eenzaam uuar niet alleen Waarom Indonesische waarden nu weer hoger gewaardeerd worden Hoed af voor onze ondernemers 97ste jaargang Zaterdag 21 februari 1959 Derde blad no. 29677 W9cK^-oi<9Q3CK9esot<sc§cK8eS<s<s<ssoK8CgoH»c8S<8asaK»c*3<SKMoK«o9cK»e8aKSe§as<»(»*«cSa^^ Na het fragment dat wij dinsdag j.l. publiceerden schreef Prinses Wilhelmina over het einde van de eerste wereldoorlog om als volgt verder gaan. Juliana had gedurende de oorlogstijd de gelukkige leef tijd van het onbezorgde kind. Die jaren vielen bij haar in de leeftijd van vijf tot negen jaar. Wel was zij zich ervan bewust, dat alles anders ging dan vroeger, voor haar en voor ons, maar van de achtergrondbegreep ze gelukkig nog niets. Op het Huis ten Bosch had zy prettige kamers op het zuiden met een balkon. Ze speelde vaak op een zandhoop en was ook nogal eens bezig met haar schepnetje kik vorsen te vangen in het heldere, moddervrije ronde vyvertje vlak achter het huis. Dan was er een modder schuit die soms lang stil lag op de andere vyver of op een sloot; soms lieten wij ons hierin bomen of boomden zelf. En tenslotte was er de roeiboot. Een grote traktatie voor Juliana, wamieer wij daarmee een tocht naar de Horsten maakten! Dan bewees het schepnetje onschat bare diensten by het ophalen van kroos en edeler water planten, plus alle dieren die daarin verbhjf houden. Laat ik niet vergeten melding te maken van haar hon den en het aardige hertenkalfje, dat op Het Loo gevan gen was en dat myn man vandaar had laten opzenden. Dit werd met de fles grootgebracht. Toen Juliana zes jaar was, vormden wy een klasje op het Huis ten Bosch. Vooraf hadden wij de raad ingewon nen van Jan Ligthart en het besluit genomen zyn methode toe te passen. Ik herinner my nog levendig myn bezoek aan zijn school. Ik slaagde erin deze wandelend te bereiken, zonder dat het publiek dit merkte. Ligthart liet aldaar alles zyn gewone gang gaan. Hij demonstreerde alleen zyn persoonlijke methode door by verschillende klassen even zelf de leiding te nemen. Daarna bracht hy een bezoek aan Juliana en my in haar speelkamer. Hier sloeg hij haar spel lange tyd gade, teneinde zich een oordeel over haar te vormen voor hy een advies omtrent haar onderwijs aan ons uitbracht. Hy heeft dit nog juist kunnen geven; spoedig daarna overleed hij. De eerste onderwijzeres van zyn school nam spoedig de leiding van het klasje in handen. Aan haar onderwijs hebben de kinde ren voor hun toekomstig leven veel te danken gehad. Haar be zonken oordeel en haar heldere kyk op de karakters gaven haar veel overwicht op de kinderen. Alles gebeurde volgens de me thode van Ligthart; er werden zelfs overeenkomstig zijn denk beelden tuintjes op het Huis ten Bosch aangelegd. Het rijpaard speelde ook in de oorlogsjaren een belangrijke rol in ons leven, daar ik te paard de onderdelen van het leger inspec teerde. Natuurlijk werden dadelijk na het uitbreken van de oorlog de grenzen van de diverse landen ge sloten voor de uitvoer van paarden, doch later lukte het de handelaren af en toe paarden in Nederland in te voeren en zo kon ik mij hiervan blijven voorzien. Later raakten zy in onbruik tengevolge van het nypende voedselgebrek: het tekort aan haver. Ik zou tot in het oneindige over dit onderwerp kunnen uitweiden: de aardige momenten te paard by de troep, myn avonturen als ruiter en die van hen die mij vergezelden. Voor ieder pas aangekocht paard moest een naam bedacht worden. Deze te bedenken was een groot plezier voor Juliana. Haar kinder boeken bewezen haar in dezen goede diensten. Eens las zy een ver haal van een kraai, „Zwarte Jacob" geheten. Juist kocht ik toen een zwart paard, dat natuurlyk dade lijk die naam kreeg. Er viel niet aan te twijfelen, dat „Zwarte Jacob" van de slagvelden kwam, daarvan getuigde zyn hele uiterlijk. Zo'n exemplaar was er nog nooit by ons op stal geweest. Niet alleen waren zijn manen af geschoren, maar ook zyn staart, die alleen uit vel en wervels be stond. Als hij voor werd gebracht, liet hij van louter vermoeienis zijn hoofd hangen tot laag tussen zijn voorbenen. Hy moest geheel wor den opgekweekt. Natuurlyk deed ik eerst slechts korte ritten met hem. Hy was doodmak onder de men sen en by militaire plechtigheden; wuivende zakdoeken en parasols op zyn neus verontrustten hem niet, alleen by het vuren van de infanterie nam hy de benen. Dan kon noch ik, noch wie ook, hem hiervan afhouden en hem bewegen het tirailleursvuur met gelatenheid aan te horen. Later kreeg ik een Ierse koolvos, die Juliana „Zedda" genoemd heeft. Op dit paard kreeg zy haar eerste rijles. Zedda, die een eigen wil en karakter had en waarmee de ruiter met tact moest omgaan, was altijd zacht en braaf en voorzichtig met kinderen. Zy had voor hen bepaald een voorliefde. Menig staaltje gaf zy daarvan te zien. Juliana hield veel van tochten te paard. Onderweg hielden wy altijd een pauze. Dit was het hoogtepunt van de tocht, dan vertoonde zij zelfbedachte kunsten. Zij vroeg of één of twee paarden naast Zedda mochten worden opgesteld en klauterde dan van rug op rug, daarbij juichend en kraaiend van de pret. Zij was zó vrolijk en haar stemmetje bracht zóveel ge luid voort, dat het soms de paarden van de gehele Fragmenten uit cavalcade aan de gang maakte en wij haar bepaald moes ten leren by paarden wat stiller te zijn. De opvoeding en het onderwys van Juliana vergden veel aandacht van my. Het klasje van Juliana had het program van de lagere school doorlopen, toen de kinderen de leeftyd van tien jaar bereikt hadden en werd toen ontbonden. Dit viel ongeveer samen met het weer opvatten van de traditie om in de late lente naar Het Loo te gaan, daar de zomer te blyven en er na de onderbreking voor de opening van de Staten-Generaal terug te keren tot december. Voortaan zou ons kind alleen les hebben. Wy besloten, dat zy het belangrijkste van de leerstof van de h.b.s. en het gymnasium zou doorwerken, teneinde op een jongere leeftijd dan anderen met hoger onderwys te kunnen be- Na haar tiende jaar vond ik de tyd gekomen, dat zij zich op kunstgebied moest ontwikkelen. Wy begonnen een zangklasse, die erop gericht was compositie en eigen initiatief te stimuleren. Wat de muziek betreft, mocht zy kiezen welk instru ment zy wilde leren bespelen. Ik behoef hier niets te zeggen over al de verveling, het tijdverlies en de teleur stelling, die de traditionele pianoles by vele kinderen heeft veroorzaakt, terwijl immers ieder instrument het gehoor kan ontwikkelen en een vrye keus van het kind meer waarborg geeft voor de belangstelling en de ver eiste inspanning. Juliana bleek reeds heel jong muzikaal te zijn. Zij neuriede en zong steeds allerlei melodieën en liedjes. Haar keus viel op de viool en verscheidene jaren heeft zij daarop met goed gevolg gestudeerd. In dit fragment uit Eenzaam maar niet alleen" schrijft Prinses Wilhelmina uitvoerig over de jeugd van Prinses Juliana en haar schoolopleiding. Een foto van het klasje van Prinses Juliana tijdens het vijfde leerjaarGeheel links de onderwijzeres mevr. A. van der Reijden~Van der Hoff. geheel links op de achterste bank Prinses Juliana. De andere leerlingetjes zijn Mieke de JongeElisabeth van Hardenbroek en Elise Bentinck. ginnen. De grondwet bepaalde immers, dat zij na het vol brengen van haar achttiende levensjaar de aangewezen Regentes was voor geval ik niet bij machte zou zijn de regering uit te oefenen en dat zij dan, mocht ik komen te sterven, mijn opvolgster was. Wat dus betekende, dat zij op die leeftijd over de kennis moest beschikken, die voor het voeren van het bewind noodzakelijk is. Wij ver zochten haar onderwijzeres bij het klasje, mevrouw Van der Reyden-Van der Hooft, het onderwijs in enkele vak ken voort te zetten, ook om de overgang naar onderwys door meer leerkrachten minder plotseling te maken. Mejuffrouw Oosterlee werd door ons tot haar gouvernante benoemd. Deze gaf haar tevens les in het Frans. Ook de oude talen werden niet vergeten, al kon de leerling niet evenveel tijd eraan besteden als haar kameraden op het gymnasium. Zodra haar middelbare opleiding dit gedoogde, ging zij geleidelyk op hoger onderwys over, dat haar door ver schillende hoogleraren werd gegeven. Wat tekenen en schilderen betreft, vroeg ik advies aan Albert Roelofs. Juliana kreeg een klasje onder leiding van diens vrouw, mevrouw Roelofs-Bleckmann, die haar op leiding aan de tekenacademie in Den Haag had genoten en daarna, evenals haar man, was blijven schilderen. Zij begon met het kunstgevoel in de kinderen te ontwikkelen door hen een denkbeeld te geven van toegepaste kunst. Zij moesten daartoe zelf ontwerpen maken en die uitvoe ren. Later gaf mevrouw Roelofs hun zowel tekenles als kunstgeschiedenis. De lessen in kunstgeschiedenis heeft zij op verzoek van Juliana voortgezet tot aan haar huwelijk. Als de kunstgeschiedenis niet behandeld wordt als een stuk historie, als een oud perkament, dat men voor de klas ontrolt, met andere woorden, niet gelijk de kunst historicus dit pleegt te doen, maar men de oude en nieuwe kunst laat zien door de ogen van een kunstenaar, dan gaat voor de leerling heel die pracht leven door haar reliëf, door haar lyn en door haar kleur. Zó verstond mevrouw Roelofs haar taak. Met grote schroom verzocht ik op zekere dag de heer Roelofs myn werk eens te bekijken en te keuren. Reeds schreef ik, dat ik na mijn eerste onderwijs geheel op eigen houtje had doorgewerkt en dat de resultaten daarvan minder geslaagd waren. Gedurende de eerste wereldoorlog besteedde ik myn vrye uren aan tekenen, ook met pastel. Deze ontspanning kon ik mij uiteraard slechts zelden veroorloven. Niet alleen het werken met papier en krijt bereidde my vreugde; het was niet minder de uiteraard halfbewust als zodanig herkende vlucht uit de zorgen en de druk van het leven van die tijd. Daarom niet het minst oefende deze bezigheid zoveel aantrekkingskracht op mij uit. Iedere keer betekende zy een ware verpozing en ontspan ning voor mij. Natuurlyk bleek by de beoordeling van myn werk, dat ik nog niet voldoende kon tekenen. In al myn werk herhaalde zich een en dezelfde fout. In een pastel studietje, gemaakt van de omgeving van de tuin van het Noordeinde, zag de heer Roelofs echter „meer dan dilettantisme". Wy werden het er over eens, dat ik les sen moest nemen en hy verklaarde zich bereid mij deze te geven. Met deze ernstige, vakkundige aanpak ging een nieuwe wereld, met al de bezieling en al het kunst genot dat zy geven kan, voor mij open. Met alle krach ten die my overbleven na volbrachte dagtaak, wierp ik mij op het tekenen en het bestuderen van de natuur. Met een leraar als Albert Roelofs betekende dit ernstig en hard werken. Ik mocht aanvankelijk alleen tekenen. Hij stond erop, dat ik dit grondig leerde. In het vroege voorjaar gingen wij de ontluikende grassprietjes, de groei van de bladeren en takjes, heel dat wondere leven van de natuur bekijken en haarfijn op papier zetten. De geest drift van de kunstenaar werkte aanstekelijk op de leer ling. Mijn schetsboek ging leven. Begon het met het weer geven van subtiele bijzonderheden in de natuur, een takje, een blad, weldra groeide uit al dat kleine een land schap op, bomen, velden, heuvels, wolken, huizen, molens. Landschappen met het boeiende spel van licht en schaduw. Voorwaar ik kon myn liefde voor de natuur ten volle botvieren! In de late lente mocht ik al werken in kleuren, name lijk met pastel, omdat dit volgens de tekentechniek ge schiedt. Zo gingen zomer en herfst voorbij ik meen my te herinneren, dat ik in het begin van de winter mijn eerste les in olieverfschilderen van de heer Roelofs gehad heb. Helaas stierf hij plotseling de oudejaarsnacht van 1920, door de zijnen en al zyn leerlingen diep betreurd. Ik zeide reeds, dat zijn geestdrift aanstekelijk werkte op allen, die hij les gaf, doch er was veel meer. Zijn hoge idealen als kunstenaar en zyn opvatting van de kunst zyn opgaan in zijn pogingen die idealen te verwezen lijken, dit alles heeft zijn stempel gedrukt op zijn onder wijs en een onuitwisbare herinnering achtergelaten bij allen die les van hem kregen. Toen hij heengegaan was. besloot ik zijn vriend en kunstbroeder de heer Van Konijnenburg te vragen zyn taak over te nemen. Van Konijnenburg was met heel zijn wezen tekenaar en ik hoopte dus in Roelofs' lijn voort te kunnen werken. Van Konijnenburgs lessen waren boeiend. Hij zelf was een geheel ander type kunstenaar. Terwijl Roelofs er op uittrok en op de'wijze door mij beschreven alles buiten in zich opnam, werkte Van Konij nenburg thuis zijn composities van natuurbeelden uit. Hij was een meester in het tekenen en in het onderwijs van de compositieleer. Alles ging bij hem in grote stijl en de afmetingen die hij gebruikte waren geweldig groot. Bin nen enkele minuten stond er op een schets van folio formaat een denkbeeldig landschap, ter illustratie van zijn compositieleer, waarin hij illusie en leven bracht door er in een ommezien van tijd een dier of een mens in te tekenen. Hy liet de leerling volkomen vrij in de keuze van het ontderwerp, mits de tekening een weergave poogde te zijn van de door hem behandelde stof. Met buitengewone voorkomendheid hielp hy my bij de vervaardiging van de tentoonstelling van myn werk, die ik voor een rondreis door Indië, Suriname en de Antil len bestemd had. Wellicht zal het de lezer duidelijk zijn, dat er een bepaalde tegenstelling aanwezig was tussen de schilder of eigenlijk tekenaar Van Konynenburg en mij, en dat deze zó diep doorliep als maar mogelijk is. Eindelijk moest ik daarvoor uitkomen en hem zeggen hoe groot myn hunkering was naar lessen van één, die de natuur om zichzelf lief had, met andere woorden naar onder wys van de landschapschilder. Ik wilde mijn tekenstudies alleen voortzetten, daartoe voelde ik my in staat op het punt waarop ik toen geko men was. Van Konijnenburg nam dit vriendelijk op en maakte helemaal geen bezwaar tegen het plaats maken voor een ander, waar het mijn plan was mij geheel op de studie van landschapschilderen toe te leggen. Ook daarvoor zal ik hem altijd dankbaar blyven. Toen koos ik Van Soest, die mij één twee jaar les gaf, tot de tweede wereldoorlog hieraan een einde maakte. Van Soest stierf in de bezettingsjaren en na die tijd werk ik alleen en drijf op eigen wieken. Mijn kunst is voor my een stuk religie. Uren kan ik in Gods schepping doorbrengen en haar in my op nemen en op mij laten inwerken, teneinde haar aard en karakter te begrijpen. Daarna neem ik de tekenstift en penseel ter hand om haar zó weer te geven als haar Schepper haar heeft gemaakt. Hoofdzaak is dus de ver bondenheid met Hem. Op het tweede plan komt het getrouw weergeven van de natuur. Dit doe ik met tin telende blijdschap. Waardering voor commerciële activiteit (Van onze financiële medewerker) Pecunia non olet - geld stinkt niet. Deze oude wijsheid heeft weer eens haar bevestiging gevonden in de verplaatsing van de Indonesische tabaksmarkt van Amsterdam naar Bremen en van de theemarkt naar Antwerpen, waarover thans in elk geval onderhandelingen worden gevoerd. Het is bekend dat de Nederlandse, in Indonesië werkende maatschappijen van meet af hebben geprotesteerd tegen het onder beheer stellen van hun onderne mingen en het in beslag nemen van hun produkten en zich te dien aanzien alle rechten voorbehouden. Niettemin blijkt men in Duitsland en in België wel bereid de functie van Amsterdam over te nemen en zich te belasten met de verkoop van produkten, welke de Indonesische regering zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Om aan deze piraterie een schijn van recht te geven is de Indonesische regering thans overgegaan tot nationalisatie van alle grote Nederlandse cultuuronderne mingen, blijkbaar onder pressie van de Westduitse handelsmissie, welke met de Indonesische minister van landbouw over de verkoop van tabak in Bremen onder handelt. Teneinde deze naasting rechtsgeldigheid te geven is zelfs bepaald dat de schadevergoeding door een regeringscommissaris zal worden vastgesteld. Het spreekt vanzelf dat de Onderne- mersraad voor Indonesië, welke de be langen van de Nederlandse onderne mingen in Indonesië behartigt, zich door deze manoeuvres niet laat intimideren, maar het standpunt handhaaft dat zo wel de onderbeheerstelling als de wet tot nationalisatie alleen reeds door de daarbij toegepaste discriminatie, vol kenrechtelijk evident onrechtmatig is en neerkomt op het zich wederrechtelijk toeëigenen van Nederlandse eigendom men. Ook al zijn Belgische rechtsgeleer den van oordeel dat de thans gevolgde procedure de Belgische handelaren, die Indonesische thee gaan verhandelen, volkomen veilig stelt, rustig is men toch blijkbaar niet en van Nederlandse zijde heeft men zowel aan de Duitse, als aan de Belgische handelaren doen weten dat men voor zyn rechten zal blijven opkomen en de buitenlandse handela ren zich de aan genoemde transacties verbonden risico's terdege dienen te realiseren. Men zal moeten afwachten in hoe verre het recht in deze zaak zal zege vieren, maar zeker is dat de recht streekse aanvoer van Indonesische pro dukten voor Amsterdam, althans gro tendeels, verloren is, wat nog niet wil zeggen dat ook de produktenhandel ge heel zal verdwijnen, omdat tal van Ne derlandse bedryven ook in het buiten land liun vestigingen of contacten heb ben en vooral de tabakshandel een zo gespecialiseerd bedrijf is dat men in het buitenland vermoedelijk gaarne van de Nederlandse kennis en ervaring zal willen gebruik maken. De Amsterdamse beurs heeft op deze, op zichzelf toch belangrijke gebeurte nissen ten aanzien van Indonesië, niet of nauwelijks gereageerd, hoewel het natuurlyk voor de vroeger in Indonesië werkende ondernemingen een belang rijk voordeel zou betekenen als krach tens de wet op de nationalisatie voor de in beslag genomen eigendommen een schadevergoeding zou worden betaald. Hoewel men te dien opzichte zijn eisen zal blijven stellen en het hier om een bedrag van ettelijke miljarden gaat, zyn de verwachtingen zeker niet hoog ge spannen. Niet alleen wordt aan de op rechtheid van de Indonesische regering getwijfeld, maar in nog sterkere mate is men overtuigd van haar onmacht om de gepleegde diefstallen te „betalen", gelet op de deplorabele toestand, waar in Indonesië financieel en economisch verkeert. Dit blijkt zeer duidelijk uit de waarde van de Roepiah, die als bekend aan vankelijk met de gulden werd gelijkge steld. De aandelen van de Escompto- bank, een Indonesische instelling zyn Rp. 1000 groot en noteren in Amsterdam ca. 60% en daar officieel Rp. 100 op 33 1/3 cent worden aangenomen, betaalt men hier voor dat aandeel dus ca f226 terwijl de notering van het aandeel in Djakarta ca. 400%, dat is Rp. 4000 is. Dit komt er op neer dat een gulden ge lijk is aan ca. 18 Roephia en deze dus niet meer waard is dan ca. 516 cent. Als gezegd heeft de Amsterdamse beurs dus niet noemenswaard op het besluit tot nationalisatie van de Neder landse in Indonesië werkende onder nemingen gereageerd. Wel verdient het de aandacht dat de beoordeling van vele Myen, welke voorheen in Indonesië werkten en daar grote belangen hebben, thans een geheel andere is. dan een jaar geleden. Dit blijkt hieruit, dat het in dexcijfer voor de aandelen van cultuur waarden van 42 in januari 1958 tot ca. 90 in januari 1959 is gestegen, d.w.z. dat de beurswaarde in die tijd van f 139 mil joen tot f 284 miljoen is toegenomen. Deze hogere waardering heeft ver schillende oorzaken. In de eerste plaats is gebleken dat vele cultuurmaatschap- pyen hier in Nederland over belangrijke geldmiddelen beschikten (beschikken), zodat in de loop van de laatste ander half jaar vele kapitaalsterugbetalingen hebben plaats gehad, waarop de koersen van de betrokken aandelen reeds waren vooruitgelopen. Het feit dat ook nu nog vele Myen over een bedrag Nederlandse kasmiddelen beschikken, blyft voor de aandelen van die Myen een steun, ook al dient er rekening mee te worden ge houden, dat voor de repatriëring en de pensionering van personeel grote be dragen nodig zijn. Een andere reden waarom voor vele Indonesische aandelen allengs een ho gere waardering kon tot stand komen, is gelegen in het feit dat sommige Myen financieel veel sterker blijken te zijn dan men op grond van de gepubliceerde balansen mocht veronderstellen. De Ne derlandse ondernemers zijn van huis uit conservatief en lopen niet met hun rijk dom te koop. Zo zal men zich herinne ren dat bijv. de Intematio op haar jongste balans opeens f 1316 miljoen voor de dag toverde, welke op de boek waarde van de Indonesische belangen werd afgeschreven. Het recente voor beeld heeft de Rubbercultuur My. Am sterdam gegeven, die buiten de winst en verliesrekening om in 1958 haar re serve voor afschrijving met f 10 miljoen heeft verhoogd, nadat ze trouwens in 1957 op dezelfde manier reeds f 6 mil joen uit haar stille reserves had te voorschijn gebracht. Op de jaarvergade ring is wel medegedeeld dat deze stille reserves eerst sinds kort zijn ontstaan, maar hoe ze zijn ontstaan, blijft het geheim van de directie. Is het begrijpelijk dat dergelijke ma nipulaties op de waardering van de be trokken aandelen van invloed zyn, niet minder is de beurs verrast door de nieuwe commerciële initiatieven, welke de directies vooral van de grote Myen hebben genomen om voor de verloren winstbronnen in Indonesië compensatie te vinden. Reeds geruime tijd is bijv. de H.V.A. bezig in Ethiopië een suikercultuur op te bouwen, waarvan de resultaten tot dusver zeer bevredigend zijn, zodat een tweede suikerfabriek aldaar thans in aanbouw is. Teneinde juridische moei lijkheden in de toekomst te voorkomen, is nu een algehele reconstructie door gevoerd, waarbij de Indonesische belan gen en die in andere landen in afzon derlijke vennootschappen zyn onderge bracht en waarbij men veiligheidshalve de boekwaarde van die Indonesische be langen met f 30 miljoen heeft vermin derd ten laste van de reserves. Het blijkt nu dat als men het actief in Indonesië geheel uitschakelt, de balanswaarde van de aandelen nog altijd 1207o bedraagt. Ook de Rubber Cult. My. Amsterdam heeft haar bedrijf omgeschakeld in die zin, dat ze thans in Afrika twee onder nemingen bezit voor de verbouw van sisal, bovendien een onderneming, welke cacao, kapok en koffie verbouwt, terwijl daarnaast een produktenhandel is be gonnen en waardoor dus een, naar mag worden aangenomen, rendabele uitbrei ding van de bedrijfsbasis is verkregen. Tenslotte kan worden gewezen op de recente mededelingen van de Deli My., die ook tot reconstructie van haar po sitie heeft besloten en uit de opbrengst van 19.000 pakken Sumatra tabak, waar over ze nog de beschikking had, een be drag van f32,8 miljoen op haar Indo nesisch belang heeft afgeschreven, waardoor deze thans pro memorie op de balans voorkomen. schap haar actie-radius aanmerkelijk heeft vergroot door de deelneming in een aan tal buitenlandse Myen, welke olie boren, tabak verbouwen (Amerika, Italië), een nieuw procédé voor het fabriceren van dekblad toepassen, terwijl ook de han del in tabak en andere produkten wordt ter hand genomen. Het blijkt dus dat de directies van concerns als de Intematio, Rubber Cul tuur My. Amsterdam, Deli My. en ver moedelijk van meer bedrijven, welke tot voor kort hun arbeidsveld geheel of gro tendeels in Indonesië vonden, elders nieuwe mogelijkheden zien en krachtige pogingen doen deze te benutten. Hoed af voor de Nederlandse onder nemers! VARIA Soms roept de mens allerlei bizarre hulpmiddelen te baat om tot goede prestaties te komen. De filmster Linda Darnell moest een rol in een toneelstuk vervullen, maar door allerlei oorzaken was zij er niet in geslaagd haar tekst grondig te leren. Zij had er, net als een schoolmeisje wel eens overkomt, zelfs totaal met de muts naar gegooid. En net als op school zijn er wel gedienstige gees ten te vinden, die willen voorzeggen. In een theater wordt er zelfs een betaalde kracht voor aangenomen, wanneer een acteur geen woord van zijn rol kent. wordt het toch wel erg moeilijk om tot iets bijzonders te komen, tot iets bijzonder góéds wel te verstaan. Linda zag dat ter dege in en herinnerde zich toen plotseling dat je een rol kon leren onder hypnose Zij zocht de bewuste persoon, die haar onder hypnose bracht en haar toen de tekst voor las met de verzekering, dat zij die de eerste tijd niet weer zou vergeten. Het klopte als een bus. Linda miste geen woord van haar rol. En dat opent inmiddels perspectieven voor velen....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1959 | | pagina 11