STINKENDE ZWEER IN HET HART VAN LESDE! Prof. dr. L. J. van Holk veertig jaar remonstrants predikant 87«te Jaargang Dinsdag 1 Jwii 1958 T -ede blad no. 29479 briekswater. Een prop van opeengehoopt vuil waar over de poezen van de buurt vrij wandelen hebben van de ene naar de andere zijde van het „water". Het gevolg mede hiervan is, dat de uitgangen van de huisriolen dichtlopen doordat er totaal geen door stroming door het grachtje is. Op talloze plaatsen komt het vuil boven het wateroppervlak uit. En dan doen de bewoners van gracht en omstreken er nog wat bij: oude schoenen, fietsbanden, dozen, wrak hout, alles ivat het zindelijke Nederland in grachten pleegt te gooien. Het gevolg is een dikke stinkende massa vuil die de spot drijft met alles wat men hygiëne, gezondheid, helderheid zou kunnen noemen. We gaan hier nu niet in op de vraag, in hoeverre de beivoners van deze buurt zelf verantwoordelijk zijn voor die extra vervuiling. Het is zelfs min of meer begrijpelijk, dat de gracht als één grote vuil nisbak beschouivd ivordt, wanneer de overheid deze zelfde gracht beschouwd als een open beerput door genoegen te nemen met een stinkend open riool als dit. Hier dient onmiddellijk te worden ingegrepen. Niet zo'n beetje als lapmiddel, maar grondig. Toen gisteren, een warme drukkende zomerdag, de stank (Foto L.D./Van Vliet) zo ten hemel schreiend was dat de waarlijk ivel aan iets gewende bewoners hun huizen uitvluchtten, is van gemeentewege opdracht gegeven 't ergste vuil weg te halen. Met zeven man is men aan het werk ge togen. 's Avonds zag men weer overal het water in plaats van smerigheid, maar het bleef een zwart bor relend modderwater waaruit een ondragelijke stank bleef opstijgen. En zoals de zaken liggen kan men er zeker van zijn, dat over twee weken (of eerder de gracht weer precies als gisteren in een gecombi neerde mestvaalt en vuilnishoop veranderd zal zijn. Hier helpen geen lapmiddelen: die gracht moet dicht, kostte wat het kost, en zo snel mogelijk. Niet alleen ten gerieve van de bewoners, maar ten gerieve van Leiden. Een stad als Leiden mag een dergelijke stinkende zioeer in haar hart niet dulden. De overheid stelt allerlei voorschriften vast voor de zuiverheid van melkbussen, voor de reinheid van drinkwater, voor de kwaliteit van alles ivat maar enige invloed op onze gezondheid kan uitoefenen. Mag zij dan toelaten dat de lucht, die het hart van Leiden ademt, vergiftigd wordt door wantoestanden Getuigt het niet van grove nalatigheid van een overheid wanneer zó gesold wordt met de volks gezondheid? De verantwoordelijke wethouder van openbare werken moet het met voorbijgaan van al zijn andere werk als eerste taak zien, aan deze wan toestand een einde te maken. Wie de jeugd in deze buurt ziet, wie van elders in de stad komt waar de zomer, de warme zon, de uitbundigheid van dit jaar getijde hoogtij vieren, krijgt een brok in zijn keel, die door walging ivordt dichtgeknepen. We zouden meer willen schrijven, we zouden de gemeenteraad willen vragen eens een kijkje te gaan nemen. Niet nu, nu met man en macht geprobeerd is de ergste schande te verbergen, maar binnenkort, wanneer de situatie wéér zo'n aanfluiting is voor de moderne tijd". Laten we echter slechts deze foto's getuigenis laten afleggen van de noodzaak, dat het mes wordt gezet in deze stinkende zweer in het hart van Leiden. Dat mes moet gehanteerd worden door iemand die snel kan werken, niet door aarzelende twijfelaars. Het mes moet er in, NU. tFoto L.D./Van Vliet) Sinds 1931 hoogleraar te Leiden Gisteren was het veertig jaar geleden dat prof. dr. L. J. van Hoik to OegstgeesC thans hoogleraar aan de Leidse Universi teit. werd bevestigd als predikant btf de Remonstrantse Broederschap. Prof. dr. Van Holk werd op 16 oktober 1893 te Amsterdam geboren, bezocht eerst het stedelijk gymnasium te Utrecht en studeerde daarna aan de Leidse Universiteit, waar hij op 21 oktober 1921 bij wijlen prof. dr. K. H. Roessingh op een proefschrift ..De betekenis van Bergson voor de wijsgerige theologie" promoveerde tot doctor in de Godge leerdheid. Verder studeerde hij ook nog enige tijd aan de universiteit te Genève. Nadat de heer Van Holk in 1918 pro ponent was geworden bij de Remon strantse Broederschap werd hij op 30 juni van datzelfde jaar door zijn voor ganger. wijlen ds. R. Miedema van Amersfoort te Schoonhoven in het ambt bevestigd. In verband met zijn benoe ming tot algemeen secretaris van de Vrijz, Chr. Jongeren Bond kreeg de ju bilaris met ingang van 1 mei 1922 eervol ontslag. Een jaar later keerde dr. Van Holk weer als dienstdoend predikant bij de Remonstrantse Broederschap terug en deed hij op 27 mei 1923 zijn intrede als predikant van de remonstrantse ge meente van Gouda, vanivaar hij een jaar later naar die van Utrecht vertrok. Deze zijn derde en laatste gemeente diende de jubilaris tot 22 september 1931, toen hij in de vacature van wijlen prof. dr. H. T. de Gi-aaf werd benoemd tot hoogleraar aan de Leidse Universiteit om daar zedekunde. wijsbegeerte van de godsdienst en encyclopedie te doceren. Prof. dr. Van Holk aanvaardde zijn pro fessoraat op 30 oktober 1931 met een inaugurele rede over „Dynamisch Plu ralisme", Prof. dr. Van Holk hoeft ki dt loop dot Prof. dr. L. J. VAN HOLK jaren vele bestuursfuncties vervuld en zitting gehad in tal van colleges en commissies. Zo was hij o.a. vice-president van het Internationaal Verbond vrijzin nig christendom, Woodbrookers in Hol land en curator van het remonstrants seminarium te Leiden. Behalve zijn dissertatie verschenen van zijn hand verder nog: Wijsgerige Lager exploitatieresultaat N.Z.H.V.M. De Noord-Zuid-Hollandsche Vervoer Maatschappij N.V. te Haarlem heeft in 1957, blijkens het verslag, een exploita tieresultaat behaald van f. 2.154.843. Dit betekende een daling van 92 pet ten opzichte van 1956. De vervanging van geheel afgeschreven tramactiva door autobusmateriaal had tot gevolg, dat de afschrijving moest worden verhoogd van f. 1.423.553 tot f. 1.683987. Na verdere voorzieningen resteert een saldo winst van f. 755.582 (v.j. f. 819.552), waaruit voorgesteld wordt een dividend van 8 pet (10 pet). De vervoersopbrengsten bedroegen f. 12.858.328, hetgeen een daling bete kent van 2.2 pet vergeleken bij 1956. De exploitatie daalden met 1.7 pet tot f. 10.595.116. Het aantal vervoerde rei zigers per autobus bedroeg 37.348 (34.563), per tram 18.546 (25.190) Het materiaal bestond per 31 decem ber 1957 uit 83 tramrijtuigen (154) en 266 autobussen (190». Eind 1957 beliep de personeelssterkte 1283 (1277) personen. ACADEMISCHE EXAMENS Geslaagd voor het doet. examen Far macie mej. N. Hornbostel (Oegstgeest). De heer J. P. Hebl.v alhier slaagde aan de Vrije Universiteit voor het kan didaatsexamen geneeskunde (2de ge deelte). Onze stadgenote, mej. E. R. C. den Heeten. is aan de Vrije Universiteit te Amsterdam geslaagd voor het kandi daatsexamen rechten. inleiding tot de godsdienstwetenschap: Encyclopedie; Levenskunst en een twee delig werk: Moreel Beraad. Verder was hij van 1926—1940 medewerker aan ..De Smidse" en van 1938—1942 aan „Theo logie en Praktijk". In 1919 was prof. dr. Van Holk mede een van de oprichters van de Vrijzinnig Christelijke Jongeren Bond. In het hart van Leiden ligt een stinkende zweer, waarin zo snel mogelijk het mes moet worden gezet: de Uiterstegracht. Het is nu enige maanden geleden dat in de raad de toezegging werd gedaan om plannen tot demping te maken. We weten niet hoe het met die plannen staat. We weten wel dat de Uiterstegracht nog niet gedempt is, en dat dit een schande is voor Leiden. Niet alleen een schande overigens, maar ook een gevaar, een heel groot gevaar voor de volksgezond heid. De Uiterstegracht is een open riool. Er ligt in de smalle, wrakke kaden die voor een deel door hekjes afgezet zijn om het gevaar voor instorting van de kademuren zoveel mogelijk te keren (hier en daar zonder succes overigensgeen gesloten riool. Het is geen smakelijk verhaal wat we vertellen, maar we vertellen het juist omdat het zo intens vies is, zo walgelijk dat hier ogenblikkelijk een eind aan moet worden gemaakt. De riolen van de huisjes lopen in het water van dit smalle grachtje uit. Doorstroming is er zo goed als niet of geheel niet, wantergens midden tussen de uiteinden van het grachtje zit vrijwel steeds een dikke prop, aangevoerd door fa

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 3