IV
Protestantse kerken present op de
Wereldtentoonstelling te Brussel
Een Zoeklicht
Schoenpoetsen is ook een kunst en
niet iedereen is een kunstenaar
Ronde kapel met schuin oplopend dak en een
op pilaren gebouwde expositieruimte
Krachtige hulp uit vele landen
Ten zuiden van Rome maken de
schoenen- niet kleren-de man
6e Jaargang no. 6
Zaterdag 8 februari 1958
Kerk-energie temidden van kern-energie
(Van onze speciale medewerker)
Ifei&èsftÉirëï
Einde 1956 kwam er bij het comité „De Pro
testantse kerken op de Wereldtentoonstelling
1958" te Brussel een kleine, symbolische gift
binnen van de gezamenlijke protestantse kerken
van het verre Nieuw-Zeeland. Dit is het eerste
teken geweest van daadwerkelijke belangstelling
der protestantse kerken voor een protestantse
vertegenwoordiging op de komende Wereldten
toonstelling.
Men vreesde aanvankelijk zelfs een ogenblik,
dat de onderneming bij gebrek aan gelden niet
door zou kunnen gaan. En dat was wel te begrij
pen, als men het Protestantisme kent. Het legt
namelijk de nadruk op het woord en het innerlijke
en schuwt doorgaans het uiterlijk vertoon.
Maar de protestantse kerken van België waren
terecht van mening dat zij op de Wereldexpositie
niet afwezig mochten blijven, al zijn zij voor een
groot deel aangewezen op hulp van zusterkerken
in het buitenland. 1
De Wereldraad van Kerken, in wiens naam de inmiddels gestichte vereniging
zonder winstoogmerken optrad, beschikt zelf niet over gelden. Hij treedt slechts
op als bemiddelaar in de onderlinge hulp, welke de kerken elkander verlenen.
Maar hu kon zich in dit geval tot verscheidene kerken wenden met het verzoek
de plannen van de Belgische kerken te helpen verwezeniyken. Al spoedig
groeide de belangstelling, vooral in de buurlanden van België. De kerken van
het Rijnland en Westfalen zorgden voor de eerste grote bedragen. In Nederland
werd het interkerkelijk comité gesticht. De kerken van de volgende landen be
loofden (of zonden) bedragen: Zwitserland, Frankrijk, Engeland, Schotland
en Denemarken. Ook in de Verenigde Staten, dat zich eerst weinig enthousiast
toonde, nam de belangstelling toe. In Washington werden een internationaal
en een nationaal comité gevormd. Men was daar ook gaan beseffen, dat een
bescheiden maar indrukwekkende aanwezigheid van de. protestantse kerken en
een kleine oecumenische tentoonstelling op de Heizei niet kan gemist worden.
ton, staal, aluminium en glas. De on
derdelen komen uit talrijke landen van
Europa: het ijzer uit België en Luxem
burg, de aluminiumwanden uit Enge
land, de gekleurde plexiglasramen uit
Zwitserland, Italië zorgt voor de
vloerbedekking en Duitsland voor de
wandversiering.
Nederland levert de banken, de stoe
len en ook het orgel. Dit laatste wordt
gebouwd door de firma Van Vulpen te
Utrecht voor de Gereformeerde Kerk
te Geersdijk by Kortgene (Noord-
Beveland), die het voor de duur van
de tentoonstelling in bruikleen afstaat.
Het hele gebouw bestaat uit vooraf
gefabriceerd materiaal en kan gemak
kelijk worden uiteengenomen en er
gens elders opnieuw worden gemon
teerd.
Liederen in vier talen
De actie in Nederand voor het pa
viljoen van de protestantse kerken
staat onder het motto: „Kerk-energie
temidden van kern-energie" Wat zal
Gunstige ligging bij
bet Atomium
Het paviljoen zal bestaan uit een
ronde kapel met schuin oplopend dak
en een aangrenzende op pilaren ge
bouwde tentoonstellingsruimte, die in
voorkomende gevallen bij de kapel
(200 zitplaatsen) kan worden gevoegd
om het getal toehoorders te kunnen
verdubbelen. Voor het paviljoen staat
een stalen toren met drie verlichte
kruisen in de top.
Het paviljoen der protestantse ker
ken is gelegen vlakbij het atomium,
langs een der belangrijkste lanen van
de Wereldtentoonstelling, dus wel een
uitermate gunstige ligging. Het werd
ontworpen door de architecten Calame
en Wasterlain. Voor de algemene lei
ding werd de heer R. Kurtz uit Zwit
serland, een specialist in kerkelijke ten
toonstellingen, aangesteld.
De gebouwen worden in modern
materiaal opgetrokken, namelijk be
f/et paviljoen der protestantse ker
ken op de Wereldtentoonstelling
1958 te Brussel.
er in dit paviljoen te zien zijn? En wat
zal er gebeuren? In de kapel worden
elke dag twee korte kerkdiensten ge
houden en een orgelrecital. Voorts kan
men er eens even rustig gaan zitten en
mediteren tegenover het grote kope
ren kruis dat de centrale plaats in zal
nemen tegen de achterwand. Elke
zondag worden vier kerkdiensten in
verschillende talen gehouden. De
liederenboeken zijn zo samengesteld
dat zij in vier talen (Nederlands,
Frans, Engels en Duits) gezongen kun
nen worden. Ook de liturgie van de
dagelijkse diensten wordt in vier talen
gratis beschikbaar gesteld.
In de tentoonstellingszaal wordt de
Christus-figuur in het middelpunt ge
plaatst. Wat het Evangelie aan de we
reld gebracht heeft (in samenwerking
met de wereld-bijbelgenootschappen)
en wat de kerken de wereld te zeggen
hebben (in samenwerking met de We
reldraad van Kerken) zal op overzich
telijke wijze worden getoond. Voorts
zal er allerlei lectuur gratis verkrijg
baar zijn. Elke vrijdagavond om acht
uur is er het „oecumenische uur".
Dan worden kapel en tentoonstel
lingszaal samengevoegd, de tentoon
stelling wordt weggerold, in plaats
daarvan komen er stoelen. Op die
vrijdagavonden zullen belangrijke fi
guren uit binnen- en buitenland spre
ken (o.a. dr. Visser 't Hooft, algemeen
secretaris van de Wereldraad van Ker
ken, Jean Bosc, dr. Niemöller, Augusle
Piccard en anderen) of er worden
concerten gegeven door koren of solis
ten uit verschillende landen. Het Inter_
nationaal Bijbelgenootschap zal een
grote lichtgevende bijbel vertonen en
een kleine kiosk bouwen waar verschil
lende bijbeluitgaven te koop zullen
worden aangeboden.
OP DE BOEKENMARKT
Esteban Lopez. „Mercedes, mijn
zuster". P. N. van Kampen en
Zoon. Amsterdam z.j.
Naar aanleiding van Esteban Lopez'
eerste roman „De Vrienden van Vroe
ger", die in 1955 bij „Het Wereldven
ster" is verschenen, heb ik opgemerkt,
dat deze waarschijnlijk jonge auteur
zich verdiepte in troebele jeugderva
ringen, die voorlopig alleen van belang
zijn voor hemzelf. Dit bezwaar tegen
het werk van een romancier, die zon
der twijfel schrijven kan, is dus een
bezwaar tegen de mentaliteit van de
roman als zodanig, tegen het onvermo
gen van de schrijver om de belangstel
ling van zijn lezer gaande te maken.
Een onvermogen, dat m.i. zijn oorzaak
vindt in een zekere landerigheid, een
gebrek aan kracht, die weieens zouden
kunnen wijzen op een gebrek aan
werkelijke inspiratie, bij afwezigheid
waarvm de auteur zijn bedenkzucht te
hulp roept.
Bij het lezen van deze roman „Mer-
deces, mijn zuster" genaamd, krijgt
men diezelfde indruk. En dat is niet
het enige bezwaar. Behalve deze in
druk van knutselwerk te zijn, roept het
boek onmiddellijk in titel en onder
werp herinneringen op aan „Mijn
Zuster, de Negerin" van Cola Debrot
en dit is des te bezwaarlijker, omdat de
vergelijking, wat de kwaliteit betreft,
totaal niet opgaat. In Debrots even
bekende als aangrijpende novelle ge
looft men aan de navrante ervaringen
van de naar de West teruggekeerde
Frits Ruprecht en aan zijn net opge
bloeide liefde voor het negermeisje
Maria, dat zijn halfzuster blijkt te zijn.
De zinrijkheid en de tragedie van deze
bloedverwantschap is in enkele blad
zijden even kies als onvergetelijk neer
gezet.
Bij Lopez' overdadige uiteenzettingen
ervaart men eigenlijk niets dan onver
schilligheid. Men gelooft het wel, dat
een jongen in Nederland zijn geschei
den moeder het adres van zijn zuster
in Barcelona afdwingt. Men gelooft het
ook wel, dat tweede huwelijk van de
moeder met „een welbekend medicus",
die brieven van zusterlief, die zij niet
zelf geschreven blijkt te hebben en
haar verblijf in Nederland, dat zo
eigenaardig tot zijn einde komt. En
wanneer de tafrelen zich naar Spanje
verplaatsen, waar zuster Mercedes in
een naar soort losbandigheid leeft,
waar zij „agua de Carmen (een zenuw-
stillend drankje) zou dit soms de
„eau de Carme" van onze grootmoeders
zijn? drinkt, dan loopt het melo
drama de auteur helemaal uit de hand
en men raakt in een chaos van
bohème-achtigheid, van heen en weer
reizen, van perversiteit en burgerlijk
heid, van onzinnige dronkemansruzies
en even onverklaarbare liefdesverkla
ringen.
Neen, zolang deze Esteban Lopez, die
toch werkelyk wel een talent tot
schrijven heeft, niet ophoudt „erg" te
doen en zijn werk interessanterigheid
te geven met cursieve en gespatieerde
regels, vrees ik, dat zijn zuster en zijn
vrienden, noch hijzelf iemand zullen
interesseren.
Borden Deal. „De vallei der
Begeerte". Jan van Tuyll N.V.
Zaltbommel z.j.
„Walk through the valley" heet deze
roman heel onschuldig in het Ameri
kaans en die titel past ook heel wat
beter bij deze landelijkheid dan dat
dubbelzinnige „vallei der begeerte" van
Nederlandse makelij. Wij hebben hier
te doen met een boerenroman, waarin
de hoofdfiguur bij de aanvang zijn
lang gekoesterd verlangen naar een
boerderij in de vruchtbare vallei ver
vult ziet. Maar zoals dat wel meer ge
beurt: de vervulling schenkt geen vol
doening, want boer Fate en zijn gezin
passen slecht bij de konkelende dalbe
woners. De vrije lieden uit de bergen
worden al spoedig het slachtoffer van
vechtpartijen, brandstichtingen en
andere wraaknemingen, omdat zij zich
niet aan de heersende terreur onder
werpen willen. Doch als de nood wer
kelijk aan de man komt, blijken de
dalbewoners ook weer zo kwaad niet te
zijn en helpen de zoon, die in een ge
vecht een politieman gedood heeft, aan
levenslang inplaats van doodstraf.
Door schade en schande wijs gewor
den, trekken boer Fate en zijn vrouw
weer terug naar hun oude bedrijf op
de berghelling om daar hun weliswaar
karig, maar nu tenminste vredig stuk
brood te verdienen.
Theodora Keogh. „Adieu Felice
adieu Parijs!" A. G. Schoon-
derbeek, Laren z.j.
Wanneer Je de kleindochter bent van
iemand, die Roosevelt heet, dan is er
eigenlijk al niets meer nodig om je
pennevruchten op de boekenmarkt te
krijgen. Wanneer je dan bovendien
nog een zeker talent hebt, dan wordt
je zonder veel omslag voor een genie
uitgekreten. Dit is het geval met deze
Theodora Keogh, die vanwege deze
bijzonderheden vergeleken wordt met
de Franse schrijfster Colette maar
liefst.
Een genie is Theodora Keogh niet,
hoewel haar verhaal „Adieu Félice
enz." zeker boeiende en zelfs zeer goe
de kanten heeft. Vooral de beschrijving
van die Rue de Tournon in Parijs met
haar verschillende bewoners en de
kleine asfaltbloem Félice, heeft kwali
teiten. De intrige zelf, gebaseerd op de
conflicten van het meisje dat vrouw
wil zijn en de man, die weer kind wil
zijn, wordt wel erg oppervlakkig afge
tast.
CLARA EGGINK.
DEZE week eerl praatje bij
een plaatje.
U ziet hier het kerkzegel
van de Hervormde Gemeente
Rij nsa terwoud e waarover on
langs iets in dit Blad werd ge
schreven. Dit zegel werd verle
den jaar vervaardigd.
Het gegeven is nogal traditio
neel. Een Agnus Dei, een kruis-
dragend Lam Gods als symbool
van Christus, die zich „als een
lam ter slachting liet leiden".
Een Avondmaals kelk als sym
bool van de gemeente waarvoor
Christus Zijn Hartebloed stortte.
Deze afbeelding komt veel
voor in de Christelijke Kunst:
op het bekende kruisigingsschil
derij van Matthias Grünewald
(Gest. 1531) voor het Isenheimer
Altaar; op het Kerkzegel van de
Herv. Gemeente te Leiden met
als randschrift: „Laet tLam u
Leyden". Op het Leidse zegel
zonder kruis en kelk.
Toch was de keus van de in
woners van ons dorp geen pla
giaat. De woorden uit het rand
schrift zijn van Johannes de
Doper. „Ziet het Lam Gods",
met de woorden wees hij Jezus
aan als de Messias. Ende
kerk te Rijnsaterwoude is sinds
de vroege Middeleeuwen aan
Johannes de Doper gewijd. Ver
volgens wordt de voorgevel van
een zeer oude boerderij in de
omgeving van de kerk door een
Agnus Dei bekroond. Tenslotte
vond men bij de kerkrestauratie
talloze beschreven grafzerken
waaronder een zerk zonder op
schrift, maarmet Agnus Dei.
WOORD
VAN
BEZINNING
Belangrijker dan de betekenis
van dit Lam Gods voor de ge
noemde kerkelijke gemeente is
de betekenis van dit symbool
voor ons allen.
Wij leven in een wereld waar
in het „recht van de sterkste"
onaantastbaar lijkt en waarin
de voorliefde voor macht en
kracht groot is. Er ging een
zucht van verlichting door de
wereld toen onlangs bleek dat
Amerika ook een kunstmaan had
gelanceerd. Stel je voor dat Rus
land de sterkste was gebleven!
Men gaat er vanuit dat alleen
de ijzeren vuist sterk maakt,
ook al worden de harten van de
mensen hierdoor van elkaar ver
wijderd en slaat de levensblij
heid hierdoor om in levensangst.
Daarvan getuigt de voorkeur
voor de afbeelding van grote en
sterke dieren in de familie- en
nationale wapens. wy hebben
onze Nederlandse Leeuw als
symbool van de moed en de
kracht van ons volk.
Het Koninkrijk Gods heeft
echter een Lam als wapenbeeld.
Er schreef eens iemand:
„Dit Lam vraagt geen offers
van anderen voordat het zich
zelf als offer heeft gegeven,
vraagt geen druppel bloed van
een ander, van vriend nóch
vijand, voordat het eigen harte
bloed heeft gestort. Dit Lam is
het symbool van de Koning die,
alvorens zijn legers op te roepen,
eerst zelf geheel alleen het
strijdperk binnentreedt. Doordat
het liever zichzelf dan een ander
vernederen wil, heeft het over
wonnen en is het zeker van de
eindoverwinning. De nodiging,
die van deze Lam Gods-voorstel
ling uitgaat, luidt: Zo wie achter
Mij wil komen, die verloochene
zichzelf, neme zijn kruis op en
volge Mij".
Dit is Gods eenvoudig recept,
waardoor een wereld, die zich
zelf dreigt te verteren, nog ge
red kan worden. Het is alleen
maar zo erg dat ons aller natuur
zich hiertegen verzet. Zie boven.
Ik zie maar één oplossing: het
persoonlijke geloof, dat dit Lam
Zijn Bloed stortte om ook mijn
schuld aan de wereldnood te
delgen. Het geloof en de kracht
van de dankbaarheid die mij tot
het volgen van het Lam Gods
dringt.
T. D. van Soest,
herv. predikant te Rijn
saterwoude. Jeugdpredi-
kant te Lelden.
„Kus de hand van Uive Excellentie
(Van onze Romeinse correspondent)
In Rome, een stad, waar nauwelijks tien procent der inwoners uit
een Romeinse vader en een Romeinse moeder geboren is (de .echte"
Romeinen, de Romeinen van zeven generaties, vindt men als hoge
uitzonderingen alleen in de volkswijken) is één van de eerste dingen
waar men al gauw op let, de herkomst van de voorbijganger: noord-
Italiaan of man uit het zuiden? Wanneer kentekenen als gelaatskleur,
haardracht en manier van lopen geen uitsluitsel geven, wordt de
twijfel vaak opgelost door de schoenen.
ring uw troon te schragen.
De schoenpoetser is in stemmig grijs
gekleed en ziet er nederig uit opdat de
onzichtbare hermelijnen koningsman
tel. die hij U om de schouderen werpt,
te meer tot zijn recht kome.
Met een borstel tikt hij op het kistje,
waarin zjjn wonderpreparaten be
waard worden en dat bescheiden
tikgeluid kunt U (al naar gelang) op
deze wijze vertalen: „Zeker, U draagt
maar een versleten glimmend pak
en er zitten rafels aan het boordje
van uw overhemd, maar als uw
schoenen bij mij gepoetst zijn, bent
U de koning van Toledo (de hoofd
straat van Napels) en kunt U, zo
platzak als U bent, robijnen en gou
den dukaten uitstrooien onder de
bewonderende menigte".
Op
99-
tie troon van de
Koning van Toledo"
Noord-Italianen dragen schoe
nen, die eventueel degelijk kunnen
zijn, maar zelden opvallend „mooi".
Voor de Zuid-Italiaan is een
schoen, liefst in twee of drie ver
schillende kleuren leer en zo blin
kend gepoest dat men er zich wer
kelijk in spiegelen kan, de belang
rijkste uiting van zijn persoonlijk
heid. Ten zuiden van Rome wordt
ieder naar zijn schoenen beoor
deeld!
Hoe die Napolitanen en Sicilianen er
in slagen hun schoenen ook in Rome
zo glimmend gepoetst te krijgen, is
voor niet-zuiderlingen een raadsel. Het
is uitgesloten, dat dit in huis gebeurt.
Schoenpoetsen is een kunst en niet
elke familie brengt kunstenaars voort.
Natuurlijk heeft ook Rome beroeps
schoenpoetsers. Eenmaal zaten ze met
hun gerei op de hoeken van de voor
naamste straten. Nu heeft het jach
tend verkeer ze verbannen naar don
kere winkeltjes in zijstraten. Zij ken
nen behoorlijk hun vak, maar kunste
naars zijn het niet. Die vindt men in
het zuiden en in de eerste plaats in
Napels. Komt U ooit in deze ten on
rechte verguisde stad, laat dan even
tueel Pompei en het nieuwe museum
van Capodimonte schieten, maar gun
U zelf tijd om uw schoenen te laten
poetsen. De schoenpoetser zit op een
laag bankje voor zijn „troon", want het
gestoelte dat U wacht, is met ander
woord aan te duiden.
Hoog en waardig
Het is een hoge zetel, zoals past bij
uw verheven waardigheid van cliënt.
Zitting, rug en armleuningen zijn be
kleed met kardinaal-rood fluweel. Het
houtwerk om dit bekleedsel is ingelegd
met spiegeltjes en kleurige stukjes glas
in allerlei vormen: rechthoeken, rui
ten, cirkels. Dat alles is nu stralend
schoon en opgepoetst, zodat de zonne
stralen, die er in weerkaatsen, een
ieder bijna verblinden, behalve de ge
lukkige, die op de troon zitBron
zen spijkerkoppen, groot als sterren
zetten de randen af. De armleuningen
eindigen in barokke houtsculpturen,
die nimfen, cherubijnen of steigerende
paarden voorstellen. Het hele gestoelte
rust op twee onstuimige leeuwen, nau
welijks (tot uw groter gemak) getemd
en wel bereid in geelkoperen schitte-
Bestijg de troon
Geef gehoor aan die roepstem en
bestijg de troon.
Onze schoenen komen uit het noor
den, uit Rome of nog barbaarser stre
ken en het leer is dorstig, staat op
springen, is glansloos. Geen nood, een
kunstenaar zit aan onze voeten.
Als een chirurg, die zich voorbereidt
op een moeilijke operatie, haalt de
man tientallen flesjes en potjes en
instrumenten te voorschijn. Eerst wor
den stukjes glacéleer tussen schoen
en kous gestopt om te voorkomen, dat
die laatste besmeurd zal worden. Met
een mesje en een stukje glas v.orden
zorgvuldig alle sporen van straatvuil
weggekrabd van hak en zoolrand. Met
een borstel wordt, dit is het ruwere
werk, het bovenleer gereinigd. Nu
wordt dit zorgvuldig met een sponsje
gewassen. Daarna smeert hij er met
een plat stokje een zalf op, die een
grauwige toon geeft. We voelen hoe
het leer begerig de toverbalsem opzuigt
en zich behaaglijk gaat voelen. Nu
neemt de magiër uit weer een ander
potje, de thuis uit bijeenwas, amandel
melk, roet en kleurstoffen (volgens ge
heime in de familie overgeleverde
recepten) gemaakte eigenlijke „schoen
smeer" (wel een vernederend woord).
En let nu op zijn onbetaalbare arties
tenvingers, hoe zij de schoen masseren,
het leer knijpen en kneden en zacht-
maken en zorgen dat ieder plekje op
gelijke wijze de wonderbalsem kan in-
slurpen.
loverwerk
Maar hoe zou mijn arme pen toerei
kend zijn om het toverwerk der bor
stels te beschrijven? Eerst komen de
zachte borstels, dan de nog zachtere,
dan de uiterst langharige oneindig
zachte, en dan wordt de laatste hand
gelegd, het meesterteken aangebracht.
De reeds stralende schoen wordt met
allerlei lapjes en doekjes gestreeld:
blauw fluweel, brokaat, zijde en tot
slot een lap rood fluweel.
En elk lapje geeft een nieuw effect,
zet nieuwe luister bij. Na even zijn
werk te hebben bewonderd, klinkt het
triomfantelijk: „Uwe Excellentie is be
diend". Beledig de man nu niet door
het tarief te vragen. Natuurlijk, hij
heeft een tarief, het zit op de binnen
kant van het deksel van zijn instru-
mentkist geplakt. Maar een kunstenaar
vraagt men niet om zijn tarief en als
U het toch doet zegt hij„De vriende
lijkheid van Uwe Excellentie". Wie zou
niet vriendelijk willen zijn en wat meer
geven dan de officiële „prijs" van 150
lire, niet eens een gulden? Al is het
alleen maar om de afscheidsgroet te
horen: „Kus de hand van Uwe Excel
lentie".
Vertrouwen
Als U enkele keren bij dezelfde
schoenpoetser de troon hebt bestegen,
schenkt hij U zijn vertrouwen en ver
telt van zijn (over)grootvader, die „Je"
en „jij" mocht zeggen tegen de koning.
Elke schoenpoetser van Napels heeft
zulk een groot- of over-grootvader. Om
welke koning het gaat, wordt er niet
bijgezegd, maar het is natuurlijk een
van de Bourbons, die over het Konink
rijk der beide Siciliën hebben gere
geerd. De koning dan had bemerkt,
dat geen van zijn hovelingen of minis
ters in staat was zijn schoenen naar
behoren te poetsen en dat de meesten
van zijn onderdanen er dus heel wat
netter bij liepen dan hij. Daarom gaf
hij zijn grootinquisiteur bevel de beste
schoenpoetser uit Napels naar het
paleis te brengen en die beste schoen
poetser was natuurlijk Gennarino
Esposito, grootvader van de spreker.
Gennerino vond de koning lusteloos en
huilend op zijn troon. „Gennari". zei
hy, „hoe krijg je het toch gedaan
schoenen zo te doen glimmen? Als je
my die kunst leert, heb je voor het
kiezen de titel van markies of een
grote kist vol gouden dukaten".
Gennarino begon onmiddeliyk de
koning les te geven, maar na een paar
weken begreep hy wel, dat het niets
werd: handen en gezicht van de
koning vol roet en vet en schoenen, die
niet wilden glimmen. Een beetje bang
voor wat komen ging, waagde hy het
de koning dit te zeggen: .Majesteit
een ieder zyn vak. Het is voor Napels
en voor de mensheid in het algemeen
beter dat U naar uw troon terugkeert
en ik naar de myne".
De koning moest toegeven, dat er als
kunstenaar voor hem geen toekomst
was weggelegd. Hy omhelsde de nog
een beetje bevende grootvader en
zei: „Gennari, ik merk het zelf. Ik
zal het nooit leren. Kom Iedere dag
myn schoenen poetsen en verder, als
ik je met iets van dienst kan zyn, je
weet de weg. En geen sire of ma
jesteit meer, je noemt mU maar by
myn naam en kunt „jy" tegen me
zeggen".
Zoals U ziet een mooi verhaal en een
waaruit biykt, dat de Napolltaanse
straatkunstenaars weten wat ze
waard zyn....!!