MAURICE CHEVALIER DE BELOPERONE OF GARNALENPLANT IK KAN ALLES Levenskunstenaar begon aan tweede carrière VIERDE ZIJN ZEVENTIGSTE VERJAARDAG BIJ VOORBAAT Gesjjrek met Frcinkrijks nationale chansonnier WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 13 september 1958 I)eborah Kerr, tegenspeelster in zijn laatste film "The Blessing", Inijdt de verjaardagstaart met zeventig kaarsjes van Mauric Chevalier aan. i, En op een retraite wordt door \em dan ook nog helemaal niet ge- \nspeeld, en nog minder op pen- t wen. Toen enkele maanden gele- k (en Maurice één enkele voorstel- g in het Griekse theater van few York zou-geven, bleek de be- lngstelling zó overweldigend groot, 't hij na twee weken nóg wel een .ar maanden had kunnen prolon- eren. Op zijn verjaardag bevindt - (ij zich op de boot voor een nieuwe bis naar Amerika - ditkeer ten be- loeye van de opnamen van zijn j patste film, met Deborah Kerr The Blessing", maar het feest ferd, enkele dagen geleden, al bij- fc rnrbaat in Parijs gevierd, bij wel- \e gelegenheid wij een uitvoerig t \esprek hebben gehad met de ge- Ierde chansonnier-acteur-memo- ïalist, over zijn lange carrière en J iooral over zijn rijke levenservarin- en. i Als object of als slachtoffer van m interview maakt Maurice Cheva- er, die we in zijn kasteel in Marles- i-Coquette (dat een zonnekoning 'aardig is) onder de rook, of beter in e schaduw, van Parijs, hebben opge- ocht, het de journalist niet zo erg istig. Hij is een geboren verteller, een eputatie die hij trouwens ook al ge- estigd had met zijn gedenkschriften, 'aarvan nu het achtste deel spoedig loet verschijnen. En bovendien vindt ij het zichtbaar prettig zichzelf te oesteren in het zonnetje der bewon- erende belangstelling. En op dat punt Jhoten wij, in alle oprechtheid, ook 'aar lijk niet te kort. Zijn vitaliteit is nbegrensd. Zijn talenten zyn groot en eelzijdig, en de levenslessen die Mau rice uit zijn grandioze loopbaan trekt lonen altijd nog wel de moeite er ken nis van te nemen. Onenigher Twaalf jaar geleden kreeg Mauric Chevalier een lichte onenigheid met dc grootste Amerikaanse filmmaatschap pij, en toen besloot hij de relaties maai liever af te breken. Hij draaide nóg wel een paar films in Frankrijk onder meer met René Clair „Silencc est d'Or", die voor ons wel zijn grootst rol zal blijven en ook wel elder maar zijn voornaamste activiteit zoch hij de laatste jaren toch wel weer op de planken. Hij is nu echter weer bij de Metro-Goldwyn-Mayer terugge keerd en Maurice vertelde ons dat hij ook vanuit andere filmbureaus regel matig met miljoenencontracten wordt bekogeld. Er is nog altijd sprake van een autobiografische film waarvooi zijn memoires tot tekstboek bewerk zouden worden. Maar persoonlijk heeft hij helemaal geen haast. Ietwat bijge lovig als artiesten wel meer zijn, is hij bang dat zo'n compleet filmisch levens verhaal het noodlot maar zal tarten. En voor hém is het laatste hoofdstuk, als gezegd, nog lang niet aan bod. Of die terugkeer naar de planken alleen maar werd veroorzaakt door een pro fessioneel meningsverschil over een filmcontract? Mais non, ik ben geen formalist. Maar voor mij is de Tour de Chant, of beter het recital waarbij ik me al leen bevind tegenover een zaal met duizende levende mensen, de hoogste uitdrukkingsvorm. Ik houd er van zo in mijn eentje mijn krachten te meten Helemaal in mijn eentje sinds de laat ste maanden. Want ik heb nu zelfs mijn pianist-begeleider de bons gege ven. De begeleidingen zijn op een ge* luidsband opgenomen en zo ben ik van niemand meer afhankelijk dan van mezelf. Mijn hele leven is een boks match geweest. En ik ga nu een nieu we ronde in. Er zijn er weinig die het me nadoen, of me het voorbeeld heb ben kunnen geven. Zeventig jaar is een leeftijd, zult u zeggen. Akkoord, en je moet de vracht van je jaren zélf dra gen. Nooit smokkelen met de waarheid. Ik speelde in mtfn laatste films uitslui tend rollen van ooms op rjjpe leeftijd of van grootvaders. Je moet proberen harmonisch oud te worden; je niet voordoen als een „jeune premier", wan neer je leeftijd je voor andere rollen voorbestemt. Maar nu het aardige In Amerika heb ik mijn grootste suc cessen momenteel nu juist aan de jongste garde te danken. Een oude sok ben ik dus blijkbaar nog niet gewor den. Maurice gunt zichzelf nauwelijks een adempauze en mij de gelegen heid voor een beaming om, in deze licht-filosoferende trant, hardop, ver der te mijmeren. Volksjongen Ze hebben me vaak gevraagd waarin nu eigenlijk het geheim van mijn suc cessen was gelegen. Ik ben als volks jongen in Menilmontant geboren en begonnen, en die Parijse buurt is altijd de voedingsbodem van mijn kunst ge bleven. (in de fameuze hall van zijn kasteel was, bij wijze van hommage aan zijn geboortegrond 't beroemde schilderij Menilmontant van Utrillo me trouwens niet ontgaan). De innerlijke trouw aan je afkomst is al 'n voorwaar de voor oprechtheid. Voorts is er een onuitputtelijke hoeveelheid wilskracht nodig. Boksen! Je bent er nóóit in dit vak. En tenslotte moet je natuurlijk geluk hebben. En zo mogelijk ook nog een beetje talent, meen ik aan die opsomming toe te mogen voegen. Talent, zegt ubien entendu Maar ik noem dat liever een mengsel van hartstocht en intelligentie. Mis schien is het mijn geluk geweest, dat ik altijd juist een paar milligram méér overleg dan passie heb weten op te brengen. Daardoor heb ik mijn lood niet voortijdig verschoten. Levenskunstenaar Het „stulpje" dat Maurice Chevalier nu samen met zijn broer Paul, die hem al een kwarteeuw als tuinman-manus- van-a les terzijde staat, bewoont, is op zichzelf al een museum van herinne- De Epxo is het toonbeeld van wat de mens heden ten dage vermag op wetenschappelijk, technisch, organisatorisch en cultureel gebied. Het is waar lijk groots en verbazingwekkend, al wat men daar ziet. Het impo neert en doet de mens vervuld zijn van trots en zelfbewustzijn: ik kan alles. Tenminste, 'bijkans alles. Want de keerzij van de medaille is het 'beeld, dat de wereld ons voorhoudt, het leven onder druk en dreiging, met schrille tegenstellingen, dat de mens angstig en innerlijk on zeker maakt. Ook dit besef heeft zijn goede grond, niet minder dan het eerste. Wty zijn in staat met of zonder draad de afstand te niet te doen. Van verre beluisteren wij de stem of zien wij het beeld van iemand. Maar wat is dat alles waard, als wij geen kans zien vreedzaam samen te wonen in stad of land of wereld met de ander, die van ons verschilt naar klasse, nationaliteit of ras omdat wij in hem niet de mens! de mede-mens herkennen en verstaan? Wij bezitten een we tenschap en cultuur, waartegen over die der oude Grieken of Egyptenaren ver in het niet zinkt. Maar wat heeft dat alles voor zin, als de tranen op aaide niet minder, de vloeken en ver twijfeling wel meer worden? Er zijn in onze eeuw meer scholen en kerken gebouwd dan in welke eeuw tevoren ook. Maar waartoe, wanneer wereld en samenleving niet rechtvaar diger heiliger, Gode meer wel gevallig worden? De joden hadden er indertijd veertig jaar voor nodig om van Egypte naar Kanaan te reizen, wij kunnen hetzelfde presteren in enkele uren tijds. Maar wat baat het eigenlijk, als de reiziger van heden 'bij zijn aankomst in Jeruzalem dezelfde is gebleven als 'bij zijn vertrek uit Egypte? Die oude joden hebben nood en ontbering gekend, maar ook van wonderbare leiding en verlossing geweten. Gods werkelijkheid en macht hebben zij zo direct en concreet ervaren, dat zij Hem nog altijd dankbaar gedenken, „Die hen uit het land Egypte heeft uitgeleid". Hun staat in har.t en ziel als het ware inge- kerfd: Mochten wij Hem hon- dermaal vergeten, Hij vergat ons nooit en zal ons nooit verlaten. Deze zekerheid wrerd hun le- vensgrond en is hun kracht en behoud geweest in heel hun le vensgeschiedenis, die alle eeu wen door verschrikkelijk bleek te zijn. En wij? Om de tijd te korten, discussiëren wij mis schien eens op de reis wat over God: bestaat er zo iets of is het slechts projectie van het men selijk verlangen op het scherm dar eeuwigheid? Is het geen fantasie: manna in de woestijn, water uit de rotsen? Er zijn enkele musea in de wereld, waarin zorgvuldig oude handschriften, afschriften van de brieven van Paulus. worden bewaard' en bestudeerd.' Zij zijn nl. heel kostbaar, van meer waarde dan de miljoenen brie ven, die nu dagelijks de post ver werkt. En als ge vraagt, waar om, dan moet het antwoord luiden: omdat (hierin een man aan het woord, is die innerlijk bezit, wat de moderne mens ont breekt om zijn ideaal van alver mogen tot werkelijkheid te ma ken Wie iets van zijn leven weet, zo vol van strijd en lijden, vervolging en gevaar, kan zich alleen maar verbazen, dat hij desondanks in een hemel van vrede en vreugde bleek te leven. Een vrede, die inderdaad alle verstand te boven gaat, een blijdschap, duurzamer dan die de mens gewoonlijk kent, onaf hankelijk nl. van de uiterlijke omstandigheden. „Want ik heb geleerd", zo schrijft hü, „met de omstandigheden, waarin ik verkeer, genoegen té nemen. Ik weet, wat armoede is en ik weet. wat overvloed hebben is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zo wel in overvloed als in gebrek". Bij rijke staat werd' hij niet ho vaardig dat belette hem de dankbaarheid bij armoede werd (hij niet bitter of ontevre den, want innerlijk bleef hij rijk door de genade des geloofs. „Ik vermag alle dingn in Hem, die mij kracht geeft." Daardoor kon hij het leven aan. daardoor kon hij ook de dood' rustig in de ogen zien. „Het leven is mij Christus en sterven is mij ge win". Maar dit is een kunnen, dat zich niet leren laat uit boek jes, maar dat ongemerkt hem ten deel valt. die weet bij Gods genade te leven en zich daar naar gedraagt. Leven en samen leven zouden er bij winnen, als die waarheid ons tot richtsnoer werd. Onze verworvenheden en mogelijkheden zouden dan ten volle tot heil en zegen zijn, dank zij Hem die ons kracht geeft! W. J. H. Hubeek. Ned. herv. pred. te Leiden. ringen en relikwieën uit het leven van Frankrijks nationale chansonnier. De poortdeur wordt aan de binnenzijde door twee monumentale kapstokken bewaakt die bijna dubbel buigen van de vracht aan petten, stro- en andere hoeden, waarmee Maurice op het to neel en in het leven zijn joviale hoofd zo graag pleegt te tooien. Stenen stro hoedjes doen als asbakjes dienst en de even bekende wandelstokken als knot sen zijn dan óók nog eens in ruime collecties vertegenwoordigd. Voorts overal affiches uit een zestigjarige loopbaan, schilderijen Picasso, Goya e.a. portretten, bustes. Op zijn werk kamer hangt een portret van president Eisenhower, door hem persoonlijk van een opdracht voorzien, en de foto's van andere beroemdheden zijn veel te tal rijk om ze alleen maar op te noemen. Maurice heeft zijn eigen museum dus al ingericht. Maar tot mausoleum zal het voorlopig nog niet behoeven te worden uitgeroepen. Maurice Chevalier heeft, met behoud van zijn spontani teit, zijn aangeboren en aanstekelijke levenslust tot een soort levenswijsheid weten om te zetten. Niet de levenswijs heid van de oude sukkel, die alleen maar over de goede oude tijd kan mum melen. Nee, een levenswijsheid die óók nog volmondig „ja" zegt tegen de dag van vandaag, en liefst ook van morgen. Men kan eenvoudiger ook zeggen dat Maurice zich niet alleen een groot kunstenaar, maar tot op de dag van vandaag vooral een groot levenskun stenaar blijt tonen. Door Frank Onnen, onze Parijse correspondent Afscheidstournees moet men altijd met wat korrels zout nemen. Er komt, bij de meeste kunstenaars, enige coquetterie bij kijken en jovendien een paar publiciteitsoverwegingen wanneer van hun tant met enig trompetgeschal en tromgeroffel wordt aangekondigd lat nu hun trouw en geliefd publiek beslist voor de allerlaatste keer jn staat zal worden gesteld zijn idool nog eens in levende lijve te kanschouwen. Maurice Chevalier, die vanaf 12 september a.s. je poet zijn biografie erop naslaan om het te geloven.zeventic aren zal tellen, heeft die een tikje afgesleten reclamestunt van dc lllerlaatste afscheidsvoorstellingen niet nodig om overal ter werelc loch nog steeds volle zalen te trekken. „Beloperone guttata" pleegt men ook wel de gamalenplant te noemen en inderdaad doen de bruine schutblaadjes er wel een beetje aan denken. De kleine, witte bloempjes zijn eigenlijk weinig opvallend; de 'bruine schutblaadjes bepalen voorna melijk de sierw aarde van deze struikaehtige plant. Het is een prima kamerplant, dodh men moet leren met haar om te gaan. Indien ze te warm wordt gekweekt, komt er niet veel van terecht. Een normaal verwarmde kamer is voor (haar een beetje teveel van het goede; U zult tn een zeer matig ver warmd vertrek veel betere re sultaten bereiken. Om zo lang mogelijk profijt te trekken van zo'n bloeiende plant, moeten we die eigenlijk voor een venster op het oosten zetten, zodat ze dus alleen maar van de ochtendzon kan profi teren. Tegen elf uur is het wel nuttig haar een beetje te be schermen. U ziet het trouwens wel aan de blaadjes; als die slap gaan hangen moeten ze een weinig beschermd worden. Hoe luchtiger ze verder gekweekt wordt, des te beter en dat geldt vooral in de tijd van het stook- seizoen Tegen droge lucht kan ze slecht. Als men geen andere plaats heeft, zal men er iets op moeten verzinnen om de atmos feer plaatselijk wat vochtiger te maken. Dat kan men doen door een paar maal daags te sproeien, doch ook door de plant met een plastic ring te omringen. Die ring is hol en wordt om de' pot- rand geklemd. Men dient die vol water te zetten en ook vol water te houden; plaatselijk zal de atmosfeer er veel vochtiger door worden. Als ze in de winter vol komen is uitgebloeid, zal ze een rusttijd moeten doormaken en behoeft men niet zo. veel meer te gieten. Men kan de bemesting tot het vroege voorjaar achter wege laten. De plant moet echter geen absolute rust hebben; wel mag het blad verloren gaan, doch de houtige stengels moeten in ieder geval groen blijven. Vroeg in het voorjaar kan men dan verpotten en kunnen de kale stengels ook wel ongeveer tot op de helft terug gesnoeid worden. Gebruik voor het ver potten de bekende bloemisten- gTond Voortkweken door mid del van stekken is ook mogelijk dooh dat kan men beter volgend voorjaar doen. Direct na het verpotten komen er voldoende jonge scheutjes en hiervan kun nen wel enkele als stekken ge bruikt worden. G. Kromdijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 13