Chocolade HIV t DIJ VAJtAi iedere elf seconden komt er in de Verenigde Staten een inwoner bij juiigiiiiiiiiiwwiiiMiiiiwiiHniiiiiiiini UIT NEDERLANDS NIEUW-G UINEA WOORD VAN BEZINNING EENZAAM MAAR NIET ALLEEN Over elf jaar telt Amerika 208 miljoen mensen Vooral t.v.-reclame richt zich tot de jeugd Zaterdag 21 februari 1959 Cultuur ontwikkelt zich verrassend snel Enkele maanden geleden circuleerde in de pers het bericht, dat Koningin Juliana had geproefd van een tablet chocolade, gemaakt van in Nederlands Nieuw-Guinea geteelde cacao. Het was de eerste echte oogst, die daar onder de hete tropische zon is gerijpt, dank zij de arbeid die door Nederlandse landbouw-deskundigen wordt ver richt. Van die eerste oogst, welke door een groep Papoea's op het eiland Japen werd aangeplant en ingehaald, is een monster naar Nederland gegaan ter beoordeling en het ziet er naar uit, dat men nog veel van deze Papoea-cacao zal horen, want het gewas rijpt er sneller dan ergens anders in de tropen en de smaak schijnt niet slecht te zijn. DE Papoea is een slechte boer, die tot dusver zijn land heeft uitge put en verwaarloosd: er was al tijd wel genoeg grond om opnieuw te beginnen als het oude akkertje niet genoeg meer opleverde. Óm de Papoea's betere landbouw-manieren bij te brengen hebben wij op enige centrale punten in Nieuw-Guinea landbouwscholen gesticht. Het was aanvankelijk wat moeilijk er leerlin gen voor te vinden, maar b.v. de land bouwschool te Seroei, die in 1949 werd gesticht, telt thans honderden leerlin gen, die gratis worden gekleed, gevoed, gehuisvest en onderwezen. Er is een uitgestrekt stuk grond bij de school en ze leren er bladgroente, peulvruchten en knollen verbouwen. Ze krijgen bo vendien anderhalf uur per dag les in plantkunde, in rekenen en in de Maleise taal. Ook probeert men hun wat inzicht bij te brengen in het doel van hun werk: ze moeten immers die groenten verbouwen, waaraan behoef te bestaat. En ondertussen groeien in de schooltuin reeds cacaoplanten, kof- fiestruiken. aardnoten en uien: ook is er een rijstveldje en wordt er een proef genomen met jonge tabaksplanten. In de tweedeklasse leren de jongens de fijnere kneepjes van het vak, zoals het stekken en enten. En in de derde klas probeert men hen zelfstandig te maken: ze krijgen een stuk grond en moeten dat zo bewerken, dat ze van de opbrengst kunnen leven. Daarmee begint voor hen het grote avontuur: ze bouwen een eigen huis, met mate riaal, dat ze uit het bos moeten halen. as *<- Hx Hx •{X Papoea-jongens nog niet oud ge- noeg voor de landbouwschool. Tijdens een schoolfeestje toont de jeugd zich van haar beste kant. Ze construeren hun eigen banken en tafels en weldra brengen ze 'hun eigen produkten op de markt Er is heel wat voor nodig om voor die primitieve jongens een nieuw perspectief te openen van hard werken en geld ver dienen. ZO is dan ook het begin van de cacao-cultuur der Papoea's ge weest. En dat werk heeft een verrassend snelle ontwikkeling gehad. In 1954, zo vernemen wij van de Schie- damse landbouwingenieur H. W. Moll, die zich in Nieuw-Guinea bezighoudt met de voorlichting der Papoea's en de veredeling van de cacao, had men in Nieuw-Guinea 2 ha inheemse cacao-aanplant, in 1955 waren 'het er in 1956 17& en in 1957 niet min der dan 42. Ook in 1958 is de cacao-cultuur der Papoea's sterk gegroeid en voor 1959 verwacht men een totale aanplant van inlandse cacao over een oppervlakte van 110 ha. Pas na het lopende jaar zullen de eerste tuinen een redelijke opbrengst geven. Dan gaan de Papoea's zelf geld verdienen „en dan breidt de cultuur zich als een olievlek uit". Aldus de enthousiaste uiting van ir. Moll, aan wiens intensieve arbeid deze snelle vooruitgang grotendeels te dan ken is. Want bij dit op gang brengen van de inheemse cacao-cultuur is er behalve IN het Gemeentemuseum van Arnhem bevindt zich een prachtig beeld van Zadkine, dat Narcissus, de op zich zelf ver liefde mens voorstelt. Het in ge polijst rood koper uitgevoerde beeld geeft eigenlijk precies al die facet ten weer, waar het bij die gestalte uit de Griekse mythologie om gaat: de mens, die eenzaam is en hun kert naar vervolmaking, maar die alleen kan vinden door bewonde rend zijn eigen spiegelbeeld te aanschouwen. Tenslotte verkwijnt zijn leven in eenzaamheid. De kil heid van dit om zichzelf cirkelende bestaan wordt misschien nog on derstreept door het harde, kilglan- zende koper, waardoor het beeld ons een impressie van ongenaak bare eenzaamheid nalaat. Wat de Griekse mythologie met de gestalte van Narcissus heeft willen aangeven, daarvan spreekt de bijbelse verkondiging, wanneer zij als een van de fundamentele zonden van ons mensen wijst op ons verlangen om ons zelf in het middelpunt te plaatsen. In de ver kondiging van het Evangelie wordt dit om ons zelf cirkelen nadruk kelijk doorbroken door het grote gebod, dat zegt dat wij God zullen liefhebben en het tweede, daaraan gelijk: onze naaste als onszelf. Voor het bijbelse geloof staat de mens niet als een eenling in de schepping: hij is kind van God en fundamenteel verbonden met zijn indruk zouden kunnen komen, om dat wij altijd die Narcissus, die om zichzelf cirkelende mens. in ons zelf terugvinden. Maar er blijft tenslotte alleen een vruchteloze kilte over. Kent een mens in zijn geloof dan ook niet wel tijden van grote en diepe eenzaamheid? Zeker, juist de dagboeken van mensen, die om hun geloof hebben gestreden en met en vanuit hun geloof hebben geleefd, laten er geen twijfel aan bestaan, dat ook een gelovig mens uren, soms dagen of hele perioden van eenzaamheid niet bespaard wor den. Dat is de eenzaamheid van een mens, wanneer hij komt te staan in de ontmoeting met de Heilige, wanneer hij ook een scherp licht ziet vallen over zijn eigen leven, wanneer hij iets mag gaan vermoeden van de verre horizon van Gods koninkrijk en de duis- medemens: diepste geluk en waar achtige levensvervulling voltrekken zich in een leven uit de kracht Gods en in gemeenschap met de medemens. Het moderne levensbesef is niet zelden doortrokken van een een zaamheidsbesef, dat bij nadere peiling gegrond blijkt te zijn in een egocentrische, op het eigen-ik ge richte levenshouding. Er zijn tal loze mensen, die hunkeren naar een vervulling van de leegheid en de kilheid van hun bestaan, maar zij zoeken die vervulling alleen door steeds weer naar hun eigen spiegelbeeld te zien. Dit zoeken kan soms van een heroïsche grootheid zijn. waarvoor wjj respect kunnen hebben, maar toch zullen wij moe ten zeggen: dit is, met het oude psalmwoord, een heilloze weg. Ethetisch kan dit zoeken indruk wekkend zijn: we kunnen er een roman over schrijven, er zou zich misschien een goede film van laten maken, waar wij diep van onder de ternissen van deze wereld, waar over wij zo gemakkelijk oppervlak kig heenleven. Maar van wie de boodschap van het Evangelie waar lijk verstaan heeft mag gezegd worden: eenzaam, maar niet al leen. Want God doorbreekt de cir kel die wij om het ik hebben ge trokken. Hij wil ons tot Zijn heilige nabijheid brengen en tegelijkertijd tot onze medemens. De eenzaam heid van de gelovige is niet het laatste wat er gezegd kan worden. Zij is noodzakelijk en onvermijde lijk om uit die eenzaamheid te komen tot waarachtige verbonden heid met God en mensen. De weken van lijdenstijd. die voor ons ligt. herinneren ons juist aan dat aspect van eenzaamheid in het ge loofsleven. Maar juist hier ver staan wü dat de eenzaamheid van het geloof ons niet alléén laat staan in de wereld. Niet onze eigenliefde heeft het laatste woord, maar de liefde van Hem, die ons heeft liefgehad. „God roept, en wat de mensen scheidt, dat zij geen scheiding meer; Zijn liefde houd' ons allen saam, en samen met den Heer. Want wat er in de wereld woedt, toch is het God die wint, en in een elk, die Hem behoort, het nieuwe Rijk begint dr. S. L. Verheus, doopsgezind pred. te Lelden. de ongeoefendheid der Papoea's zelf, nog een andere remmende factor en dat is het tekort aan goed geselecteerd zaad. De heer Moll is indertijd door de regering afgevaardigd naar de Confe rentie van de Plant Protection Com mittee for South East Asia en hij heeft daar volop gelegenheid gehad connecties te maken met andere tro pische landbouwdeskundigen. Hij heeft op Ceylon een studie gemaakt van de herbeplanting der oude rubbertuinen, met in zijn achterhoofd de vraag: „Zou dit niet ook wat zijn voor de Papoea's?" Over de cacao twijfelt hij niet meer. Die groeit z.i. in Nieuw- Guinea beter dan waar ook in de wereld. HET is niet zo gemakkelijk om al die bevolkingstuinen van zaad te voorzien, zo schrijft hij ons, we betrokken het zaad eerst uit een zaad- tuin in Australisch Nieuw-Guinea, maar dat is niet meer nodig, omdat de eerste Keravat-zaailingen hier nu ook al vruchten dragen. En daarmee begon het selectiewerk. Het is duide lijk, dat je wanneer uit een tuin van 100 bomen de 40 beste exempla ren als moederboom worden aange wezen een hoogwaardiger zaaisel zult verkrijgen. Dus dat hebben we gedaan en dat doen we bij voortdu ring. Het is de weg naar een geleide lijke genetische verbetering van het cacao-bestand. MAAR het is een moeilijke weg, want eigenlijk kun je een boom pas definitief goed- of afkeuren wanneer je hem tien jaar lang zorg vuldig hebt gadegeslagen. In de prak tijk kunnen we zo lang niet wachten. Zodat ons werk hier voor een goed deel „gevoelswerk" wordt. Je leert in stinctief letten op een aantal samen hangende eigenschappen; je kijkt zo'n boom aan en je denkt: „Nee, hij mag dan goeie eigenschappen hebben, maar dat wordt toch niks met die boom!" of „Het zou wel mooi zijn geweest als hij dat ook nog had, maar todh: die heeft het daar zit wat goeds in!" Zo heb ik dan een vak met 300 Keravat-zaailingen afgewerkt, letten de op groeikracht, vorm van de boom, kolfzaailingen. vroegrijpheid en kolf- grootte. Die laatste eigenschap hangt Het is de jeugdwaar het Nederlandse bestuur een beroep op doet. Als zij drie jaar heeft doorgebracht in de landbouwschool voelt de jonge Papoea, waar het bij de landbouw, om gaat. (Van onze Amerikaanse correspondent) In de vestibule van Washingtons ministerie van Handel staat een reuzen-telmachine, vol aan- en uit- flitsende lampjes. Toen ik daar dezer dagen langs kwam, werd het aantal Amerikanen aangegeven als 175.885.487. Twee uur later waren er al 754 Amerika nen bijgekomen. Iedere 7% seconde wordt er een Amerikaan geboren, elke 20 seconden overlijdt er een. Iedere anderhalve minuut komt er een immigrant binnen, elke 20 minuten vertrekt er een. De slotsom is, dat Amerika elke elf seconden één Amerikaan rijker wordt. Deze snelle groei der bevolking wordt door sommigen verheugend, door anderen zorgwekkend ge acht. In elk geval bestaat er goede reden voor het ministerie van Handel om de tel niet kwijt te raken. Vooral voor de economie van het land brengt die be volkingsaanwas consequenties met zich mee! Die machine met lampjes, die aanflitsen bij geboorte, dood en immigratie, correspondeert natuurlijk niet met concrete gevallen. Het uurwerk is afgesteld om de ge middelde groei te illustreren, die uit de statistieken gebleken is. Die aanwas is vooral de laatste twaalf jaar indrukwekkend geweest. In 1958 werden er 4.250.000 baby's geboren. Toch schijnt eindelijk de geboorte-curve wat vlakker te worden. Het aantal geboorten in 1958 was een procent minder dan dat in 1957. Wat er echter in de jaren sedert de oorlog gebeurd is, heeft consequenties: de volgende grote golf van ge boorten begint omstreeks 1965, wanneer de baby's van 1945 en daarna, op hün beurt weer kinderen krijgen Lang heeft Amerika in het buitenland bekend ge staan als het land, waar men bü voorkeur slechts twee kinderen had. Dit beeld moet herzien worden. Het ziet er naar uit, dat men met drie kinderen thans dichter bij de waarheid komt. Men berekent, dat het officiële gemiddelde 3.3 kinderen per gezin gaat bedragen. Men trouwt jong in dit land (tussen de 20 en 24) en meer dan ooit is Amerika in deze tijd het land van de jeugd. Op het ogenblik wonen er in de Verenigde Staten 50 miljoen kinderen onder de 15 jaar. Dat is 30 procent van de bevolking! In het ministerie van Handel beseft men terdege wat dat betekent. De Amerikaanse kinderen hebben 50 miljoen monden en die gebruiken ze niet alleen om veel te eten, maar ook om aan hun ouders kenbaar te maken, wat voor andere verlangens zij hebben. En, het Amerikaanse kind heeft veel te zeggen, het heeft veel in de melk te brokken, zelfs als er een nieuw huis moet worden gezocht of een nieuwe auto gekozen. Vandaar dat de t.v.-reclames voor een niet onbe langrijk deel gericht is op de kinderen. Dat zijn de kleine kopers van nü, de klanten van de toekomst, maar óók: de jongelui die thuis krachtige pressie kunnen oefenen op hun ouders om bepaalde dingen aan te schaffen. Zo heel lang duurt het trouwens niet, voor die kin deren serieuze afnemers worden: van de achttien jarige meisjes is er één op de vier al getrouwd! Al met al brengt die bevolkingsaanwas grote kansen met zich voor de Amerikaanse economie, maar ook grote zorgen. Hoe brengt men al die jonge gezinnen onder dak, hoe krijgt men genoeg scholen (èn leraren!), hoe overwint men waterschaarste, hoe ver mijdt men overbelaste wegen en luchtlijnen. Juist in een land als Amerika, waar men er in het algemeen tegenzin tegen heeft, dat de overheid veel gaat regelen, zullen die gemeenschapszorgen (waar belasting voor nodig is) een heel probleem gaan vormen. Doch de Amerikaanse industrie verheugt zich over de bevolkingsgroei: bij de kinderen wordt het verlan gen opgewekt naar schrijfmachines om huiswerk op te maken, naar een eigen t.v.- en telefoontoestel en boven aan veler verlanglijst komt natuurlijk een eigen auto, zodra men 16 of 18 ia en een rijbewijs mag halen. samen met een goede opbrengst en in wat mindere mate met de behoorlijke korrelgroobte van de cacao-boon waar naar men in de handel vraagt". Genoemde eigensohappen beïnvloe den elkaar wederkerig. Een boom met veel vruchten heeft b.v. meestal kleine kolven. Wat je nastreeft, aldus ir. Moll, is eigenlijk een schaap met vijf poten. De kunst is om het juiste com promis te vinden. Een goede boom heeft dan b.v. twee uitstekende eigen schappen; hij is goed in een of twee kenmerken en redelijk of minder goed in de andere. Als ik me deze zelfspot mag veroorloven: het is eigenlijk geen werk voor een ambtenaar, want het vraagt bij iedere boom een beslissing. Toch heb ik dan uit die driehonderd bomen er 71 voor de zaadlevering ge selecteerd, d.l. bijna 25%. En voor hoeveel ha bevolkingstuinen leveren die 'bomen nu zaad? Een berekening jeerde me, dat mijn 71 bomen het in 1959 mogelijk zullen maken 40 a 50 ha Papoeatuinen van materiaal te voorzien. Ieder jaar wordt de selectie scherper, maar toch neem ik aan, dat wij in 1960 voldoende zaad zullen hebben voor 60 tot 80 ha bevol- kingscaeao en dan duurt het niet lang voor men in Nederland Papoea-choco lade gaat eten.... H. SJ. De cacaocultuur gaat de volwassen Papoea voorbij. Hij is met zijn kralen en zijn halssnoer van honden- tanden een primitief mensmisschien een sluwe jager, maar geen landbotxtver

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 13