ge
dolven. Aan de buitenkant wordt deze
berg van 1.534 meter systematisch
afgegraven en veroont nu de vorm
van een trappiramide. In de loop van
de eeuwen is deze berg door het af
graven tachtig meter lager geworden,
en nu vraagt men zich af hoelang de
voorraad nog zal strekken
Gaslantaarns
Niet alleen de Weners, maar ook de
Oostenrijkers zyn trots op de Ring
straat van Wenen. Het is een grote
avenue van 60 meter breedte, die met
een lengte van vier kilometer rondom
de oude binnenstad loopt. Aan deze
ring staan pompeuze paleizen naast
de opera, het parlement, raadhuis, de
universiteit en het Burgtheater, maar
op een bepaald gedeelte ziet men er
nog gaslantaarns. Dit is geen bewijs van
achterlykheid, want het gemeentebe
stuur heeft deze ouderwetse lantaarns
hier met opzet laten staan, omdat het
gaslicht een romantisch en warm licht
uitstraalt. Ook in de buitenwijken
staan nog duizenden gaslantaarns,
doch daar is geen sprake van roman
tiek
Oostenrijk is een land van tegen
stellingen, waar oud en nieuw en zelfs
het Westen en de Balkan elkaar ont
moeten. Aan dezelfde Ringstraat, waar
auto's in vier ryen naast elkaar voort
jagen, staan op bepaalde punten nog
„Maronibrater", mannen of vrouen, die
kastanjes in ijzeren pannen poffen.
Voor Oostenrijkers is dit een delica
tesse. De kastanjevrouwen hebben in
de winter dik gewatteerde vesten aan,
zodat het wel lykt alsof men op de
Ring midden in de Balkan verzeild is
geraakt.
Naast de nieuwste automodellen
sjokken nog steeds ouderwetse koetsjes
met aapjeskoetsiers langs deze avenue.
Soms staan er twee lavendelverkoop
sters, die tweestemmig hun lavendel
bosjes aanprijzen om de linnenkast
mottenvry te houden. In de drukste
straten van Wenen. Innsbruck en Linz
kan men opeens een bedelaar op de
grond zien zitten. Vroeger was dit ver
schijnsel veel sterker, maar ook nu nog
voelt de buitenlander zich daardoor
gegeneerd, maar de Oostenrijkers gaan
er onverschillig aan voorbij, omdat zij
deze bedelaars dóór hebben. Schoen
poetsers echter ontbreken hier bijna
geheel, doch zeer sterk valt het op, dat
achter de keurig gelapte ramen byna
geen bloemen staan. Ze zyn hier te
duur, behalve voor het gemeentebe
stuur. Alleen Tirol maakt een uitzon
dering met het grote aantal potplan
ten op de balustrades van de boeren
hoeven.
Natuur en muziek
Wie de Oostenryikers wil leren ken
nen, moet bedenken dat zy nog altyd
een natuurvolk zijn gebleven. Elke vrije
dag gaan ze wandelen, skilopen of
bergklimmen. Elke stad heeft haar
eigen „huisberg": Bregenz de Pfander,
Innsbruck het Hafelekar, Linz de
Pöstlingberg, terwijl Wenen kan kie
zen tussen Kahlenberg, Schneeberg en
Rax. De natuur heeft zich zelfs mid
den in Wenen, een metropool van bijna
twee miljoen inwoners, weten te hand
haven, overal zyn er plantsoenen, ter-
wyl de wyngaarden tot diep in de ker
nen van de Weense buitenwyken door
dringen! Hier ligt gedeelteiyk het ge
heim verborgen van de Oostenrijkse
muzikaliteit. In de drukste steden
vindt men nog kleine natuurreser
vaten, verstilde en romantische plein
tjes of binnenplaatsen. Daar kan men
nog een straatmuzikant tegenkomen,
die geheel en al in zijn eigen muziek
opgaat, of men ziet er een orgeldraaier,
die een Weense wals afdraait, terwijl
kinderen vol bewondering toeluisteren.
En wie 's avonds door een Oostenrijks
dorp slentert, hoort hoe in de enige
herberg een viool wordt gestemd, hoe
men verder weg op een citer tokkelt en
hoe ergens in een boerenhuiskamer een
oud lied meerstemmig wordt gezon
gen....
kosten gespaard heeft, niet een goede
typografische verzorger in de arm
heeft genomen om het geheel het ca
chet te geven, dat erby hoort.
Erich Kuby.
„Het meisje Rosemarie"
Boeken en Breughel, Den Haag
Als men dit boek in handen krijgt
en bovendien weet, dat het verfilmd
ds, dan stelt men er zich niets van
voor. Al die benen en fatale blikken
op omslag en voorwerk doen het ergste
vrezen. Gelukkig heb ik mij niet door
deze uiterlijke verschijnselen uit het
veld laten slaan, want dan had ik een
interessant en onbhutseld geschrift
gemist. De geschiedenis van Rosema
rie is op historie gebaseerd. Men kan
haar naam nog vinden in het telefoon
boek van Frankfort van 1957, zegt de
schrijver.
Dit drama speelt zich af in het na
oorlogse Duitsland. Een groep groot
industriëlen tracht, onder het mom
van samenwerking, elkaar de rege-
Niet ten onrechte heeft de uitgeverij Van Holkema en Warendorf
N.V. het boek .Amsterdam Vertelt", geschreven door L. C. Schade
van Westrum, met een kleine feestelijkheid van stapel laten lopen.
Het is inderdaad een charmant geheel. L. C. Schade van Westrum is
de perschef van de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer te
Amsterdam en secretaris van „Amstelodanum". Hij heeft een fijne
neus gehad voor de vermakelijke, ontroerende en kunstzinnige histo
rische merkwaardigheden, die ieder mens zonder veel moeite in de
hoofdstad kan gaan ontdekken. Het is een boek voor de liefhebbers
van eindeloze slenterpartijen langs straten en door stegen: die lieden,
die men plotseling op een voor de toeschouwer volmaakt onbegrij
pelijk punt kan zien stilstaan en staren in een ogenschijnlijk niets. Zij
staren helemaal niet naar niets. Het stadsleven, de atmosfeer van
de stad heeft hen zo te pakken dat zij hun emoties even moeten
verwerken en even op adem moeten komen. Men kan dat soort in
iedere stad tegenkomen.
De zaken, die Schade van Westrum
betreffende Amsterdam verzameld
heeft, zijn precies datgene wat hun
hart luid doet kloppen. Kort en helder
schetst hy het oorzakelyke verband in
het leven van de stad. Hij wyst op de
huizen waarin de bewoners, in tegen
stelling tot de hedendaagse, geboren
werden en stierven. Hij beschrijft de
eigenaardigheden van de verschillende
buurten en het ontstaan daarvan. Hy
vertelt van oude poorten, van uithang
borden en gevelstenen. Van St Nico-
laas, van Gijsbrecht en van het beurs-
trommelen. Hy toont de lezer tiental
len bouwsels, waarvan het doel nauw
met de vorming van de stad samen
hing en spreekt van gebruiken, die
zelfs de moderne nivellering niet heeft
laten verdwijnen. Hij plukt de geschie
denis als een boeket van straten en
huizen. Hij neemt ons mee naar wel
haast onvindbare hoeken zoals bijv. de
Rotterdammersloot. die je nooit zou
vinden als Schade van Westrum je
niet vertelde dat je. om daar te ko
men, een nauwe gang tussen twee hui
zen in de An toni ebreestraat in moet
sluipen. Waarlyk, de beste lof die ik
deze schryver kan geven is zeggen, dat
hij met zyn kennis en zyn verteltrant
zijn geestdrift op de lezer overbrengt.
Een boek als dit zou niet volledig
zijn als het niet van foto's en repro-
dukties voorzien was. Die zyn er dan
ook in grote menigte en over het al
gemeen van voortreffelijke kwaliteit.
Er zyn reprodukties, oude foto's en
nieuwe. Onder de laatste verdienen
die van Anton Veldkamp zeker ver
melding.
Eén ding is jammer. Dat is dat de
uitgever, die blykbaar geen moeite en
ringsopdraoht tot het vervaardigen
van de „Baby-doll". een ruimteraket,
af te snoepen. Twee van hen komen
na elkaar in aanraking met de „van
het bed in de tand" levende zwerfkat
Rosemarie, blond, slank en zakelijk.
De tweede ziet mogelijkheden in dit
keiharde, geldzuchtige en uitermate
lepe produkt van na 1945. Hij instal
leert haar in een fraai appartement
en laat zijn zakenvrienden uit binnen-
en buitenland op haar los. Hy heeft
niet vergeten een onzichtbare tape
recorder by haar te laten aanbrengen.
Rosemarie hoort haar bezoekers uit,
het instrument legt de gesprekken
vast. Het eind is natuurlijk, dat Rose
marie haar macht overschat, te ge
vaarlijk wordt en vennoord wordt.
Dit is de zeer beknopte kern van een
zedenschildering van deze tyd, die met
zoveel overtuigingskracht in stijl en
feiten geschreven is. dat men rilt by
de gedachte, dat deze vuige misdadi
gers wel eens werkelyk zouden kun
nen bestaan.
CLARA EGGINK.
■■p">v