Opgericht 1 maart 1860 Zaterdag 7 maart 1959 Vierde blad no. 29689 £8C!§ot<S<5SoH«G5oH^-oH3KSOr<«CSc'H«CSa<8<Scv<®OS<*cSeSci^^<Kcf<ijo8a<»<Sc^^ Al spoedig begonnen wij ons af te vragen hoe alles in zijn werk zou gaan, wanneer de geallieerden einde lijk zouden overwinnen en het vaderland zijn vrijheid zou herkrijgen. Niemand was bij machte zich van de dan voorkomende situaties een voorstelling te maken, maar het kabinet en ik waren het erover eens dat, hoe weinig talrijk de vaststaande gegevens ook waren, er gewerkt moest worden aan een plan, aan het opsporen en door denken van de vraagstukken, die zich bij de overwinning zouden voordoen en aan het zoeken van oplossingen daarvoor. Hier kwam het voor mij aan op het vormen van een eigen oordeel over wat de regeringsinstanties naar voren zouden brengen. Zoals ik reeds zei, was er de eerste maanden geen con tact mogelijk tussen Londen en ons land. Toen dit ver anderde en ik kennis nam van de binnengekomen berich ten, kwam bij mij vast te staan, dat het noodzakelijk was om zowel de bevolking van Nederland als die van de andere delen des Rijks een nieuwe koers voor het na-oor- lógs beleid in uitzicht te stellen. Deze koers zou georiën teerd moeten zijn op en overeenkomen met de ten tijde van de bevrijding in Nederland en groter Nederland in Oost en West levende wensen. Ik zag voor mijn geest de omwenteling in de gedach- tenwereld en de daaruit voortkomende drang naar ver nieuwing op velerlei terrein en meende, dat het gewenst was vanuit Londen hiervoor begrip te tonen en ons deel in deze ontwikkeling op ons te nemen. Ik herinner mij de diepgaande gesprekken over deze aangelegenheden met de toemalige minister-president Gerbrandy. Ik maakte hem hierin mijn wens kenbaar persoonlijk de gedachte der vernieuwing bij het Neder landse volk en bij de inwoners van Nederland Overzee in te leiden. Uiteraard bleef hierbij een ruim veld open voor boodschappen van ministers. Wij kwamen overeen, dat ik dit, zolang geen andere wegen openstonden, door middel van radio-uitzendingen zou doen. De ministerraad stemde in met onze gedachten- gang en kwam met de heer Gerbrandy overeen, dat hij inzage zou nemen van mijn ontwerp-toespraken en over leg met mij daarover zou plegen. Hier past mij een woord van dank en waardering voor dit vooruitziend beleid en voor de moed van het kabinet om deze verantwoording op zich te nemen. Zo werd dan langs strikt constitutio nele weg een voorlichting van onze landgenoten mogelijk die allen, die onder de zware druk leefden, een lichtpunt aan hun horizon kon wijzen. Zo kon dan nu het oog ge richt worden op de tijden, waarin zy weer de vrije be schikking zouden hebben over hun toekomst. De zeer uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigden mijns in ziens ten volle, dat het zittende kabinet in Londen ver antwoordelijkheid op zich nam voor mededelingen, die een tijdperk raakten waarin het vervangen zou zijn door een ander. Van den beginne af aan stond het vast, dat er aan het einde van de bezetting een kabinet zou optreden, waarvan de leden de oorlogsjaren in Nederland hadden meegemaakt en bijgevolg ten volle op de hoogte zouden zjjn van de toestand zoals deze geworden was en van de bij ons volk levende wensen. In mijn radiovoorlichting kwamen uiteraard nimmer concrete voorstellen voor; de gehele opzet van deze voor lichting was immers voorbereiding, in afwachting van het tijdstip dat men zich vrij kon uiten. Er kwamen tekenen, dat Japan niet altijd toeschouwer zou blijven in het wereldconflict; maar wanneer zou het ingrijpen en waar het eerst? In Nederlands-Indië was, dank zij de vooruitziende blik van de gouverneur-generaal en de commandanten van zee- en landmacht, onze paraatheid tot het hoogst-moge- lijke peil opgevoerd. Desondanks waren onze strijdkrach ten niet opgewassen tegen de grote Japanse vloot en zijn landingsleger. In het volle bewustzijn van het dreigend gevaar is gou verneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer in de maanden voorafgaande aan de Japanse inval voor iedereen een toonbeeld van standvastigheid en moed ge weest. Herhaaldelijk heeft hij zich tot het publiek gewend en het door zijn redevoeringen moed en kalme vastbe radenheid ingesproken. Men voelde in Londen hoe gevaarlijk de toestand voor ons groter Nederland in het oosten aan het worden was en met spanning wachtte men op wat eens komen moest. Niemand vermoedde echter het op handen zijn van een gebeurtenis als Pearl Harbour. Als een donderslag uit een blauwe lucht kwam het bericht, dat de Japanners de Amerikaanse vloot aldaar hadden gebombardeerd. Aan stonds volgden toen de oorlogsverklaringen van Amerika, onze bondgenoten en ons aan Japan. De aanval op Pearl Harbour was de inleiding tot een geweldig offensief der Japanners, dat al spoedig ook op Nederlands-Indië ge richt was. Ik behoef hier wel geen overzicht te geven van de zo snel op elkaar volgende gebeurtenissen; een ieder herin nert zich die en niet het minst de dappere weerstand die onzerzijds ter zee, te land en in de lucht werd geboden. En wie zal ooit de slag op de Javazee vergeten, waar na een heldhaftige strijd onze vloot en het hulpeskader der bondgenoten door de Jappen in de grond geboord werden? Wie herinnert zich niet de rouw en de verslagenheid in zovele gezinnen die één, die hun lief was, moesten ver liezen? Na de slag op de Javazee volgde spoedig de verovering van Java en de bezetting van de belangrijkste punten in de andere delen van Nederlands-Indië. De gouverneur-generaal, die tot op het laatst op zijn post bleef, trof een tragisch lot. Hij werd gevangelijk naar Formosa gevoerd en vandaar overgebracht naar Mandsjoerije, waar hij de rest van de oorlog verbleef. Diep aangrijpend was het einde van de laatste officiële uitzending van Radio-Bandoeng„Wij sluiten nu. Vaarwel tot betere tijden! Leve de Koningin!" Nog enkele dagen weerklonk 's avonds uit deze studio ons volkslied. Toen zweeg deze Nederlandse stem geheel. Degenen die voor deze uitzendingen van het Wilhelmus verantwoordelijk waren, werden door de bezetter ge ëxecuteerd. Weldra vulden gevangenissen en concentratiekampen zich als in Nederland met onschuldigen. Eerst veel later hoorden wij dat het verzet niet overal gebroken was, dat diep in het binnenland kleine een heden van het Indische leger stand hielden met schier bovenmenselijke taaiheid en volharding, daarmede ge hoorzamend aan het aan onze strijdkrachten gegeven bevel tot het uiterste stand te houden. Van een pa trouille van honderd vijfentwintig man, waarvan er veertien waren overgebleven, overhandigde de com mandant mij later de vlag die al die maanden fier Door H.K.H Prinses Wilhelmina Fragmenten uit boven hun bivakken in de rimboe gewapperd had. Dit kostbare teken wordt thans in de Burgerzaal in Am sterdam in een vitrine bewaard. Het werd de vroege zomer van 1942, toen ik mijn eerste reis naar de Nieuwe Wereld begon. De zestiende juni stapte ik in een vliegtuig, dat mij naar Ierland bracht, waar de vliegboot mij wachtte, die President Roosevelt gezonden had om mij over te brengen naar Amerika. Het was mijn eerste reis door de lucht. Op het vliegveld van Ottowa vond ik mijn dochter met twee kleutertjes, die wel wat onder de indruk waren van het grote ronkende gevaarte dat mij had gebracht. Ook Mackenzie King, de Canadese minister-president, die zich een oprecht vriend van ons land had betoond en die Juliana in veel opzichten behulpzaam was geweest, was hem en de boodschappen die hij mij zond, doch wellicht nog meer door zijn „fire-side chats" (die ik geregeld om drie uur 's nachts in Stubbings kon beluisteren) en zijn staatsmanschap, eerst als sympathiserende op onze zaak gericht, daarna als bondgenoot in de strijd. Bij de ken nismaking met hem kwam men onder de indruk van zijn krachtige persoonlijkheid, zijn wilslyacht en taaie volharding, een kracht die met name gestaald werd door zijn moedig, jarenlang dragen van de gevolgen van de kinderverlamming die hem had getroffen. Een ontmoeting met Roosevelt gaf de zekerheid, dat hij nimmer zou wijken of een zaak zou opgeven die hij rechtvaardig achtte en dat hij in de strijd daarvoor zou volharden tot hij zjjn doel bereikt had. Ook een belevenis was de ontmoeting met mevrouw Roosevelt. Een zeer zelfstandige vrouw, die ontzaglijk De kleine Prinses M ar griet, in ballingschap geboren, „poserend" voor een schilderij der koop vaardij, die peet stond bij de doop, op welk schilderij de spreuk was aangebracht: „Eens zal het kroost der Geuzen weerkeren van de zee, om Holland te Hergeven zijn vrijheid en zijn vree". ter begroeting aanwezig. Onbeschrijfelijk was de vreugde van het weerzien. Wat genoot ik daarna van de aardige woning van Juliana in het Rockcliffe Park, temidden van bosterrein boven een klein meertje. Juliana en haar ge zelschap pasten daar net in. Margriet kon er niet meer bij en voordat zij kwam werd dan ook een groter land huisje betrokken aan de Acacia Avenue. Ik meen, dat ik bij de Athlones op Government House geslapen heb; overdag was ik bij Juliana. Na korte tijd bezocht President Roosevelt ons daar; hij was toen vergezeld van Martha van Noorwegen, die vaak bij hem vertoefde. Spoedig zouden wij met de kinderen de gasten zijn van hem en mevrouw Roosevelt op hun buiten Hyde Park. Voor Juliana was dit alles niet nieuw, zij had reeds een of twee reizen door Amerika gemaakt, op uitnodiging van de president; zij was bij hem geweest, ook om boodschappen van mij over te brengen, en voelde zich dus reeds geheel thuis op Hyde Park en vertrouwd met de mensen en de omgeving en met „the way of life". Voor mij was alles nieuw en de ontmoeting met President en mevrouw Roosevelt was een belevenis. Toch had ik bij de eerste ontmoeting met hem sterk het gevoel een oude vriend te begroeten, zó hartelijk waren zijn gevoelens voor Nederland en ook voor Juliana, Bernhard en de kinderen en mij. Mijn bewondering en grote waardering waren niet alleen gaande gemaakt door de correspondentie met veel eigen werk verrichtte, die temidden van al haar bezigheden als presidentsvrouw nog tijd vond een dage lijks artikel te schrijven en beschrijvingen het licht te geven over haar reizen door een groot deel van de wereld, maar die bovenal de toegewijde, zorgzame echt genote was, die alles in het werk stelde om het lijden van haar Franklin te verzachten en die, waar hij ten gevolge van zjjn lichamelijke toestand niet alles uit eigen aanschouwen kon kennen, hem steeds nauwkeurig op de hoogte hield van wat zij waarnam. Toen ik na het weekeinde op Hyde Park een officieel bezoek bracht in Washington en op het Witte Huis logeerde, nam ik deel aan een persconferentie van de president en aan één voor de vrouwelijke leden van de pers van mevrouw Roosevelt. Beiden maakten de confe renties aangenaam en gemakkelijk voor mij. Ik kon hun beider talent bewonderen bij het beantwoorden van de hen gestelde vragen en bij het geven van leiding aan het gesprek. Ik zal niet bezwijken voor de verzoeking hier een reis beschrijving te geven, al zou over die twee maanden met hun drukke en afwisselende program veel te vertellen zijn. Ik wil alleen nog noemen, dat ik ontvangen werd op het Capitool en een toespraak voor het Congres hield, dat President Roosevelt mij voor onze marine een duikboot jager aanbood en tenslotte dat hij mij per boot meenam naar Mount Vernon, waar zich het huis en het graf van Washington bevinden. Ik legde op dit graf een krans, evenals op dat van de onbekende soldaat op het Arlington kerkhof. Het was my gegeven tijdens deze reis vele belangrijke gesprekken te voeren en vele contacten te leggen. Van bijzondere betekenis was het ontvangen van leden van de Nederlandse kolonies. Met sommigen van hen voerde ik diepgaande gesprekken over de toestand in het vaderland, met de bedoeling dat zij daaromtrent in Amerika voor lichting zouden geven. Deze voorlichting was zowel voor onze bondgenoten als voor de in Amerika wonende Ne derlanders zeer van node, waar zij zich eenvoudig geen voorstelling konden maken van de wandaden van de be zetter. van het verzet en van het nameloze lijden van ons volk. Voor mijn kinderen en mij en mijn omgeving, voor zover dit uit ons eigen land afkomstig was, was het geven van deze voorlichting een der eerste plichten. Tijdens deze reis werd voor deze taak een waardevolle bijdrage ge leverd in de vorm van voordrachten en gesprekken door de Engelandvaarders Ter Beek en Krediet, die mij ver gezelden. Misschien zijn er lezers, die de gedachte hebben, dat Juliana de jaren van haar ballingschap vrijwel uitsluitend heeft gewijd aan de opvoeding van haar kinderen. Een begrijpelijke gedachte op zichzelf en ook, omdat van haar verrichtingen in het verre Canada niet zo heel veel door drong tot het bezette vaderland. Maar zo was het bepaald niet. Vanzelfsprekend besteedde zij veel aandacht aan de kinderen, maar daarnaast stelde zij veel tijd en werk kracht in dienst van de „goede zaak". Haar huis was een haven en bunkerstation voor onze strijders van marine en koopvaardij. Met een open hart hoorde zij van hun moei ten en zorgen en met een krachtige geest inspireerde zij ze tot nieuwe daden voor de zaak der vrijheid. Later, toen zij de regering aanvaardde, zeide zij zich ten doel te stellen een rots temidden der woelige baren te wezen. Tijdens haar ballingschap bewees zij dit te kunnen zijn. Naast haar bezielend contact met onze strijdkrachten over de Oceaan was er dat met onze kolonies in Canada en de Verenigde Staten en de overgekomen Nederlanders. Zij deed hier het hare om de vuren brandend te houden. Voorts was er haar Rode Kruiswerk zij gaf leiding aan het door haar in het leven geroepen Nederlandsche Roode Kruis buiten het vaderland. De stoel in Den Haag, die zij van haar vader overgenomen had, moch haar ontnomen zijn, haar activiteit als voorzitster ging door. Dan zij nog vermeld haar werk om de goodwill voor Nederland alom en met name in Canada en de Verenigde Staten te handhaven en te versterken in oorlogstijd één van de belangrijke taken haar geven van voor lichting omtrent de tirannie en de nood in het vaderland, alsmede omtrent het groeiend volksverzet, en haar optre den in Suriname en de Nederlandse Antillen. Groot was haar ontroering toen zij met haar vliegtuig dit gebied binnenkwamdaar, onder haar, lag vrij Nederlands territoir, eindelijk was zij weer „thuis". Het was geen een zijdige emotie. Gezegd mag worden, dat haar komst de banden met de militante bevolkingen in de West heeft versterkt. Terug op Stubbings kreeg ik eindelijk de reactie op de doorstane spanningen van de laatste jaren. Daar kwamen nog bij de vermoeienis van de volbrachte reis en de ge volgen van het feit, dat tengevolge van het stijgen en dalen bij het vliegen mijn trommelvlies ietwat ingedrukt was. Dit laatste werd geconstateerd door een Nederlandse oorarts bij onze brigade, die ik raadpleegde. Ik moest hem, waar ik voortdurend leed aan duize ligheid en mijn krachten uitgeput waren, beloven gedu rende zes weken slechts halve kracht te stomen. Die belofte heb ik gehouden en gelukkig waren aan het eind van die tijd de minder prettige gevolgen van een en ander overwonnen. In de herfst van 1942 werd ik op aandringen van mijn schoonzoon getest op vliegen, teneinde zekerheid te hebben of ik in de winter naar Ottawa kon gaan om mijn nieuwe kleinkind te begroeten. In tegenstelling tot 's zomers, moest men 's winters op zeer grote hoogte over de Oceaan vliegen. Tot mijn teleurstelling kwam vast te staan, dat mijn „plafond" op drieduizend meter lag en dat nog maar voor enkele minuten. Ik móest dus afzien van mijn vurige wens bij mijn dochter te zijn. Gelukkig kon Bernhard gaan. Ik moest weer geduld oefenen tot de lente of de vroege zomer. Net bijtijds voor de geboorte was Bernhard in Ottawa aangekomen. De Canadese regering had de voorkomend heid gehad een regeling te treffen, waardoor de kamer van Juliana in het ziekenhuis van Ottawa, of althans de kamer waarin het kind geboren zou worden, op dat tijd stip tot exterritoriaal grondgebied werd verklaard. Dit om te voorkomen, dat het de Canadese nationaliteit zou heb ben. De grondwet van Canada bepaalt namelijk, dat ieder die in Canada geboren wordt de Canadese nationaliteit heeft. Groot was mijn vreugde, toen Bernhard my op 20 januari om ongeveer twee uur 's nachts Engelse tijd de geboorte van een dochter telefoneerde en meedeelde, dat moeder en kind het goed maakten. De ouders be sloten het kind Margriet (voluit Margriet Francisca) te noemen, naar de margriet, die wy als verzetsteken droe gen en onze koopvaardijvloot uit te nodigen als haar peet op te treden. Dit aan onze koopvaardijvloot mede te delen was mijn taak; mijn kinderen hadden mij namelijk gevraagd deze bekendmaking vanuit Londen te doen, waardoor ook op zee veel meer schepen bereikt konden worden dan vanuit Ottawa. Die morgen reeds om zeven uur liet ik contact opnemen met Radio Oranje en verzocht ik het bericht van het peetschap van de koopvaardij om te roepen. Door een misverstand kwam dit bericht evenwel niet door. Die morgen was er een grote uitreiking van onderscheidin gen, waarbij vele opvarenden van de koopvaardijvloot aanwezig zouden zijn. Zoals zo vaak, vond ook deze bij eenkomst plaats tijdens een bombardement van Londen. Het was nu noodzakelijk na de uitreiking de aanwezigen mede te delen, dat het mij een voorrecht was aan onze koopvaardijvloot namens de ouders bekend te maken, dat Margriet hun petekind was. Later verzocht de koopvaardy de margriet als onderscheidingsteken te mogen dragen. Ik bleef die winter lang alleen op mijn eenzame post. Bernhard had een uitnodiging ontvangen van maarschalk Montgomery om een bezoek te brengen aan Egypte en de landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee, die kortgeleden het krijgstoneel waren geweest. Hij was voor nemens na zijn verblijf bij Juliana aan die uitnodiging gevolg te geven. Alles was voor de reis gereed, toen hij de dag tevoren de bof kreeg en deze veertien dagen bij Juliana moest uitvieren alvorens te kunnen vertrekken. Omstreeks Kerstmis waren de kinderen begonnen, prompt gevolgd door Juliana, die Bernhard weer aanstek. Het vliegtuig waarmee hij de reis had moeten maken veron gelukte, waardoor hy anders ging denken over de onwel kome storing van zijn plannen en hij deze tenslotte met dankbaarheid aanvaardde. Gelukkig bracht het vliegtuig dat hij nu nam hem veilig eerst over de oceaan, daarna over de woestijn naar Egypte en vervolgens, nadat hy alles gezien had van het toneel der geallieerde overwin ning, terug naar Londen. Wy waren dankbaar de Leiding te zien, die hem door zijn ongesteldheid voor de zynen bewaard had. Koningin Wilhelmina voor de microfoon van Radio Oranje, de stem van het vrije Nederland waarnaar zo talloos velen in het bezette gebied heimelijk luisterden en waaruit zoveel opbeuring geput werd. Een opname van Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana tijdens de reis van de Koningin naar de Nieuwe Wereld. Deze foto brengt de ontmoeting in beeld met de echtgenote van de Chinese staatsman Tsjang Kai Sjek. Het was een van de talloze ontmoetingen van de Koningin met de leidende kringen van het wereldwijde geallieerde verzet tegen tgrannie en agressie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13