WAAROM LEGT DE MENS DWAALTUINEN AAN? Het beleende kostuum D Doolhof-mysterie von St. Agnes tot dusver niet verklaard Als U de schijnbaar verwarde lettercombinaties boven dit ar tikel bestudeert en van alle kanten bekijkt, kunt U nooit verdwalen in een van 's werelds beroemdste doolhoven, namelijk in die van Hampton Court, die dateert uit de tijd, toen stad houder Willem III koning van Engeland was. V. ogtfelnogniretnednanehtnoehttsrifowtsnoisaceoerehwerehtsinaiioitpoogthgirretfatcihtpeekotehttfel. markies geen vreemdelingen toe. Die onderhoudt hij slechts voor eigen ge noegen en voor dat van zijn vrienden en gasten. Doolhof-raadsel DE meest afgelegen en vermoede lijk de oudste Engelse doolhof ligt op het eilandje St.-Agnes, een der Scilly Eilanden voor de zuid oostkust van Cornwall. Daar. op St.- Agnes, vindt men nabij de toppen der klippen een doolhof van kiezelstenen. Wie hem aanlegde is onbekend. Even min weet men. waarom hij werd aan gelegd. Het is aan sterke twijfel on derhevig, of de thorie, volgens welke de meeste doolhoven hun oorsprong zouden hebben gevonden in de wens om miniatuur-pelgrimstochten te ma ken. op de Doolhof van St.-Agnes toepasselijk is. De Scilly Eilanden hebben een heel oude geschiedenis, die nog steeds in nevelen is gehuld, zodat het onopgeloste doolhofmysterie van St.-Agnes en dat wazig verleden eigen lijk wonderwel past. Ja, het is stellig amusant om eens opzettelijk te verdwalen. Toch moet mij zich hoeden voor zelfoverschat ting. Denkt U maar eens aan de jonkman, die tot het meisje zijner keuze zeide: „Het is dwaas om Hampton Court een doolhof te noe men. Je slaat eenvoudig als maar rechts afWelnu, de jonkman ging „even wandelen", maar pas na vijf uur verloste een andere jonk man hem. En zijn meisje was toen in geen velden of wegen meer te be kennen. Een praktische raad: Ga nooit tien minuten vóór etenstijd een doolhof in, want doet U het wel, dan maakt U een goede kans om te laat, ja, veel te laat aan tafel te komen! (NIVANO Nadruk verboden) Noot voor adspirant-bezoekers: De oplossing (letters van achteren naar voren lezen) van de puzzel in de kop luidt: Go left on entering and then on the first two occasions where there is an option go right. After that keep to the left. (Ga na binnengaan naar links en bij de twee volgende gelegenheden rechts. Houd daarna steeds links). 3a£i^7i*g-; SwfrB va Hatfield House (Hertfordshire)de privé-doolhof van de Markies van Salisbury. Ons kort verhaal door Gerald Kersh Een van de meest beroemde dwaaltuinen ter wereld is te vinden Palace in Middlesex. nabij Hampton Court (Bijzondere medewerking) Toe Iaat ons In de doolhof gaan! Het zijn waarlijk niet alleen kin deren, die dit uitroepen. Gaat U maar eens op een mooie vakantie dag naar een doolhof, naar zo'n wonderlijk produkt van tuiniers- en snoeikunst. Vrijwel ieder kind wil „er in", maar ook veel volwasse nen kunnen de verleiding niet weerstaan om eens opzettelijk te ver dwalen. In het begin van onze eeuw waren ook in Nederland de doolhoven nog talrijk, vooral in speeltuinen. Nu zijn er bij ons nog maar weinig over. In Engeland daarentegen is het aantal „dwaal tuinen" nog steeds tamelijk groot. dat labyrinth. In de kathedraal van Ely is een doolhof van zwarte en crème-kleurige tegels. De weg van het begin tot aan het hart van die doolhof is even lang 215 voet als een der torens van de kerk hoog is. Vooral kinderen scheppen er veel be hagen in, zo'n „tegeldoolhof" in te gaan en het middelpunt te bereiken. Hampton Court De allerbekendste is stellig die in het park vatn Hampton Court. Hij diende menige doolhof-aanlegger zowel in Engeland als op het vaste land tot voorbeeld. Hij is nog steeds bijzonder in trek. Dit blijkt wel uit het aantal bezoekers, dat er ieder jaar in gaat: een half miljoen. Elk dezer „verdwalers" betaalt een entree van drie stuiver, zodat de doolhof jaarlijks f. 75.000 opbrengt. HEEL veel mensen, die een toe gangsbewijs kopen, vragen met een naar de sleutel. Maar dan schudden zij, die met het toezicht belast zijn het hoofd en zeggen: „Zeker, er is een sleutelmaar U moet hem zelf zoeken!" Ik had het geluk, dat een kennis mij de „tover formule" tevoren had toevertrouwd, zodat ik in drie minuten tijds de dool hof geheel doorliep en in het hart eindigde. Dit maakte op sommige an dere bezoekers veel indruk, doch het beroofde mij van het genoegen om „echt" te verdwalen en samen met andere ongelukkigen de weg terug te zoeken. De meeste mensen raken namelijk de weg hopeloos kwijt. Om te voorkomen, dat zy zich al te zeer zou den vermoeien en al te veel tijd zou den verdoen, is er ergens halverwege in de doolhof een tweede uitgang ge maakt. Is de opzichter goed geluimd, dan maakt hij die open om verdoolde mensen en kinderen de vrijheid te hergeven. In het hart of midden van de dwaal tuin kwam ik op een rechthoekige open piek. Er stonden een paar kastanjebomen en enige banken om op uit te rusten. De namen van heel veel mensen waren op de banken geschre ven of in de bomen gegrift. Vooral meisjesnamen. Dit komt (zei de op zichter), omdat meisjes nu eenmaal graag pronken met haar successen, veel meer dan mannen met de hunne! Ik laat het aan U over, deze „doolhof- waarheid" op haar juistheid te toet- De doolhof van Hampton Court werd ruim 2Vs eeuw geleden aangelegd in de dagen, toen Stadhouder Willem III koning van Engeland was. Vermoede lijk koos men de zelfde plek, waar veel eerder odk een doolhof was geweest. Waarom? WAT bewoog do mensen, om die „dwaaltuinen" aan te leggen? Een algemeen aanvaarde ver klaring is tot dusverre niet gevonden Nog steeds speuren de geschiedvorser: naar de oorsprong der doolhoven Veelal hoort men tegenwoordig, da zij aanvankelijk dienden om pelgrims- tochten-in-miniatuur te maken, al: het niet mogelijk was om échte pel grimstochten te ondernemen. Deze verklaring alleszins aanvaardbaar fooêótmto aan de Kruistochten, want toen was het Heilige Land niet of moeilijk te bereiken voor de vromen. In het kader van deze verklaring passen ook de doolhoven, welke wer den aangelegd op vloeren of tegen muren. Zó'n doolhof of pelgrimsroute was dan helemaal symbolisch. Ver moeiend was zo'n tocht niet, want hij kon worden „gemaakt" met de wijs vinger.. Zo bevindt zich onder de toren van de St.-Maria en St.-Helena Kerk te Bourn (Cambridgeshire) een „doolhof" van zwarte en rode tegels. Het doopbekken staat in het hart van E meeste Engelse doolhoven vindt men evenwel niet in kerken, doch in de open lucht. De meeste zijn, al dan niet tegen betaling, toegankelijk voor het publiek. Op veel oude buitenplaatsen vindt men door vroegere eigenaars aangelegde ver dwaaltuinen. Enkele edellieden van hoge rang bezitten nog eigen doolho ven, bij voorbeeld de markies van Salisbury, die op zijn buiten Hatfield House in Hertfordshire een prachtige doolhof heeft van taxis-hagen. In 1834 liet de toenmalige markies van Salis bury die doolhof, een nabootsing van die van Hampton Court, aanleggen. Het kasteel is opengesteld voor het publiek, omdat het tal van interes sante historische bijzonderheden be vat. In de doolhof echter laat de Het leven eet ons als het ware op. Wij allen reizen met een enkele reis- kaartje van onze, ons niet bewuste, ge boorte maar de vergetelheid, van de dood. Ieder mens reist snel en alleen. Toch klampen de mensen zich vast aan de kleine dingen die zij tijdens de reis te pakken kunnen krijgen. Als wij toe vallig iets laten vallen, wat wij in ons bezit hebben gekregen, spreken wij van „een verlies", maar ihet feit ligt er nu eenmaal, dat niemand iets 'kan ver liezen In het ergste geval geef je iets terug wat je voor enige tijd uitgeleend was. Ik herinner my een vreemd en pijn lijk incident, dat hiermede te maken heeft. Vele jaren geleden, toen ik nog erg arm was, moest ik oip een kwade dag mijn enige goede kostuum belenen. Op dat ik het vrij gemakkelijk weer zou kunnen inlossen, had ik er slechts een pond voor gevraagd. Het was op zo'n moment, dat je dringend een klein be drag, nodig hebt, héél dringend nodig en dat er geen andere wegen te vin den zijn om ook maar op een shilling de (hand te leggen. Om eerlijk te zijn, ik had dat pond rnodiig om eten te kopen. Ongeveer een maand later was echter het meest daingende, wat ik op dat moment nu juist weer nodig had mijn beste pak. Maar ik beschikte niet over het pond. om het kostuum in te lossen. Ik moest dus een schema uitwerken dat op fi nanciële goochelarij zou neerkomen. Ik had óók al een kleine sigaretten koker beleend voor tien shilling en six penoe. Ik wist echter, dat als ik die koker zou kunnen inlossen, ik haar voor een pond zou kunnen verkopen. Maar ik bezat geen tien shilling en een sixpence. Ik ging zorgvuldig mijn be zittingen na. Onder andere had ik vijf tien tot twintig boeken, die ik zorg vuldig met een enigszins vochtige doek en een stukje vlakgom schoonmaakte. Daarna bracht ik ze naar een tweede hands boekhandelaar, die mij er zeven shilling en sixpence voor gaf. Drie shilling moest ik dus nog ergens zien te vinden. Het klinkt nu belache lijk, maar ik had dat pak echt drin gend nodig. Overschrijdt een man een zekere graad van haveloosheid dat be gint hij zijn zelfvert ouwen te verliezen. Zonder een net pak kon ik verder de hoop nog eens een betrekking te vin dien wel opgeven. Het was een vicieuse cirkel, welke ik óp een of andere ma nier moest doorbreken. Ik brak dus de gasmeter, die op mijn huurkamer stond open. en haalde er al het geld uit: twee shilling en negen pennies. Heus, u moet mij geloven! Ik slaagde er niet in dde laait ste drie pennies te vinden Op dat moment herinnerde ik mij echter plotseling, dat ik nog een —hoe was het eigenlijk mogelijk hoge hoed bezat Ik bracht het ding naar een 'handelaar in gedragen kle ding, die mij er achttien pennies voor gaf. Toen rende ik naar de Bank van Lening en loste de sigarettenkoker in. Vijf myl moest ik daarna lopen naar het huis van de man. die de koker wil de kopen. Met het pond. dat hij my voor die koker gaf, liep ik tenslotte naar de zaak, waar ik mijn pak be- leendhad. Ik dacht al met welbehagen aan het prettige gevoel dat het goede kostuum mij zo dadelijk zou geven, Verdwaald in het labyrinth van Hampton Court PalaceEen halfuur geleden offerden se drie stuivers voor een tocht door de daoifcQtCtoiiaMrti^gnatikMdHttffMlMkaoMM^ch tU t—mmmpoort. hetzelfde gevoel dat een mens krijgt, die vermoeid is en aan zyn bad of bed denkt. Tussen Blandford Street en Maryle- bone Road is een parkje, dat ongeveeT honderd jaar geleden als kerkhof werd gebruikt. De grafstenen van reeds.lang vergeten mensen ommuren het parkje. Ik wandelde er langzaam door en bleef even staan bij een fonteintje, dat ge voed wordt met drinkwater. Ik bleek daar ongeveer twee of drie minuten en liep toen vlug verder naar het win keltje, waar ik mijn pak beleend had. Ik legde het briefje op de toonbank, stak mijn hand in mijn zak en be merkte toen dat ik het biljet van een pond verloren had! Ik had, sedert ik een kleine jongen was, niet meer gehuild, maar de tra nen kon ik 'toen bijkans niet meer te rugdringen. De wereld was voor mij in elkaar gtuimeld. De hoop, die ik nog gekoesterd had, was verdwenen. Ik had mij nog nooit zó ellendig gevoeld. Ik sleepte mijzelf voort en liep de weg terug die ik zojuist gegaan was. Ik keek in iedere goot. Nergens vond ik echter mijn pondsbiljet Het was een afschuwelijke zwarte dag: een vrijdag! Maar goedik overleefde het. De dingen werden slechter en toen weer beter. In het leven, precies zoals bij het dobbelspel, wint de een en ver liest de ander en daarom lijkt het einde vaak precies op het begin. Ongeveer drie jaar laiter was ik toe vallig in Baker Street en had een half uur de tijdL Ik liep door Paiddiington Street en door het kleine parkje dat héél vroeger een kerkhof is geweest Ik ging op een bank zitten om een sigaret te roken. Er komen daar altijd heel wat oude mensen en kinderen. De jon geren hol'len hard rond de ouderen zitten rustig op een bank. Naast mij zat een ouderwets gekleed vrouwtje dat een bijzonder lieve in druk maakt. Ze droeg een klein, zwart hoedje dat wel van theebladeren ge maakt scheen te zijn. Zij begon een gesprek. Ze was zo vertelde ze, al ruim vijf en zeventig jaar oud, haar man was tachtig. Zestig jaar lang waren ze nu al getrouwd. Ze hadden geen kinderen en hielden bijzonder veel ran elkaar. De tijden waren wel moeilijk, maar ze konden juist rondkomen Nooit had den ze bij .iemand in de schuld gestaan, behalve één keer. Ze leefden van een pensioentje. Wie weet, hoe klein dat wel was! Hun trots was echter groot: ze hadden nog nooit wie dan ook om een gunst gevraagd, noch hadden ze ooit een gift uit liefdadigheid willen accepten-en. Altijd hadden ze een dak boven het hoofd gehad. Eéns hadden ze echter, als gevolg vah ziekte, in de schuld getstaan. Zij betaalden acht shilling per week voor het "huisje, waarin zij woonden. Hun huisheer moest een koel-zakelijk mens geweest zijn. Op een gegeven moment waren ze hem namelijk drie weken huur schul dig. De huisheer wilde hen kennelijk kwijt om huurders in dat huisje te zetten, die méér zouden betalen. Hy zei tenminste, dat de huurschuld aan het einde van de week betaald moest zijn Zo niet, dan konden ze gaan Met haar iele stemmetje vertelde het vrouwtje verder: Dat was drie Jaar geleden. Nooit zo lang ik nog leef mijnheer ik die dag vergeten. Het was een vrijdag. Ik liep met. mijn man hierheen om op een bank in de zon erover te praten Wat moesten we doen? Als wij uit ons huis je hadden moeten vertrekken zouden wij dat niet overleefd hebben. We zijn niet meer zo jong. Ik zou liever sterven, en mijn man ook. dan ln het armen huis gaan wonen. Hij probeerde mij wat op te vrolijken. „Heus. er zal wel iets gebeuren, wat ons uit de moeilijk heden zal helpen Maak je nu maar geen zorgen". Maar ik zag aan zijn ge zicht. dat hij het zélf niet geloofde. Ik vertrouwde evenmin op een wonder. We bleven een hele tijd zitten. Ten- Slotte stapten we op. Toen we lang® het fonteintje liepen trapte lik op een stukje papier. Wat denkt u dat het was? „Ik zal het u vertellen." zei ik. „Het was een verfrommeld biljet van een pond „Hé hoe heeft u dat zo kunnen ra den?", vroeg ze „Ja. het was een pond. Het leek wel of het uit de hemel was komen rallen en het bewijst, mijnheer dat er wérkelijk een God is, dóe op on® let".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 5