IV Protestantse kerken present op de Wereldtentoonstelling te Brussel Een Zoeklicht Schoenpoetsen is ook een kunst en niet iedereen is een kunstenaar Ronde kapel met schuin oplopend dak en een op pilaren gebouwde expositieruimte Krachtige hulp uit vele landen Ten zuiden van Rome maken de schoenen- niet kleren-de man 6e Jaargang no. 6 Zaterdag 8 februari 1958 Kerk-energie temidden van kern-energie (Van onze speciale medewerker) Ifei&èsftÉirëï Einde 1956 kwam er bij het comité „De Pro testantse kerken op de Wereldtentoonstelling 1958" te Brussel een kleine, symbolische gift binnen van de gezamenlijke protestantse kerken van het verre Nieuw-Zeeland. Dit is het eerste teken geweest van daadwerkelijke belangstelling der protestantse kerken voor een protestantse vertegenwoordiging op de komende Wereldten toonstelling. Men vreesde aanvankelijk zelfs een ogenblik, dat de onderneming bij gebrek aan gelden niet door zou kunnen gaan. En dat was wel te begrij pen, als men het Protestantisme kent. Het legt namelijk de nadruk op het woord en het innerlijke en schuwt doorgaans het uiterlijk vertoon. Maar de protestantse kerken van België waren terecht van mening dat zij op de Wereldexpositie niet afwezig mochten blijven, al zijn zij voor een groot deel aangewezen op hulp van zusterkerken in het buitenland. 1 De Wereldraad van Kerken, in wiens naam de inmiddels gestichte vereniging zonder winstoogmerken optrad, beschikt zelf niet over gelden. Hij treedt slechts op als bemiddelaar in de onderlinge hulp, welke de kerken elkander verlenen. Maar hu kon zich in dit geval tot verscheidene kerken wenden met het verzoek de plannen van de Belgische kerken te helpen verwezeniyken. Al spoedig groeide de belangstelling, vooral in de buurlanden van België. De kerken van het Rijnland en Westfalen zorgden voor de eerste grote bedragen. In Nederland werd het interkerkelijk comité gesticht. De kerken van de volgende landen be loofden (of zonden) bedragen: Zwitserland, Frankrijk, Engeland, Schotland en Denemarken. Ook in de Verenigde Staten, dat zich eerst weinig enthousiast toonde, nam de belangstelling toe. In Washington werden een internationaal en een nationaal comité gevormd. Men was daar ook gaan beseffen, dat een bescheiden maar indrukwekkende aanwezigheid van de. protestantse kerken en een kleine oecumenische tentoonstelling op de Heizei niet kan gemist worden. ton, staal, aluminium en glas. De on derdelen komen uit talrijke landen van Europa: het ijzer uit België en Luxem burg, de aluminiumwanden uit Enge land, de gekleurde plexiglasramen uit Zwitserland, Italië zorgt voor de vloerbedekking en Duitsland voor de wandversiering. Nederland levert de banken, de stoe len en ook het orgel. Dit laatste wordt gebouwd door de firma Van Vulpen te Utrecht voor de Gereformeerde Kerk te Geersdijk by Kortgene (Noord- Beveland), die het voor de duur van de tentoonstelling in bruikleen afstaat. Het hele gebouw bestaat uit vooraf gefabriceerd materiaal en kan gemak kelijk worden uiteengenomen en er gens elders opnieuw worden gemon teerd. Liederen in vier talen De actie in Nederand voor het pa viljoen van de protestantse kerken staat onder het motto: „Kerk-energie temidden van kern-energie" Wat zal Gunstige ligging bij bet Atomium Het paviljoen zal bestaan uit een ronde kapel met schuin oplopend dak en een aangrenzende op pilaren ge bouwde tentoonstellingsruimte, die in voorkomende gevallen bij de kapel (200 zitplaatsen) kan worden gevoegd om het getal toehoorders te kunnen verdubbelen. Voor het paviljoen staat een stalen toren met drie verlichte kruisen in de top. Het paviljoen der protestantse ker ken is gelegen vlakbij het atomium, langs een der belangrijkste lanen van de Wereldtentoonstelling, dus wel een uitermate gunstige ligging. Het werd ontworpen door de architecten Calame en Wasterlain. Voor de algemene lei ding werd de heer R. Kurtz uit Zwit serland, een specialist in kerkelijke ten toonstellingen, aangesteld. De gebouwen worden in modern materiaal opgetrokken, namelijk be f/et paviljoen der protestantse ker ken op de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel. er in dit paviljoen te zien zijn? En wat zal er gebeuren? In de kapel worden elke dag twee korte kerkdiensten ge houden en een orgelrecital. Voorts kan men er eens even rustig gaan zitten en mediteren tegenover het grote kope ren kruis dat de centrale plaats in zal nemen tegen de achterwand. Elke zondag worden vier kerkdiensten in verschillende talen gehouden. De liederenboeken zijn zo samengesteld dat zij in vier talen (Nederlands, Frans, Engels en Duits) gezongen kun nen worden. Ook de liturgie van de dagelijkse diensten wordt in vier talen gratis beschikbaar gesteld. In de tentoonstellingszaal wordt de Christus-figuur in het middelpunt ge plaatst. Wat het Evangelie aan de we reld gebracht heeft (in samenwerking met de wereld-bijbelgenootschappen) en wat de kerken de wereld te zeggen hebben (in samenwerking met de We reldraad van Kerken) zal op overzich telijke wijze worden getoond. Voorts zal er allerlei lectuur gratis verkrijg baar zijn. Elke vrijdagavond om acht uur is er het „oecumenische uur". Dan worden kapel en tentoonstel lingszaal samengevoegd, de tentoon stelling wordt weggerold, in plaats daarvan komen er stoelen. Op die vrijdagavonden zullen belangrijke fi guren uit binnen- en buitenland spre ken (o.a. dr. Visser 't Hooft, algemeen secretaris van de Wereldraad van Ker ken, Jean Bosc, dr. Niemöller, Augusle Piccard en anderen) of er worden concerten gegeven door koren of solis ten uit verschillende landen. Het Inter_ nationaal Bijbelgenootschap zal een grote lichtgevende bijbel vertonen en een kleine kiosk bouwen waar verschil lende bijbeluitgaven te koop zullen worden aangeboden. OP DE BOEKENMARKT Esteban Lopez. „Mercedes, mijn zuster". P. N. van Kampen en Zoon. Amsterdam z.j. Naar aanleiding van Esteban Lopez' eerste roman „De Vrienden van Vroe ger", die in 1955 bij „Het Wereldven ster" is verschenen, heb ik opgemerkt, dat deze waarschijnlijk jonge auteur zich verdiepte in troebele jeugderva ringen, die voorlopig alleen van belang zijn voor hemzelf. Dit bezwaar tegen het werk van een romancier, die zon der twijfel schrijven kan, is dus een bezwaar tegen de mentaliteit van de roman als zodanig, tegen het onvermo gen van de schrijver om de belangstel ling van zijn lezer gaande te maken. Een onvermogen, dat m.i. zijn oorzaak vindt in een zekere landerigheid, een gebrek aan kracht, die weieens zouden kunnen wijzen op een gebrek aan werkelijke inspiratie, bij afwezigheid waarvm de auteur zijn bedenkzucht te hulp roept. Bij het lezen van deze roman „Mer- deces, mijn zuster" genaamd, krijgt men diezelfde indruk. En dat is niet het enige bezwaar. Behalve deze in druk van knutselwerk te zijn, roept het boek onmiddellijk in titel en onder werp herinneringen op aan „Mijn Zuster, de Negerin" van Cola Debrot en dit is des te bezwaarlijker, omdat de vergelijking, wat de kwaliteit betreft, totaal niet opgaat. In Debrots even bekende als aangrijpende novelle ge looft men aan de navrante ervaringen van de naar de West teruggekeerde Frits Ruprecht en aan zijn net opge bloeide liefde voor het negermeisje Maria, dat zijn halfzuster blijkt te zijn. De zinrijkheid en de tragedie van deze bloedverwantschap is in enkele blad zijden even kies als onvergetelijk neer gezet. Bij Lopez' overdadige uiteenzettingen ervaart men eigenlijk niets dan onver schilligheid. Men gelooft het wel, dat een jongen in Nederland zijn geschei den moeder het adres van zijn zuster in Barcelona afdwingt. Men gelooft het ook wel, dat tweede huwelijk van de moeder met „een welbekend medicus", die brieven van zusterlief, die zij niet zelf geschreven blijkt te hebben en haar verblijf in Nederland, dat zo eigenaardig tot zijn einde komt. En wanneer de tafrelen zich naar Spanje verplaatsen, waar zuster Mercedes in een naar soort losbandigheid leeft, waar zij „agua de Carmen (een zenuw- stillend drankje) zou dit soms de „eau de Carme" van onze grootmoeders zijn? drinkt, dan loopt het melo drama de auteur helemaal uit de hand en men raakt in een chaos van bohème-achtigheid, van heen en weer reizen, van perversiteit en burgerlijk heid, van onzinnige dronkemansruzies en even onverklaarbare liefdesverkla ringen. Neen, zolang deze Esteban Lopez, die toch werkelyk wel een talent tot schrijven heeft, niet ophoudt „erg" te doen en zijn werk interessanterigheid te geven met cursieve en gespatieerde regels, vrees ik, dat zijn zuster en zijn vrienden, noch hijzelf iemand zullen interesseren. Borden Deal. „De vallei der Begeerte". Jan van Tuyll N.V. Zaltbommel z.j. „Walk through the valley" heet deze roman heel onschuldig in het Ameri kaans en die titel past ook heel wat beter bij deze landelijkheid dan dat dubbelzinnige „vallei der begeerte" van Nederlandse makelij. Wij hebben hier te doen met een boerenroman, waarin de hoofdfiguur bij de aanvang zijn lang gekoesterd verlangen naar een boerderij in de vruchtbare vallei ver vult ziet. Maar zoals dat wel meer ge beurt: de vervulling schenkt geen vol doening, want boer Fate en zijn gezin passen slecht bij de konkelende dalbe woners. De vrije lieden uit de bergen worden al spoedig het slachtoffer van vechtpartijen, brandstichtingen en andere wraaknemingen, omdat zij zich niet aan de heersende terreur onder werpen willen. Doch als de nood wer kelijk aan de man komt, blijken de dalbewoners ook weer zo kwaad niet te zijn en helpen de zoon, die in een ge vecht een politieman gedood heeft, aan levenslang inplaats van doodstraf. Door schade en schande wijs gewor den, trekken boer Fate en zijn vrouw weer terug naar hun oude bedrijf op de berghelling om daar hun weliswaar karig, maar nu tenminste vredig stuk brood te verdienen. Theodora Keogh. „Adieu Felice adieu Parijs!" A. G. Schoon- derbeek, Laren z.j. Wanneer Je de kleindochter bent van iemand, die Roosevelt heet, dan is er eigenlijk al niets meer nodig om je pennevruchten op de boekenmarkt te krijgen. Wanneer je dan bovendien nog een zeker talent hebt, dan wordt je zonder veel omslag voor een genie uitgekreten. Dit is het geval met deze Theodora Keogh, die vanwege deze bijzonderheden vergeleken wordt met de Franse schrijfster Colette maar liefst. Een genie is Theodora Keogh niet, hoewel haar verhaal „Adieu Félice enz." zeker boeiende en zelfs zeer goe de kanten heeft. Vooral de beschrijving van die Rue de Tournon in Parijs met haar verschillende bewoners en de kleine asfaltbloem Félice, heeft kwali teiten. De intrige zelf, gebaseerd op de conflicten van het meisje dat vrouw wil zijn en de man, die weer kind wil zijn, wordt wel erg oppervlakkig afge tast. CLARA EGGINK. DEZE week eerl praatje bij een plaatje. U ziet hier het kerkzegel van de Hervormde Gemeente Rij nsa terwoud e waarover on langs iets in dit Blad werd ge schreven. Dit zegel werd verle den jaar vervaardigd. Het gegeven is nogal traditio neel. Een Agnus Dei, een kruis- dragend Lam Gods als symbool van Christus, die zich „als een lam ter slachting liet leiden". Een Avondmaals kelk als sym bool van de gemeente waarvoor Christus Zijn Hartebloed stortte. Deze afbeelding komt veel voor in de Christelijke Kunst: op het bekende kruisigingsschil derij van Matthias Grünewald (Gest. 1531) voor het Isenheimer Altaar; op het Kerkzegel van de Herv. Gemeente te Leiden met als randschrift: „Laet tLam u Leyden". Op het Leidse zegel zonder kruis en kelk. Toch was de keus van de in woners van ons dorp geen pla giaat. De woorden uit het rand schrift zijn van Johannes de Doper. „Ziet het Lam Gods", met de woorden wees hij Jezus aan als de Messias. Ende kerk te Rijnsaterwoude is sinds de vroege Middeleeuwen aan Johannes de Doper gewijd. Ver volgens wordt de voorgevel van een zeer oude boerderij in de omgeving van de kerk door een Agnus Dei bekroond. Tenslotte vond men bij de kerkrestauratie talloze beschreven grafzerken waaronder een zerk zonder op schrift, maarmet Agnus Dei. WOORD VAN BEZINNING Belangrijker dan de betekenis van dit Lam Gods voor de ge noemde kerkelijke gemeente is de betekenis van dit symbool voor ons allen. Wij leven in een wereld waar in het „recht van de sterkste" onaantastbaar lijkt en waarin de voorliefde voor macht en kracht groot is. Er ging een zucht van verlichting door de wereld toen onlangs bleek dat Amerika ook een kunstmaan had gelanceerd. Stel je voor dat Rus land de sterkste was gebleven! Men gaat er vanuit dat alleen de ijzeren vuist sterk maakt, ook al worden de harten van de mensen hierdoor van elkaar ver wijderd en slaat de levensblij heid hierdoor om in levensangst. Daarvan getuigt de voorkeur voor de afbeelding van grote en sterke dieren in de familie- en nationale wapens. wy hebben onze Nederlandse Leeuw als symbool van de moed en de kracht van ons volk. Het Koninkrijk Gods heeft echter een Lam als wapenbeeld. Er schreef eens iemand: „Dit Lam vraagt geen offers van anderen voordat het zich zelf als offer heeft gegeven, vraagt geen druppel bloed van een ander, van vriend nóch vijand, voordat het eigen harte bloed heeft gestort. Dit Lam is het symbool van de Koning die, alvorens zijn legers op te roepen, eerst zelf geheel alleen het strijdperk binnentreedt. Doordat het liever zichzelf dan een ander vernederen wil, heeft het over wonnen en is het zeker van de eindoverwinning. De nodiging, die van deze Lam Gods-voorstel ling uitgaat, luidt: Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij". Dit is Gods eenvoudig recept, waardoor een wereld, die zich zelf dreigt te verteren, nog ge red kan worden. Het is alleen maar zo erg dat ons aller natuur zich hiertegen verzet. Zie boven. Ik zie maar één oplossing: het persoonlijke geloof, dat dit Lam Zijn Bloed stortte om ook mijn schuld aan de wereldnood te delgen. Het geloof en de kracht van de dankbaarheid die mij tot het volgen van het Lam Gods dringt. T. D. van Soest, herv. predikant te Rijn saterwoude. Jeugdpredi- kant te Lelden. „Kus de hand van Uive Excellentie (Van onze Romeinse correspondent) In Rome, een stad, waar nauwelijks tien procent der inwoners uit een Romeinse vader en een Romeinse moeder geboren is (de .echte" Romeinen, de Romeinen van zeven generaties, vindt men als hoge uitzonderingen alleen in de volkswijken) is één van de eerste dingen waar men al gauw op let, de herkomst van de voorbijganger: noord- Italiaan of man uit het zuiden? Wanneer kentekenen als gelaatskleur, haardracht en manier van lopen geen uitsluitsel geven, wordt de twijfel vaak opgelost door de schoenen. ring uw troon te schragen. De schoenpoetser is in stemmig grijs gekleed en ziet er nederig uit opdat de onzichtbare hermelijnen koningsman tel. die hij U om de schouderen werpt, te meer tot zijn recht kome. Met een borstel tikt hij op het kistje, waarin zjjn wonderpreparaten be waard worden en dat bescheiden tikgeluid kunt U (al naar gelang) op deze wijze vertalen: „Zeker, U draagt maar een versleten glimmend pak en er zitten rafels aan het boordje van uw overhemd, maar als uw schoenen bij mij gepoetst zijn, bent U de koning van Toledo (de hoofd straat van Napels) en kunt U, zo platzak als U bent, robijnen en gou den dukaten uitstrooien onder de bewonderende menigte". Op 99- tie troon van de Koning van Toledo" Noord-Italianen dragen schoe nen, die eventueel degelijk kunnen zijn, maar zelden opvallend „mooi". Voor de Zuid-Italiaan is een schoen, liefst in twee of drie ver schillende kleuren leer en zo blin kend gepoest dat men er zich wer kelijk in spiegelen kan, de belang rijkste uiting van zijn persoonlijk heid. Ten zuiden van Rome wordt ieder naar zijn schoenen beoor deeld! Hoe die Napolitanen en Sicilianen er in slagen hun schoenen ook in Rome zo glimmend gepoetst te krijgen, is voor niet-zuiderlingen een raadsel. Het is uitgesloten, dat dit in huis gebeurt. Schoenpoetsen is een kunst en niet elke familie brengt kunstenaars voort. Natuurlijk heeft ook Rome beroeps schoenpoetsers. Eenmaal zaten ze met hun gerei op de hoeken van de voor naamste straten. Nu heeft het jach tend verkeer ze verbannen naar don kere winkeltjes in zijstraten. Zij ken nen behoorlijk hun vak, maar kunste naars zijn het niet. Die vindt men in het zuiden en in de eerste plaats in Napels. Komt U ooit in deze ten on rechte verguisde stad, laat dan even tueel Pompei en het nieuwe museum van Capodimonte schieten, maar gun U zelf tijd om uw schoenen te laten poetsen. De schoenpoetser zit op een laag bankje voor zijn „troon", want het gestoelte dat U wacht, is met ander woord aan te duiden. Hoog en waardig Het is een hoge zetel, zoals past bij uw verheven waardigheid van cliënt. Zitting, rug en armleuningen zijn be kleed met kardinaal-rood fluweel. Het houtwerk om dit bekleedsel is ingelegd met spiegeltjes en kleurige stukjes glas in allerlei vormen: rechthoeken, rui ten, cirkels. Dat alles is nu stralend schoon en opgepoetst, zodat de zonne stralen, die er in weerkaatsen, een ieder bijna verblinden, behalve de ge lukkige, die op de troon zitBron zen spijkerkoppen, groot als sterren zetten de randen af. De armleuningen eindigen in barokke houtsculpturen, die nimfen, cherubijnen of steigerende paarden voorstellen. Het hele gestoelte rust op twee onstuimige leeuwen, nau welijks (tot uw groter gemak) getemd en wel bereid in geelkoperen schitte- Bestijg de troon Geef gehoor aan die roepstem en bestijg de troon. Onze schoenen komen uit het noor den, uit Rome of nog barbaarser stre ken en het leer is dorstig, staat op springen, is glansloos. Geen nood, een kunstenaar zit aan onze voeten. Als een chirurg, die zich voorbereidt op een moeilijke operatie, haalt de man tientallen flesjes en potjes en instrumenten te voorschijn. Eerst wor den stukjes glacéleer tussen schoen en kous gestopt om te voorkomen, dat die laatste besmeurd zal worden. Met een mesje en een stukje glas v.orden zorgvuldig alle sporen van straatvuil weggekrabd van hak en zoolrand. Met een borstel wordt, dit is het ruwere werk, het bovenleer gereinigd. Nu wordt dit zorgvuldig met een sponsje gewassen. Daarna smeert hij er met een plat stokje een zalf op, die een grauwige toon geeft. We voelen hoe het leer begerig de toverbalsem opzuigt en zich behaaglijk gaat voelen. Nu neemt de magiër uit weer een ander potje, de thuis uit bijeenwas, amandel melk, roet en kleurstoffen (volgens ge heime in de familie overgeleverde recepten) gemaakte eigenlijke „schoen smeer" (wel een vernederend woord). En let nu op zijn onbetaalbare arties tenvingers, hoe zij de schoen masseren, het leer knijpen en kneden en zacht- maken en zorgen dat ieder plekje op gelijke wijze de wonderbalsem kan in- slurpen. loverwerk Maar hoe zou mijn arme pen toerei kend zijn om het toverwerk der bor stels te beschrijven? Eerst komen de zachte borstels, dan de nog zachtere, dan de uiterst langharige oneindig zachte, en dan wordt de laatste hand gelegd, het meesterteken aangebracht. De reeds stralende schoen wordt met allerlei lapjes en doekjes gestreeld: blauw fluweel, brokaat, zijde en tot slot een lap rood fluweel. En elk lapje geeft een nieuw effect, zet nieuwe luister bij. Na even zijn werk te hebben bewonderd, klinkt het triomfantelijk: „Uwe Excellentie is be diend". Beledig de man nu niet door het tarief te vragen. Natuurlijk, hij heeft een tarief, het zit op de binnen kant van het deksel van zijn instru- mentkist geplakt. Maar een kunstenaar vraagt men niet om zijn tarief en als U het toch doet zegt hij„De vriende lijkheid van Uwe Excellentie". Wie zou niet vriendelijk willen zijn en wat meer geven dan de officiële „prijs" van 150 lire, niet eens een gulden? Al is het alleen maar om de afscheidsgroet te horen: „Kus de hand van Uwe Excel lentie". Vertrouwen Als U enkele keren bij dezelfde schoenpoetser de troon hebt bestegen, schenkt hij U zijn vertrouwen en ver telt van zijn (over)grootvader, die „Je" en „jij" mocht zeggen tegen de koning. Elke schoenpoetser van Napels heeft zulk een groot- of over-grootvader. Om welke koning het gaat, wordt er niet bijgezegd, maar het is natuurlijk een van de Bourbons, die over het Konink rijk der beide Siciliën hebben gere geerd. De koning dan had bemerkt, dat geen van zijn hovelingen of minis ters in staat was zijn schoenen naar behoren te poetsen en dat de meesten van zijn onderdanen er dus heel wat netter bij liepen dan hij. Daarom gaf hij zijn grootinquisiteur bevel de beste schoenpoetser uit Napels naar het paleis te brengen en die beste schoen poetser was natuurlijk Gennarino Esposito, grootvader van de spreker. Gennerino vond de koning lusteloos en huilend op zijn troon. „Gennari". zei hy, „hoe krijg je het toch gedaan schoenen zo te doen glimmen? Als je my die kunst leert, heb je voor het kiezen de titel van markies of een grote kist vol gouden dukaten". Gennarino begon onmiddeliyk de koning les te geven, maar na een paar weken begreep hy wel, dat het niets werd: handen en gezicht van de koning vol roet en vet en schoenen, die niet wilden glimmen. Een beetje bang voor wat komen ging, waagde hy het de koning dit te zeggen: .Majesteit een ieder zyn vak. Het is voor Napels en voor de mensheid in het algemeen beter dat U naar uw troon terugkeert en ik naar de myne". De koning moest toegeven, dat er als kunstenaar voor hem geen toekomst was weggelegd. Hy omhelsde de nog een beetje bevende grootvader en zei: „Gennari, ik merk het zelf. Ik zal het nooit leren. Kom Iedere dag myn schoenen poetsen en verder, als ik je met iets van dienst kan zyn, je weet de weg. En geen sire of ma jesteit meer, je noemt mU maar by myn naam en kunt „jy" tegen me zeggen". Zoals U ziet een mooi verhaal en een waaruit biykt, dat de Napolltaanse straatkunstenaars weten wat ze waard zyn....!!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 11