IN KAMER EN TUIN Robespierre, die de Idee lief liad en de mensen niet, weggevaagd... Pestvogels, rustige Noorderlingen als wintertrekkers in ons land M He DE ZATERDAG 25 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven De Republiek is doocl Theresia Cabarrus zou gehuldigd worden Kijkjes in de Natuur AMARYLLIS, EEN RIJK BLOEIEND BOLGEWAS hcrersia Cabarrus vlucht naar Versailles. Naar een gewezen vriend. Zij zal hem niet bereiken, want Robespierre liet haar gangen minutieus nagaan en was bekend met de adressen waar ze steun zou kunnen vinden. Zij werd gevangen genomen en in een sombere kerker geworpen, een der verschrik kelijkste kerkers van Parijs. In de kerker kon ze nadenken over het verleden. Zij dacht echter alleen aan de toekomst. Hoe kom ik hieruit? Wat helpt het mij als ik ont snapt ben? Zullen de handlangers van Robespierre me niet onmiddellijk weer te pakken hebben? In de kerker heeft ze brieven geschreven. Ook een brief aan Tallien, waarin ze hem aanzet tot vernietigen van Robespierre. De brief heeft hem echter nooit bereikt. En terwijl ze in een der ellendigste gevangenissen zit, weken aaneen, terwijl ze op het punt staat ter dood veroordeeld te worden en geguillotineerd, voltrekt zich buiten haar ge vangenis de laatste akte van de Terreur: men vermoordt Robespierre. Men voert hen naar het stadhuis. De verlamde Cou- thon wordt door gendarmes gedragen. Nog zyn te niet vreloren, want de gemeenteraad van Parys is op de hand van Robespierre. Maar hy zal revollutie moe ten maken als hy het winnen wil en daarvoor is hij te moe. Bovendien: de fanaticus der deugd kan niet een stryd door ondeugd winnen. In de nacht die komt schiet Le Bas zich dood en de onderkaak van Robespierre wordt door een kogel verbry- zeld. Heeft hy zichzelf het leven willen benemen, heeft een vyand hem willen doden, of laten hjden? Een definitief antwoord op deze vraag zal wel nooit gegeven worden. Heeft hy, dat is ook nog een mogelykheid, zelf zyn onderkaak kapotgeschoten om zich het spreken te beletten? De mensen die gekomen zyn de volgende dag om de Jacobi klein te zien, op weg naar de dood, hadden beter thuis kunnen biyven. Want niemand heeft hem klein gezien. Niemand heeft een spier van zijn gehavend gezicht zien vertrekken toen hy zyn vrienden en mede werkers. eenentwintig in getal by de guillotine vóór moeet laten gaan. Alleen toen de beul hem het verband van het gezicht rukte, waardoor zyn verbryzelde onderkaak naar bene den viel, heeft hy een schreeuw van pijn gegeven.... Maar een dergelyke kreet wekt niet de lachlust op, noch de woede. Hy is weggevaagd, de man die de Idee liefhad en de mensen niet voldoende liefhebben kon. En Theresia Cabarrus, die op dat moment nog in de gevangenis zat en van de prins geen kwaad wist, zou weldra in Parys op enthousiaste wyze gehuldigd wor den als: Notre Dame de Thermidor. Zij zou het ge weest zyn die door haar weergaloze moed anderen had geïnspireerd. REIN BROUWER Maximilien Robespierre, dat zeiden we reeds, meende het wel goed met zijn volk. Hij geloofde oprecht in een betere wereld, als de mensen deugdzaam wilden worden. Corruptie, overspel, gokken, drinken, het waren even zo vele doodzonden die het volk ziek maakten en waartegen geen kruid gewassen was. Alle dagen zag hij de gevolgen van liederlykheid en corruptie om zich heen. Elke dag werd hy er dieper van overtuigd dat hy een weldaad deed de dragers van deze verschikkelyke ziekten op te ruimen. Anders zou Frank- ryk verloren zyn. Hy was religieus, Robespierre. Hij was de felle vyand van de Eredienst der Rede en had de Eredienst van het Opperwezen ingesteld. Dit Opperwezen was voor hem het toonbeeld der deugden, en als dienaar van dat Opper wezen voelde hy zich sterk genoeg als leider van een minderheid een voos geworden meerderheid te vernietigen. Vernietigen. Is het niet merkwaardig dat een mens met zulke grote idealen, die men zelf nooit op een daad van ontucht of corruptie heeft kunnen betrappen, zó aan het vernietigen kan slaan? Spreekt daaruit geen minachting voor de mens, zoals die zich aan hem openbaarde? En dat was toch de mens, geschapen naar het beeld en de gelykenis van het Opperwezen? Er zyn duizenden mensen, tienduizenden, honderd duizenden misschcien wel, die in hun huiskamer van de mens en de mensheid houden, doch die, als ze ge confronteerd worden met een mens verkoelen. Die ene mens staat in het teken van een bepaald gebrek, men laat de gehele mens vallen. Die ene mens heeft eens een zonde begaan, in de ogen van deze groep behoudt hy het teken op zyn voorhoofd. Wy willen Robespierre niet verdedigen, we willen hem wel recht laten wedervaren, ofschoon hy zelf, juist op dit punt, zyn grote fouten heeft gemaakt. Doch wy tikken dit rustig in een studeerkamer, en hy stond temidden van een woedende bende, die hem naar het leven stond, en voor wie de belangen van het Franse volk minder waard waren dan een knip voor de neus Hy had ze naar de guillotine gevoerd, al degenen die in zijn ogen meer gelet hadden op eigen voordeel dan op de belangen van de Franse staat. Beter: op de belangen van het volk. Hy had ze in de gaten, de Tal- liens, de Fouche's, de Barras en hoe ze verder mochten heten, deze heren die „het bloed en de welvaart van het volk tot spijs hadden gekozen". Hetzelfde onbehagen dat velen van ons hebben by het zien van een rioolrat, had hy by het zien van Fouché. Tallien kende hy beter dan deze zichzelf kende. En Theresia Cabarrus. Hy had allang de kans gehad haar te laten doden, waarom deed hy het niet? Wat weerhield hem op dit punt? Had hy toch respect voor haar roekeloze moed, of was hy onder de bekoring van haar persoon? Heimelyk? Op een dag sprak hy in de Conventie. Hy zei dat er nog veel meer mensen moesten worden opgeruimd. Zelfs in de Conventie zaten velen die het licht in de ogen niet waard waren. Iedereen huiverde toen hy het zei. Tallien werd vaalbleek, Barras schoof ongemakkelijk op zijn stoel en Fréron vond dat het tyd werd om Robespierre op te ruimen. Veel belangryker was het dat Fouché dit vond. Deze rat bezocht voortaan de leden der Conventie, een voor een. Voor ieder die hy bezocht had hy een vriendelyke boodschap: „Man, gisteren ben jy op de lyst geplaatst". Kan men zich een meer doeltreffende propaganda in denken? Het is normaal dat de mens graag wil blyven leven. Nu wordt het iemand aangezegd, door een man die het krachtens zyn functia kan weten: het scheermes wacht Je. Fouché de grootmeester van het complot, heeft de touwtjes stevig in handen, terwyi niemand het weet. Hij schrijft de tekst voor de laatste akte. Men zal «de dictator gevangen nemen in de Conventie vergadering van de negende Thermidor. Tallien zal een dolk moeten trekken en luide roepen: Gisteren zag ik ze sluiten, de gelederen van deze nieuwe Cromwell, van de Catilina van deze eeuw. Ik heb my gewapend met deze dolk, om hem die in de borst te stoten, als de Conventie hem niet in staat van beschuldiging stelt. Het spreekt wel vanzelf, dat Tallien zijn rol uitste kend van buiten leert. Zyn leven is ermeegemoeid! Hy had niet veel tijd voor repetitie, want zyn rol begon immers met het woord gisteren. Op de vooravond van de 9e had Robespierre in de Jacobijnenclub zyn grote rede gehouden, zyn erfenis gegeven aan hen, die volgens zyn gevoelen in staat waren die te aanvaarden. Hij voorvoelde zijn dood, doch wist niet dat deze al zo naby was. Op de negende van Thermidor droeg hy het schitterende kostuum dat hy eens gedragen had bij de grote eredienst voor het Opperwezen. Voelde hy zich daarin onvernietigbaar, of wilde hy Juist daarin aan de nieuwe God worden gewyd? In de club der JacobUnen heeft hij met duideiyke stem gezegd: Ik bezwyk zonder spyt; wat ik U nalaat, het is de herinnering aan my, zy zal U dierbaar zyn en gy zult haar verdedigen. Als hij de volgende dag de zaal der Conventie binnen treedt, is zijn toilet onberispelyk. Zyn gegolfde coiffure is keurig gepoederd. Zijn jabot prachtig ge plooid. De overvolle tribunes juichen hem toe. Doch de sfeer die in de zaal heerst is de sfeer van de arena, waarin zo aanstonds gevochten zal worden op leven en dood. Fouché is er de man niet naar om zich aan spor tieve regels te houden. Fouché is de man die het doel wil bereiken en waarbij de middelen er niet toe doen. Vele afgevaardigden zijn weggebleven, omdat zy er niet voor voelen kapot te worden gewreven tussen twee molen stenen. Het is immers lang niet zeker dat Robespierre zal verliezen. Tot nog toe heeft hy elke stryd gewonnen. Doch deze verliest hij, omdat op bevel van Fouché alle bestaande regels overboord worden gegooid. Men laat Robespierre niet eens aan het woord komen. Men be schuldigt hem van de grofste dingen, men belet hem het spreekgestoelte te beklimmen. Nooit heeft er zo'n span ning in de Conventie geheerst. Zal het gelukken de dic tator te overweldigen? De regisseur is niet aanwezig. Maar Tallien is er en die kan een keel opzetten. Die trekt zyn dolk en galmt theatraal zyn rol. Dat maakt indruk. Dat is positief. Men moet Robespierre niet bespottelijk maken. Dat wekt alleen maar de lachlust op, dat dwingt niet tot daden. Men moet in beweging, men moet koken van woede. Opnieuw vraagt Robespierre het woord, doch de voor zitter luidt een bel. Zyn taak in het drama. Anderen schreeuwen, hun taak. Robespierre doet een beroep op de integere mannen van rechts, die nog leven by zijn gratie, doch ook by hen heeft de propaganda van Fouché won deren gedaan, zy blyven zwygen. p et tumult wordt hoe langer hoe groter. Robespierre wil opnieuw spreken, doch hy kan niet. „Het bloed van Danton verstikt je", wordt er ge schreeuwd en spoedig daarna weerklinkt het van alle kanten: stemmen! Robespierre wordt geëlimineerd. Hy voelt wat aan hem wordt voltrokken en kan er niets tegen doen. Hij kan alleen maar zyn waardigheid behouden tot zyn dood. Hy wordt onder arrest gesteld. De afgevaardigden van rechts zyn voor de stemming verdwenen, de tribunes lopen leeg. Velen beginnen dus de plaats te schuwen. De broer van Robespierre treedt naar voren en zegt dat hij tezamen met Maximilien sterven wil. Le Bas, hun beider vriend, die geen vyanden in de Conventie heeft, eist hetzelfde. Even is er een aarzeling, dan voelt men dat, wanneer men het winnen wil, er geen aarzeling mag zijn. Ook Couthon en Saint Just nauwe samenwerkers van de tyran worden onder arrest gesteld. „Leve de Republiek!" wordt er plotseling geroepen. „De Republiek is dood", zegt Robespierre koel. EEN dezer dagen ontving ik van kinderen een briefje, waarin ze meedeelden, dat ze een pestvogel hadden gezien. Naar de beschryving te oordelen, kon dat wel zo zyn. Tevens vroegen ze my, of ik er iets over wilde vertellen. Dat doe ik graag, omdat ik het zo aardig vind, dat kinderen zo'n belangstelling aan de dag leggen voor de natuur en zo actief zyn in hun waarnemingen. Er is nog een reden, waarom ik er over schrijf, maar dat komt straks. Eerst de jongelui. tAREN geleden heb Ik eens een pest- I vogel gehad. In gevangenschap, J maar dat kon ik niet helpen, ik moest wel, want de vogel kon niet meer vliegen, hoewel hy, uitwendig althans, volkomen gaaf en goed gezond was. Het was de rustigste vogel, die ik ooit te verzorgen heb gehad, ik zou haast zeggen, dat het een volmaakt te vreden dier was. dat alleen maar vroeg om een bakje drinkwater en als voed sel alleen maar bessen. Bessen van de cotoneaster en van de berberis. Ook (Advertentie) Vraag Uw vaste slager het gratis LOSBLADIG KOOKBOEK '3% waldra elk» week een kosteloos blad met fongstrefende raceplan an vale ti/dsparenda tipt a afwasbore plastic-bond om da recepten te bundelen (voor U alt voste klant 10 cant) BEROEMDE KOKS HELPEN IN UW KEUKENI Reserveer nu reeds een exemplaar bi| Uw vakman-slagerl U moet maar niet schrikken van de prijs: een goede amaryllisbol kan niet goedkoop zyn. Eigenlyk is dat ook niet zo belangrijk, want als u er maar een beetje liefhebberij voor hebt, zult u er jarenlang plezier van hebben. Eigenlyk is die naam Amaryllis niet "juist het moet Hippeastrum zyn en by een bestelling doet u er toch wel verstan dig aan de bloemist even op te geven, dat u een Hippeastrum wenst of een Amaryllis voor kamercultuur. Leg vooral op dat kamercultuur de nadruk, want de bloemist kent ook bollen, die in de tuin gepoot moeten worden. Nu is het de goede tyd om zo'n droge bol te bestellen. U ontvangt dan een flinke bol, die direct na ontvangst in .een ruime pot geplaatst moet worden. Onder in de pot wat pot scherven: sla maar een gebruikte pot stuk. U heeft er hier of daar nog wel een liggen, die toch niet meer gebruikt wordt. De bol moet in een zeer voed zaam grondmengsel gepot worden. De anders zo goede bloemistengrond moet u heus verbeteren door er nog een weinig oude koemest en turfmolm aan toe te voegen. Bij het oppotten zorgt u er voor dat twee derde deel van de bol onder de grond komt; het andere derde deel biyft boven de potgrond. Vervolgens even water geven en dan op een verwarmde schoorsteenmantel plaatsen. Daar zal de bloemknop spoe dig uit de bol te voorschyn komer. en dagelijks zult u dan op die warme plaats moeten gieten. Als de bloem stengel eenmaal een lengte van onge veer dertig centimeter heeft bereikt, moet u haar in een zonnige venster bank in een normaal verwarmde ka mer plaatsen. De bladeren zullen dan inmiddels ook tot ontwikkeling zyn gekomen. Het is wel aardig als bloem en blad tegelyk opgroeien. Na de bloei is men geneigd de bol te verwaarlozen. Dat is nu juist de kardinale fout: die bol moet flink kun nen groeien en moet veel nieuwe wor tels en nieuwe bladeren kunnen vor men. Als ze maar direct aan de volle zon gewend wordt, kunt u haar de ganse zomer voor een venster op het oosten laten staan. Tegen half augus tus geen water meer geven en ook niet meer bemesten. De bladeren worden geel en sterven af. Dat is Juist hetgeen u tegen die tyd moet zien te bereiken. De bol wordt nadien met pot en al in een droge kamerkast gezet en u be hoeft de hele winter niet meer te gie ten. Vroeg in het voorjaar, soms al omstreeks deze tyd kan de bol uit de pot genomen worden. Schudt dan alle oude en droge aarde er uit, zorg voor verse bloemistengrond en dan kan het spel opnieuw beginnen. G. KROMDIJH als hy recht op z'n tak zit, maar hy kan ook heel slank opveren. Opvallend is zyn spitse bruingele kuif, die voort durend in beweging is. Zyn hoofdkleur is bruin, maar niet zo maar gewoon bruin. Het is ongeveer het grijsachtig beigebruin van een Vlaamse gaai. Zyn kop draagt twee koolzwarte vlekken, een onder de slanke snavel en een rond om het oog. Beide vlekken zyn afgezet met een fyn wit randje. De vleugels heben een heel duideiyk kenmerk. Ze zyn diepzwart en dragen *n witte „spiegelvlek". bovendien lak- rode „druppels" en aan de slagpennen gele randen. De korte staart heeft een gele zoom. —Nu zyn al deze kleuren natuurlyk op korte afstand te onderscheiden, maar de pestvogel is zo'n weinig schuwe vogel, dat U hem gemakkelijk kunt naderen en zeker met een kyker. In de vlucht zwenken ze merkwaardig snel om. als ze beneden zich een bes- senstruik ontdekken, soms wel onder een zeer scherpe hoek. Dit en de be- weegiyke kuif en ook dat getrek en gepluk in besdragende heesters zyn kenmerken, waarin niemand zich kan vergissen. at hij vliegenmaden, die ik hem voor zette. Zyn zang was een fijn trillertje, zo iets als „sjirrrrr", hoog en helder, maar zacht. Toen het duideiyk was, dat hy met zyn soortgenoten, als ik die al had kunnen opsporen, toch niet meer mee op reis kon, heb ik hem naar Artis gebracht, waar hy nog jaren een sieraad is geweest in een grote volière. Want een sieraad was het! Van zyn prachtige kleuren hebben we kunnen genieten, wekenlang, en heel nauw keurig kan ik het signalement geven van deze wintertrekker, die uit de wouden van Noord Europa, dus Zwe den en Lapland, en zelfs van de Bal- tische landen aan de Oostzee en van de Siberische gebieden komt zwerven helemaal tot aan de lage landen aan de Noordzee. HIER volgt de beschryving: De pestvogel is groter dan een vink en kleiner dan een lyster of een merel. Hij is gedrongen van vorm, lykt wel wat op een „buikig vaasje". E leiyke naam pestvogel moeten we maar niet al te tragisch op nemen. 't Is anders wel vreemd, zo'n naam voor dat prachtige dier. Men beweert, dat die naam stamt uit een tijd, dat de pest de landstreken van West Europa meermalen teisterde. Het binnenvallen van de vreemde en op vallend gekleurde vogels werd door onze bijgelovige voorvaderen met die gevreesde ziekte in verband gebracht. Volgens onze hedendaagse begrippen allemaal heel dwaas en onbegrijpeiyk, maar daarvoor leefde men vroeger dan ook in „de donkere Middeleeuwen". Wat onze houding ten opzichte van de levende natuur betreft, zyn wy echter nog niet zo heel lang vry van die middeleeuwse duisternis! Hoe kort is het nog maar geleden, dat in ons land iedereen en Jan en alleman vrije- lijk en naar hartelust vogels kon en mocht vangen, strikken, doodschieten. En als we de leeftijden van onze verenigingen, die strijden voor de be scherming van de natuur, van de die ren, van ons landschap, eens vergelij ken met de eeuwen van barbaarsheid van de mens tegenover de natuur, de dieren en speciaal devogels. hoe Jong zyn die verenigingen dan nog. AAR we zijn ontegenzeggelijk op de goede weg en we halen de achterstand snel in. Moesten wij het in onze jeugdjaren alleen maar doen met een plaatjesalbum (wat zijn ze altyd nog goed. die eerste boeken van Jac. P. Thijsse!) tegenwoordig krygt de jeugd het als 't ware met de paplepel ingegoten. De fotografie, de film en niet te vergeten het boek, wat hebben die niet bijgedragen tot de popularisering van de natuurkennis. Met de radio als strijdmiddel werd het front uitgebreid, de radio, waar wij zo veel op hebben aan te merken, maar die door haar onmiddellijk contact met het publiek, met name voor de natuur bescherming en voor het aanbrengen van beter begrip by de mensen, toch van zo onschatbare betekenis is. Zouden die oude pioniers als Hei- mans en Thijsse (wier geest nog steeds bij ons levendig is) ooit hebben kun nen vermoeden, dat, om eens één voorbeeld te noemen, bij het plotseling verschijnen van een heel byzondere vogelsoort in ons land, een waarschu wend bericht zo maar in alle uithoeken van het land (en ook daarbuiten!) doordringt in honderdduizenden woon kamers? We hebben dat immers beleefd met de invasie van de notenkraker! Ieder een was plotseling vol belangstelling voor die onbekende gast, die van ver over onze oostgrenzen kwam gewaald, jong en oud was aan 't notenkraken, en wie 't hart had zo'n dier te schie ten, die was onmiddellijk gesignaleerd. En nu hebben we een dergelijk ge val met de pestvogel. Ook hu geven radio en pers hun medewerking, wordt wyd en zyd belangstelling gekweekt voor deze wintertrekker, die even ge heimzinnig verschynt als verdwynt, na enige maanden. Waarheen ver dwynt? We weten 't niet. Hoe lang blijft hy hier. Met hoevelen vallen zy ons land binnen. We weten het niet. althans niet precies. En wy willen dat toch wel graag weten. AL er sch te 1 Da amaryllis, een [raai bloeiend bolgewas. L enige Jaren probeert de weten schap achter dit natuurgeheim komen en verzamelt zy zoveel mogeiyk gegevens. Het is vooral het Rijksmuseum van Natuurlijkee Histo rie in onze stad. dat by dat onderzoek actief is. Nu is mij gevraagd een woord ter op wekking te schryven tot het doen van waarnemingen over de pestvogel. Van daar mijn verzoek aan U, die in ver schillende streken van ons land dit dier misschien al hebt gezien of waar schijnlijk binnenkort zult waarnemen. Wilt U in dat geval even noteren de datum, het uur van de dag. de plaats, het aantal, het voedsel en hoelang U de vogels zag? En wilt U deze gegevens dan sturen aan de heer J. Taapken, de Utrechtse straatweg 43. Hilversum. U kunt ze ook aan mij sturen via de redactie van dit blad, dan zorg ik voor de rest. Als we allemaal ons steentje by dra gen tot dit biologisch werk, zal mis schien een tipje van de sluier kunnen worden opgelicht, die deze vreemde wintertrekker tot nu toe voor ons ver borgen heeft gehouden. Het zal ons, maar ook de vogel, ten goede komen. SJOUKE VAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1958 | | pagina 12