EURAFRIKA,
JEUGD
ELi
D13VVJ OCl
Een Zoeklicht
R£/S DOOK FRANS WEST-AFRIKA (XI slot)
DERDE MACHT TUSSEN
TWEE KOLOSSEN?
Achter grootse geduchte schuilt het gevaar van
neo-kolonialisme en Frans nationalisme
Wat betekent magisch woord?
Vele beperkingen van
een groot woord
WOORD
VAN
BEZINNING
OP DE BOEKENMARKT
Zaterdag 24 Januari 1959
(Van onze reisredacteur)
Algiers „Eurafrika", zei Mare Lauriol,
hoogleraar en gedeputeerde in het nieuwe Franse
parlement, en zijn ogen straalden een beetje, ,Eur-
afrika, een nieuwe derde macht tussen de Rus-
sische en Amerikaanse kolossen. Eurafrika, van
de Noordkaap tot Kaap de Goede Hoop"* Hij
ving mijn sceptische blik op, kuchte en zei: „Nu
ja, van de Noordkaap tot bezuiden de Kongo".
Zelfs in zijn opperste geestdrift kon hij lastig de
rassenscheiders uit Zuid-Afrika en Rhodesia be
trekken in zijn droom van de nieuwe blank-
zwarte gemeenschap. Hetgeen jammer voor hem
was want zo'n grootscheeps idee en Frankrijk
leeft weer eens in de tijd van grootscheepse
ideeën wint natuurlijk aan geo-politieke glans
wanneer het van kaap tot kaap kan gelden. Maar
goed, ook met de iets meer beknopter versie „tot
bezuiden de Kongo" kan men zich vandaag de
dag in Parijs, Algiers en Brazzaville naar believen
vol laten stoppen: „l'Eurafriquede laatste
kans van het Westen".
Blanke bijstandzonder af te dingen op de praktische waarde van humanitair iverk.
riekt het soms naar de oude missie-slagzin Twee kwartjes voor de arme zwartjes".
Wat betekend dat magische woord, waar u en ik in de komende jaren mis
schien tot vervelens toe mee volgestopt zullen worden? In de allerbreedste zin
vertolkt het een wensgevoel van het zich verenigend West-Europa, dat Azië
verloor of verloren meent te hebben, om niet óók nog eens Afrika te verliezen,
maar integendeel met het zwarte werelddeel tot nieuwe samenwerking te ko
men, en om zonder bloedvergieten de koloniale binding, waarvan het slaken
een aanvang heeft genomen, te vervangen door nieuwe banden op politiek en
economisch terrein. Die wens is gebaseerd op goede gronden: enerzijds wil
Europa Afrika als grondstoffenleverancier en afzetgebied behouden, anderzijds
zoekt het een politieke en militaire dekking van zijn zuidflank tegen het op
dringend Sovjet-imperialisme. Dat laatste heeft in Afrika weliswaar nog nau
welijks een voet aan de grond, maar zou in het neutralisme van een Afrikaans
nationalisme mogelijk een opstapje kunnen vinden. En tenslotte schuilt er in
de Eurafrika-gedachte nog een gewetenskwestie, een enigszins verlaat geval
van „white mans burden", de last der beschavingsmissie, die de blanke man
vrijwillig op de schouders torst.
Tot zover kan men lastig bezwaren
maken tegen deze innemende ge
dachte. Houdt men haar echter „tegen
het licht", om de mogelijklieden van
verwezenlijking te toetsen, dan blijken
onmiddellijk haar beperkingen: Eur
afrika is een erg groot woord. Bij de
huidige stand van zaken in Europa
zijn niet alleen (uiteraard) de com
munistische landen uitgesloten, maar
ook bijvoorbeeld de Scandinavische en
bovenal de grote Afrikaanse mogend
heid, die Engeland nog steeds is. En
geland, heeft in Afrika heel andere
aspiraties, hoopt veeleer op een Pan-
afrikanisme onder min of meer pro-
Britse leiders uit Ghana, Nigeria en
Oost-Afrika. Zolang de kloof tussen
het Europese continent en Engeland
eerder verdiept dan opgeheven wordt,
doet het woord Eurafrika wat over
haast aan. In Afrika zelf zet die be
perking zich voort. Ghana en Nigeria
op weg naar de leiding in het al-
Afrikaanse onafhankelijkheids- en een-
heidsstreven, zijn concurrenten van de
Eurafrika-gedachte: Brits Oost-Afrika
(Kenya, Tanganyika en Oeganda) po
pelt van verlangen aan dat streven
deel te nemen.
Wat er overblijft
Tenzij men zich in de ogen der
Afrikanen onherstelbaar wil compro
mitteren, moet men iedere samenwer
king afwijzen met de blanke „bazen"
in Rhodesia en Zuid-Afrika, tegen wie
zich birmen enkele jaren de haat en
de afschuw zal richten van zwart
Afrika, dat zich langzamerhand be
wust begint te worden wat er aan de
voet van het continent gebeurt. Kan
men met het antieke gesloten Portu
gese kolonialisme in Angola en Zuid-
oost-Afrika samenwerken? Het lijkt
A, maar er is een grens.
T Over het algemeen gaan wij
J immers heel ver hij de opvoe
ding en de ontwikkeling van
onze kinderen. Wij laten hun
veel vrijheid, waarschijnlijk meer
vrijheid dan wijzelf in onze
jeugd gehad hebben.
Hieruit horen we wel heel
duidelijk de stem van een
oudere. Die ouderen vinden
meestal, dat de jongeren tegen
woordig bevoorrecht zijn in ver
gelijking met vroeger. Vele oude
ren vinden ook, dat de jongeren
daarvoor wel eens een beetje
meer dankbaarheid mochten
tonen. Anderen zijn zelfs van
mening dat de teugels bij de
opvoeding thuis en bij de lessen
op school strakker aangetrokken
moeten worden. „Je laat ze veel
te vrij", zeggen zij, met grote
bezorgdheid en ook wel met
enige wrevel.
Wie heeft gelijk? Waar ligt
de grens? Waar moet de grens
liggen?
Dat zal ieder voor zich moe
ten uitmaken. Het hangt er ook
van af welk kind het is en hoe
de omstandigheden zijn. Dat is
wel niet doorslaggevend, maar
het mag zeker niet vergeten
worden.
Jongeren zijn in geen geval pop
pen, die zich als Jan Klaassens
of Katrijntjes door hun ouders
of leraren laten bewegen. Va
ders en moeders, ook onderwij-
4*éi -
Zwart-wit: een beeld dat de apartheidsvoorstanders in Zuid-Afrika tot
jammerende verontwaardiging zou brengen, is in Frans-Afrika aan de
orde van de dag. Geprezen zij Frankrijks opvatting van de menselijke
onwaarschijnlijk. Het noorden dan:
nóch Nasser, die zijn eigen Afrikaanse
aspiraties heeft, nóch Soedan, laat
zich geredelijk invoegen. Zo min als
Tunesië of Marokko dat zal doen eer
er een eind komt aan de strijd in
Algerije.
Na deze berekening blijft er van
Eurafrika niet zoveel over, om precies
te zijn: Klein-Europa en Klein-Afrika,
te weten de Franse en Belgische ge
bieden: Belgisch Kongo, Madagascar,
Somaliland, Algerije en de Sahara, de
elf nieuwe autonome lid-staten van de
Franse gemeenschap die tot voor kort
Frans West- en Frans Equatoriaal
Afrika uitmaakten. Een gebied, dat
overigens groot genoeg is om de moeite
waard te ztfn. Hoe moet op dat be
perkte terrein de Eurafrika-gedachte
verwezenlijkt worden? Economisch is
de eerste stap gezet: de Euromarkt-
landen hebben zich verbonden in die
gebieden in de komende vijf jaar voor
een dikke vijfhonderd miljoen dollar
aan economische en sociale projecten
uit te geven. Maar van een supra
nationale Afrika-politiek is uiteraard
nog niet te minste sprake.
Niet eeuwig houdbaar
De politieke evolutie voltrekt zich
uitsluitend op het nationale vlak. Bel
gië verkeert nog in het genot van een
koloniale administratie in Kongo.
Frankrijk heeft, overigens op het nip
pertje, zijn Afrikaanse gebieden (met
uitzondering van Algerije) bij de jong
ste grondwetswijziging in feite de
keuze tussen interne autonomie met
lidmaatschap van de Franse gemeen
schap en directe onafhankelijkheid
geboden. Met uitzondering van Guinea
kozen de andere gebieden voor vrijwil
lige samenwerking met Frankrijk, die
zij trouwens via een nieuw referendum
voor onafhankelijkheid kunnen verrui
len wanneer het Franse parlement
met de modaliteiten van de over
dracht akkoord kan gaan. Met de
slechtste wil van de wereld kan men
niet ontkennen dat De Gaulle hier
een bijzonder liberaal alternatief heeft
gesteld. Maar vast staat, en alle Afri
kaanse leiders die voor het „ja" ge
ijverd hebben, geven dat volmondig
toe, dat déze vorm van de gemeen
schap niet eeuwig houdbaar zal bla
ken. De Franse Afrikanen zullen in
de nabije toekomst medezeggenschap
eisen op velerlei terrein, waar de be
slissingen nu nog uitsluitend aan de
Franse republiek toevallen. Het bui
tenlands beleid bijvoorbeeld, al zou
het slechts op het stuk van Afrikaanse
aangelegenheden zijn. zoals de rassen
kwestie in Zuid-Afrika. De „Eurafri-
kaanse" leiders zullen op dat terrein
willen concurreren met de Panafri-
kaanse. De Franse gemeenschap zal
zonder enige twijfel moeten evolueren,
óf naar een werkelijke statenfederatie
óf naar de veel lossere band van een
gemenebest naar Brits model. De
eerste lijkt nogal onwaarschijnlijk,
voor de tweede formule zal veel Franse
ealiteitszin vereist zijn.
Handige formule?
Met de beste wil van de wereld kan
men die zin voor de werkelijkheid in
de golf van nationalisme, die over
Frankrijk geslagen is, maar lastig ont-
A)ipllw"h li
telle en zijn vrienden, dromend van
hun „grande et prestigieuss France",
in de Eurafrika-gedachte vooral een
handige formule zien om Frankrijk
een-twee-drie (en als het even kan op
kosten van de Euromarktlanden) weer
op te hijsen tot de rang der wereld
machten. Dat zij er een nieuw voor
wendsel in vinden om de heilloze
strijd in Algerije dat zij als de brug
van Europa naar Afrika zien met
verdubbelde hevigheid voort te zetten.
Dat zij niet gauw geneigd zullen zijn
nieuwe politieke verlangens van hun
Afrikaanse partners in te willigen. Dat
zij de Franse gewoonte om iedere bij
drage aan de Afrikaanse ontwikkeling
te presenteren met een saus van
„Franse edelmoedigheid en grootheid"
zo tot in het absurde door zullen voe
ren, dat zelfs de meest pro-Franse
Afrikaan er zijn maag voor omdraait.
Dat zij in feite achter de schutting
van de Eurafrika-gedachte datgene
zullen gaan bedrijven hetgeen de
Afrikanen het meeste vrezen: neo
kolonialisme
Een van de Afrikaanse voorstanders
van samenwerking met West-Europa,
Gabriel d'Arboussier, zei mij: „Wij
vinden „Eurafrika" een nogal naar
woord. Als we nu eens gewoon over
Eurpees-Afrikaanse vriendschap gin
gen praten? Niet op de voet van ma
teriële gelijkheid, maar op voet van
principiële persoonlijke gelijkwaardig
heid". Hij die terecht in Europees-
Afrikaanse samenwerking een levens
belang voor Europa ziet, knope die
woorden in zijn oren. Het is verba
zingwekkend dat Europa in Afrika
veelal scheutiger is met economische
hulp dan met bijdragen tot de per
soonlijke waardigheid. In volledige er
kenning van het principe der Afri
kaanse onafhankelijkheid gevolgd door
economische bijstand binnen deze be
perkte mogelijkheden ligt een beter
uitgangspunt voor toekomstige vriend
schap, dan in economische steun
boven onze stand gepaard met po
litiek paternalisme onder een nieuw
verfje.
zeressen en jeugdleiders, zullen
hierbij alleen maar in de lach
schieten. „Dat behoef je niet te
proberen," zullen sommigen
zeggen. „Dat mag je niet eens
proberen", kunnen anderen te
genwerpen.
Ieder volwassen mens moet
het recht hebben zich zelf te
zijn. Dat vindt ieder vanzelf
sprekend. Maar vinden die vol
wassen mensen of althans de
mensen, die als volwassen be
schouwd mogen worden het
ook vanzelfsprekend dat kinde
ren en jongeren, terwijl zij jong
en niet gerijpt zijn, nog midden
in een langdurig en diepgaand
ontwikkelingsproces, óók het
recht hebben zichzelf te zijn?
„Tot in zekere mate," zullen
velen antwoorden. Er is een
grens. Weer die grens. En weer
die uiteenlopende opvattingen
over de vraag waar en hoe die
grens getrokken moet worden.
Misschien kun je zeggen:
„Laat de jeugd alsjeblieft ruimte
en vrijheid en trek voor jezelf
als oudere een scherpere en
engere grens dan voor de jeugd".
Een gevaarlijke, riskante stel
regel?
Gevaarlijk? Voor de jongeren?
Of voor ons ouderen? Van ons
wordt immers minstens zoveel
beheersing gevraagd als wij van
jongeren menen te mogen ver
wachten. En gehikt ons dat?
Volgens een bericht in het
Mattheus-evangelie heeft Jazus
eens de heel pijnlijke vermaning
gegeven: „Weest gij dan vol
maakt".
Dat is onuitvoerbaar voor ons.
Ieder faalt. Hoe dan ook. Dat
mag de jeugd onomwonden van
ons weten. Want er is een grens.
Er zijn grenzen. Aan de vrijheid,
die wij mogen laten. Ook aan
ons geduld. Ook aan ons inzicht.
Ook aan onze goede bedoelingen
en beste voornemens. Wij zijn
niet volmaakt. Evenmin als de
jongeren. Wij worden ook niet
volmaakt. Evenmin als de jeugd.
Samen mogen wij onze onvol
maaktheid, onze begrenzing af
meten en laten bekritiseren door
de eisen van volmaaktheid, die
het Evangelie aan ouderen en
jongeren stelt.
Dr. P. L. Shoonheim,
Predikant bijzonder
kerkewerk Hervormde
Gemeente Leiden.
A. den Doolaard. „Het leven van
een landloper". Querido Amster
dam 1958.
Plechtig uitgedrukt moet men zee
gen, dat A den Doolaard, onze reiziger
romanschrijver, thans eên autobiogra
fie geschreven heeft. Minder plechtsta
tig zegt men, dat de schrijver ons met
dit boek een uitvoerige en edelmoedige
blik heeft gegund in de veldkeuken, waar
de skilopers, de druivenplukkers, de
bergbeklimmers de zigeuners en de
verzetstrijders in kleurige optocht uit
gedragen zijn. Het merkwaardige is,
dat eigenlijk de plechtstatigheid zowel
als de gemoedelijkheid op zijn plaats
zijn in een bespreking van dit boek,
want wanneer een schrijver zoveel per
soonlijke bekentenissen doet, behoort
men daar ernstig op te reageren. Dat
hij aan de andere kant. ook met zich
zelf de draak kan steken, geeft mij de
gelegenheid ook luchthartig te zijn.
Den Doolaard weet hoe je je lezers, als
eens de Ancient Mariner zijn toe
hoorder, kunt betoveren tot onver
moeide aandacht. Daarom zal het dit
boek vergaan zoals het zijn romans
vergaan is: hét zal verslonden worden.
En daar heb je het dan weer. Dat vind
ik eigenlijk jammer. Want Den
Doolaard zegt zoveel verstandige en
wijze dingen in deze kroniek van zijn
leven, dat die méér verdienen dan ver
slonden te worden. Maar dat verslin
den werkt hij zelf in de hand door de
tomeloze vaart, waarin hij je mee
neemt De jonge „meneer Spoelstra"
sleurt'je mee uit zijn verfoeide kan-
[ong Afrika, asn mauw en zelfbewust gezicht.
toor de sneeuw in. Als hij een laconiek
bericht ontvangt van zijn bank, vindt
de metamorfose plaats. Door geldge
brek wordt de proza-schrijver Den.
Doolaard geboren, de auteur van ,De
Laatste Ronde", die hij thans „waarde
loos" verkiest te noemen. Daarna
wordt dit pseudoniem meer dan een
symbool. Het wordt een realiteit. Den
Doolaard wordt een zwerver en ver
heugt ons met de neerslag van zijn ge
zegende zwerftochten, die alleen door
een oorlog onderbroken worden. En
daar het Den Doolaard niet alleen
gaat om het vertellen van het verhaal
van zijn leven, geeft hij zijn commen
taar op de talloze gemeenschappen en
individuen die hij ontmoet. Een com
mentaar, waarbij hij volgens zijn
zachtmoedige aard de zaak altijd van
twee kanten weet te bekijken. Toch
doet hij uiteindelijk altijd een keuze,
een keuze, die even oprecht als idea
listisch is. Dat zijn geheugen hem bij
het te boek stellen van zulk een ge
vuld leven weieens parten speelt. de
bundel gedichten van Jan Campert
heet „Sonetten voor Cynara" en „Eau
de Javel is bleekwater" doet weinig
af aan de vele kwaliteiten van dit har
telijke en meeslepende geschrift.
„Tweeërlei Schriftuur. Gedichten
en Handschriften van 24
auteurs". Querido Amsterdam
1958.
Het is een goed idee geweest van de
uitgeverij Querido om het jaarlijkse
„Singel 262" ditmaal te wijden aan de
handschriften van de schrijvers. Men
behoeft werkelijk geen schriftkundige
te zijn om met belangstelling te zien
wie er klinkers schrijft als open ogen
(Dendermonde) en wie medeklinkers
als naalden en spelden (Zernike). Wie
zich de tijd niet gunt om het alfabet te
gebruiken en zich vanwege de storm-
vaart der gedachten van een soort sterf
bedient (Vroman) of wie zijn verzen
in kaligrafieën neerzette (Werumeus
Buning),
Een tweede merkwaardigheid is, dat
ook de prozaschrijvers met een gedicht
vertegenwoordigd zijn. Een en ander
wordt voorafgegaan door een wat ge
wild origineel aandoende inleiding van
de hand van Fred Kossmann, die dat
evenwel weer goedmaakt met zijn
„Suite van het Doodgaan".
Richard Mason. „De wind kan
niet lezen". Ad. H. C. Stok Den
Haag z.j.
„De wind kan niet lezen" dit is een
regel uit een Japans gedicht is een
droef liefdesverhaal. Die liefde heeft
postgevat in de harten van de jeugdige
Engelse officier en van een Japans
meisje, dat die officier en zijn colle
ga's Japans moet leren. Kortstondig
is het geluk in Bombay, want als Mi
chael voldoende Japans kent ge
zien de omstandigheden maakte hij
natuurlijk enorme vorderingen wordt
hij het binnenland (Birma) ingestuurd
al w-aar de Japanners niet het minste
respect voor zijn verworvenheden heb
ben en hem even hardhandig aanpak
ken als zij het iemand zouden doen,
die niet verder was gekomen dan
„Sayonara". En o. terwijl hij zich meer
dood dan levend voortsleept, wordt zijn
geliefde in een ziekenhuis geopereerd;
aan de hersenen nog wel. Nog eenmaal
zien de gelieven elkaar. Dan slaat de
dood toe. Filmfoto's dragen er het
hunne toe bij om ons de krokodillen
tranen langs de wangen te doen
glijden
CLARA EGGINK.