PELIKAANVLUCHT Een Zoeklicht Een zelfgemaakte kerstkrans ZATERDAG 20 DECEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 KWART EEUW GELEDEN: Tegenslag kon Smirnoff niet tegenhouden OP DE BOEKENMARKT Nederland stond op zijn kop (Van onze Haagse correspondent) De kranten stonden er vol van, die laatste weken van 1933 en de eerst van 1934: Iwan Wassiljewitsch Smirnoff, Piet Soer, J. H. H. Grosfeld en C. H. van Beukering vlogen in recordtempo naar Indië en terug. In de ongehoord korte tijd van vier dagen, tussen maandag 18 en vrijdag 22 december joegen zij de „Pelikaan" in één rusteloze ruk van west naar oost, van Schiphol naar Tjililitan, om driehonderd kilo post weg te krengen. Tussen 27 en 30 december maakten zij de terugreis en deden er nog vijf minuten minder over. Nederland stond op de kop. Een menigte van meer dan 20.000 mensen verdrong zich op de mistige zaterdagavond van de dertigste december op Schiphol om de „koene luchthelden" te verwelkomen. Ministers en andere hoogwaarderheidsbekleders wachtten hen op en overlaadden hen met loftuitingen. De Koningin benoemde alle vier bemanningsleden onmiddellijk tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. RomeAthene...., Cairo. BagdadDjaskKarachi JodhpurUur na uur snelde de „Pelikaan" verder naar zijn doel toe. De KLM-ers zetten de tanden op elkaar, hun rust opofferend om het tijdverlies van de langzamere motoren goed te maken. Dat lukte. Op vrijdag 22 december om 16.23 uur plaatselijke tijd landde de „Pelikaan" op Tjililitan, het vlieg veld van Batavia. In 100 uur en 40 minuten, waarvan 74 uur en 42 minu ten zuivere vliegtijd, waren de ruim 15.000 kilometer tussen moederland en kolonie overbrugd, nog 55 minuten sneller dan in het tijdschema voor de „Zilvermeeuw" was voorzien! Het enthousiasme van de menigte op het vliegveld was enorm. Aneta seinde naar Nederland, dat de geest drift zo groot was, dat de officiële ontvangst in het water viel. De on weerstaanbaar opdringende massa haalde de twee vliegers, de boord werktuigkundige en de marconist uit de bemodderde machine en droeg hen op de schouders, met kransen omhan gen, naar de hanger. Soer kreeg een radio-microfoon voor de neus gezet: De forsedriemotorige F XVIII Pelikaanmet de bemanning. V.l.n.r.: Smirnoff. Soer, Grosfeld en Van Beukering. Alleen boordwerktuigkundige Grosfeld is nog in leven. Soer kwam enkele maanden na de „Pelikaanvlucht" om bij een lucht vaartongeval, Van Beukering stierf tijdens de oorlog in een concentratiekamp AMSTERDAM 15339 K.H Zó. zorgvuldig al te brede stukken water vermijdend, sprong de Pelikaan tussen 27 en 30 december 1933 terug van Batavia naar Amsterdam. De afstanden in kilometers waar werd geland om te tanken, zijn op dit kaartje aangegeven Post' in vier dagen van moederland naar kolonie Want natuurlijk ging het belang van de historische Pelikaanvlucht uit boven het gewicht van de post zakken, die nog juist voor Kerstmis in Indië en nog voor oudejaar in Nederland werden besteld. De KLM en Nederland hadden weer in de gehele wereld van zich doen spreken. En dadrom ging het in feite. De luchtvaart in 1933 had de vleu gels al wijd uitgeslagen. Vele geves tigde maatschappijen omspanden met hun luchtlijnen de aardbol, de vlieg tuigfabrieken leverden steeds betere, snellere en grotere toestellen af. Ne derland kon in de internationale wed loop goed meekomen. In de KLM, Albert Plesmans trotse schepping, be zat het de luchtvaartschappij, die aan iedereen ten voorbeeld kon worden ge steld, Fokker was de Nederlandse vliegtuigfabrikant, die niet alleen de KLM haar zo succesvolle machines verschafte, maar ze over de gehele wereld verkocht. LAHABAD 6001 K.M ,KYAB 4673 K.M. IANGOON 3600 K K „Wij zijn reuze blij, dat het einddoel zo vlug bereikt is. Wij hebben weinig geslapen, maar wij zijn er", verklaard- de hij voor de vuist weg. Smirnoff zei lachend: „Wij zijn een beetje moe, maar wij zijn er vlug. De volgende keer hopen wij het nog een beetje vlugger te doen". Nóg vlugger Smirnoff dééd de terugreis vlugger, zij het dat het verschil slechts vijf minuten bedroeg. Op woensdag 27 de cember startte de „Pelikaan" weer op Tjililitan om zaterdagavond de der tigste, om veertien minuten over tien, na een voorspoedige vlucht, maar met een zeer moeilijke landing tot besluit, op Schiphol neer te strijken. Onbeschrijfelijk was het enthou siasme, waarmee de duizendkoppige menigte de bemanning begroette. Brieven, de tweede kerstdag in In dië geschreven, kwamen nog op oudejaarsdag in het bezit van de geadresseerden, want in vele steden namen de PTT-ers vrijwillig op zich de Pelikaanpost, hoewel het zondag was, onmiddellijk te gaan bestellen. Nederland en de KLM hadden 1933 op eclatante wijze afgesloten. Jeanne van SchaikWilling. „Tus sen Ja en Nee". Querido Amsterdam 1958. „Tussen Ja en Nee ligt de Tuin van Eden", zegt Jan Greshoff. Mogelijk is dat ook wat Jeanne van Schaiik be doeld heeft, want al deze verhalen vinden hun kern en tevens hun keer punt in een ogenblik van zuiverheid. Een moment van zuivere menselijk heid bui'ten ieder maatschappelijk verband, waarin het tot de hoofdfi guur van deze verhalen doordringt, dat hij een moment van revelatie be leeft, waarvoor mensen gezegend of gestraft zullen worden. Zelfs de kin derlijke Liesje en Millie uit de eerste twee ondergaan dit moment, de een als een prille bewustwording van hel moederschap, de tweede als zij een daad van belangeloze liefde verrichl heeft, ook al is die heel kort van kracht. Eerder gestraft dan gezegend door dit fatum, worden het kind uit Spelevaart, de vrouw van Gaibriël u I. W. SMYRNOFF Hij stierf in oktober 1956, enkele jaren na zijn pensionering, op Mallorca. Toch mocht niemand op lauweren rusten. De luchtvaartmaatschappijen zweepten elkaar op in hun pogingen elkander te overtroeven. Ten aanzien van prijs, service en comfort ontliep de een de ander niet veel, maar op het stuk van betrouwbaarheid viel erbij het grote publiek nog terrein te winnen. De mensen moesten nog ver trouwd worden gemaakt met de lucht vaart. Dat vertrouwen meende men te kunnen winnen door grootse daden te verrichten, door prestaties te leveren, die de massa ontzag zouden inboeze men en geestdriftig zouden maken. Versnelde kerstvlucht Zo rijpte in het voorjaar van 1933 het plan om tegen Kerstmis, een bij zondere vlucht naar Indië te maken. Een extra-postvlucht, zó snel uitge voerd dat de brief van een moeder uit Rodeschool binnen een week bij haar zoon in Semarang zou zijn en om gekeerd. Het vliegtuig, dat deze prestatie mogelijk zou kunnen maken, was er al. Anthony Fokker had, voortbordu rende op de ervaringen met de F VIII, de F VII en de F XVIII nu de F XX geconstrueerd, het „laatste woord op het gebied van snelheid en betrouw baarheid. Met drie Wrightmotoren van 500 paardekrachten elk schroefde deze reus-van-die-dagen zich met een snel heid van 250 km. per uur door de lucht, 55 km. meer dan de kruissnel heid van de F XVni. De gehele zo mer werden er proefvluchten meege maakt. de laatste maanden uitsluitend met de bemanning, die voor de record vlucht was aangewezen aan de levie- ren. Tezelfdertijd maakte zich nog een Nederlandse vogel op om een record vlucht naar Indië te volbrengen. Dat was de Pander „Postjager", geestes- produkt van de vliegtuigbouwer Th, E. slot. Hoe sportief de btoneofands» rivaliteit tussen de twee ondernemin gen werd opgevat, blijkt uit het feit dat de KLM één van haar beste ge zagvoerders, Geijssendorffer, ter be schikking stelde om de Postjager naar Indië te vliegen. Dat deze kerstvlucht zo jammer lijk mislukte was zeker niet aan de bemanning, behalve uit de gezag voerder, bestaande uit tweede vlieger Asjes en boordwerktuigkundige Van Straaten, gelegen. Na de noodlan ding wegens motorstoring op het vliegveld van Grottaglie aan de oostkust van Italië, toen de hoop om met de Panderjager nog voor de kerst in Indië te zijn, de bodem was ingeslagen, nam de KLM de post uit dit vliegtuig trouwens ook loyaal over. Niet de FXX Kreeg de „Postjager" zijn ernstige tegenslag pas toen de vlucht reeds was aangevangen en het toestel Italië al voorbij was, de F XX „Zilvermeeuw" sneuvelde, óók door motorstoring een kwartier voor de start. Op een voor het uiteindelijke welslagen van de vlucht wel gunstiger, maar daarom niet minder dramatisch ogenblik. In de nacht van zondag 17 op maan dag 18 december, op een tijdstip dat men nog niet eens tot de „vroege morgen" zou kunnen rekenen, stond het grote gezelschap autoriteiten en andere genodigden, dat Smirnof en de zijnen uitgeleide zou doen, huive rend op het donkere platform voor de grote Fokkerhangar op Schiphol bij een. Terwijl de machine nogmaals ge ducht werd nagekeken en de driehon derd postzakken met meer dan 31.000 brieven en kaarten werden ingeladen, nodigde de heer Plesman de minister van Binnenlandse Zaken, dr. ir. M. H. Damme en ir. B. Stephan, directeur van Fokker, uit, het interieur van de „Zilvermeeuw" te inspecteren. Inmid dels was het vertrekuur op drie uur vastgesteld. Om kwart voor drie sloeg werk meester Henk van Veenendaal de drie motoren aan. Tot zijn schrik bemerkte hij echter vrijwel onmiddellijk, dat er met de middelste, gedurende dagen zo zorgvuldig gekoesterde cyclonemotor Juist nu, een kwartier voor de start en onder het oog van een minister en van zijn directeur, iets aan de hand was. Bij onderzoek bleek de stoornis zelfs zo ernstig, dat er aan een spoedige reparatie niet te denken viel. Wat nu? Koortsachtig overleg tus sen Plesman, de chef-vliegdienst I. A. Aler, de technici en de beman ning. De „Pelikaan", 55 km. per uur langzamer dan de „Zilvermeeuw" stond als reservetoestel klaar. Zou de prestatie van in vier dagen naar Batavia vliegen ln plaats van de ge bruikelijke negen, ook daarmee te leveren zijn? De robuuste, onver stoorbare Smirnoff beende naar zijn tas met papieren, streepte op de vluchtbrieven de letter PH-AIZ door en maakte er PH-AIP van: de Peli kaan zou vliegen. Smirnoff was vastberaden. Luide toegejuicht sprong de .Pelikaan" om half vijf de don kere vriesnacht in. Tanden op elkaar In etappes van 1000 tot 1500 km., dag en nacht doorvliegend met op de in totaal veertien tussenlandingsplaat sen meestal geen langer oponthoud dan drie kwartier of een uur, stoven Smirnoff, Soer, Gro6feld en Van Beu- De vorige week heb ik U er al op gewezen, dat rood en wit de kleuren zijn, die eigenlijk met het kerstfeest niets te maken .hebben; dat ze in feite alleen maar uit traditie gekocht worden. Rood en wit doen het echter goed samen en het past ook wel in de sfeer; geel kan echter ook heel goed gebruikt worden. Vooral met Oud en Nieuw zijn het de blauwe en gele kleuren, die men veel ge bruikt; overigens ook alleen maar, omdat het een soort tra ditie is geworden. Toch zijn er ook met kerstmis heel mooie resultaten te bereiken met de gele beshulst, waarmee een oud stuk boomstronk versierd kan worden. U kijkt er misschien van op. dat ik hier gele beshulst noem. U heeft nooit anders dan de rode opgemerkt, doch er zijn heus hulstsoorten met gele en oranjekleurige bessen; ze zijn pok groenblijvend en voor tuin- beplanting kunnen zij als een welkome afwisseling beschouwd worden. Hebben we het de vorige week over het maken van een tafel- stukje gehad, kerstkransen zijn ook bijzonder mooi. De bloemist heeft ze misschien voor u wel kant en klaar en zonder moeite hebt u dus een passende ver siering, doch zelf kan men óok wel iets maken. Neem stevig, doch soepel ijzerdraad, dat ge makkelijk in een hoepelvorm gebogen kan worden. Omwoel het met vochtig veenmos. Daarin kan men dan de takjes groen steken; sparregroen ge bruikt men voor dit doel en het moet slechts één soort groen zijn. U kimt mét en zon der kaarsen werken, doch het is wel aardig. Fooral als het kransje voor de tafel gebruikt moet worden, er vijf korte, dikke, witte kaarsen voor te ge bruiken; die kunnen wel aan de hoepel vastgemaakt worden. Aan de voet van de kaarsen kan men dan met wat kleine en grote sparreappels werken, die niet wit gemaakt moeten worden. Met wat propjes IJs- lands mos kan men er dan een beetje kleur aan brengen. Dat witte mos doet het trouwens ook heel goed bij het donkere groen en het rood van de bes hulst, want hier en daar kan men ook met een takje beshulst werken. De geel-bonte blaadjes van de echte bonte hulst doen het ook heel goed. Als de krans tegen de wand moet hangen, kan men er een rood lint voor gebruiken. G. KROMDIJK. "1 „De Bloemenkrans" en op simpeler wijze de agent uit „Het odeurflesje" en de ik-figuren uit .Mijnheer Muller en Margaret". Iets te opzettelijk is het motief geworden in Cadiz. Geheel uit 't kader vallend, maar het fraaiste en meest onthutsende verhaal is „Mijn Wil staat achter de Deur". Har Scheepens. „Lof der Vriend schap". Nijjgh en Van Ditmar. 's-Gravenhage 1958. De vorige roman van Har Schee pens, getiteld „Op Zoek naar da Bron", kan stellig niet vergeten zijn door wie hem gelezen hebben. Die tragische kroniek van een huwelijk was zo raak en scherp van bouw en tekening, dat men wel zeer oppervlak kig te werk moet zijn gegaan om er niet althans een totaal beeld van be waard te hebben. „Lof der Vriendschap" doet niet voor zijn voorganger onder. Ditmaal is het de industriële en financiële wereld, die Scheepens felle aandacht getrokken heeft. En eigenlijk meer dan zijn aandacht, want sterker dan in zijn vorige boek, beziet de schrijver zijn sujetten met deernis, met minder weerzin.. Zijn Jan Leroy, vechtend tegen het dreigende faillis sement van zijn schoenenfabriek, is in zekere zin een held geworden onder zijn handen. Een intelligent, volhar- derd, gezuiverd mens, dat zich met hart en ziel geeft aan zijn naasten: zijn gezin en de vriend van zijn jeugd, de advocaat Gerard Devroet. Leroy heeft ook enige jaren concentratie kamp achter de rug, die hem fisiek zeer verminderd hebben. Maar zijn mensenkennis is gegroeid. Hij weet het kaf van het koren te scheiden behalve bij zijn vriend, die hij ten koste van alles redden wil, als de nood aan de man komt. Buitengewoon scherp waargenomen is weer de entourage, waardoor de lezer een werkelijk huiveringwekkend uitzicht geboden wordt op de wereld van handel en geld. Het enige zwakke punt in het ver haal is het fedt dat en de reden waar om Leroy door zijn eigen vrouw ver raden is in de oorlog. Dat doet theatraal aan tegenover de werkelijke tragiek van dit mannenleven. Marja Roe. „Erfdeel der Goden". Leopold, Den Haag. In deze roman worden wtj binnen geleid in het oude Babyion, tegelijk met de Perzische koning Cyrus, die de stad zonder slag of stoot krijgt aan geboden. Cyrus' zoon Cambyses wordt onderkoning en later koning van het Babylonische rijk. Deze Cambyses is een tragische figuur, epileptisch en overmatig achterdochtig. Voor dat laatste heeft hij alle reden, want zijn neven misgunnen hem de troon en trachten hem te belasteren. In de stad woont het Joodse gezin van Amram, die zelf spion van de koning is en wiens zoon de koning volgt als schrijver, in de veldtocht tegen Egyp te. Opstanden en onlusten houden het land in beroering. Het zal niet tot rust komen voor Darius, die thans nog als een bedreiging achter Cambyses' troon staat, inderdaad zijn plaats zal hebben ingenomen. De liefde, dat spreekt vanzelf, speelt een duchtige rol in dit wel boeiende en met smaak gecomponeerde verhaal. Marja Roe. „Brood en Rozen". Leopold Den Haag 1958. In dit nieuwste boek blijft Marja Roe dicht bij huis. De gebeurtenissen bij de familie Sybers spelen zich af op hun rozenkwekerij in de provincie. Tegenspelers van de familie Sybers zijn de aristocratische Ten Hoeke, waarvan de mannelijke leden zich on net gedragen tegenover de vrouwelijke S.vbersen. Doch in tegenstelling tot haar tante Door, die haar hart en nog meer had verpand aan de oude Ten Hoeke en daar niets dan narigheid van had ondervonden, is het jonge nichtje Carlien zo wijs niet over de zelfde steen te struikelen. Zij zet de jonge Frans ten Hoeke krachtdadig in de hoek en gaat zelf nieuwe rozen kweken scharlakenrode. Evert Zandstra. „Het simpele Geluk". De Arbeiderspers, Amsterdam 1957. Met Evert Zandstra geraken wij regelrecht in onze onderontwikkelde gebieden. Een weinig spraakzame, doch stoere kerel keert eenzaam terug uit het gevang naar zijn hut op zijn onontgonnen hei. In zijn borst kolkt een woeste grief tegen zijn stiefvader, gelukkig reeds overleden. Een meisje leeft in een la onder een woonwagen en wordt met haar eigenaardig tehuis op zijn erf achtergelaten. Voeg hier aan toe een stoffage, bestaande uit de chauffeur van de baron, stropers, winkeliers, dorpers en de veldwachter en dan weten wij het wel weer. Alles loopt toch nog goed af. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 14