rabië I r stelt zich te weer tegen westerse inmenging WIEROOK-BESCHAVING SCHIEP DEFENSIEVE INSTELLING WOORD VAN BEZINNING Het geluk is niet een „hebben", maar een „zijn" Zaterdag 8 november 1958 L 9 In woestijn neemt men ivat men nemen kan Het Westen verlangt thans aardolie van Zuid- Arabië. Harold Ingrams, de schrijver van dit ar tikel, oppert de vraag: wat zal de prys zyn? Ingrams is een kenner van Arabië. Hij werkte er vele jaren aan ue pa cificatie van Hadramaut. Hij is van oordeel, dat zo weinig mogelijk inmen ging de beste gedrags lijn is. ALLE mensen verlangen naar geluk, maar als het er op aankomt schijnen er maar weinig te zijn, bij wie dit verlan gen bevredigd wordt. De meeste mensen .hebben'' wel eens een keertje geluk (in de staatslote rij, de voetbaltoto, de handel, de successen van henzelf en hun kinderen), maar ze „zijn" toch niet echt gelukkig. Dat is de re den, dat ze voortdurend op zoek zijn naar htm geluk. Voor velen ligt het geluk in het verleden; in hun kinderja ren, in hun ouderlijk huis. Wat waren ze toen onbezorgd en blij in hun spel en htm sport, hun vriendschap en hun jonge liefde. Als ze dat alles nog eens voor de wat zorgen gedragen en offers gebracht worden maar straks wordt het beter. As de kinderen maar eenmaal groot zijn, als ze zelf pensioen en een eigen huis je hebben, komt voor hen ook een mooie tijd. En wanneer zij het zelf niet meer beleven, dan zullen hun kinderen het in elk geval beter hebben dan zij. We moeten ons geluk echter nooit over de grenzen zoeken, als hij gelooft in verzoening en in vergeving van zonden, dan ge voelt hij zich hier en nu al rijk. Vanuit die innerlijke rijkdom kan hij dan genieten van de vele voorrechten, welke zijn leven hem biedt. Een prachtig hoofd stuk wijdt Baden aan „het ge luk der kleine passies", de lief hebberijen, de genoeglijkheden. Als het goed is, behoort daartoe in de eerste plaats je dagelijks werk. Maar daarnaast mogen wij ook genieten van de aroma van onze- misschien wel heel zuinig toebedeelde vrije tijd: onze boeken, een hobby een muziek instrument. een aquarium, een volkstuintje, of een zeilboot. Als hert van binnen vrede is, moger geest brengen, beleven ze geluk kige uren Maar ze zijn de ang sten vergeten, die ze toen hebben doorgemaakt. En de tranen, die ze geschreid hebben over een ge broken stuk speelgoed een grie vend onrecht of een niet-beant- woorde liefde. In hun herinne ring kleuren zij „die goede oude tijd" veel mooier dan hij in wer kelijkheid was. Tegelijk koeste ren zij een wrok tegen de we reld, zoals zij nu is en die hun niet gegeven heeft, waarop zij recht meenden te hebben. Andere mensen zoeken het ge luk in de toekomst, vrome men sen in een hemelse toekomst en ongelovigen in een aardse toe komst. Nu moeten er nog heel niet over de grenzen van het geen was en niet over de gren zen van hetgeen komt. Het geluk ligt in 'het nu. Het is geen heb ben, ook geen krijgen, maar het is een zijn. Diit jaar verscheen een Ne derlandse vertaling van het boek van Hans Jiirgen Baden: „Der Mensoh und sein Gliick". Deze Duitse zielzorger, theoloog en filosoof, professor in de nieuwe geesteswetenschap aan de uni versiteiten te Hannover en Ham burg, gaat ©r op grond van de bijbel vanuit, dat het geluk van een mens onlosmakelijk verbon den is aan zijn verhouding tot God. Als een mens weet, dat het tussen God en hem in orde is. De stad Aden met haar drukke straten en levendige haven is bekend aan vele Westerlingen, die naar Zuid-Azië of Oost-Afrika reisden. De stad is gebouwd op twee schiereilandjes. Met een brokje vormt zij de kolonie Aden, die nog geen 200 km2 beslaat. Nauwelijks bekend echter is het achterland van Aden. Dit achterland het Protectoraat Aden strekt zich uit langs de zuidkust van Arabië. Het is circa 300.000 km2 groot. Het bestaat uit een aantal staatjes. Met elk dezer sloot de Britse regering een verdrag. Zij zijn op binnenlands-politiek gebied geheel zelfstandig gebleven. Onder hen zijn Hadramaut en Mahra, die in lang ver vlogen eeuwen het „Wierook-Land" bij uitstek waren. Tot voor kort las men maar zelden iets over dat gebied. De laatste tijd echter verschenen er zo nu en dan berichten over botsingen met stammen, botsingen, die veelal gepaard gingen met doden en gewonden aan beide zijden. NOG niet zo lang geleden was de Brits-Arabische vriendschap in het Protectoraat Aden hecht. Voor de Britten is die vriendschap belangrijk, gezien de strategische en commerciële betekenis van de Kolonie Aden. Nu de mogelijkheid van aard olievondsten in het Protectoraat Aden bestaat, is de Arabische vriendschap dubbel waardevol geworden. Zij kan alleen dan blijven bestaan, als de Arabieren de overtuiging houden, dat hun zelfstandigheid geen gevaar loopt. De Arabier werd zich bewust van zijn onafhankelijkheidszin, toen hij in con tact en later in botsing kwam met de Grieken en Romeinen. Reeds de klas sieke schrijvers maakten melding van zijn liefde voor de vrijheid. In de Oud heid geloofden de Arabieren, dat hun wierook spirituële waarde had. Daar deze in die dagen zeer in aanzien stond,, waren andere volken bereid om een goede prijs te betalen voor die wierook. Met het aldus verworven geld bouwden de Arabieren een be schaving op, die voor een groot deel ontleend was aan Perzische en Hel leense bronnen. Nadat zy eerst ver geefs gepoogd hadden om Zuid-Arabië te veroveren, gingen de Zuid-Euro peanen wierook over zee (dus goed koper) aanvoeren. De Arabische „wierook-Beschaving" ging ten onder en de Arabieren keerden terug tot hun woestijnbestaan. De wierook-periode stempelde de gevoelens der Arabieren jegens het Westen en bepaalde tevens de aard van het Arabische nationalisme. Dit verschilt namelijk van het nationalis me elders in de wereld, bij voorbeeld in Afrika. In Arabië is het voor een groot deel een defensieve reactie, een verzet tegen de bedreiging van de Arabische leefwijze en van de schamele Arabische bestaansbronnen. Reeds in de zesde eeuw vond er in Zuid-Arabië een nationalistische op stand plaats. Toen had de Oostro- meinse keizer Justinianus de Christe lijke Ethiopiërs aangezet om Yemen te veroveren. De Arabieren richtten het oog op het Oosten en vonden daar steun, want de Perzen kwamen hen te hulp. Zij verdreven de Ethio piërs. doch bleven zelf in Zuid-Arabië. In de loop der eeuwen ontvingen de Arabieren de Westerlingen steeds gastvrij en sloten zy vriendschap met hen, tenzij zij hen verdachten van plannen tot inmenging. Zo namen de Arabieren in Nabataea (gelegen in het huidige Jordanië) de Grieken en Romeinen in hun midden op en onderhielden zij goede betrekkingen met hen totdat de Romeinen wilden gaan ..kolomseren" in hun land. Iets dergelijks doet zich thans voor in Zuid-Arabië. In 1839 namen de Brit ten bezit van Aden. Gaandeweg kre gen de Arabieren begrip voor hun aanwezigheid daar en begonnen zij te beseffen, ÓM de Britten niet van plan waren om «ksh in hun zaken te men gen. Wantrouwen maakte plaats voor vertrouwen. Er groeide een vriend schap, die een eeuw bleef bestaan. Verschil met vroeger IN onze tyd verlangt het Westen opnieuw iets van de zuidarabieren en wederom, als in de Oudheid, zijn de Arabieren bereid om het te verkopen, mits zij de prijs mogen noemen. Opnieuw ontluikt het natio nalisme. Opnieuw zouden de Arabie ren in de verleiding kunnen komen, hun blik op het Oosten te richten om hulp te erlangen, ook al zouden de gebeurtenissen in de zesde eeuw een waarschuwing kunnen zijn. Eén ver schil is er echter met vroeger. Ditmaal wordt de Arabische onafhankelijkheid niet bedreigd en ontvangen de Arabie ren miljoenen gouds voor hun aard olie. Niettemin zijn de betrekkingen van het Westen met de Arabische wereld zo, dat zij geen reden tot tevredenheid geven. De moeilijkheid is, dat hoewel er geen bedreiging is de Arabieren van mening zijn, dat er wèl een be dreiging bestaat. Dit komt, omdat de Westerse invloeden zich meer en meer doen gevoelen en zichtbaar worden. Denkt U eens aan de grote verande ringen, die de stad Aden sedert de oorlog onderging. Als gevolg van de nieuwe grote olieraffinaderij en van de oprichting van tal van andere bedrij ven is de bevolking nu driemaal zo groot als twintig jaar geleden. Een industrieel proletariaat is bezig te ontstaan. Bovendien wordt er veel meer aandacht besteed aan het on derwijs dan vroeger. Enige onrust is dientengevolge onvermijdelijk. De onrust in de kleine Arabische staten echter vindt haar oorzaak voor namelijk in de pogingen van het Wes ten om de levensvoorwaarden en omstandigheden te verbeteren. Na de oorlog hebben de Britten zich veel meer dan voordien bemoeid met de gang van zaken, ja, hebben zij ge tracht om het Protectoraat Aden op gelyke wijze te reorganiseren als sommige achtergebleven Afrikaanse gebieden. Er zijn thans meer Euro peanen dan ooit tevoren in het Protectoraat. Mede hierdoor is de „defensieve reactie" der Arabieren tot nieuw leven gewekt. Toen enige tijd geleden het plan werd geopperd om te komen tot een Arabische federatie, wekte dit hoewel het plan niet slecht was veel ongerustheid en wantrouwen. De Arabieren willen nu eenmaal zichzelf zijn en blijven! Iedereen is een sultan IK ging naar Zuidwest-Arabië in 1934. Het best leerde ik de Zuid- Arabieren kennen in Hadramaut. Tevoren hadden er nooit Europeanen gewoond en slechte weinig Weotertta*» Mukalla, de hoofdstad van de staat Quaiti in Hadramaut, het oostelijk deel van het Protectoraat Aden. gen hadden het land bezocht. Ik wist, dat de Arabieren vertrouwen hadden in de Britse oogmerken. Hun opvat ting van onafhankelijkheid maakte echter een vreemde indruk op mij. Ik had mij voorgesteld, dat de gemeen schap daar rustig en ordelijk zou zijn met een democratisch bestuur, dat steunen kon op de sympathie des volks. Maar al spoedig bemerkte ik, dat. ieder stamlid zichzelf als een sultan beschouwde. Er heerste anar chie. Het leven was er lelijk, brutaal en veelal kort. Hadramaut had een minstens duizendjarige geschiedenis van stamoorlogjes achter zich. Het volk wenste vrede en rust. Nadat enige rovers gevangen genomen en veroordeeld waren, gelukte het mij met hulp van enige Arabische vrien den om 1300 k 1400 stamgroepen te bewegen, een vredesverdrag te onder tekenen. Nadien hielp ik de heersers met de organisatie van hun bestuur. Ik deed ock veel om het onderwijs op gang te brengen. Op een gebied van meer dan 200.000 km2 waren slechts 250 km2 bouwgrond. De mensen waren dus voor hun bestaan geheel afhan kelijk van de woestyn. We pasten onze onderwijsplannen bij die omstan digheden aan en richtten bijzondere scholen op voor de diverse groepen. Toen ik met dit alles begon, ont ketende de pers in het Midden-Oosten een campagne. Weldra beseften de mensen evenwel, dat mijn werk niet bedoeld was als inmenging. Ik had geen enkele uitvoerende bevoegdheid. Ik leefde en werkte met de mensen. Ik probeerde de dingen met hun ogen te zien.. Ik geloof, dat zij in een betere wereld leefden dan wij., zy genoten meer vrede en waren stellig niet min der zelfstandig. Er was toen geen sprake van betaling in enigerlei vorm. De Britse regering hielp vóór er enige sprake was van aardolie. Gedurende de tien jaren, die ik in Zuid-Arabië doorbracht, ging ik begrijpen, waarom de Arabische opvatting van onafhankelijkheid zo sterk verschilt van de onze. Dat komt, omdat wij in vruchtbare ge bieden wonen en dus een schep pende, opbouwende levensvisie moeten hebben, gepaard aan eer bied voor wet en orde. De Grieks- Romeins- Christelijke beschaving, ivaarvan wij de erfgenamen zijn, is ontloken op die „produktieve" bo dem. De woestijn brengt vrijwel niets voort en de Arabieren zijn (dus) niet scheppend van aard. Lawrence wees er reeds op: zij kunnen vlam vatten voor een idee, zij hebben politiek talent en moed, maar zij zijn veel te individualis tisch om iets blijvends te wroch ten. In de woestijn neemt men wat men krijgen kan. Hebzucht is daar een sterk op de voorgrond treden de eigenschap. Vrijheid, die aan wetten is gebonden, spreekt niet tot die mensen en is voor hen niet aantrekkelijk. Een bekend Ara bisch wijsgeer zei in de veertiende eeuw: Iedere Arabier beschouwt zichzelf waardig om te regeren, maar slechts uiterst zelden vindt men een hunner bereid om zich vrijwillig te onderwerpen aan iemand anders, ongeacht of die andere zijn vader, zijn broeder of wij met deze „passies" als blijde kinderen voor Gods aangezicht spelen. De gangbare onderscheiding tussen .gelukskinderen" en „pechvogels" deugt dan ook niet. Er zijn z.g. gelukskinderen om ons heen, die zich vreselijk eenzaam en onvoldaan gevoelen en by wie men de misère van het gezicht kan lezen. Er zyn z.g. pechvogels, die met geduld en overgave hun teleurstellingen dragen en met een biyde glim lach door het leven gaan. Het ware geluk is niet een hebben, maar een zijn. D. J. Vossers. herv. predikant te Leiden. het hoofd van de clan is. Een Ara bier onderwerpt zich slechts mor rend of uit angst voor de openbare mening". OM Bén bootéwa •anbcmm* Grof materialisme DE Westerlingen hebben stellig succes gehad, als het gold volken te leiden en voort te stuwen op de weg naar zelfbestuur. Ik vrees ech ter, dat het voor ons moeilyk is om te denken over zelfbestemming en zelfbestuur in andere termen dan die van onze parlementaire democratie en andere Westerse instellingen. Het fa len der Westerse democratie in Arabi sche landen is goeddeels te wyten aan het intensieve individualisme der Ara bieren. Democratie vereist sociaal ge weten en sociaal bewustzyn, dus din gen, die misschien alleen kunnen ont staan in vruchtbare landen. Ik ben voorts van oordeel, dat wy zowel als de Arabieren teveel verwachten van onderwys en opvoeding naar Westerse trant. De heer Creech Jones zei in 1948 reeds, dat, zodra men in een land met onderwijs en opvoeding begon, niets de verwarring en de onrust kon stuiten, die daarvan het gevolg zou den zyn. Verstrekking van onderwys kan inderdaad ontbindend werken maar de revolutie die het ontketent.' kan ook in opbouwende zin worden geleid. Het onderwys in een land als Zuid-Arabië moet nauw aansluiten by het leven, dat de mensen daar leiden Doet het zulks niet. dan brengt het een uit de koers geslagen en ontevre den volk voort. Ditmaal wenst het Westen aardolie. Deze stof behoorde een zegen te zyn, daar zy zoveel en zo grote verbeterin gen zou kunnen bewerkstelligen. Ztf brengt echter een grof materialisme teweeg. De Arabische hebzucht draait op volle toeren. Het schandaal van Saoedi-Arabië is wereldbekend. De heer Philby zei het op welhaast Oud testamentische wijze: „De grondves ten der Arabische ridderlijkheid zyn besmeurd met olie en de monden der predikers en profeten zijn gestopt met goud". Omtrent aardolievondsten ln het Protectoraat Aden is tot dusverre wei nig met stelligheid bekend. Worden zy gedaan, dan zullen de moeilykhe- den nog groter worden, ook al, omdat de Britse regering zich verantwoorde- ïyk acht voor die staatjes en weet dat zij leiding behoeven. Zelfs in dé onder Brits protectoraat staande ge bieden langs de Perzische Golf leidt de ongedroomde olierykdom tot moei- ïykheden. Er is veel te veel geld! De huidige „Aardolie-Beschaving" is, als de „Wierook-Beschaving" van weleer, goeddeels ontleend aan vreemde bron nen, ditmaal dan aan Europese en Amerikaanse. Een biyvend karakter heeft zij niet. Vreemde beschavingen schieten nooit echt wortel in Arabië. Ik geloof niet, dat Westerse instel lingen de Zuidarabieren van veel nut zullen zyn. De stappen, die nodig zyn om ze in te voeren, kunnen slechts moeilijkheden veroorzaken. Men zegt, dat het individualisme der Arabieren ten grondslag ligt aan hun streven om hun welsprekendheid te ontwikkelen. Zij aanvaarden slechts een leider, die hen overtuigend kan toespreken of hen in bedwang kan houden. Zij. die hun kracht tonen en zich zo weinig mogelijk bemoeien met de interne Arabische zaken, zyn gezaghebbend in Arabische kring en bovendien beter dan anderen in staat om de Arabieren te helpen. Lawrence achtte het de beste politiek om een „ringmuur om Arable te bouwen en het verder „zijn eigen moeilijke bestemming rustig te laten zoeken". Arabië moest, vond LawTence, „een reservaat voor het Arabische individualisme" zijn. Dit geldt ook thans nog en belooft ook nu nog succes. Ik ben van oordeel, dat de Britse regering door die gedragslijn te volgen de beste kansen heeft om de vriendschap der Arabieren te behou den- en aardolie te verwerven. (NITANO Nadnrit verboden)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 13