JEAN ANOUILH EEN VLAMING WERD ZIGEUNER Ben ik er nu zó naast PARODIEERDE DE KASTE DER SAMENZWERENDE GENERAALS Frankrijks grootste dramaturg neemt een loopje met allerlei gebreken van zijn tijdgenoten Spanning opgevoerd tot het uiterste Drie miljoen Franse voorzitters hebben eigen vakbond opgericht! JONGE ROMEIN STAAT VERRASSEND POSITIEF TEGENOVER HET LEVEN Belgisch tapijtwever inNeiv-York vertelt van zijn ervaringen Jan Yoors werd zoon van hoofdman WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAGINA 4 (Van onze Parijse correspondent) Na Henry de Montherlant heeft nu ook een andere figuur uit de topklasse der Franse toneelschrijvers voor dit Parijse seizoen acte de présence gegeven: Jean Anouilh is eindelijk met zijn Hurluberlu (onbesuisde, vent, wildebras) voor de dag gekomen, nadat hij eerst de spanning extra hoog had opgevoerd. Anouilh had met het Franse gebruik willen breken, dat wil dat de kranten tevoren, in een „avant-première", de sluier al een paar centimeters oplichten die het mysterie van een nieuw stuk toch altijd wel omhullen moest. En evenals de cineast Clouzot met zijn laatste film, had Anouilh dus alle voorzorgen genomen: repetities achter gegrendelde deuren, belofte van geheimhouding van de kant van zijn actrices en acteurs, en nog wat meer afstand jegens de pers teneinde de vroegere spelregels in ere te herstellen. In die opzet was hij ook vrijwel geslaagd. Er was tevoren alleen maar uitgelekt, dat een generaal in het nieuwe stuk de hoofdrol speelde en dat 't ging over een komplot. Gezien de jongste ervaringen met Franse generaals en derzelver staatsgrepen, kon die wetenschap de spanning en de nieuwsgierigheid natuurlijk alleen nog maar met enkele graden verhogen Jean Anouilh (staande), omringd door zijn artiesten. Zittend: de generaal (Paul Meurisse) en zijn vrouw (Marie Jose Martel) Een anti-climax is op al die toebe reidselen niet eens gevolgd. Een getrouwe reconstructie van Frankrijks recente geschiedenis biedt de intrigue van l'Hurluberlu zeker niet Een zekere mentaliteit en een zekere atmosfeer, die in de hoge Franse mili taire regionen heersen, heeft Jean Anouilh daarentegen feilloos scherp en met alle esprit waarover hij beschikt weten te treffen. Er wordt dus veel gelachen en de bons mots knetteren de hele avond als mitrailleurvuur. Maar Anouilh is geen partijganger en nog minder een fanaticus, en aan zijn persiflage, of beter parodie, zal dan ook niemand veel doeltreffende argumenten pro of contra deze of gene stelling kunnen ontlenen. Iedereen krijgt zijn rechtmatig deel van des schrijvers felle spot, die zonder aan- ziens des persoons gelost wordt. Jean Anouilh behoort, mèt zijn vriend en geestverwant Marcel Aymé, eerder tot het type anarchist-in-hart- en-nieren, dat alleen op Franse bo dem wortel schiet en gedijt. Maar het pikzwarte kleed van de misantroop, de Begeerde titel: monsieur le président... Super-president Fromentin wil onder meer de welsprekendheid belangrijk verbeteren (Van onze Parijse correspondent) Het is beslist niet waar. men tin nu eindelijk op de gedachte gekomen die voorzitters eens in een zoals men wel eens hoort eigen vereniging of vak- beweren, dat Nederland bond te verzamelen, het verzuilde-land-bij-uit Fromentin heeft zich na stek is, waar dan ook het hoogst aantal verenigin- zou bestaan en het meest vergaderd wordt. Frankrijk spant nog de kroon! Een recent onder zoek moet hebben uitge wezen, dat het land van Marianne een slordige drie miljoen clubs, vrien denkringen, bonden en andere verenigingen telt, elk met een eigen bestuur tuurlijk zelf tot super president uitgeroepen en een duizendtal mede- voorzitters heeft hij nu al in zijn Nationale Unie van presidenten van Frankrijk verenigd! De adspirant-leden hebben zich alleen maar als voor zitter van hengelclub. kruideniersbond, huis- vrouwenkrans of Kamer van Koophandel be en een voorzitter, zodat kend te maken, en met de er welgeteld ook zo'n drie betaling van vijftienhon- miljoen Fransen één derd franken (vijftien gul- op de veertien! rond wandelen die zich met de hier warmbegeerde titel van „monsieur' le presi dent" toe en aan mogen laten spreken. Veel later dan redelijk verwacht kon worden, is een dier talrijke presiden ten de bejaarde Parijse Journalist Jacques Fro- twee foto's worden ze dan automatisch in de regis ters genoteerd. Wat het nut en de voor delen van het lidmaat schap zijn? De Unie wil in de eerste plaats een morele band vormen voor bloed, want deze kundige militair, die brengen. Maar ook dat gebrek is hij eens Frankrijks jongste generaal was werd op zijn zevenentwintigste jaar al uit de dienst verwijderd vanwege een eerste samenzwering. Zijn nieuwe -poging de staat in Parijs omver te stoten, zakt overi gens al vóór de aanloop roemloos in elkaar want, terwijl het hele dorp zich over de samenzweerders vermaakt, wordt de generaal door zijn trawanten in de steek gelaten. En de man die zichzelf al op de troon van Frankrijks voormalige koningen zag zitten, ziet zelfs geen kans zijn gezag in de eigen fami liekring te handhaven. Ook zijn aanbiddelijke vrouw laat hem ten slotte begrijpen dat ze een andere, jongere man prefereert. Venijnige boutades door mededogen verzacht Een martiale kwibus, een politieke amateur, een Don Quichotte, een rid der van de droevige figuur. Zeker, maar toch ook een man die althans nog èrgens in gelooft. Die op zijn ma nier een idealist genoemd zou mogen worden en die in zijn simplistisch idealisme in elk geval niet is gecor rumpeerd. En er behoeft dan ook nau welijks twjjfel over te bestaan, dat deze onfortuinlijke vechter tegen de windmolens van zijn tijd, op de volle sympathie van de schrijver zélf aan spraak mag maken. Op zoveel sym pathie zelfs, dat, voor het eerst sinds de laatste jaren (waarin Bitos en Or- nifle werden geschreven), er weer wat erbarmen, geamuseerd mededogen, kortom een ondertoon van enige men selijkheid meeklinkt in dit stuk. Een toon waardoor die stortvloed van venijnige boutades - tegen „tout Paris", tegen de geestelijkheid, het le ger, de grote pers, de progressieven, het avant-gardetoneel en wat niet al - ook een ander en minder „nihilis tisch" relief verkrijgt. l'Hurluberlu is daarom méér dan een vistuose karikatuur van een ac tuele Franse verschijning: de conspi rerende generaal. Het stuk schijnt bo vendien een nieuwe wending in het oeuvre van Frankrijks grootste levende dramaturg in te luiden: na alle „pièces noires" en „pièces grincheuses" (sombere en zure stukken) is een te rugweg naar het „rose" begin van Anouilh's jeugd misschien wel ingesla gen. FRANK ONNEN Jeugd-enquete tvijst uit: an honderd jonge Romeinen zouden 27, als zij geen V Italiaan waren, het liefst Amerikaan zijn en slechts een Rus. Zeven zouden Duitser willen zijn, vijf Fransman, vijf Scandinaviër, vier Brit, twee Spanjaard en een Zuidamerikaan. Maar 36 zijn zo tevreden met hun Italiaanse nationaliteit, dat zij er zelfs niet aan willen denken iets anders te zijn. Dit zijn de cijfers uit een opinie-onderzoek dat het blad „II Messagero" onder de jeugd van Rome heeft laten organiseren. Voorkeur voor Amerika bleek ook uit de antwoorden op een vraag, naar welk land zij zouden emigreren, als zij daartoe zouden beslissen. 37 procent koos de Verenigde Staten of Canada, 8 procent Zuid-Amerika (dat sinds de oorlog voor veel Italianen een teleurstelling is geweest), 7 procent koos Frankrijk, vier Duitsland en twee Spanje, Australië en Rusland. Maar ook hier was 19 procent zo tevreden met eigen land, dat zij antwoordden niet weg te willen. Vroegere ondervragingen leverden de volgende resulta ten op: De democratie is, volgens 75 procent der ondervraagden, een voldoende waarborg voor het algemeen welzijn. Volgens 23 procent is zij dat niet, 2 pro cent antwoordde het niet te weten. De voormalige premier Giuseppe Pella bleek de meest populaire Italiaanse politicus te zijn. Hij kreeg 20 procent der stemmen. President Gronchi kreeg 12, oud-premier Fanfani 7, de communistenleider Togliatti 4. Twee kinderen is het ideaal van 47 procent, drie voor 27 procent, vier voor 7 procent, vijf of meer voor 5 pro cent. 7 procent wenst slechts één kind, 4 procent geen. Het overgrote deel van de 797 jongeren tussen 18 en 25 jaar die bij de enquête ondervraagd werden, bleek verrassend positief te staan tegenover het leven. Van nozem-mentaliteit of nihilisme was nagenoeg niets te merken. Op de vraag wat de ideale leeftijd is om te trouwen, antwoordde van de vrijgezellen slechts 1 procent het niet te weten, maar van de getrouwden 42 procent. Volgens 71 procent is liefde „zeer belangrijk", volgens 2 procent „volmaakt onbelangrijk". Voor 70 procent is gevoeligheid de belangrijkste eigen schap voor een vrouw, voor 49 procent een goed karakter, voor 40 goede manieren, voor 27 een goede opvoeding. 12 procent noemde een goede sociale positie in de eerste plaats en 17 procent een goede financiële positie. (De meeste ondervraagden noemden verschillende eigen schappen) Het lezen blijkt geen grote plaats in te nemen. 22 pro cent leest niet regelmatig een krant, 19 procent kijkt nooit een boek in, voor 21 procent zijn boeken over de misdaad gesneden koek. Frnest Hemingway is de meest populaire schrijver. Hij kreeg 7 procent. A. J. Cronin kreeg 5, John Stein- - beek 3, Dostojewski en Agatha Christie en Edgar Wallace elk 2 procent. Shakespeare kreeg 1 procent, even veel als Jack London. 33 procent van de ondervraagden heeft veel moeilijk heden ondervonden bij het zoeken naar een baan. (Dit percentage was bij de ambtenaren nog hoger) Volgens 48 procent is de verhouding werkgever-werk nemer in Italië zeer goed, goed of behoorlijk, volgens 30 procent middelmatig, volgens 14 procent slecht of zeer slecht. (Van onze correspondent in Washington) „Amerika schijnt een lucratief land te zijn voor psychiaters en waarzeggers"* Dit is een van de conclusies van Jan Yoors, een Belgisch tapijtwever, die reeds vele jaren een atelier heeft aan het zuideinde van New Yorks Fifth Avenue. Speciaal van het waarzeggen weet Yoors veel af, want deze man is door zeer bijzondere omstandigheden een van de weinige, blanke, kenners geworden van het zigeunerleven en ook in Amerika zijn de meeste waarzeggers zigeuners. „Wanneer ik mijzelf in de spiegel zie", zo zegt Yoors, „dan kan ik nauwelijks geloven, dat ik het ben, die het wonderlijke zigeuner leven heb meegemaakt". En inderdaad, zo op het eerste gezicht, ziet men het deze Belg met gladgekamde haren en zware hoornen bril allerminst aan, dat hij zulk een onburgerlijk mens is. Zijn anders-zijn adverteert hij beslist niet. n mensenhater, waarin Anouilh zich de laatste jaren steeds strakker verhulde, heeft hij nu voor het eerst zo nu en dan toch weer eens afgelegd. l'Hurluberlu doet in enkele passages zelfs denken aan zijn eerste „rose" jeugdwerken, als „Voyageur sans ba gages" of „Le chateau". Geloof in „grande nation" De hoofdpersoon „Hurluberlu, of de verliefde reactionair", wordt door de auteur intussen wél in een burlesk daglicht geplaatst, want zijn denkbeel den over Frankrijk, „het grote, gewon de rasdier", zijn belagers die hij over al ontwaart en de eeuwige glorie, zijn nu eenmaal uit de mode. De generaal is tegen iedere vorm van vooruitgang en modernisme. En zijn blik is conse quent en onafwendbaar op het verle den gericht, op de tijd van Frankrijk als „la grande nation". Hij gelóóft daarin heilig. Helaas mist hij weer ieder spoor van politiek inzicht of menselijke psychologie om enige ver andering in de scheve toestanden te zich niet zelf bewust. Met zijn dorps genoten, de pastoor, de landheer en de dokter smeedt de generaal een nieuw plan om Frankrijk van de on dergang te redden. Het komplotteren zit hem trouwens een beetje in het zekeren, dat ze de ..elite vormen van het land", omdat ze zonder uitzon dering beschikken over gezag, competentie, pres tige, diplomatie, breedheid van visie, dynamiek, moed en nog zo enkele eminen te eigenschappen Maar de nieuwe Unie wil de leden-voorzitters ook met praktische diensten ter zijde staan. Opper- president Fromentin die, als gezegd, van huisuit journalist is en daarom van alles verstand heeft, riep al een speciale dienst in het leven, die voor alle voorzitters klaar staat om voor iedere voor_ komende gelegenheid ope- den) en de toezending van ningsredevoeringen, tafel- speeches en andere toe spraken te redigeren. De teksten worden onder ge sloten blanco-enveloppe verzonden, en monsieur Fromentin hoopt door zijn initiatief het peil der presidentiële welspre- HET is ontzettend ingewikkeld om in de kunst te onderscheiden wat écht en onecht is. Niet alleen om te bepalen of een schilderij door een bepaal de schilder geschilderd is, d.w.z. door Rembrandt of Picasso of dat er sprake is van kunstige namaak, méér nog om te weten, of er ware kunst of bedriegelijke kitsch aan de orde is. Hoeveel vergissingen zowel in het één als het ander gemaakt worden, weet ik niet. Wél ben ik ervan overtuigd, dat het bedrog in de kunst welig tiert en dat er héél veel mensen zijn, die dénken, dat ze een „meester" in huis hebben, terwijl deze in werkelijkheid tot de duizenden vervalsingen behoort, welke op deze merkwaardige aarde in omloop zijn. VOORAL nu er zoveel nieuwe richtingen van abstract tot non-figuratief toe zijn, loopt zelfs de beste kenner kans zich lelijk in de vingers te snijden. Hij kan immers niet in het binnenste van de kunste naar kijken en weet dus niet, of hij te doen heeft met een doodgewone oplichter, die ongegeneerd iedereen in het ootje neemt, dan wel met iemand, wiens inner lijke drang en niets anders dan diens innerlijke drang tijdens het scheppen van zijn oeuvre aan het woord was. Er zijn er genoeg, die alleen maar met iets nieuws op de proppen komen, omdat de traditionele paden al zó zijn afgetreden, dat het niet meer de moeite loont, ze opnieuw te bewandelen. Daarom denken ze bij voorbaat al aan ies „anders", wat en hóe komt er minder op aan, als het maar iets ènders dan het gewone en al veel geziene is. Dan komen al gauw de al- of niet-kenners aandra ven en die zeggen: „Ja, ja, die vent heeft toch iets „in" zich. En de man, bij wie het er „uit" kwam, lacht in zijn vuistje! Wat hij maakte, is inééns verkoopbaar geworden en héél wat gemakkelijker, dan dat hij weer een schil derijtje la Jan Steen of Frans Hals geproduceerd had. Of een beeldje a la Michel Angelo VERRE van mij om te beweren, dat het bij alle maal zo is. Niets minder dan dét! Maar sinds ik het verhaal vernam van de meneer, die zijn by Picasso zwerende en op dit gebied uiterst deskundige vrouw een zèlfbeklad doekje op haar ver jaardag aanbood onder de mededeling dat het een échte Picasso was, wat zij onmiddellijk voor zoete koek onder stormachtige dankbaarheid had aangenomen, ben ik toch wat voorzichtiger geworden. Het zou te wensen zijn, dat vele anderen óók wat voorzichtiger in hun oordeel waren en niet onmiddel lijk te hoop lopen, wanneer een of andere handigerd een nieuwe stroming onder het mom van échte kunst aandient. Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast. Dit woord geldt méér dan ooit voor de „kunst": ga niet bij voorbaat een werk als „kunstwerk" beschouwen, omdat een paar anderen het U voorkauwden, maar ga bij U zelf te rade, of het U iets „zegt" en wacht ver volgens af, of het U na zo- en zoveel jaren nóg iets zegt. Alleen wat zich door de jaren heen weet te hand haven, of na zóveel tijd „in de tijd" gegroeid is, zal aanspraak kunnen maken op „kunst" en ook dan nog zult U voorzichtig moeten zijn. NU heb ik me zitten afvragen of deze jonge dame, die zo met volle en warme overgave haar „kunst"- werk bekijkt, een échte kunstenaresse is, of dat ze U en my by de neus neemt. Er zit natuurlijk wel iets in dit produkt, dat ze „Circus" noemde: ik heb dikwijls in een circus genoten Maar wanneer hij dan gaat praten over de tegenstelling tussen blanken en zigeuners, dan bemerkt men, dat deze man ook al ligt die zigeunertij d ver achter hem toch nog altijd tus sen die twee sf er ren in leeft. Soms zegt hij „wijen dan bedoelt hij de Westerse gemeenschap der blanken, maar op een even natuurlijke manier kan hij het woord „wij" gebruiken, wanneer hij over zichzelf en de zigeuners praat. Yoors is de enige zoon van een Ant werpse glazenier. Zijn vader is nu tachtig jaar en werkt nog steeds. Toen zoon Jan twaalf jaar was, geraakte hij aan het spelen met kinderen in een zigeunerkamp. Die kinderen waren blootsvoets en zich aanpassend, zo- als kinderen dat plegen te doen trok Jan al gauw zijn schoenen uit, die schoenen gingen van voet tot voet in het kamp en toen ook de grotere jon gens ze wilden aanpassen, sneden ze er de punten af. Jan wilde niet op blote voeten by daglicht naar huis en bleef slapen in het kamp. Hij versliep zich en wéér belette het daglicht hem om terug te keren naar zijn ouders Zó begon zijn eerste periode onder de zigeuners. Hij trok zes maanden met hen mee door vele landen in Europa kwam pas na een half jaar, als een verloren zoon in lompen, bij ziin ouders terug. Kennelijk waren zijn vader en moeder ware bohémiens. Het was Jan, die aan die thuiskomst enig dramatisch accent trachtte te verlenen, doch tevergeefs. „Ik ben zes maanden weg geweest," zo zei hij. „Ja?", zei z'n vader. „Met de zigeuners!" riep Jan nadrukkelijk. „Wat zou dat?" was de laconieke reactie van zijn vader Unieke kennis Voor Jan stond kennelijk de deur open om terug te keren, maar ook om weer weg te gaan. En weggaan deed hij herhaaldelijk. Soms voor zes, soms voor acht maanden. Helemaal zonder systeem schynen zijn escapades niet te zyn geweest. Hy keerde meestal weer naar huis terug als het zomer was en de scholen gesloten waren! Zo gingen jaren voorby en in die periode gebeurde er iets, wat vrijwel geen blanke ooit is overkomen. Toen een zigeuner-vrindje van Jan stierf, kreeg Jan diens zigeunernaam en werd hij volkomen geadopteerd als zoon van de bekende zigeuner Pulika! Van dat moment af werd Jan volkomen geac cepteerd en als gelijke behandeld. Zo alleen kon hij zich een kennis eigen maken, die uniek is en fascinerend. Vijf kasten van fiere acrobaten (mannelijke zowel als vrouwelijke), wier gracieuse bewegingen, zelfs als ze op eikaars hoofd stonden, mijn oog boeiden. Deze akelige mannetjes of vrouwtjes (ik kan daar werkelijk niet goed wijs uit worden), werken me echter eerder op mijn zenuwen, dan dat ik er veel om zou geven, ze in de piste te leren kennen, laat staan getuige te zijn van hun toeren. Toch kan het best zijn, dat ze „in de tijd" groeien en ik later zeggen zal: „Deze juffrouw heeft ze toch maar goed bekeken". Dan is het misschien „kunst". Nu, op dit ogenblik, geloof ik er nog niet veel van. Tóch staat dit „kunstwerk" in Londen ten toon. En het lieve meisje ernaast wordt om haar werkstuk hogelijk geprezen. Ben ik er nu zó naast? FANTASIO. al die Franse presidenten kendheid opzienbarend te van wie de statuten ver- kunnen verhogen!! Zonder al teveel moeite kunnen zi geuners, overal ter wereld, met elkaar spreken. Hun taal is Indogermaans en staat nog vrij dicht bij het Sanskriet. Nog steeds zijn in de zigeunertaal acht naamvallen in gebruik. Natuurlijk zijn er taalgeleerden geweest, die getracht hebben deze taal te bestuderen. Vaak echter zijn zij door de zigeuners, die er plezier in hebben buitenstaanders te bedotten, om de tuin geleid. Yoors, wiens zigeuner-vader tot de kaste van de rechters en leider behoorde, be merkte, dat er nog vier andere kasten waren: de strijders, de handwerkers, de handelaars en de „sindi's". De af scheiding is niet streng, maar iedere kaste heeft toch taaleigenaardigheden, die de sprekers terstond kenmerken. Buitenstaanders komen het mees't met de laatste (en laagste) kaste in con tact. Dit zijn meestal vioolspelers, die naar het oordeel van veel zigeuners zich te veel afgeven' met de buiten wereld. Hun muziek is aangepast rn de smaak van het grote publiek, dat, zelfs hiermee, eigenlijk bedot wordt en afgezet. Goede verteüers Zigeuners zelf geloven niet aan da mogelykheid de toekomst te voorspel len. Zij weten echter, dat vele mens:n eigen hoop of eigen vrees bevestigd v len horen, wanneer zij naar n waarzegster gaan en zij zijn er heel goed in om snel uit te vinden, wat een „klant" hoopt of vreest. Mensenkennis, soepelheid, „savoir vivre", dat zyn de grote eigenschappen der zigeuners. Daardoor zijn ze zeer plooibaar, geslepen, ja wijs. Kinderen stelen doen ze niet, maar zij zien er voordeel in om de legende hierover te laten voortbestaan. Zo krygen zij vaak geld van dorpsbewoners, op voorwaarde dat zy verder zullen trekken naar een volgend dorp, enz., enz! Zigeuners zyn goede vertellers en Yoors is ook in dit opzicht een echte zigeuner geworden. Urenlang heeft hy ons zitten1 vertellen over zyn bijzon dere ervaringen. Het wordt tyd, dat hy ze eens te boek stelt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 16