ONDERWEG
Kennis van het
is onontbeerlijk in Israël
Een Zoeklicht
V AK ANTIEin - »E - WINTER
Nieuwe immigranten volgen cursussen, meestal
inwonend in seminaria
WOORD
VAJN
BEZINNING
Zaterdag 7 februari 1959
i
f<S0gaH»CgcS<»0§aK8cgcK80S0HS<ScS4Se§aHSC^<8C8c(<80ScS<SeS«<»QS<*<»egcK8<5§<S<8<»S<8<3Sctc90ScHte^
In veel te kleine leslokalen leren de cursisten in vijf maanden
Hebreeuws
Geen beter middel om elkaar te leren
kennen dan die internaatslessen
(Van onze correspondente in Jeruzalem)
In een der oud-Arabische wijken van Jeruzalem staat het semina
rium, waar in Israël nieuw-aangekomenen, in een intensieve
Hebreeuwse leercursus, klaar gestoomd worden voor de taak in hun
nieuwe vaderland.
De tijden zijn voorbij, dat men hier zonder kennis van de
Hebreeuwse taal een kans van slagen had. Nieuwe immigranten, die
dit reeds spoedig ontdekken, gebruiken de aangevraagde staatslenin
gen in de regel dan ook voor het bijwonen van deze cursussen. De
„Jewish Agency", de immigratie-autoriteit, die voor vele instanties
als coördinator optreedt, heeft ruim een miljoen van zijn immigratie-
budget ten behoeve van deze onderwijsinstellingen uitgetrokken. En
ook de weinigen, die, in hun vrije beroepen, een grondige kennis van
de taal niet nodig blijken te hebben, zetten zich er toe deze moeilijke
taal te leren. Het gebeurt namelijk nogal eens dat wanneer hun kin
deren opgroeien, deze zich gaan beklagen dat hun ouders nog „bui
tenlanders" zijn en zich generen voor hun mede-scholieren, omdat
hun ouders nog niet in staat zijn een Hebreeuwse krant te lezen of
een toneelvoorstelling bij te wonen.
Het onderwijssysteem is niet geba
seerd op vertalingen, dit zou iedere
klas voor onoplosbare problemen stel
len. Men leert de taal op zuiver func
tionele wijze, zoals een klein kind zijn
eigen moedertaal leert. Meestal hebben
juist de intellectuelen in het begin de
grootste moeilijkheden met dit leer-
systeem. Het wonderlijke is, dat na
enkele maanden de gehele klas op on
geveer hetzelfde peil eindigt. Het komt
herhaaldelijk voor dat leerlingen uit
Arabische landen, zonder middelbare
school-opleiding, als eersten van de
klas de cursus beëindigen. Zij hebben
minder remmingen en leren de taal
zonder vergelijkende taai-studie, waar
aan de intellectueel zich herhaaldelijk
waagt.
De laatste weken......
In de autobus waarmee wij 's och
tends om half acht langs de hoge, oude
stadswallen naar het seminarium re
den, kregen wij onze eerste en uitvoe
rige' informatie over de samenstelling
van de groepen cursisten. Tegenover
ons zat een echtpaar van middelbare
leeftijd; met schoolboeken op de knieën,
elkaar in het Hebreeuws de laatste
grammatica-lesjes te overhoren. Het
bleek, dat deze vlijtige leerlingen nieu
we immigranten uit Roemenië waren,
die al hun hoop voor de toekomst op
die wonderen van de „Oelpan" (semi
narium) gebouwd hadden. Ze hadden
enige weken als arbeiders gewerkt, hij
aan de weg en zij in een fabriek, maar
hoopten in hun oude beroepen als
ambtenaren weer spoedig terecht te
komen. Naast mij babbelde In tamelijk
vlot Hebreeuws en met een zwaar
Duits accent, een goed geklede blonde
jonge vrouw over de laatste kwajon
gensstreken van haar jongste zoontje.
„Bent U ook een leerling van de
„oelpan"?" vroegen wij nieuwsgierig.
Na een kleine weifeling en een lichte
blos kwam de bekentenis, dat zij ruim
twintig jaren geleden als oorlogswees
uit Wenen hier was gearriveerd, en in
een der vele kindertehuizen voor im
migranten-kinderen was terecht geko
men. „Ik was toen 12 jaar en te veel in
mijn eigen wereldje en problemen ver
diept om iets van die Hebreeuwse les
sen toentertijd op te steken. Ik ben er
weggelopen en heb heel spoedig daarop
mijn eerste baantje in een boekwinkel
gekregen. Maar in de Britse mandaats-
tijd was de kennis van de Hebreeuwse
taal geen essentiële voorwaarde. Sinds
ik getrouwd ben en kinderen heb, ben
ik niet meer uit werken gegaan. Mijn
man spreekt met de jongens He
breeuws, maar met mij spreken ze over
het algemeen Duits. Een onmogelijke
toestand. Daarom heb ik", zei ze, „nu
de oudste tien is. eindelijk eens tijd,
vijf maanden lang, om ruim acht uur
per dag Hebreeuws te studeren"
Uit veler heren landen
Tot voor kort kon men dit soort se
minaria enkel als inwonende cursist
volgen. De resultaten zijn namelijk
beter als de cursisten gedwongen wor
den in een omgeving te leven waar het
Hebreeuws de verplichte omgangstaal
en vaak de enige onderlinge band is.
Uit vele landen en sociale geledingen
en in leeftijden, variërend tussen 18 en
70 jaar, zijn de leerlingen naar de
overal in het land opgerichte He
breeuwse seminaria gekomen. In een
der klassen, die wij bezochten, zaten
de leerlingen met ver chtUende school
opleidingen en uit acht verschillende
landen gebogen over de nieuwe woor
den, die hun leraar, een oud-rabbijn uit
Duitslandhun door het geven van sy
noniemen trachtte te onderwijzen.
Iedere „oelpan" la een wereldje op
zichzelf, een eenheid, waar allen met
grote dankbaarheid aan terugdenken.
Het werd voor de meesten de eerste
Israëlische gemeenschap, waarin socia
le verschillen wegvielen. Zij kwamen
voor het eerst met de nieuwe burgers
uit andere landen tezamen en bij de
nieuwe Israëliërs groeide langzamer
hand een gevoel van saamhorigheid.
Bertie, de energieke grootmoeder uit
Duitsland, die nu voor de tweede keer
(thans in de hoogste klas) het semi
narium volgt, John uit Amerika, die zes
maanden geleden hier aankwam en
reeds een lid van een grens nederzetting
is, en Deborah, de lerares die de moei
lijke taak heeft, dag-in dag-uit vijf uur
lang voor dezelfde klas te staan, ken
nen elkaar alleen maar bij de voor
naam. En ieder kent elkanders levens
geschiedenis.
Gedurende de eerste maanden lijken
de moeilijkheden vergeten te zijn. Ech
ter, drie weken voor het einde van de
cursus, wanneer de meesten naar een
baan moeten gaan uitkijken, een wo
ning moeten zoeken of een lening moe
ten zien los te krijgen, komt de ner
veuze spanning terug, die gedurende
de eerste week van de cursus duidelijk
merkbaar was.
Een grote hap uit de lening, die ze
ontvingen is op en hoe en waar komen
zij terecht?
Ruim vier maanden hebben de mees
ten in een eilandje van rust en har
monie geleefd, ijverig werkend en
N gedachten zien wy ze gaan
daar langs de rand van het
donkere bos, tussen het groen.
Juist in deze winterse dagen een
inspirerend beeld. Hoog ryzen de
kale stammen van het donkere
dennenbos, zy accentueren nog de
voortgaande beweging van het
groepje trekkers, dat onderweg is.
Heerlijk Is het om er aan te den
ken zó onderweg te zyn: heuvel op,
heuvel af, nu eens langs een don
ker bos, dan weer over een wijde
vlakte of over een top met een
verrassend vergezicht. Ja juist dit
onderweg zyn maakt een trektocht
tot een inspanning, tot een vakan
tie by uitstek: er is steeds weer iets
om naar uit te zien, er is steeds
verandering, wat voor ons ligt
heeft haar geheim nog niet prys-
gegeven.
Van deze gedachte naar een
catechisatie-boekje lykt een hele
sprong. Ik denk aan zo'n boekje,
dat tot titel draagt: „Onderweg".
Ik geloof, dat de schryver, die titel
heel goed gekozen heeft, want ook
in ons geestelyk leven, ook wan
neer het er om gaat, ons de dingen
van het geloof toe te eigenen, zyn
wij, als het goed is, steeds onder
weg. De meeste mensen denken.dat
't by geloof, godsdienst of geestelyk
leven gaat om een plechtig bezit.
Ze denken misschien aan een oude
bybel of een kerkboekje, dat nu al
jaren lang op dezelfde plaats in de
boekenkast van de ouders staat.
Andere boeken wisselden nog wel
eens, maar die bleven er staan,
alleen met de schoonmaak komen
ze van hun plaats. Wie zo over ge
loof of godsdienst denkt is er
eigenlyk toch wel erg naast. Als
we de bybel niet in de kast laten
staan, maar er eens in gaan lezen,
zullen wy ontdekken, dat ook daar
veelal gelovige mensen mensen zyn
die onderweg zijn. Abraham, wel de
vader der gelovigen genoemd, was
typisch zulk een mens onderweg:
niet een catechiseermeester met een
boekje achter de lessenaar, maar
een mens, die geroepen werd om
zich op weg te begeven naar het
land. dat God hem zou wyzen. De
gehele bybel is doortrokken van
het besef: het geloof brengt men
sen in beweging, als ze door Gods
kracht worden aangeraakt en be
zield, dan gaan zy op weg.
Wanneer wy elkaar soms ont
moeten en wy vragen hoe het gaat,
dan krygen wij niet zelden het
antwoord: „Och, z'n gangetje!"
Zo'n antwoord moet ons dan min
of meer gerust stellen, maar het
verraadt, dat degene, die dit zegt
niet meer het besef heeft, dat er
vaart in zyn leven is, dat hy nog
onderweg is. Vooral het verklein
woordje geeft aan, dat er niet zo
veel beweging meer in is: het leven
heeft zijn vormen gevonden, en och
nu moet het alles maar zo'n beetje
bij het oude biyven. Dat is wel
rustig, maar het kan ook benau
wend saai en zonder uitzicht zyn.
Levende mensen, zijn mensen, die
nog onderweg zyn, die het nog niet
Héél Zwitserland is heerlijk, als er 's winters
een dik pak sneeuw ligt, als de zon er schijnt en
de mens de verrukkelijke berglucht met volle
teugen kan inademen. Deze foto komt nu eens
niet uit Berner Oberland of uit een gebied, nog
meer naar het oosten, maar juist uit het westen,
namelijk uit Sierre in het kanton Wallis Va-
lais). Een met paarden bespannen slede, ge
volgd door een kleine groep ruiters: zo trekken
de gelukkigen, die daar wonen of zich kunnen
veroorloven er een paar weken door te brengen,
over de bepoederde wegen. Waarom gaat
toch iedereen altijd in de zomer met vakantie?
Zo'n plaatje als dit is een pleidooi voor
vakantie-in-de-winterl
enthousiast vorderingen makend. Voor
een niet gering aantal van hen bre
ken nog jaren van teleurstellingen en
moeilijkheden aan. Voor de meesten
van hen zullen de verworven kennis in
de Hebreeuwse taal en het nieuwe ge
voel van saamhorigheid echter de basis
en de ruggesteun zyn, die zij niet be
zaten, toen zijn als nieuwe leerlingen
zich in een der seminaria heten in-
sohryven.
V.
OP DE BOEKENMARKT
allemaal weten. Die telkens zich
bewust zyn, dat er nog onbekende
gebieden op onzje verkenning wach
ten, dat er nog mogelykheden zyn,
die wy nog niet geprobeerd hebben,
dat er nog onvoorziene wendingen
kunnen komen. De stammen rijzen
hoog op langs het kleine groepje,
dat voorttrekt. Zo zien mensen, die
onderweg zyn, dat er allerlei om
hen heen is, dat tot nadenken en
bezinning stemt. Zoals ons groepje
trekkers straks verkwikt van de
tocht zal terugkeren, omdat zij de
telkens wisselende omgeving op
zich hebben laten inwerken, zo zal
een mens. die actief onderweg is,
in het leven telkens geïnspireerd
en innerlyk verruimd worden, door
de dingen, die hy op zyn weg
ontmoet.
Het besef onderweg te zyn is ook
van betekenis voor onze houding
tot onze medemensen. Wie meent,
dat hij er is. heeft de ander niet
nodig: de ander mag luisteren,
meer niet. Wanneer we weten, dat
we onderweg zyn, weten we ook,
dat we samen op weg zijn, de an
der zo goed als wij zelf. Dat geeft
een besef van verbondenheid, zoals
een grote verbondenheid groeit
tussen zo'n groepje, dat in de
vakantie er samen op uit trekt. We
leren de bereidheid om op elkaar
te wachten, de ander al is het
soms maar met kleinigheden te
helpen. Het is een bevrydende ge
dachte: wij zijn samen onderweg,
in Gods wyde wereld.
„De nacht is helder en Gods
hart staat open.
O, deze wereld wordt weer
nieuw in my.
Al zou ik duizend, duizend
jaren moeten lopen,
vader, ik weet: gy zyt naby".
(Gabriël Smit).
Dr. S. L. VERHEUS.
doopsgez. pred. te Leiden.
Nel Noordzij. „Variaties op een
moederbinding". De Arbeiders
pers. Amsterdam 1958.
In deze nieuwe bundel verhalen
biykt dat Nel Noordzij los is gekomen
van haar zuiver psychiatrische instel
ling en dat is een zeer goed ding. Want
deze jonge schrijfster bezit zonder
twyfel een voor Nederland uitzonder
lijk talent, waarmee ik wil zeggen, dat
zij een hoogst persoonlyke wijze van
uitdrukken heeft. Iets wat te merk
waardiger is, omdat zy schryft met de
eenvoudigste dagelijkse woorden, zy
weet echter die dagelykse woorden zó
te rangschikken, dat zij een functie
krygen, die zy er aan geven kan. En
daar gaat het om.
Indien zy met dit schrijftalent nu
ook datgene gaat zeggen wat zy alleen
zo zeggen kan. dan zal zy een van
onze eerste auteurs worden. Tot nu toe
- althans voor zover ik haar werk ken
- was dit niet helemaal het geval.
Haar verhalen waren te veel registra
ties via haar kennis van de menselijke
psyche. Knap werk. zonder twyfel,
maar voor mijn gevoel niet voldoende.
In sommige van deze verhalen ben ik
echter een element tegengekomen, dat
haar m.i. een heel eind in de goede
richting gebracht heeft. Ik heb er een
soort sarcastische humor in aangetrof
fen, die mij heeft doen denken aan de
tekeningen van Chas Adams, Searle of
Thurber. Die tekeningen waar men op
het eerste gezicht om in de lach
schiet, maar waarbij je, als je er over
na gaat denken, de rillingen over de
rug lopen, zo monsterlijk van raakheid
zyn ze. Zoiets valt alleen maar te be
reiken door een mens, dat boven alle
afkeer, verdriet en onlust heen is. Een
karikatuur te kunnen maken van de
donkerste diepten van de mensenziel
of het mensenzieltje, wyst op grote
wysheid. In de laatste zes schetsen uit
deze bundel meen ik dit element ge
vonden te hebben.
Naast deze verhalen vindt men in
het boek een kleine roman, die tevens
de titel aan het geheel gegeven heeft.
Deze valt gedeeltelyk binnen het ka
der van een geraffineerd waargenomen
realisme. De schryfster zegt dat in
zekere zin zelf: „Ik deed heftig aan de
mode van janken over de opvoeding
mee. Het teleurgestelde, rancuneuse en
tierende zelfbeklag van gefrustreerde
kinderen-op-leeftijdUitstekend
bekeken is deze passage over het he-
daagse ouderschap (blz. 46), maar los
gekomen is hy niet. Men hoort te veel
het tandenknarsen. Dit verhaal doet
later een sprong In de tyd en gaat dan
over ln een soort surrealisme, dat
voortkomt uit „een toestand van be
wusteloosheid door verdrinking" van
de hoofdpersoon. Hier is wat van de
kracht verloren geraakt, waardoor de
samenspraken met figuren uit de vo
rige eeuw en de ontmoeting met ge
stalten uit de tijd, die vlak achter ons
ligt, iets oppervlakkigs en soms iets
baldadigs krijgen. Doch alles byeen
genomen, heb ik uit dit boek de in
druk opgedaan, dat Nel Noordzij zich
wel eens zou kunnen ontpoppen als
een unieke schryfster in de Nederlan
den. Daarvoor behoeft zy alleen maar
boven haar ik-heb-dat-allemaal-doo#
houding uit te groeien.
Kor Keukens. „Gevecht in de
spiegel". N.V. Kosmos, Amster
dam.
Indien deze roman geen eersteling
was, zou ik er waarschijnlijk geen aan
dacht voor vragen. Volgens de mede
deling van de uitgever is dit echter
een eersteling en het is dus van belang
naar kwaliteiten te zoeken. Inderdaad
moet men er naar zoeken. Want „Ge
vecht in de Spiegel" is een verwarde
lawine van gedachten en ervaringen.
Er is een stramien, dat herinnert aan
het oude realisme van Brusse, van A.
M. de Jong en zelfs aan Justus van
Mourik. Doch Kor Keukens is een
mens van deze tyd en hy is dus niet
blijven staan by de schilderachtige
tragiek der onmaatschappelyken. In
hem woelt de rancune tegen de afge
lopen oorlog en tegen de ontwrichting,
die het leven gemaakt hebben tot het
beeld, dat hy ziet. Zyn hoofdpersoon,
kentekenend Job Armbloet geheten,
leeft in een verbeten wanhoop tegen
het lot en tegen de mensheid. Edoch,
de levensgang zoals die ons hier be
schreven wordt, is niet goed aanvaard
baar De situaties waarin Job is ge
raakt, zijn niet goed doorgedacht en
onderdelen daarvan passen niet by
elkaar. Vooral waar het de kronkel
paden der erotiek betreft, heeft men
de neiging al die drama :s met een
korreltje zout te nemen. Keukens laat
zyn Job te veel nadenken en kritiek
oefenen vooral, dan dat men aan kan
nemen, dat hij zo aan één stuk door
van de ene val in de andere klem zou
lopen. Ik zeg dit alles, omdat ik ..Ge
vecht in de Spiegel" toch geen botk
vind om aan voorby te gaan. Wel
licht zal Kor Keukens by zyn tweede
roman minder emotioneel op hol slaan
en zyn figuren en situaties helderder
uitdenken.
CLARA EGGINK.