eenzaam uuar niet alleen
Waarom Indonesische waarden nu
weer hoger gewaardeerd worden
Hoed af voor onze ondernemers
97ste jaargang
Zaterdag 21 februari 1959
Derde blad no. 29677
W9cK^-oi<9Q3CK9esot<sc§cK8eS<s<s<ssoK8CgoH»c8S<8asaK»c*3<SKMoK«o9cK»e8aKSe§as<»(»*«cSa^^
Na het fragment dat wij dinsdag j.l. publiceerden
schreef Prinses Wilhelmina over het einde van de eerste
wereldoorlog om als volgt verder gaan.
Juliana had gedurende de oorlogstijd de gelukkige leef
tijd van het onbezorgde kind. Die jaren vielen bij haar
in de leeftijd van vijf tot negen jaar. Wel was zij zich
ervan bewust, dat alles anders ging dan vroeger, voor
haar en voor ons, maar van de achtergrondbegreep ze
gelukkig nog niets.
Op het Huis ten Bosch had zy prettige kamers op het
zuiden met een balkon. Ze speelde vaak op een zandhoop
en was ook nogal eens bezig met haar schepnetje kik
vorsen te vangen in het heldere, moddervrije ronde
vyvertje vlak achter het huis. Dan was er een modder
schuit die soms lang stil lag op de andere vyver of op
een sloot; soms lieten wij ons hierin bomen of boomden
zelf. En tenslotte was er de roeiboot. Een grote traktatie
voor Juliana, wamieer wij daarmee een tocht naar de
Horsten maakten! Dan bewees het schepnetje onschat
bare diensten by het ophalen van kroos en edeler water
planten, plus alle dieren die daarin verbhjf houden.
Laat ik niet vergeten melding te maken van haar hon
den en het aardige hertenkalfje, dat op Het Loo gevan
gen was en dat myn man vandaar had laten opzenden.
Dit werd met de fles grootgebracht.
Toen Juliana zes jaar was, vormden wy een klasje op
het Huis ten Bosch. Vooraf hadden wij de raad ingewon
nen van Jan Ligthart en het besluit genomen zyn
methode toe te passen. Ik herinner my nog levendig myn
bezoek aan zijn school. Ik slaagde erin deze wandelend
te bereiken, zonder dat het publiek dit merkte. Ligthart
liet aldaar alles zyn gewone gang gaan. Hij demonstreerde
alleen zyn persoonlijke methode door by verschillende
klassen even zelf de leiding te nemen. Daarna bracht hy
een bezoek aan Juliana en my in haar speelkamer. Hier
sloeg hij haar spel lange tyd gade, teneinde zich een
oordeel over haar te vormen voor hy een advies omtrent
haar onderwijs aan ons uitbracht. Hy heeft dit nog juist
kunnen geven; spoedig daarna overleed hij.
De eerste onderwijzeres van zyn
school nam spoedig de leiding
van het klasje in handen. Aan
haar onderwijs hebben de kinde
ren voor hun toekomstig leven
veel te danken gehad. Haar be
zonken oordeel en haar heldere
kyk op de karakters gaven haar
veel overwicht op de kinderen.
Alles gebeurde volgens de me
thode van Ligthart; er werden
zelfs overeenkomstig zijn denk
beelden tuintjes op het Huis ten
Bosch aangelegd.
Het rijpaard speelde ook in de
oorlogsjaren een belangrijke rol in
ons leven, daar ik te paard de
onderdelen van het leger inspec
teerde. Natuurlijk werden dadelijk
na het uitbreken van de oorlog de
grenzen van de diverse landen ge
sloten voor de uitvoer van paarden,
doch later lukte het de handelaren
af en toe paarden in Nederland in
te voeren en zo kon ik mij hiervan
blijven voorzien. Later raakten zy
in onbruik tengevolge van het
nypende voedselgebrek: het tekort
aan haver.
Ik zou tot in het oneindige over
dit onderwerp kunnen uitweiden:
de aardige momenten te paard by
de troep, myn avonturen als ruiter
en die van hen die mij vergezelden.
Voor ieder pas aangekocht paard
moest een naam bedacht worden.
Deze te bedenken was een groot
plezier voor Juliana. Haar kinder
boeken bewezen haar in dezen
goede diensten. Eens las zy een ver
haal van een kraai, „Zwarte Jacob"
geheten. Juist kocht ik toen een
zwart paard, dat natuurlyk dade
lijk die naam kreeg.
Er viel niet aan te twijfelen, dat
„Zwarte Jacob" van de slagvelden
kwam, daarvan getuigde zyn hele
uiterlijk. Zo'n exemplaar was er
nog nooit by ons op stal geweest.
Niet alleen waren zijn manen af
geschoren, maar ook zyn staart,
die alleen uit vel en wervels be
stond. Als hij voor werd gebracht,
liet hij van louter vermoeienis zijn
hoofd hangen tot laag tussen zijn
voorbenen. Hy moest geheel wor
den opgekweekt. Natuurlyk deed ik
eerst slechts korte ritten met hem.
Hy was doodmak onder de men
sen en by militaire plechtigheden;
wuivende zakdoeken en parasols op
zyn neus verontrustten hem niet, alleen by het vuren
van de infanterie nam hy de benen. Dan kon noch ik,
noch wie ook, hem hiervan afhouden en hem bewegen
het tirailleursvuur met gelatenheid aan te horen.
Later kreeg ik een Ierse koolvos, die Juliana „Zedda"
genoemd heeft. Op dit paard kreeg zy haar eerste rijles.
Zedda, die een eigen wil en karakter had en waarmee de
ruiter met tact moest omgaan, was altijd zacht en braaf
en voorzichtig met kinderen. Zy had voor hen bepaald
een voorliefde. Menig staaltje gaf zy daarvan te zien.
Juliana hield veel van tochten te paard. Onderweg
hielden wy altijd een pauze. Dit was het hoogtepunt
van de tocht, dan vertoonde zij zelfbedachte kunsten.
Zij vroeg of één of twee paarden naast Zedda mochten
worden opgesteld en klauterde dan van rug op rug,
daarbij juichend en kraaiend van de pret.
Zij was zó vrolijk en haar stemmetje bracht zóveel ge
luid voort, dat het soms de paarden van de gehele
Fragmenten uit
cavalcade aan de gang maakte en wij haar bepaald moes
ten leren by paarden wat stiller te zijn.
De opvoeding en het onderwys van Juliana vergden
veel aandacht van my. Het klasje van Juliana had
het program van de lagere school doorlopen, toen
de kinderen de leeftyd van tien jaar bereikt hadden en
werd toen ontbonden. Dit viel ongeveer samen met het
weer opvatten van de traditie om in de late lente naar
Het Loo te gaan, daar de zomer te blyven en er na de
onderbreking voor de opening van de Staten-Generaal
terug te keren tot december.
Voortaan zou ons kind alleen les hebben. Wy besloten,
dat zy het belangrijkste van de leerstof van de h.b.s. en
het gymnasium zou doorwerken, teneinde op een jongere
leeftijd dan anderen met hoger onderwys te kunnen be-
Na haar tiende jaar vond ik de tyd gekomen, dat zij
zich op kunstgebied moest ontwikkelen. Wy begonnen
een zangklasse, die erop gericht was compositie en eigen
initiatief te stimuleren.
Wat de muziek betreft, mocht zy kiezen welk instru
ment zy wilde leren bespelen. Ik behoef hier niets te
zeggen over al de verveling, het tijdverlies en de teleur
stelling, die de traditionele pianoles by vele kinderen
heeft veroorzaakt, terwijl immers ieder instrument het
gehoor kan ontwikkelen en een vrye keus van het kind
meer waarborg geeft voor de belangstelling en de ver
eiste inspanning. Juliana bleek reeds heel jong muzikaal
te zijn. Zij neuriede en zong steeds allerlei melodieën
en liedjes. Haar keus viel op de viool en verscheidene
jaren heeft zij daarop met goed gevolg gestudeerd.
In dit fragment uit Eenzaam maar niet alleen" schrijft Prinses Wilhelmina uitvoerig over de jeugd van Prinses
Juliana en haar schoolopleiding. Een foto van het klasje van Prinses Juliana tijdens het vijfde leerjaarGeheel links
de onderwijzeres mevr. A. van der Reijden~Van der Hoff. geheel links op de achterste bank Prinses Juliana. De
andere leerlingetjes zijn Mieke de JongeElisabeth van Hardenbroek en Elise Bentinck.
ginnen. De grondwet bepaalde immers, dat zij na het vol
brengen van haar achttiende levensjaar de aangewezen
Regentes was voor geval ik niet bij machte zou zijn de
regering uit te oefenen en dat zij dan, mocht ik komen
te sterven, mijn opvolgster was. Wat dus betekende, dat
zij op die leeftijd over de kennis moest beschikken, die
voor het voeren van het bewind noodzakelijk is. Wij ver
zochten haar onderwijzeres bij het klasje, mevrouw Van
der Reyden-Van der Hooft, het onderwijs in enkele vak
ken voort te zetten, ook om de overgang naar onderwys
door meer leerkrachten minder plotseling te maken.
Mejuffrouw Oosterlee werd door ons tot haar gouvernante
benoemd. Deze gaf haar tevens les in het Frans. Ook de
oude talen werden niet vergeten, al kon de leerling niet
evenveel tijd eraan besteden als haar kameraden op het
gymnasium.
Zodra haar middelbare opleiding dit gedoogde, ging zij
geleidelyk op hoger onderwys over, dat haar door ver
schillende hoogleraren werd gegeven.
Wat tekenen en schilderen betreft, vroeg ik advies aan
Albert Roelofs. Juliana kreeg een klasje onder leiding van
diens vrouw, mevrouw Roelofs-Bleckmann, die haar op
leiding aan de tekenacademie in Den Haag had genoten
en daarna, evenals haar man, was blijven schilderen. Zij
begon met het kunstgevoel in de kinderen te ontwikkelen
door hen een denkbeeld te geven van toegepaste kunst.
Zij moesten daartoe zelf ontwerpen maken en die uitvoe
ren. Later gaf mevrouw Roelofs hun zowel tekenles als
kunstgeschiedenis. De lessen in kunstgeschiedenis heeft zij
op verzoek van Juliana voortgezet tot aan haar huwelijk.
Als de kunstgeschiedenis niet behandeld wordt als een
stuk historie, als een oud perkament, dat men voor de
klas ontrolt, met andere woorden, niet gelijk de kunst
historicus dit pleegt te doen, maar men de oude en
nieuwe kunst laat zien door de ogen van een kunstenaar,
dan gaat voor de leerling heel die pracht leven door haar
reliëf, door haar lyn en door haar kleur. Zó verstond
mevrouw Roelofs haar taak.
Met grote schroom verzocht ik op zekere dag de heer
Roelofs myn werk eens te bekijken en te keuren. Reeds
schreef ik, dat ik na mijn eerste onderwijs geheel op
eigen houtje had doorgewerkt en dat de resultaten
daarvan minder geslaagd waren.
Gedurende de eerste wereldoorlog besteedde ik myn
vrye uren aan tekenen, ook met pastel. Deze ontspanning
kon ik mij uiteraard slechts zelden veroorloven. Niet
alleen het werken met papier en krijt bereidde my
vreugde; het was niet minder de uiteraard halfbewust
als zodanig herkende vlucht uit de zorgen en de druk
van het leven van die tijd. Daarom niet het minst oefende
deze bezigheid zoveel aantrekkingskracht op mij uit.
Iedere keer betekende zy een ware verpozing en ontspan
ning voor mij.
Natuurlyk bleek by de beoordeling van myn werk, dat
ik nog niet voldoende kon tekenen. In al myn werk
herhaalde zich een en dezelfde fout. In een pastel
studietje, gemaakt van de omgeving van de tuin van
het Noordeinde, zag de heer Roelofs echter „meer dan
dilettantisme". Wy werden het er over eens, dat ik les
sen moest nemen en hy verklaarde zich bereid mij deze
te geven. Met deze ernstige, vakkundige aanpak ging
een nieuwe wereld, met al de bezieling en al het kunst
genot dat zy geven kan, voor mij open. Met alle krach
ten die my overbleven na volbrachte dagtaak, wierp ik
mij op het tekenen en het bestuderen van de natuur.
Met een leraar als Albert Roelofs betekende dit ernstig
en hard werken. Ik mocht aanvankelijk alleen tekenen.
Hij stond erop, dat ik dit grondig leerde. In het vroege
voorjaar gingen wij de ontluikende grassprietjes, de groei
van de bladeren en takjes, heel dat wondere leven van de
natuur bekijken en haarfijn op papier zetten. De geest
drift van de kunstenaar werkte aanstekelijk op de leer
ling. Mijn schetsboek ging leven. Begon het met het weer
geven van subtiele bijzonderheden in de natuur, een
takje, een blad, weldra groeide uit al dat kleine een land
schap op, bomen, velden, heuvels, wolken, huizen, molens.
Landschappen met het boeiende spel van licht en
schaduw. Voorwaar ik kon myn liefde voor de natuur ten
volle botvieren!
In de late lente mocht ik al werken in kleuren, name
lijk met pastel, omdat dit volgens de tekentechniek ge
schiedt. Zo gingen zomer en herfst voorbij ik meen my
te herinneren, dat ik in het begin van de winter mijn
eerste les in olieverfschilderen van de heer Roelofs gehad
heb. Helaas stierf hij plotseling de oudejaarsnacht van
1920, door de zijnen en al zyn leerlingen diep betreurd.
Ik zeide reeds, dat zijn geestdrift aanstekelijk werkte
op allen, die hij les gaf, doch er was veel meer. Zijn hoge
idealen als kunstenaar en zyn opvatting van de kunst
zyn opgaan in zijn pogingen die idealen te verwezen
lijken, dit alles heeft zijn stempel gedrukt op zijn onder
wijs en een onuitwisbare herinnering achtergelaten bij
allen die les van hem kregen.
Toen hij heengegaan was. besloot ik zijn vriend en
kunstbroeder de heer Van Konijnenburg te vragen zyn
taak over te nemen. Van Konijnenburg was met heel zijn
wezen tekenaar en ik hoopte dus in Roelofs' lijn voort
te kunnen werken. Van Konijnenburgs lessen waren
boeiend. Hij zelf was een geheel ander type kunstenaar.
Terwijl Roelofs er op uittrok en op de'wijze door mij
beschreven alles buiten in zich opnam, werkte Van Konij
nenburg thuis zijn composities van natuurbeelden uit. Hij
was een meester in het tekenen en in het onderwijs van
de compositieleer. Alles ging bij hem in grote stijl en de
afmetingen die hij gebruikte waren geweldig groot. Bin
nen enkele minuten stond er op een schets van folio
formaat een denkbeeldig landschap, ter illustratie van
zijn compositieleer, waarin hij illusie en leven bracht door
er in een ommezien van tijd een dier of een mens in te
tekenen.
Hy liet de leerling volkomen vrij in de keuze van het
ontderwerp, mits de tekening een weergave poogde te zijn
van de door hem behandelde stof.
Met buitengewone voorkomendheid hielp hy my bij de
vervaardiging van de tentoonstelling van myn werk, die
ik voor een rondreis door Indië, Suriname en de Antil
len bestemd had.
Wellicht zal het de lezer duidelijk zijn, dat er een
bepaalde tegenstelling aanwezig was tussen de schilder
of eigenlijk tekenaar Van Konynenburg en mij, en
dat deze zó diep doorliep als maar mogelijk is. Eindelijk
moest ik daarvoor uitkomen en hem zeggen hoe groot
myn hunkering was naar lessen van één, die de natuur
om zichzelf lief had, met andere woorden naar onder
wys van de landschapschilder.
Ik wilde mijn tekenstudies alleen voortzetten, daartoe
voelde ik my in staat op het punt waarop ik toen geko
men was. Van Konijnenburg nam dit vriendelijk op en
maakte helemaal geen bezwaar tegen het plaats maken
voor een ander, waar het mijn plan was mij geheel op
de studie van landschapschilderen toe te leggen. Ook
daarvoor zal ik hem altijd dankbaar blyven.
Toen koos ik Van Soest, die mij één twee jaar les
gaf, tot de tweede wereldoorlog hieraan een einde maakte.
Van Soest stierf in de bezettingsjaren en na die tijd werk
ik alleen en drijf op eigen wieken.
Mijn kunst is voor my een stuk religie. Uren kan ik
in Gods schepping doorbrengen en haar in my op
nemen en op mij laten inwerken, teneinde haar aard
en karakter te begrijpen. Daarna neem ik de tekenstift
en penseel ter hand om haar zó weer te geven als haar
Schepper haar heeft gemaakt. Hoofdzaak is dus de ver
bondenheid met Hem. Op het tweede plan komt het
getrouw weergeven van de natuur. Dit doe ik met tin
telende blijdschap.
Waardering voor commerciële activiteit
(Van onze financiële medewerker)
Pecunia non olet - geld stinkt niet. Deze oude wijsheid heeft weer eens haar
bevestiging gevonden in de verplaatsing van de Indonesische tabaksmarkt van
Amsterdam naar Bremen en van de theemarkt naar Antwerpen, waarover thans
in elk geval onderhandelingen worden gevoerd.
Het is bekend dat de Nederlandse, in Indonesië werkende maatschappijen van
meet af hebben geprotesteerd tegen het onder beheer stellen van hun onderne
mingen en het in beslag nemen van hun produkten en zich te dien aanzien alle
rechten voorbehouden. Niettemin blijkt men in Duitsland en in België wel bereid de
functie van Amsterdam over te nemen en zich te belasten met de verkoop van
produkten, welke de Indonesische regering zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Om aan deze piraterie een schijn van recht te geven is de Indonesische regering
thans overgegaan tot nationalisatie van alle grote Nederlandse cultuuronderne
mingen, blijkbaar onder pressie van de Westduitse handelsmissie, welke met de
Indonesische minister van landbouw over de verkoop van tabak in Bremen onder
handelt.
Teneinde deze naasting rechtsgeldigheid te geven is zelfs bepaald dat de
schadevergoeding door een regeringscommissaris zal worden vastgesteld.
Het spreekt vanzelf dat de Onderne-
mersraad voor Indonesië, welke de be
langen van de Nederlandse onderne
mingen in Indonesië behartigt, zich door
deze manoeuvres niet laat intimideren,
maar het standpunt handhaaft dat zo
wel de onderbeheerstelling als de wet
tot nationalisatie alleen reeds door de
daarbij toegepaste discriminatie, vol
kenrechtelijk evident onrechtmatig is
en neerkomt op het zich wederrechtelijk
toeëigenen van Nederlandse eigendom
men. Ook al zijn Belgische rechtsgeleer
den van oordeel dat de thans gevolgde
procedure de Belgische handelaren, die
Indonesische thee gaan verhandelen,
volkomen veilig stelt, rustig is men toch
blijkbaar niet en van Nederlandse zijde
heeft men zowel aan de Duitse, als aan
de Belgische handelaren doen weten
dat men voor zyn rechten zal blijven
opkomen en de buitenlandse handela
ren zich de aan genoemde transacties
verbonden risico's terdege dienen te
realiseren.
Men zal moeten afwachten in hoe
verre het recht in deze zaak zal zege
vieren, maar zeker is dat de recht
streekse aanvoer van Indonesische pro
dukten voor Amsterdam, althans gro
tendeels, verloren is, wat nog niet wil
zeggen dat ook de produktenhandel ge
heel zal verdwijnen, omdat tal van Ne
derlandse bedryven ook in het buiten
land liun vestigingen of contacten heb
ben en vooral de tabakshandel een zo
gespecialiseerd bedrijf is dat men in het
buitenland vermoedelijk gaarne van de
Nederlandse kennis en ervaring zal
willen gebruik maken.
De Amsterdamse beurs heeft op deze,
op zichzelf toch belangrijke gebeurte
nissen ten aanzien van Indonesië, niet
of nauwelijks gereageerd, hoewel het
natuurlyk voor de vroeger in Indonesië
werkende ondernemingen een belang
rijk voordeel zou betekenen als krach
tens de wet op de nationalisatie voor
de in beslag genomen eigendommen een
schadevergoeding zou worden betaald.
Hoewel men te dien opzichte zijn eisen
zal blijven stellen en het hier om een
bedrag van ettelijke miljarden gaat, zyn
de verwachtingen zeker niet hoog ge
spannen. Niet alleen wordt aan de op
rechtheid van de Indonesische regering
getwijfeld, maar in nog sterkere mate
is men overtuigd van haar onmacht om
de gepleegde diefstallen te „betalen",
gelet op de deplorabele toestand, waar
in Indonesië financieel en economisch
verkeert.
Dit blijkt zeer duidelijk uit de waarde
van de Roepiah, die als bekend aan
vankelijk met de gulden werd gelijkge
steld. De aandelen van de Escompto-
bank, een Indonesische instelling zyn
Rp. 1000 groot en noteren in Amsterdam
ca. 60% en daar officieel Rp. 100 op
33 1/3 cent worden aangenomen, betaalt
men hier voor dat aandeel dus ca f226
terwijl de notering van het aandeel in
Djakarta ca. 400%, dat is Rp. 4000 is.
Dit komt er op neer dat een gulden ge
lijk is aan ca. 18 Roephia en deze dus
niet meer waard is dan ca. 516 cent.
Als gezegd heeft de Amsterdamse
beurs dus niet noemenswaard op het
besluit tot nationalisatie van de Neder
landse in Indonesië werkende onder
nemingen gereageerd. Wel verdient het
de aandacht dat de beoordeling van
vele Myen, welke voorheen in Indonesië
werkten en daar grote belangen hebben,
thans een geheel andere is. dan een jaar
geleden. Dit blijkt hieruit, dat het in
dexcijfer voor de aandelen van cultuur
waarden van 42 in januari 1958 tot ca.
90 in januari 1959 is gestegen, d.w.z. dat
de beurswaarde in die tijd van f 139 mil
joen tot f 284 miljoen is toegenomen.
Deze hogere waardering heeft ver
schillende oorzaken. In de eerste plaats
is gebleken dat vele cultuurmaatschap-
pyen hier in Nederland over belangrijke
geldmiddelen beschikten (beschikken),
zodat in de loop van de laatste ander
half jaar vele kapitaalsterugbetalingen
hebben plaats gehad, waarop de koersen
van de betrokken aandelen reeds waren
vooruitgelopen. Het feit dat ook nu nog
vele Myen over een bedrag Nederlandse
kasmiddelen beschikken, blyft voor de
aandelen van die Myen een steun, ook
al dient er rekening mee te worden ge
houden, dat voor de repatriëring en de
pensionering van personeel grote be
dragen nodig zijn.
Een andere reden waarom voor vele
Indonesische aandelen allengs een ho
gere waardering kon tot stand komen,
is gelegen in het feit dat sommige Myen
financieel veel sterker blijken te zijn
dan men op grond van de gepubliceerde
balansen mocht veronderstellen. De Ne
derlandse ondernemers zijn van huis uit
conservatief en lopen niet met hun rijk
dom te koop. Zo zal men zich herinne
ren dat bijv. de Intematio op haar
jongste balans opeens f 1316 miljoen
voor de dag toverde, welke op de boek
waarde van de Indonesische belangen
werd afgeschreven. Het recente voor
beeld heeft de Rubbercultuur My. Am
sterdam gegeven, die buiten de winst
en verliesrekening om in 1958 haar re
serve voor afschrijving met f 10 miljoen
heeft verhoogd, nadat ze trouwens in
1957 op dezelfde manier reeds f 6 mil
joen uit haar stille reserves had te
voorschijn gebracht. Op de jaarvergade
ring is wel medegedeeld dat deze stille
reserves eerst sinds kort zijn ontstaan,
maar hoe ze zijn ontstaan, blijft het
geheim van de directie.
Is het begrijpelijk dat dergelijke ma
nipulaties op de waardering van de be
trokken aandelen van invloed zyn, niet
minder is de beurs verrast door de
nieuwe commerciële initiatieven, welke
de directies vooral van de grote Myen
hebben genomen om voor de verloren
winstbronnen in Indonesië compensatie
te vinden.
Reeds geruime tijd is bijv. de H.V.A.
bezig in Ethiopië een suikercultuur op
te bouwen, waarvan de resultaten tot
dusver zeer bevredigend zijn, zodat een
tweede suikerfabriek aldaar thans in
aanbouw is. Teneinde juridische moei
lijkheden in de toekomst te voorkomen,
is nu een algehele reconstructie door
gevoerd, waarbij de Indonesische belan
gen en die in andere landen in afzon
derlijke vennootschappen zyn onderge
bracht en waarbij men veiligheidshalve
de boekwaarde van die Indonesische be
langen met f 30 miljoen heeft vermin
derd ten laste van de reserves. Het blijkt
nu dat als men het actief in Indonesië
geheel uitschakelt, de balanswaarde van
de aandelen nog altijd 1207o bedraagt.
Ook de Rubber Cult. My. Amsterdam
heeft haar bedrijf omgeschakeld in die
zin, dat ze thans in Afrika twee onder
nemingen bezit voor de verbouw van
sisal, bovendien een onderneming, welke
cacao, kapok en koffie verbouwt, terwijl
daarnaast een produktenhandel is be
gonnen en waardoor dus een, naar mag
worden aangenomen, rendabele uitbrei
ding van de bedrijfsbasis is verkregen.
Tenslotte kan worden gewezen op de
recente mededelingen van de Deli My.,
die ook tot reconstructie van haar po
sitie heeft besloten en uit de opbrengst
van 19.000 pakken Sumatra tabak, waar
over ze nog de beschikking had, een be
drag van f32,8 miljoen op haar Indo
nesisch belang heeft afgeschreven,
waardoor deze thans pro memorie op
de balans voorkomen.
schap
haar actie-radius aanmerkelijk heeft
vergroot door de deelneming in een aan
tal buitenlandse Myen, welke olie boren,
tabak verbouwen (Amerika, Italië), een
nieuw procédé voor het fabriceren van
dekblad toepassen, terwijl ook de han
del in tabak en andere produkten wordt
ter hand genomen.
Het blijkt dus dat de directies van
concerns als de Intematio, Rubber Cul
tuur My. Amsterdam, Deli My. en ver
moedelijk van meer bedrijven, welke tot
voor kort hun arbeidsveld geheel of gro
tendeels in Indonesië vonden, elders
nieuwe mogelijkheden zien en krachtige
pogingen doen deze te benutten.
Hoed af voor de Nederlandse onder
nemers!
VARIA
Soms roept de mens allerlei bizarre
hulpmiddelen te baat om tot goede
prestaties te komen. De filmster
Linda Darnell moest een rol in een
toneelstuk vervullen, maar door
allerlei oorzaken was zij er niet in
geslaagd haar tekst grondig te leren.
Zij had er, net als een schoolmeisje
wel eens overkomt, zelfs totaal met
de muts naar gegooid. En net als op
school zijn er wel gedienstige gees
ten te vinden, die willen voorzeggen.
In een theater wordt er zelfs een
betaalde kracht voor aangenomen,
wanneer een acteur geen woord van
zijn rol kent. wordt het toch wel
erg moeilijk om tot iets bijzonders
te komen, tot iets bijzonder góéds
wel te verstaan. Linda zag dat ter
dege in en herinnerde zich toen
plotseling dat je een rol kon leren
onder hypnose Zij zocht de bewuste
persoon, die haar onder hypnose
bracht en haar toen de tekst voor
las met de verzekering, dat zij die
de eerste tijd niet weer zou vergeten.
Het klopte als een bus. Linda miste
geen woord van haar rol. En dat
opent inmiddels perspectieven voor
velen....