AAN LEVENDAAL HONDERD JAAR SYNAGOGE BESTAAT bü WITTE KRUIS Reeds begin 18e eeuw stond op deze plaats een synagoge HELPT ECHT Officiële publikaties Q7»te jaargang Zaterdag 22 november 1958 Twee b!ad 29602 Zilveren bokaal voor Joodse gemeente Gisteren ontving de Ned. Israëli- tische gemeente ter gelegenheid van dit eeuwfeest een zilveren bo- kaal ten geschenke van de heer R. van Dam. De bokaal is gemaakt in 1689 en toen aangeboden aan de J heer R. M. Beuth, die in dat jaar J het feit herdacht, dat hij vijftig jaar voorzanger was. De heer Van Dam is een kleinzoon van de heer J Beuth. De Ieraëlitische gemeente J bood de jubilaris deze beker aan i en ontvangt deze thans weer terug. 1 De bokaal zal een plaatsje krijgen in de nieuwe Schnitzlerzaal. het gildewezen. Zo werd het de joden in 1775 op verzoek van het hoedenmakers- gilde verboden nieuwe hoeden te maken of te verkopen. Zij moesten zich beper ken tot het opkopen van oude hoeden, welke, na gereinigd te zijn, 's maandags op de markt of het platteland mochten worden verkocht. JOODSE GEMEENTE DOOR BUSKRUITRAMP ZWAAR GETROFFEN. Eerste jood vestigt zich in 1714 te Leiden Voor het joodse kerkelijk leven in de Sleutelstad, waar zich op 7 mei 1714 de eerste jood vestigde, is het 29 november een zeer bijzondere dag. Het is dan n.l. honderd jaar geleden, dat de huidige synagoge aan het Levendaal plechtig werd ingewijd. De geschiedenis van deze synagoge, waarvan het gebouw onder bescherming van Monumentenzorg staat, gaat echter veel verder terug. Reeds in het begin van de 18e eeuw stond op deze plaats een synagoge, welke, gerestaureerd in 1762, het bij de buskruitramp op 12 januari 1807 zwaar te verduren heeft gekregen. Daarna weer voor de eredienst ingericht, werd in 1857 besloten tot nieuwbouw over te gaan. Architect Van Lith maakte hiertoe een ontwerp, dat in zijn vorm weinig afweek van het toenmalige gebouw. Vond op 27 juni 1858 de eerste steenlegging plaats, reeds op vrijdag 29 november d.a.v. dus nu bijna een eeuw geleden kon de Leidse Israëlitische Gemeente haar nieuwe synagoge ingebruik nemen. Het was bij het ontwerpen van de nieuwbouwplannen van de architect een zinvolle gedachte, dat hij daar bij in de voorgevel ruimte had ge laten voor het weder aanbreng en van een gedenksteen, met inscriptie in Hcbreeeuwse letters, afkomstig van de oude synagoge. Temeer daar deze inscriptie in feite heenwijst naar De zilveren bokaalwelke de Israëlische gemeente is aange boden. (Foto L.D./Van Vliet) nieuwbouw. Zij is indertijd geiden uit het bijbelboek Haggai, hoofdstuk 2 vers 10, en wil vertaald zeggen: „De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan die van het eerste, zegt de Heer der Heir- scharen". Toepasselijker opschrift is niet denkbaar! Doen wij enkele grepen uit de ge schiedenis van het joodse leven in de Sleutelstad, waarbij in bepaalde pe rioden steeds weer de synagogebouw op de voorgrond treedt, dan maken wy dankbaar gebruik van een artikel, datdiaconen, kerkelijke erefuncties etc. in 1920 in het Leidsche Jaarboekje van de Ver. Oud-Leiden verscheen. Zoals reeds gezegd, vestigde de eerste jood zich in mei 1714 in Leiden. Het was Philips Arons, voorheen koopman in Amsterdam. Eerst vier jaar later volgde Aaron van Praag als kleerverko- per zyn voorbeeld. Het duurde toen weer tot december 1725 eer een derde jood, de Amsterdamse tabakverkoper Barend Salomons, binnen de Leidse stadsmuren kwam wonen. Gedrieën wa ren zij van Hoogduitse afkomst. Portu gese joden, die in die tyd reeds in het naburige 's-Gravenhage, een bloeiende en rijke gemeente met twee synagogen hadden, werden toen nog niet in Lei den aangetroffen. Hoewel klein in aantal, kwamen de joden in Leiden er al spoedig toe zich te vormen tot een gemeente, een nood zakelijkheid trouwens om aan hun reli gieuze behoeften te kunnen voldoen. Of schoon er in die jaren van een synagoge nog geen sprake was, kan men er ze ker van zijn, dat toch reeds in een ka mer van een der leden der Israëlitische gemeente regelmatig kerkdiensten wer den gehouden. Een dienst kon echter eerst doorgaan indien tenminste tien joden aanwezig waren. Maakte men zich in het begin der „Leidse Joodse jaartelling" nog weinig zorgen over de bouw en inrichting van een synagoge, anders was het gesteld met het in eigendom verkrijgen van een stuk grond, in te richten als begraaf plaats. En hierin was de Leidse vroed schap hen reeds spoedig zeer ter wille. Bij resolutie van 3 november 1719 werd „aan die van de Joodsche Natie binnen deese stadt vergunt, dat zij den barm van de wal, lopende voorbij de huyzinge de agterste Doelen tusschen de twee to rens, die aldaar staande, zullen mogen approprieeren tot een begraafplaats voor hunne doode lijken, mits daarvoor aan de stad betalende een recognitie van 6 gulden 's jaars". Eenmaal ingericht, is hier de joden „de rust van het graf" niet lang ge gund. Met name tussen de jaren 1750 tot 1760 had de begraafplaats veel te lij den van het optreden van baldadige grafschenners, waartegen de Leidse ma gistraat in die tijd niet streng optrad. Dank zy de grote tegemoetkomendheid van de Heer van de beide Katwijken, Frederik Hendrik baron Van Wassenaer, kreeg de gemeente in Katwijk bij schrij ven van 14 februari 1758 in eeuwigdu rende erfpacht een stuk grond, groot 100 rynlandse roeden voor f. 10 per jaar. Het was dit jaar - 8 april - juist twee eeuwen geleden, dat op deze begraaf plaats, welke nog heden ten dage in ge bruik is, de eerste teraardebestelling plaats vond. EERSTE SYNAGOGE Inmiddels had men ook reeds goede voortgang gemaakt met de plannen voor de bouw van een synagoge. De eerste stap daartoe zette Aaron van Praag, die op 14 januari 1723 voor f. 280.- een huis en erf had gekocht aan de noordzijde van het Levendaal. Een huis en erf, op welk terrein nog heden ten dage de synagoge staat. Zij het dan ook, dat zy meerdere malen is herbouwd! EENE STUYVER PER WEEK VOOR HET BOEK MOSIS Kon men het in die dagen in het al gemeen wel eens worden over bouw en inrichting van een synagoge - Bart Sa- lomons deed als kerkmeester in maart 1731 nog een verzoek tot herbouw - ge heel anders was dit gesteld t.o.v. de aangelegenheden van interne aard, zo als byv. de verkiezing van parnassyns, Het na de tweede wereldoorlog weer keurig gerestaureerde inte rieur van de Synagoge. (Foto LX)./Van Vliet) Naar aanleiding van deze „kerkelijke strijd" beriepen in 1723 Arent Levi van Praag en Abraham Arents Cohen, „ver kozen diaconen van de Joodse kerk", zich op burgemeesteren van Leiden om te „ordonneren, dat de Joodse kerkeraad volle magt krijgt om personen in haar kerkedienst te nomineeren en opposan ten te straffen near behooren". Burge meesteren stonden dit verzoek toe, met bepaling „dat de op te leggen boeten niet hooger zouden mogen zijn dan 30 stuivers". Het is echter niet alleen deze boete bepaling, welke voor de Leidse Israëli tische Gemeente uit deze eeuw stamt, nog veel verder ging „het kort begrip van de kerkelijke ordre der Joodse Ge- Deden zich in de achttiende eeuw geen bijzondere voorvallen in het leven der Leidse Israëlitische Gemeente voor, de buskruitramp, welke op 12 januari 1807 dood en verderf in het hart van de stad toebracht, heeft ook de Joodse Gemeente zwaar getroffen. In het Leidsche Jaarboekje lezen wU daarover het volgende: „De synagoge werd zwaar beschadigd en de Joodsche school geheel vernield. S. J. van Lier redde een van zijn kin deren, het andere was al dood. Abraham Joseph hield van zijn 3 kinderen slechts één over, dat blind bleef. De school meester D. Hagens verloor door de in storting zijn vrouw en vier kinderen en nog talrijke andere Joden hadden ver liezen te betreuren. Ook de archieven gingen verloren, voor zover zy geborgen waren in de synagoge. Het medegevoel was in heel Nederland algemeen en na tuurlijk bleven de Joden in geen enkel opzicht achter. Op 25 Januari 1807 hield de latere Opperrabbijn van Amsterdam Samuel Berenstein in zijn toenmalige standplaats Groningen een predikatie tot opwekking om den nood te lenigen. On der de van Joodsche zijde ingekomen gelden vinden we vermeld Van het Hoogduitsch Joodsch Toneelgezelschap f.805:7:8 van Adath Jeschurun f.725, van een kleinen kring van Joden onder de zinspreuk Harmonie f600. In het jaar 1809 telde de Joodsche gemeente te Leiden 237 zielen. In dien tyd schijnt ook de onderlinge harmonie wel iets te wenschen overgelaten te hebben, het geen voortsproot uit de weigering van den penningmeester I. E. Davids om re kening en verantwoording van zijn be heer over te leggen. De heer M. Eders- heim Sz. uit Den Haag, daartoe door de Hoofdcommissie gedelegeerd, gelukte het de zaken in orde te brengen. Te dien tijde fungeerden als leeraar Hyman Mozes, als voorzanger Mozes Hartog en als parnassijns I. E. Davids, S. A. Aron- berg en S. A. van Praag. U hebt 'n heel verlanglijstje, zet er gerust die éne wensdroom bij... 'n bontmantel, de grootste surprise. Ener zijn vijf gegronde redenen om uw bontmantel bij Lampe te kopen: ervaring speelt bij bont de hoofdrol. Lampe heeft een 100-jarige bontervaring! er is bont en bont. Deskundige voorlichting is bij Lampe gegarandeerd. Lampe brengt uitsluitend nieuw bont(vers materiaal!). de grootste keuze in nieuwe modellen alle maten en de prijs zal u erg meevallen. Ga maar kijken bij Dames-parencompetitie Ned. Bridgebond In de door het District Leiden geor ganiseerde parencompetitie voor dames waren de resultaten van de eerste zit ting (2 ronden) bij een gemiddelde van 60 m.p. als volgt: 1. dames Beeker-Ver boog 87; 2. dames Van Zijp-Kuilman 73%; 3. dames v. d. Togt-Cunaeus 71; 4. dames Morel-Hemminga 69%; 5. da mes Vrijenhoek-Nort 65; 6. dames Ree kers-Van Heusden 59%; 7/8. dames Brouwer-Ammerlaan 59; 7/8. dames v. Alphen-partner 59; 9. dames Lancel- Broekhuizen 58; 10/11. dames Krul- Lautenbaoh 52%; 10/11. dames De Wilt -Pauw 52%; 12/13. dames Van der Valk partner 47%; 12/13. dames Visser-Den Holder 47%: 14. dames Leenhouts-Ver- straaten 38%. LAKENHAL-CONCERT Op donderdag 27 november a.s. zal in de Grote Pers van het Stedelijk Mu seum „De Lakenhal" een concert wor den gegeven onder de titel „Een uur Nederlandse Muziek", verzorgd door leden van de afdeling Leiden van de Koninklijke Nederlandsche Toonkunste- naarsvereeniging. Uitgevoerd worden werken van Hen drik Andriessen. Jacques Beers, Sas Bun ge. Jan Masseus, Joop Stokkermans en Henri Zagwijn. De medewerkenden zijn: mevrouw Thea EkkerVan der Pas, Iskar Aribo, Bram van Luyn. Johan v. d. Meer, Joop Stokkermans, Koos Verheul en Henri Welbooren. Universitaire benoemingen By beschikking van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zijn benoemd aan de Leidse Universi teit: alsnog voor het tijdvak van 16 augustus 1958 tot en met 15 augustus 1959 tot wetenschappelijk hoofdambte naar A bij de sterrenwacht prof. dr. G. B. van Albada; voor het tijdvak van 1 december 1958 tot en met 30 novem ber 1959 tot wetenschappelijk hoofd ambtenaar voor de radiologie H. Ver hoef, arts, thans hoofdassistent; voor het tydvak van 1 oktober 1958 tot en met 30 september 1959 tot wetenschap pelijk hoofdambtenaar voor de keel-, neus- en oorheelkunde dr. H. Vare kamp; voor het tijdvak van 1 september 1958 tot en met 31 augustus 1959 tot wetenschappelijk ambtenaar lste-klasse voor de microbiologie J. Versteeg, arts. Aan de Rijksuniversiteit te Groningen is met ingang van 1 december 1958 tot wetenschappelijk ambtenaar lste-klasse in vaste dienst voor de histologie benoemd W. G. Braams, thans weten schappelijk ambtenaar eersteklasse aan de Leidse Universiteit. meente binnen Leyden". Wilde men bv. in de week het boek „Mosis" lezen dan moest men een stuiver „tot onderstandt van der armen" betalen. Voorts moesten „kinderen der lidmaten" bij hun trou wen „tot het lidmaatschap aan den ar men 25 stuyvers geven". Werd men op de sabbathdag „voor de boeken Moses geroepen „dan moest men twee stuyvers offeren". Voldeed men in deze jaren zonder te genwerping aan zijn kerkelijke plichten, daarnaast zette men zich tevens in voor herbouw van de synagoge. De onderpui van het gebouw werd vernieuwd terwijl aan weerszijden van de deur een venster werd aangebracht. Tot midden 1762 heeft dit gebouw de Israëlitische Gemeente in Leiden als onderkomen gediend. Uitbreiding, o.a. met een consistoriekamer en een ritueel bad, en restauratie bleek noodzakelijk, waartoe ook werd besloten. Tydens deze verbouwing, welke nog geen jaar in be slag nam, vonden de godsdienstoefenin gen plaats in een huis aan de Wolsteeg. GEEN JOOD IN LEIDEN Vormden de toenmaals in Leiden woonachtige joden een hechte gemeen schap, met een synagoge als centrum, de Leidse vroedschap zag deze toenemende invloed met lede ogen aan. Zij vaardig de een resolutie uit, waarin werd be paald „dat geen personen van de Jood se Natie zich in de stad mogen neder zetten dan voorzien van een attestatie van haar goed gedrag". Enkele jaren la ter werd deze bepaling verscherpt, waar bij o.a. iedere nieuwe vestiging van jo den in Leiden werd verboden. Behalve dit optreden van de vroed schap, dat in later jaren - en o.i. zeer terecht - voor een geheel andere instel ling t.o.v. de joden plaats heeft moeten maken, vond de joodse gemeenschap in de 18de eeuw ook veel tegenkanting van De onder bescherming van Monu mentenzorg staande Synagoge aan het Levendaal (Foto L.D./Van Vliet) In het jaar 1857 bleek het meer dan noodzakelijk dat de synagoge geheel gerestaureerd en de huizen er achter geheel afgebroken werden. Het ontbrak de kleine Gemeente evenwel aan de middelen om de opbouw der nieuwe gebouwen als bad en vergaderzaal te bekostigen en daarom trachtte men langs alle kanten de gelden die benoo- digd waren geschat op rond 8000 gulden bijeen te krijgen. Het Rijk en de Pro vincie verleenden subsidie. Vermeldenswaard is, dat de gemeente zich wendde tot baron Rotschild te Pa rijs met verzoek om steun en ook tot Keizer Napoleon III, wiens vader Lode- wijk Napoleon by de ramp van het kruitschip in 1807 er getuige van was geweest, hoe groot de schade was die de Israëlitische gemeente toen geleden heeft." Kon men, dank zij vele giften, de bij de buskruitramp in 1807 verwoeste sy nagoge nog een halve eeuw „bewoon baar maken", in 1857 was men aan een totale vernieuwing toe, welke verbou wing in de loop van het daaropvolgende jaar haar beslag kreeg: vrijdag 29 no vember 1858 kon een totaal gerestau reerde synagoge plechtig worden inge wijd. Een feit, dat zondagmiddag 30 no vember a.s. zal worden herdacht en ge volgd wordt met een receptie in de Har tog Schnitzlerzaal, Levendaal 10. Bezetting: donkere bladzijde In tegenstelling met de 18de eeuw, toen zich geen bijzondere voorvallen in het leven der Leidse Israëlitische i Gemeente voordeden, heeft de twin tigste eeuw - en daarvan in het bij- bijzonder de jaren 1940-1945 - een zwarte bladzijde geschreven in het „album der historie" van deze ge meente. Het waren de jaren van de bezetting, in welke tijd een jood „vo gelvrij" werd verklaard. In deze voor ons land zo donkere jaren werden uit onze stad 195 joden, onder wie veer tig weeskinderen, weggevoerd om nim mer terug te keren. Onder hen bevond zich o.m. de voor ganger van de Joodse Gemeente, de heer V. E. Bloemkoper, wiens plaats thans wordt ingenomen door de heer B. Cohen. Drukte dit menselijk leed reeds onnoemelijk zwaar op het leven der Leidse Israëlitische Gemeente, daar naast werd deze gemeente ook in stoffelijk opzicht zwaar getroffen. Mag men dan volgende week zondag, ter herdenking van dit eeuwfeest, weer bijeenkomen in een synagoge, welke in volle luister is hersteld, het is alles zo anders, zo ontluisterend geweest Nadat in maart 1942 in deze synagoge de laatste dienst was gehouden - eerst in 1946 keerde men er in terug - heeft een vijandige hand er niet veel meer dan een pakhuis van overgelaten. Banken en inventaris, met uitzondering van o.a. de vele wetsrollen, welke in het gemeente archief werden opgebor gen, iverden geroofd en naar elders overgebracht. Het heiligste werd in die jaren „met voeten getreden" Met droefheid over hetgeen, dat niet terugkeerde - het zijn de levens van velen -, doch ook met blijdschap over dat werd nagelaten: een plaats van gebed en heiliging, maakt de Leidse Israëlitische gemeente zich 30 november op om het eeuwfeest van haar synagoge te vieren. In deze dienst zal het woord van wel kom worden uitgesproken door de voor zitter van de Leidse Isr. Gemeente, prof. dr. L. Kukenheim Ezn., waarna de opperrabijn, de heer S. Rodrigues Pe- reira een toespraak zal houden. Deze dienst zal worden afgewisseld met declamatie «Psalm 122 en 23) van de heer M. Seijffers. Assistentie ver leent de Leidse voorganger, de heer B. Cohen. Rugpijn... maar ook andere plagende pijnen vaagt u prompt weg met WITTE KRUIS tabletten, poeders, cachets! Leeropdracht By beschikking van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is aan mejuffrouw H. Nieboer, hoofd van de afdelingen Middelbare Meisjes school en Hogere Burger School voor Meisjes van het Rijnlands Lyceum, te Wassenaar, opdracht verleend om van 15 september 1958 tot wederopzeggens in de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de Leidse Universiteit onderwijs te geven in de didactiek en methodiek van het Engels. AFSLUITING ZOETERWOl OSE SINGEL Burgemeester en Wethouders van Lelden brengen ter openbare kennis, dat het vaarwater de Zoeterwoudse Singel, voor zover gelegen tussen de Jan van Hout- brug en de Koepoortsbrug. van 24 no vember tot en met 8 december 1958 ls afgesloten voor alle scheepvaartverkeer GESLOTENVERKLARING Burgemeester en Wethouders van Lelden brengen ter openbare kennis, dat de 2e Gortestraat, voorzover gelegen tussen de Kraalerstraat en de Rijnstraat, alsmede de Oranjegracht westzijde, voorzover ge legen tussen de Oosterkerkstraat en de Zuidsingel, met Ingang van 24 november 1958 voor de duur der bestratlngswerken aldaar zijn afgesloten voor het verkeer met alle voertuigen, r(J- en trekdieren eu vee, ln belde richtingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 3