ONDANKS BITTERE JUNGLE-OORLOG ZWEEFT IN MALAYA HOOP OP GELUKKIGE TOEKOMST sncKi- Si iqtÉta QC it ty'Xcdf f ,0p71jji,dr.V;. i Hf; s: rdfö OQ q her kWm ^Stcilfe!: feZMql "QinGodc.cn H^*j brdfjj} te' 'marvocldr ,sii occn ma s |j: ZATERDAG 13 SEPTEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Na één jaar merdeka Brits „blazer-kolonialisme" met tennis en thee maar ook hardnekkig standhouden tegen terreur f- 0 ty$Tannfienk EEN JAAR „MERDEKA" >v Walt Disney in het Verre Oosten: een Britse gou verneur met zoete herinneringen aan zijn Arabische tijd, bouwde Kuala Lumpur vol met Moorse gebouwen. Dit is het station in wit, lichtblauw geel en oranje. ;i(W .sni j woed tcï'iccn^ 2 Gra[schri[ten, op Malakka's Nederlandse kerkhof. (Van onze reteredaetew) L Kuala Lumpti*. Op het smetteloos gazon van de Selan- gor Country Club klinkt het droge geluid van een tennisbal, die de snaren van een racket ontmoet in het ongelijke ritme van een rally, die door cracks wordt uitgevochten: drive van de baseline, backhand-return, cross- volley, lob en dan de hevige knal van de smash, die er een eind aan maakt. Applaus klatert op, een Britse stem roept: ,,Oh I say. well played". Er zijn meer van die behaaglijke geluiden van een Engelse zomernamiddag, lepeltjes tinkelen in kopjes thee, ijsblokjes in glazen gin-tonic, uit het ge roezemoes aan de bar drijven bekende klanken naar buiten: „Hullo, old boy. Have a drmk" en ,,I say, yes, rather". Er zijn veel blazers en veel ge streepte dassen van exclusieve school of regiment. Het lijkt zo Brits als het maar kan. Alleen staat de ther mometer op 110 graden in de schaduw. En boven de blazers en de gestreepte dassen ziet men meer Chinese, Maleise, Ceylonese en In diase gezichten dan Britse. Want dit is niet Wimbledon maar de Selan- gor Country Club. In Kuala Lum pur, waar vier Chinese jongens in een Davis Cup-voorronde tegen Cey lon, de eer van hün land, de jonge staat Malaya, aan het verdedigen zijn. En die vriendelijke gebrilde Maleise heer daar tegen wie men „Sir" zegt, is premier Tunku Abdul Rahman. Hij glimlacht met stralen de onpartijdigheid tegen Brit en Chinees, Maleier en Indiër. Hij is in Engeland opgevoed en gelooft in de verbroedering door de sport. Hij vindt geenszins dat blazers en gestreepte dassen en „oh jolly well played" in strijd zijn met de tradities van zijn land, hij gelooft niet in de noodzaak van een onmiddellijke her vorming van de wereld, hij bulkt nooit over „de voltooiing van de revo lutie" (hij is Brits genoeg om bulken onbeleefd te vinden) en hij heeft geen territoriale aanspraken. Hij glimlacht slechts en zegt dat men zo'n beetje moet proberen van Malaya een geluk kig land te maken. Men raakt zo ingenomen met deze behaaglijke atmosfeer, dat men een beetje korzelig gaat doen tegen de Ne derlander, die zojuist Indonesië uit geschopt is en nu ironiseert over Brits „blazer-kolonialisme" en „spelen op snobisme". Hij gelooft nog steeds onvoorwaar delijk zijn schoolboekje, dat hem leer de, dat het Nederlandse koloniale stelsel het beste en meest verlichte ter wereld was en dat het Britse naar niets leek. Deze theorie lijkt weliswaar door de gebeurtenissen der laatste ja ren enigszins gedeukt te zijn, doch „wacht maar", zegt uw metgezel met de typische zonnige Nederlandse kijk op het ondernemen van anderen, „het gaat hier ook mis. Let op mijn woor den. De Engelse positie gaat naar de bliksem, over een paar jaar is Mao Tse toeng hier ook de baas". Andere moment-opname Het zou inderdaad optimistisch zijn het hele Malayaanse schiereiland als een grote Selangor Club voor te stel len, waar Britten, Chinezen, Maleiers en Indiërs tennis spelen, eikaars goede slagen toejuichen en met brede glim lach van elkaar verliezen. Deze repor tage had ook met een andere moment opname kunnen beginnen. Ergens in de stirikende, zwetende, rottende jungle boven het plaatsje Ipoh bijvoorbeeld, waar jonge soldaten uit Londen of Lancashire na een maand jacht ge maakt te hebben op de communis tische terroristen van Chin Peng, een maand rust nodig hebben om te gene zen van hun jungle-zweren en hun jungle-hallucinaties. Na een bittere campagne van tien jaar, waarin de rode terroristen de ongelooflijkste wreedheden tegen Aziaten en blanken hebben begaan, waarin zij jarenlang op de drempel van de overwinning hebben gestaan, zijn er zevenduizend van hen gedood en meer dan driedui zend gevangen genomen. De resteren de zestienhonderd weten nu, dat zij de strijd verloren hebben. De Britten spelen niet alléén ten nis in Malaya. Terwijl de Britse re gering zich ontzaglijke offers ge troostte, er langzaam maar zeker in slaagde een van panische schrik be vangen bevolking, die al gereed was voor de terroristen te buigen, nieuw zelfvertrouwen in te boezemen om voor haar werkelijke onafhankelijk heid te strijden, bleven Britse offi cieren en soldaten, ambtenaren, rubberplanters en hun vrouwen met een ongelooflijke hardnekkigheid op hun post. Zij hebben er de beste ja ren van hun leven verzweet in de nijpende beklemming van de jungle oorlog, dagelijkse dreiging van aan slagen gevoeld, een vrijwel hopeloze toekomst in het gezicht gestaard, omdat, ja.vermoedelijk omdat het nu eenmaal geen Britse gewoonte is, zonder meer voor terreur te buigen. Oplossing problemen Zo, voortmodderend en ploeterend, fouten makend maar houding bewa rend, hebben de Britten in Malaya de communistische invloed gekeerd en een vrije staat geschapen, waarin zij als soldaten, ambtenaren of vrije on dernemers, inderdaad zoals Soe- karno eens van de Nederlanders zei „de meest geëerde gasten" zijn. Een staat, die zonder druk van buiten, aan de oplossing van zijn geweldige interne problemen kan beginnen. Het grootste daarvan is dat zijn bevolking verdeeld is in ruim drie miljoen Maleiers en 2.3 miljoen Chinezen. Onder die vriende lijke, goedlachse, maar gemakzuchtige Maleiers leeft de dodelijke vrees, dat zij op den duur overheerst zullen wor den door de als mieren zo vlijtige Chinezen, die reeds nu economisch de sleutelposities in handen hebben. Tien tallen jaren lang hebben de Maleiers geprobeerd met beschermende maat regelen zich de Chinezen van het lijf te houden, inplaats van, zoals thans onder leiding van premier Tunku Ad- dul Rahman geschiedt, te trachten hen tot werkelijke medeburgers te maken. Het is de vraag of dat streven nu nog zal lukken, vooral nu de op komst van communistisch China als wereldmacht de nationale trots streelt van de 12 miljoen Chinejzèn in Zuid oost-Azië verspreid (in Indonesië en Singapore vooral) en het geenszins uitgesloten is, dat die sombere Neder lander met zijn lotsvoorspelling gelijk krijgt. De vraag rijst of het veel nut heeft Malaya van het rood-Chinees imperialisme te redden, terwijl die vloedgolf in andere belangrijker lan den begint binnen te dringen. De hoofd niet gebroken voor hen geldt „first things first", doen wat voor de hand ligt om gedaan te worden, dan zien hoe men er zich in de toekomst doorheen zal slaan. Men zou het Malaya graag gunnen, dat het lukt. Gelukkig sprookje Want ondanks de langzaam aflo pende bittere oorlog in de jungle, hangt er een sfeer van gelukkige rust over de elf staten van de éénjarige federatie. In de kleine kampongs on der de hoge palmen, waar de kleine soepele gestalten van Maleise meisjes in sarongs heupwiegend over de stof fige weggetjes gaan, in de drukke Chinese stadswijken waar nijver ge werkt, maar ook onbeschrijfelijk lek ker gegeten wordt en waar in de we reldwijze boeddhistische tempels vrou wen een schoteltje bami offeren voor de god van het wedden om zijn bij stand in te roepen voor het gokje op de paarderennen van de volgende dag. In het vreemde hoofdstadje Kuala Lumpur, dat een excentrieke Britse gouverneur vol heeft laten zetten met Walt Disney-achtige Moorse gouver nementsgebouwen in technicolor, die er merkwaardig genoeg helemaal niet* misstaan, eigenlijk alleen het effect van het gelukkige sprookje verhogen. In Malakka tenslotte, het kleine, oude stadje aan de grote blauwe baai, dat onder het oude fort van de V.O.C. stil de tijd ligt te verslapen. Dat oude fort, waar nu Malakka's burgemeester ze telt, heet nog steeds, „stadhoes". En de hoofdstraat heet „Heerenstraat". Op de fortmuur hebben de Britten een beleefde plaquette aangebracht: „De Vereenigde Oost-Indië Compagnie, pionier en dienaar van Holland in het Oosten". Men gaat in de gloeiende hitte langzaam de treden op die naar de roodbruine gevels en de koele k mers leiden. Op de binnenplaats liggen I oude grafstenen, waarop in sta) oud Nederlands de namen van dienaren der compagnie, hun vrej wen en kinderen staan, die er in hitte gestorven zijn. Jan van R| beeck heeft hier zijn vrouw gelat» In deze kamers waar nu Briti Maleise en Chinese ambtenan broederlijk een stuk van het nieui Malaya administreren, ziet men over de Straat van Malakka. Hier Nederlands aanwezigheid in de O» begonnen. Aan de overkant ligt Si matra, ligt Indonesië. Daar is N derlands rol in het afgelopen ja uitgespeeld, met triest gevolg v« beide zijden. Men mag Malaya, i één jaar „merdeka" wél gelu wensen! Het Maleise woord „mer deka", dat vrijheid betekent, heejt voor Nederlanders geen onverdeeld aangename klank, 1 sinds die strijdkreet de mar telgang der Nederlands-Indo nesische betrekkingen heejt ingeluid en sinds Indonesië van die vrijheid, die men het overigens van harte gunnen kan, zo'n merkwaardig ge bruik maakt. Dat blijkt het duidelijkst, wanneer men het Indonesië van thans verge lijkt met een andere Zuid- oostaziatische staat, die dat woord „merdeka" eveneens in zijn vaandel heejt geschre ven: de jederatie van Malaya. Op 31 augustus heejt Malaya de eerste verjaardag van zijn onafhankelijkheid gevierd. De voormalige Britse kolo nie heejt die onafhankelijk heid niet cadeau gekregen, want zij is geboren in de oor log zonder pardon, die nu al tien jaar tegen de communis tische terroristen op het schiereiland ivordt gevoerd, j Maar ondanks die oorlog, on danks de latente spanningen tussen het Maleise en het Chinese deel van de bevol king,, heejt de voorman van het Malayaanse merdeka, premier Tunku Abdul Rah man lbni Almarhum sultan Abdul Hamid Halim Shah, met wijsheid en energie een aanzienlijk deel verwezen lijkt van zijn levensdroom: van Malaya een gelukkig land maken. Onze reisredacteurW. L. Brugsma, begint hierbij een serie artikelen over dit land, i dat bij ons ten onrechte Ma lakka wordt genoemd. Want Malakka is slechts het dro merige plaatsje aan de west kust, dat eens een V.O.C.- station ivas. Men zou het land misschien de Maleise Federatie kunnen noemen, maar dan komt men in de knoop met de benaming van djn inwoners. Raciaal zijn die verdeeld in Maleiers, Chi nezen en Indiërs. Waar het het loffelijk streven van de regering is, die raciale ver schillen ondergeschikt te ma ken aan het begrip van het gezamenlijk staatsbur gerschap, zullen ook wij de jonge staat Malaya en haar burgers Malayanen noemen Malakka's »stadho&s"a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 14