Ontwikkeling maatschappij en wetenschap vraagt veranderingen in Universitair bestel huidige bestuursvorm voldoet niet meer Dienende taak in maatschappij Promoveren ook op grond van publikaties in de vakpers? Vergroting van universiteiten beter dan vermeerdering Bestuursvorm van universiteit grootste onopgeloste probleem Capaciteit moet sterk worden uitgebreid promotieprocedure behoeft herziening en Eenheid in gezelligheidsleven een onbereikbaar en onjuist ideaal 97ste jaargang Maandag 15 september 1968 Tweede blad no. 29544 Prof. dr. S. E. de Jongli bij overdracht van Leids rectoraat In zijn rede bij de overdracht van het rectoraat van de Leidse Universiteit aan prof. dr. H. J. Lam heeft de aftredende rector-magnificus prof. dr. S. E. de Jongh hedenmiddag in de Pieters kerk, naast een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het afgelopen academische jaar, een aantal algemene Universitaire problemen aan gesneden, welke voortvloeien uit de zich wijzi gende maatschappelijke, wetenschappelijke en Universitaire verhoudingen. In het bijzonder vroeg de rector aandacht voor de moeilijkheden die zich ontwikkelden ten aan zien van de traditionele promotie-regelen, het vraagstuk van de tijdige aanpassing van de Uni versitaire capaciteit aan de komende uitbreiding Geen „ivoren toren" Prof. De Jongh verklaarde de plaats van de rectoraatsoverdracht, de Pieters kerk. uit de omstandigheid dat de zaal die ten onrechte Groot Auditorium ge noemd wordt het volslagen onmogelijk maakt deze plechtigheid te doen bijwo nen door belangstellenden uit bredere kring dan waaruit de Universiteit tot voor kort aandacht vroeg. Het Universiteitsbestuur streeft sinds enige tijd naar een levendiger contact met de maatschappij waarvan zij aanspraak makende op een eigen ka rakter deel uitmaakt en ten aan zien waarvan zij een dienende taak heeft. Aan het hardnekkig misver stand, dat gesymboliseerd wordt door het begrip „ivoren toren" mag geen voedsel meer worden verstrekt. Verlies en winst De rector memoreerde de overleden oud-hoogleraren prof. dr. J. de Zwaan, prof. mr. F. D. Holleman en prof. dr. J. Ph. Vogel en de anderen die door de dood aan de Universitaire gemeenschap ontvielen. In de loop van dit jaar traden af de hoogleraren prof. dr. W. Banning, prof. mr. A. N. Molenaar, prof. G. J. Sirks, prof. mr. R. P. Cleveringa, prof. dr. J. J. Hermans, prof. dr. W. P. de Roever, prof. dr. C. J. van der Klaauw en prof. dr. W. F. Suermondt, terwijl op I okto ber a.s. prof. dr. A. Kuypers en prof. dr. V. E. Korn hun ambt zullen neerleggen. Elf hoogleraren, deels reeds tijdens het voorgaande academiejaar benoemd, aanvaardden hun ambt met een oratie. Zestien nieuwe hoogleraren werden be noemd, n.l. prof. dr. G. J. Hoenderdaal, prof. dr. J. A. A. van Doorn, prof. dr. M. Vink, prof. dr. A. Schaberg, prof. dr. A. J. Staverman, prof. dr. E. den Tex, prof. dr. F. C. Kooyman, prof. dr. W. H. K. Karstens, prof. dr. J. G. Hagedoorn, prof. dr. H. R. van der Vaart, prof. dr. P. G. J. A. Hendrix, prof. dr. Th. P. Ga lestin, prof. dr. J. J. Poortman, prof. F. Vos, prof. mr. H. Drion en prof. mr. W. L. Haardt. Voor een deel bezetten deze hoogleraren nieuw ingestelde leerstoelen. Voorts vonden enkele mutaties in leer opdrachten plaats en werden acht lec toren benoemd. Twee leden der Leidse Universitaire van het aantal studenten en de te verwachten wetenschappelijke ontwikkeling, de vormproble men van het gezelligheidsleven der mannelijke studenten, en het grote vraagstuk van het Univer sitaire bestuur. Hij deed ten aanzien van deze problemen sug gesties, die ten dele als persoonlijke opvattingen moesten worden gezien, voor een ander deel echter de mening van velen vertolkten. De plechtigheid in de Pieterskerk werd door talrijke leden van de Universitaire gemeenschap bijgewoond, en tevens door belangstellenden uit ruimere kring, de maatschappij ten aanzien waar van de Universiteit volgens de woorden van prof. De Jongh een dienende taak heeft. Prof. dr. S. E. DE JONGH Er werden dit jaar 81 doctorsbullen uitgereikt (vorig jaar 70) waarvan 17 cum laude en 8 aan vrouwen. Uit de gegevens blijkt, dat de promotie vaak zo laat tot stand komt, dat het gekunstenld is haar als een normale afsluiting van de studie te zien, zoals het spraakgebruik wil dat zij behoort te zijn. Het is natuurlijk toe te juichen wanneer iemand dank zij omstandigheden van velerlei aard op latere leeftijd al dan niet in nauw contact met de Universiteit wetenschappelijk werk van de vereiste omvang en hoedanigheid verricht voor een promotie. Maar toch komt de aarzeling op om de studie van diegenen, wier latere carrière minder gunstige condities voor een promotie schiep, uitdrukkelijk „onbekroond" met de verzwegen suggestie van onvoltooid te noemen. Prof. dr. H. J. LAM gemeenschap, mr. F. R. Böthlingh en dr. M. J. Steenland werden elders hoog leraar, namelijk resp. te Amsterdam en Eindhoven. Jubilerende doctores Aan vier oud-Leidenaren werd het traditionele geluksdiploma gezonden in verband met hun 60-jarig Leids docto raat, aan 28 voor hun gouden doctoraat van deze Universiteit. De Leidse oud hoogleraar en tweevoudig oud-rector prof. dr. W. van der Woude werd op andere wijze gelukgewenst voor het feit dat hij vijftig jaar geleden de lichtzin nigheid beging om elders te promove ren Voorts werd het veertigjarig doctoraat van de president-curator dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk door de rector gememoreerd. Na contacten met het buitenland en andere instellingen in den lande te heb ben vermeld, noemde de rector de door de Universiteit ontvangen schenkingen en de congressen en andere bijeenkom sten welke in Leids Universitair ver band werden gehouden. De Stichting Pro Civitate heeft op het Universitaire leven een sterk stempel gedrukt onder de veeleisende en onbaatzuchtige leiding van prof. dr. P. A. H. de Boer. Dank zjj de stichting is „Universitaire samenleving" een begrip geworden, al bepaalt dit begrip niet in bevredigende mate de gedragslijn van allen, die van deze samenleving deel uitmaken. Prof. De Jongh stelde nadrukkelijk, dat hij zich tijdens zijn rectoraat bewust heeft onthouden van elke poging tot wijziging van het standpunt der eenheid in het gezelligheidsleven der mannelijke studenten, doch zijn persoonlijke mening daaromtrent wilde hij bij zijn heengaan niet verbloemen. Het aantal ingeschreven studenten bedroeg 4700 (voorgaand jaar 4546) waar- 1 onder 1467 (v.j. 1417) vrouwelijke. Dat zich onder hen wederom onze Kroonprinses bevond stemt tot vreugde en trots. De wijze waarop zij zich van haar omvangrijke, want uiteraard dubbele, taak kwijt kan slechts eerbied en bewondering wekken. Voor het eerst lieten zich 846 nieuwe studenten inschrijven tegenover 782 in de voorgaande cursus. Zou deze duidelijke stijging in het aantal studenten de inzet zijn van de voorspelde, in zeker opzicht onheilspellende toeneming in de komende jaren, zo vroeg de rector zich af. Stoot is nu niet op te vangen De bestaande hogeronderwijsinstel- lingen kunnen zulk een stoot in hun huidige constellatie niet opvangen. De gedachte aan uitbreiding van het aan tal Universiteiten ligt /oor oe h r', doch de rector magnificus wees met klem op de voordelen van uitbreiding der bestaande Universiteiten tegenover de nadelen van het stichten van nieuwe. Als voorbeeld noemde hij, dat het stichten van een nieuwe Universi teitsbibliotheek niet mogelijk is wan neer men ae belangen van de A-facul- teiten in het oog houdt (oude boeken, handschriften etc.). Het vergroten van een bestaande Unversiteit eventual m zetelverdubbelingen biedt bovendien meer kans op superspecialistische differentiatie «an bij kleine lïn.ver- siteten rederlijkerwijs verwacht mag worden. Slechts bij een dergelijke specialisatie kan een Universiteit een werkelijk veel-omvattend centrum voor wetenschapsbeoefening worden met een geestelijke bevruchting van de werkers onderling en de mogelijk heid tot de vorming van werkgroepen. Deprimerende ervaring Reeds thans moet met de noodzake lijke personeelsuitbreiding een aanvang worden gemaakt, niet alleen op grond van de te verwachten uitbreiding van het aantal studenten, doch tevens op grond van de steeds verder gaande we tenschappelijke differentiatie. Jaarlijks wordt na onderling overleg een deel van de aanvragen van de zijde van de senaateleden door curatoren naar het departement doorgezonden. Groepswerk hinderpaal Het is vooral in de B-faculteiten zelfs zo, dat veelal juist degenen, die be roepsmatig scheppende wetenschap be drijven, niet of laat aan een promotie toekomen. Zij immers werken meestal in groepsverband hetgeen meebrengt, dat het aandeel van de enkeling niet duidelijk uit het werk van de groep kan worden gelicht. Een verdienstelijk mede werker van een groep zou slechts dan kunnen promoveren wanneer hij wordt afgezonderd van zijn werkgroep voor het individueel bedrijven van wetenschap- ad-hoc. Het instituut der promotie raakt dan tevens in strijd met het werkgroep systeem, dat een der opvallende ken merken is van de moderne wijze van natuurwetenschapsbeoefening. Ook andere verschijnselen zijn even- zovele tekenen van veroudering van het huidige promotiestelsel. De publikaties van internationale wetenschappelijke vaktijdschriften b.v. gaan in vorm zo afwijken van het bij ons gangbare proefschrift, dat dit laatste niet meer zonder herschrijving in deze tijdschrif ten kan worden gepubliceerd. Er zijn maatregelen getroffen om aan allerlei gegroeide bezwaren (o.a. finan ciële moeilijkheden) tegemoet te komen, doch het bleef bij weinig elegante po gingen tot aanpassing. Geen imperatieve financiële lasten Wanneer iemand, wellicht bij her haling, wetenschappelijk werk heeft verricht dat door te goeder naam en faam bekend staande vaktijdschriften waardig werd gekeurd om gepubli ceerd te worden, dan zou men van een faculteit moeten kunnen verlan gen ook dit werk. dus na verschijning, op omvang en gehalte te beoordelen en bij gunstige uitkomst daarvan over te gaan tot het verlenen van de doctorstitel, desgewenst met behoud van de traditionele plechtige proce dure. Het imperatief verbinden van ern stige financiële lasten aan een pres tatie, die officieel wordt aangemoe digd. past niet in onze democratische maatschappij, ook niet wanneer men die lasten secundair door subsidies en andere maatregelen opvangt Prof. De Jongh wees voorts op het öuvel van de opeenhoping van promo ties in de periode tegen de zomervakan tie. De drang om blijkbaar in tijdnood te promoveren is kennelijk groot en de bereidheid van de rector, om daaraan bij het vaststellen van de datum tege moet te komen, onbegrensd. Het wach ten is op een rector, die over voldoende morele moed beschikt om „neen" te zeggen. Ook prijsvragen Ook ten aanzien van de Universitaire prijsvragen kan men de vraag stellen of zij in hun oude vorm nog in de nieuwe tijd passen. De beginneling, voor wie zij bedoeld zijn, is in de vele vak ken waar moderne techniek in de me thodiek hoogtij viert niet in staat zelf standig nieuwe wetenschap te scheppen. Men dient een vorm te vinden om de prijsvragen aan deze gewijzigde om standigheden aan te passen. De Universiteit als centrum van scheppende wetenschap zou aanleiding kunnen geven tot een uitgebreid ver slag in majeur, doch op begrijpelijke gronden moest de rector daarvan in zijn verslag afzien op enkele voor de wetenschapsbeoefening belangrijke ge beurtenissen na. In het kort vermeldde prof. De Jongh ook de buitenlandse be zoeken. welke aan de Leidse Universi teit werden gebracht en de Universi taire manifestaties buiten wetenschaps- verband. Primair: bestrijding van het nihilisme Hij ging daarbij uit van de prmaire wens het nihilisme onder de .-tudenten zoveel mogelijk tegen te gaan. Het moet zijns inziens betwijfeld worden, of van één enkele vereniging 'zelfs als theo retisch ideaal en afgezien van prak tische moeilijkheden i een optimale be strijding van het nihilisme mag worden verwacht. Zulk een vereniging zal im mers slechts dan aanspraken op mono polierechten kunnen doen i„ en zij karakterloos is en een op iedereen gelijke attractie uitoefent. In de praktijk zijn het evenwel juist stijl en mores, welke de aantrekkingskracht bepalen Dit leidt naar de wens van geliik- gerechtigheid van meer dan één niet-confessionele vereniging, die door verschil in stijl en mores op het oog van ouderen wellicht onderge schikte punten verschillend geaarde studenten kunnen aantrekken, zon der dat de capaciteit van elke ver eniging afzonderlijk behoeft te wor den overschreden. De gedachten van prof. De Jongh gingen uit naar één neutrale organisatie van mannelijke studenten, waaronder societeitsverenigingen ressorteren die geheel zelfstandig zijn wat betreft de wijze waarop het gezelligheidsleven wordt bedreven. De Stichting Pro Civi tate kan er dan op toezien, dat deze societeitsverenigingen in de leiding der overkoepelende organisatie naar billijk heid vertegenwoordiging vinden. De ad ministratieve scheiding, welke thans reeds tussen Studentencorps en Socie- I teit Minerva bestaat, kan een reorga nisatie in de geschetste zin vergemak- kelyken. Spreker was echter weinig hoopvol gestemd wat betreft het tot uitwerking komen van deze gedachtengang Verwezenlijkte initiatieven... Als wel degelijk verwezenlijkte initia tieven noemde de rector de stichting van een bureau voor de kanalisatie met Rijksgeld door bevoegde krachten van het overbrengen van ontwerppublikaties in een wereldtaal, de door de commissie I voor het studium generale geïnspireerde mogelykheid voor studenten tot het op frissen van hun talenkennis (ook Ne derlands!), het grootscheeps sociologisch onderzoek onder de studenten, de uit voerige disucssies omtrent herziening van de propaedeuse en de ingestelde persdocumentatie over aangelegenheden die de organisatie van het hoger onder wijs betreffen. ...en bestaande problemen Als problemen van algemene aard noemde prof. De Jongh de vraag, of de beoefening der natuurwetenschappen de internationale opbloei zal kunnen vol gen indien niet zeer vérstrekkende maatregelen worden genomen. Het Aca- demisch Ziekenhuis vreest verloop in zijn patiëntenaantal ten gevolge van de huidige ziekenfondspolitiek Ook baart het probleem van de positie der hogere staffunctionarissen grote zorgen. Vele i senaatsleden verwachten in dit opzicht I heil van het instellen van de rang van I toegevoegd hoogleraar. Het grootste, vooralsnog onopgeloste probleem schuilt in de bestuursvorm der Universiteit. In het afgelopen jaar werd een praesidium ingesteld, bestaande uit senaatsleden der vyf faculteiten, met de opdracht problemen van organisatie en beleid met lange ontwikkelingsduur te bestuderen. Bij gebleken produktiviteit zal dit praesidium in toenemende mate met rector, secretaris en pro-secretaris tot een werkelijk senaatsbestuur kunnen uitgroeien. Prof. De Jongh ging niet diep in op het grondprobleem van de bestuursvorm: in hoeverre het wenselijk is de traditionele getrapte verhouding ministerie curatorium-senaat te vervangen door een stelsel, waarbij de Universiteit auto noom is en aan de senaat meer medezeggenschap in bestuurszaken wordt toegekend. Miljoenenbedrijf Het is evenwel duidelijk, aldus de rector, dat een bedrijf (zoals de Univer siteit er ontegenzeggelijk een is) met een begroting van miljoenen gulden per jaar en waarin nog veel meer miljoenen zijn geïnvesteerd, een krachtig bestuur nodig heeft. Gezien de individualiteit der senaats leden. die geëerbiedigd moet worden, is daarbij meer tact, overwicht en be- stuursvakmanschap vereist dan in een concern van overeenkomstige grootte in het normale bedrijfsleven. Spreker betwijfelde of de senaat wel het geeste lijk arsenaal is. waaruit men in vol doende aantal en met de vereiste regel maat daartoe geschikte functionarissen kan recruteren. Het is deprimerend te ervaren, hoe weinig van dit deel nadien als toezeg ging weer bij de senaat terugkeert! Staalkaart van wanhoop Zonder de indruk te willen wekken, dat er op het gebied van de „huisves ting' van de wetenschap niets wordt gedaan (wat dit jaar wel werd gedaan omvat o.a. de vernieuwing van de poli kliniek heelkunde, uitbreiding Jelgers- makliniek, opening Curium, begin van de bouw voor Parasitologie en Experi mentele Chirurgie, verdere bouw van Fysiologie en Biochemie, uitbreidingen Interne Geneeskunde en Röntgenologie nieuwe behuizing Criminologie) wees prof. De Jongh in zijn rede toch op nog zeer veel bestaande tekorten en wensen wat betreft de Universitaire gebouwen. Als kleine staalkaart somde de rector op: bij Gen.ogie heerst -n rr stand, het Rijksherbarium barst uit zijn 'muren, ne I-rciuteit ''er G 1 cun J ziet de toekomst in vele opzichten met zorg tegemoet en de scheikundigen zijn weinig minder dan wanhopig. Het i> vurig te hopen, dat op on bekrompen wijze zal worden ingegre pen vóór de toekomstige studenten lawine zich over de Universiteit stort. Ook de studentenhuisvesting blijft zorg baren, ondanks nieuwe paviljoens en de bouw van een studentenflat. Deze voorzieningen bieden honderden studen ten woongelegenheid, maar de vrees bestaat dat in de toekomst niet in hon derden maar in duizenden moet worden gerekend. Na vluchtig de hoogtepunten van het studentenleven in herinnering te heb ben gebracht, wijdde prof. De Jongh een uitvoerige passage aan het probleem van de promotie. Een beeld dat karakteristiek is t oor de huisvestingssituatie van de Leidse Universiteit, waarover prof. De Jongh in zijn rede sprak: er wordt waarlijk wel gewerkt aan een beter onderdak voor de weten schappen. maar het is lang niet ge- noeg. Er is nog zoveel, nog teveel slechts toekomstmuziek. Vanuit het imposante berennen geraamte van het Laboratorium voor Biochemie, dat aan de Wassenaarseweg in aanbouw is. ziet men over hei uit gestrekte onbebouwde terrein dat in j structuur- en uitbreidingsplannen voor Universitaire gebouiven be stemd is. Op de voorgrond van dit gebied het terrein van UVS. waar uiterlijk in 1960 begonnen moet worden met de bouw van een nieuw scheikundecomplex. (Foto L-D./Van Vliet) Anderzijds was hij tevens van mening dat de tijd voorbij is, waarin de Universiteit op doelmatige wijze kan worden bestuurd door een aantal hoogstaande personen, die, gedreven door liefde voor de Universiteit, zich beschikbaar stellen om naast andere omvangrijke en belangrijke werk zaamheden en ongesaJarieerd zitting te nemen in een curatorium. Optimaal in huidige constellatie Deze woorden bedoelde de spreker niet als kritiek op het bestaande Leidse college van curatoren. In Leiden is de toestand binnen de bestaande verhou dingen weinig minder dan optimaal. Doch men vrage niet, welk een belas ting de huidige bestuursvorm betekent in het bijzonder voor de president-cu rator. De senaat, zich verheugende over de wetenschap dat hij zfjn huidige pre sident-curator ondanks diens vorderende leeftijd voorlopig mag behouden. H zich dan ook ernstige zorgen over een latere toekomst. Spreker zag als voorlopig wenselijke gedragslijn een voortschrijdende inte -a- tie van de in curatorium en senaatsbe stuur aanwezige potenties; maar dan zal het curatorium leden dienen te om vatten, die zeker een groot deel van hun tijd aan de Universiteit kunnen geven, en het senaatsbestuur zal voor een deel van zijn professorale plichten ontlast dienen te worden. Dalende attractie van professoraat Dat een ideale oplossing gevonden zou kunnen worden in het leggen van een groot deel van de bestuurstaak op de schouders van hoogleraren, is zeer twijfelachtig. Ook zonder dat is een storende verschuiving van het zwaar tepunt van hun taak in de richting van administratieve en commissoriale plichten, bestuurslidmaatschappen van faculteiten, directoraten van klinieken of laboratoria onmisken baar. Het schijnt dan ook. dat de aan trekkelijkheid van het professoraat zich voor velen in dalende lijn be weegt, terwijl het toch het ideaal van de wetenschapsbeoefenaar behoort te zijn Met een woord van vertrouwen in de wijze waarop de nieuwe rector magni ficus ongetwijfeld met nauwgezet e plichtebetracht ng zijn funct e zal te- kleden, droeg prof. De Jongh het rec toraat over aan prof. dr. H. J. Lam. Na afloop recipiceruen .e of»n en de nieuwe rector magnificus in de Burgerzaal van het Stadhuis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 3