DINSDAG 24 DECEMBER
KERSTNUMMER
PAGINA 3
ONTROERENDE KERSTZANGEN VORMEN telken jare in Coventry^ opgevoerde
EEN HARTSTOCHT YAN DE ENGELSEN
Een KERSTAVOND
in de Karawanken
M
vormt de dramatfeche cMmax van hM
Nativity Plav (Spel van Christus' ge
boorte). De situatie, welke uitgebeeld
wordt, is vol spanning. De moeder*
van Bethlehem zijn vervuld van angst,
want de soldaten van Herodes staan
gereed om de stad binnen te vallen
èn hun kinderen te vermoorden. Op
dat ogenblik horen we in de Carol
hoe Maria tot Jozef spreekt (ta de
moderne vertaling)
Meekly Joseph, mine own spouce,
Toward that country les us repair.
In Egypt - some token of a house
God grant us grace, sale to
come there.
(„Lieve Jozef. mtjn eigen man.
laten we naar een onderdak in
Egypte vluchten. God sij ons ge
nadig. dat wij dit veilig bereiken")
Deze simpele strofen worden gezon
gen door binnentredende vrouwen,
met baby's in de armen, terwijl Jozef
en Maria in de dutetemls der kerk
verdwijnen
Een kerkdienst in de kathedraal van Salisbury. Een koortje zingt kerstliederen. Op de
achtergrond achter de rug van de Anglicaanse geestelijke de kerstkribbe.
Zij klinken op In de mistige winteravond
Van onze Londense correspondent)
EEN Engelse Kerstmis is van alles tegelijk: bezinning, rust, familie
reünie, Sinterklaas, carnaval, maar vóór alles 'n vrolijk kinderfeest.
Dat is niet altijd zo geweest.
Enkele eeuwen geleden, toen Oliver Cromwell zijn ruig en stram regiem
voerde en het puritanisme zegevierde, heeft het parlement zelfs alle
kerstviering verboden, in en buiten de kerk, en kerstdag tot een gewone
werkdag verklaard. Ook de „Carols", de aloude kerstliederen, leutige en
plechtige, verdwenen voor lange tijd. Ze mochten niet meer in het open
baar gezongen worden. Vele ervan werden door het gewone volk voor het
nageslacht bewaard, maar de carolzang is toch de door Cromwell toege
brachte slag nooit meer geheel te boven gekomen.
De vaak ontroerende Carols (kerst
liederen vormen thans weer het
hoofdelement in de Kerstbelevenis. In
de mistige winteravonden trekken de
jeugdige zangers, vaak voorzien van
een ouderwetse kaarslantaarn, langs
de huizen. Bij elke voordeur houden
ze halt om hun liederen te laten klin
ken. Als het érg mooi is. wachten de
bewoners even met het openen van de
deur. want zodra dit gebeurt, staken
de zangers hun lied. Het doel is im
mers zoveel mogelijk geld in te zame
len voor een of ander goed doel, een
ziekenhuis, de plaatselijke padvinderij
e.d. Met bedelarij hebben Kerstliede
ren gelukkig niets uit te staan! De
Carols nemen ook een grote plaats in
de algemene muziekbeoefening gedu
rende de Kerstweken in. In de meeste
kerken worden speciale diensten ge
houden. waarbij de koren de Engel
se koren met hun soepele stemscha-
keringen zijn subliem! een rijke
keuze Kerstliederen ten gehore bren
gen. Beroemd is de dienst in de kapel
van Queen's College van de Cam-
bridge-universiteit. waar elk jaar de
Geboorte wordt verhaald aan de hand
van negen Carols, welke even zovele
bijbelteksten illustreren. De koorkna
pen zijn daarbij gestoken in hun pit
toreske. uit de Tudorperiode afkom
stige, gewaden.
Vermaard zijn ook de Carolgezan-
gen van het in 1419 opgerichte kna
penkoor van de Lord Mayor van de
City van Londen, de zangdiensten in
de grauwe, grimmige Tower en de
Carols in de kathedraal van St. Paul
en in de kloostergangen van de West
minster Abdij.
In de kerk van St. Mary Magdalene
in Sandringham worden op Kerstoch
tend de liederen in aanwezigheid van
de koninklijke familie gezongen. Min
stens een miljoen mensen trekt in de
week vóór Kerstmis naar Londens
„dorpsplein". Trafalgar Square, waar
elke avond steeds weer andere koren
aan de voet van de Nelson-zuil een
Caroluitvoering geven. Hiervoor ver
rijst een artistiek ontworpen podium,
dat door televisie-studio-lampen in
gloed wordt gezet. De Engelsen zijn
groot in gemeenschapszang en het is
een belevenis om al die duizenden
mensen in het hart van Londen te
horen zingen, waarbij zij in drommen
rond de 20 meter hoge, van kleurige
lampjes voorziene Kerstboom staan,
die nu al tien jaar lang door de stad
Oslo wordt geschonken.
Ook in de grote muziekzalen worden
speciale Carolconcerten gegeven, zoals
in de Royal Albert Hall, waar het uit
muntende London Philharmonic Choir
zevenduizend toehoorders, die de be
kendste liederen meezingen. In ver
rukking brengt.
Ook het Carolfeest voor de Londen
se scholen, waaraan zestienduizend
kinderen deelnemen, mag niet verge
ten worden.
Carolswerden gedanst
HOEWEL de oudste Engelse Carol
van de dertiende eeuw dagtekent,
zijn er in de loop der jaren vele
uit andere Europese landen, ook en
kele uit onze streken bij gekomen. Ook
zijn er na de Reformatie een groot
aantal prachtige Carols in Engeland
zelf gedicht en op toon gezet.
Tezamen met de import-liederen
vormen zij een rijkere collectie dan
waaruit in vervlogen tijden geput
kon worden.
In het eerste kwart van de vorige
eeuw kreeg het Carol-zingen een nieu
we aansporing, hoofdzakelijk door de
ontdekking van een Zweedse verza
meling van zestiende eeuwse kerst
liederen. waarvan er verscheidene in
het Engels werden vertaald. De bui
tenlandse kerstliederen namen zelfs
zo de overhand, dat de traditionele.
Engelse, soms in de verdrukking kwa
men. Het tegenwoordige Kerstfeest In
Engeland heeft trouwens veel aan an
dere landen te danken. In het midden
van de vorige eeuw werd door toe
doen van Prins Albert. Victoria's echt
genoot. die van Duitse afkomst was,
de Kerstboom Ingevoerd. Het Kerst
mannetje Santa Claus werd van de
Nederlandse kolonisten in Amerika
overgenomen. Een echte, moraliseren
de sinterklaas is hij echter nooit ge
worden. want de bisschopswaardigheid
moest hij afleggen. Hij moet zelf zijn
zak torsen en arriveert dan ook bui
ten adem. zodat er geen prevelemen-
tjes van hem verwacht mogen worden!
Het woord ..Carol" stamt af van het
Griekse „ohoros" en is langs de weg
van het Latijn en het oud-Frans in
de Engelse taal gekomen. Oorspronke
lijk betekende het kringdans en later
de melodie, welke daarbij gezongen
werd. In de Middeleeuwse Kersttijd,
die in Engeland volgens verordening
van Koning Alfred twaalf dagen
duurde, werden de Carols dan ook
inderdaad gedanst.
De beroemde
Coventry Carol
DE eerste carolzangen. door min
strelen ten gehore gebracht, wa
ren drinkliederen. Ze werden ook
gezongen tijdens de Kerstfeesten op
de kastelen en de statige landhuizen,
waar het gewone volk door zijn heer
werd uitgenodigd. Later kregen vele
carols een religieus karakter. Een van
de innigste is de Coventry Carol,
welke nog steeds in de kerken van
die industriestad wordt gezongen. Het
is een wiegelied voor het Christus
kind, ontstaan in de zestiende eeuw.
toen er nog een kribbe naast het
altaar werd geplaatst, een gebruik
dat in de Anglicaanse kerk praktisch
verdwenen is.
Nooit heeft de Coventry-carol ont
roerender geklonken dan toen het op
Kerstmis 1940 in de ruïnes van de
kathedraal gezongen werd, enkele we
ken na het bombardement. Deze Carol
Kaarsen
Volkipoëzie 22'
CAROLS zijn meestal echte volks
poëzie. spontaan, fris en opge
wekt van karakter, ook wanneer
het onderwerp ernstig is.
De eenvoudige stijl ging echter dik
wijls verloren door de verwaandheid
van een aantal Jacobijnse dichtere,
die evenwel toch verscheidene bekoor
lijke carols hebben nagelaten.
Met de Carol, welke zich afwendde
van de tijdeloze. bespiegelende kerk
zang. deed de eigenlijke moderne mu
ziek haar intrede.
Hoewel de teksten van de Carols
vaak theologische leerstellingen ver
kondigden. bleef de dansmelodie be
waard. De Carol ontstond, toen de
geest van het humanisme in de late
Middeleeuwen doorbrak Evenals het
in de kerk vertoonde Mysteriespel was
zij een produkt van geestelijke groei.
Na eeuwenlange onderdrukking kre
gen dans. drama en gemeenschaps
zang eindelijk hun kans. De Muzen
wonnen 't tenslotte. De Heilige Fran-
ciscus bevorderde in de dertiende
eeuw krachtig de nieuwe opvattingen
inzake muziek en drama. Volkszang
en -dans drongen de plechtstatige
liturgische muziek naar de achter
grond en zo werd de tijd rijp voor
de Carol, welke een belangrijke rol
speelde bij het zichtbaar maken en
dramatisch beleven van het Bijbel
verhaal. In hun eenvoud waren de
Carols vaak meesterwerken. Hun
grondvorm was menigmaal de bal
lade. die in dezelfde periode opkwam,
omdat de mensen iets opgewektere
wilden dan de oud-Latijnse psalm
melodieën.
De Carol bloeide vooral in de zes
tiende eeuw. Na de onderdrukking
ervan in de zeventiende eeuw door
de puriteinse leer in nieuwe vorm,
voelde de verstandelijke achttiende
eeuw ook nog weinig voor de Carol,
al zagen toen twee thans beroemde
kerstliederen het levenslicht. Pas in
de loop van de negentiende eeuw
herleefde gaandeweg de belangstel
ling voor de oud-Engelse dichtkunst
en de volkszang. De invloed van
Washington Irving en Charles
Dickens, die in de cultureel dorre
tijd van het opkomend industrialis-
me de romantiek van het kerstfeest
propageerden, deed zich sterk gel
den.
Tegen de eeuwwisseling was het
zingen van Carols weer uiterst po
pulair, al leed de kerkzang door een
overmaat van amateurwerk, waar
door echte Carols vaak niet aan bod
kwamen. Daarin kwam gelukkig ver
andering door de toewijding van en
kele muziekhistorici. De Carolbe-
oefening met die van andere volks
muziek vormt een overtuigende
weerlegging van hetgeen ten on
rechte maar al te vaak de Engelsen
in de schoenen wordt geschoven,
namelijk dat zij een onmuzikaal volk
zijn.
Det talrijke moderne componisten,
waaraan Engeland rijk is - zoals
Ralp Vaughan Williams, Benjamin
Britten, Arnold Bax, Lennox Berke
ley en Michael Tippett, om maar
enkelen te noemen - bewijzen even
eens het tegendeel!
tussen de ramen
door dr. N. GREITEMANN
N Oostenrijk hebben de bergbewoners de gewoonte om op kerstavond
rijf kaarsen aan te steken die dan tussen de dubbele ramen worden
geplaatst. Het volksgeloof neemt aan dat de zielen van de afgestorvenen
op deie lichtjes afkomen om nog een enkele keer het oude kerstfeest in de
vertrouwde omgeving mee te maken.
In het zuidoosten van Karinthië vormen de Karawanken de grens tussen
Oostenrijk en Joego-Slavië. Het is een onherbergzaam gebied met hoge en steile
rotsen die bijna niet begroeid zijn. Alleen de oorspronkelijke bevolking aan
weerskanten kent hier de paar bergpassen, maar deze zyn zo gevaarlijk dat
zelfs geoefende berggendarmen hier slechts zelden patrouilleren. Vooral in de
winter waagt zich vrijwel niemand aan een tocht naar de toppen. Wie zich toch
aan dit gevaar blootstellen, zyn als regel alleen wilddieven, gemzenjagers of
smokkelaars.
Halverwege de hoogte van dit bergmassief, waar het gewas schaarser wordt,
staat aan de Oostenrijkse kant, nog tussen het laatste geboomte verborgen, het
zwaar gebouwde houten huis van dokter Werner, die acht maanden geleden als
slachtoffer van zijn plicht in deze bergen is omgekomen. Zijn vrouw Maria
woont hier nu met haar vierjarig zoontje. Kerstavond nadert, de eerste die zy
zonder haar man zal moeten doorbrengen. De schemering is ingevallen. Nog
nooit heeft zij zich in de afgelopen maanden zo eenzaam en verlaten gevoeld.
Ook Janko, de oude doktereknecht, is niet in "huis, weggegaan namelijk om
beneden in het dal geneesmiddelen te halen voor de kleine Jongen, die met hoge
koorts in zijn bedje ligt.
Maria heeft de vijf kaarsen aangestoken en tussen de ramen gezet. Zij deed
dat omdat het gewoonte is, een oud volksgebruik, dat zij van haar jeugd af kent.
Diep in haar hart gelooft zij echter niet aan de mogelijkheid dat de zielen van
de afgestorvenen deze avond op het licht afkomen. Ze denkt aan haar man en
aan de gelukkige jaren, welke zij met hem heeft doorgebracht hier hoog in
de bergen, en toch nooit alleen. De nacht is wonderlijk stil. Zwaar ligt de
sneeuw op de bomen, en wanneer zij de voordeur opent en in het donker tuurt,
hoort ze het even ritselen. Ze huivert en gaat weer naar binnen met haar groot
verdriet. Bij het open haardvuur zittend, denkt zij na over haar korte leven met
die grote zwijgzame man die hier tussen de berggehuchten zijn plicht deed. Stil
flakkeren de kaarsen en in de hoek staat, evenals vroeger, een kerstboom met
een paar geschenken voor de kleine Jongen. De lichtjes heeft ze echter niet
aangestoken. Waarom ook? Het kind ligt in de andere kamer en ijlt in zijn
koortsdromen. Niets kan zo mooi en overweldigend zijn als deze bergwereld in
de winternacht, maar ook niets stemt een mens zo treurig, als hij zich hier
moederziel alleen voelt.
Maria is in de bergen opgegroeid, ze kent de harde wetten, die hier heersen
en die onbarmhartig hun offers opeisen. Stil zit ze hier met haar opge
kropt verdriet zonder te snikken, maar haar hart wordt samengeknepen
door het beklemmende gevoel van volslagen verlatenheid. Al haar denken en
heel haar verlangen gaat uit naar die ene man, die haar voor altyd heeft moe
ten verlaten. Haar leven schijnt doelloos te zijn geworden. Verstard zit ze by
het vuur en wacht. Ze luistert naar de zware ademhaling van het kind in de
andere kamer en een enkele maal hoort ze hoe buiten op het erf een zwaar
pak sneeuw van een boomtak neerploft.
Haar ogen zien niets anders dan de twinkelende stralen van de kaarsen achter
de ramen. Ineens evenwel schynt het haar toe alsof één van die lichtjes begint
te bewegen! Maria is weliswaar een nuchtere vrouw en ze voelt zich klaar wak
ker, maar toch ziet ze het duideiyk: het licht beweegt zich langzaam, het stygt
met de laatste helling van de berg en dwaalt rond, eerst onder het eerste raam
en dan Iets later onder het tweede. Even bekruipt haar de vraag of de doden
in deze nacht misschien toch zyn teruggekeerdDan staat ze met een ruk
op, gaat de gang in en opent de voordeur. De nacht is donker, zodat ze niets
kan zien. maar even later verschijnt om de hoek van het huis een zwak en
dralend licht. Het lykt wel of het zich zelfstandig voortbeweegt, maar zodra
Maria aan het donker gewend is geraakt, ziet ze een man op zich afkomen.
Vochtige slierten donker haar bedekken zyn voorhoofd, zyn lange soldatenjas
zit vol modder en kletten, in de ene hand heeft hy een lantaarn en de andere
draagt hy in een lus. Moe en uitgeput strompelt hy op haar af, maar wie zegt
haar dat hy geen rover of moordenaar is? In een opwelling van angst slaakt
zy een stille kreet.
Niet roepen, fluistert hy, terwyi hy met zyn schouder tegen een boom
aanleunt, zyn hoofd zakt voorover en hy dreigt in elkaar te zakken. Maria
ontwaakt als uit een droom en doet een stap terug in de richting van de deur.
Stuurt U myn let weg. Ik ben gewond. Geef me iets te drinken en laat
me even uitrusten.
Als je niet dadeiyk weggaat, roep lk de knecht.
Er is hier geen knecht, hoort ze de man zeggen. Ik heb hem zo Juist
weg zien gaan de helling af. Ik ben een vluchteling en geen misdadiger. Het
is een politieke zaak, de Joegoslavische politie zit me op de hielen. Ik moet
naar Oostenrijk. Van de Sloveense kant ben ik over de bergkam gekomen en
heb urenlang in de sneeuw en de modder gelegen. Toen het donker was, ben ik
verder gegaan en heb het licht in Uw huis zien branden.
et haar armen tegen de deurposten staat Maria voor de ingang om haar
kind en alles wat ze bezit te verdedigen. Alle vrees is nu van haar weg
gevallen, en als de ander zyn lantaarn even in de hoogte houdt om met
zyn mouw het zweet van zyn voorhoofd weg te vegen, valt er een streep vaal
licht over zyn gelaat. Hy moet nog jong zyn, nauwelyks twintig jaar, maar
zyn wangen zyn ingevallen en uit zyn ogen spreekt wantrouwen en een grote
angst.
Dat is dus het bezoek op kerstavond, denkt Maria. Niet de doden zyn terug
gekeerd om dit feest nog een keer gade te slaan, maar het is een levend mens,
die daar voor haar staat, een Jongeman die bang voor haar is, die voor zyn
leven vecht en haar hulp inroept.
Ik zal Je helpen, zegt ze met veranderde stem. zy opent de deur voor deze
vreemdeling, die nog een kind lijkt, en ze laat hem binnen, eerst in de gang
en daarna in de kamer. Hy volgt haar langzaam en beschroomd, maar zodra
hy binnen is, valt hy op de bank neer, vlak onder het kruisbeeld in de hoek.
Als ze de kandelaar op de tafel heeft aangestoken, kykt ze naar dat uitgeteerde
gezicht, naar die natte en vuile jas vol dennenaalden en aardklonten en dan
eerst ziet ze op de schoongeboende vloer grote rode druppels.
Ben Je gewond?
Ja, ze hebben me aanschoten, toen ik vluchtte. Als u my een lap geeft,
kan ik my verbinden en dan graag water om te drinken
Maria onderzoekt de gewonde arm. Ze gaat naar de keuken, haalt water, zalf
en verbandlinnen en haar geoefende handen doen het werk van de barmhartige
Samaritaan. De Jongen steunt, terwyi ze hem helpt. Ze neemt hem even in
haar armen en schuift een kussen onder zyn hoofd. Arme jongen, fluistert
ze en dan gaan haar gedachten verder: waarom moeten jullie mannen altijd
vechten, waarom telkens weer het gevaar en de oorlog zoeken, terwyl de wereld
toch niets anders nodig heeft dan vrede en rust? Ze geeft hem te drinken, eerst
water en dan een sterke landwijn. Met een moederiyk gebaar strijkt ze het
natte haar van zyn voorhoofd, en hy kykt haar dankbaar aan, deze man die
haar zoon zou kunnen zyn, een verloren zoon, die laat in de nacht onderdak by
haar heeft gevonden. Maar in zyn ogen schuilt nog altyd de angst
De Karawanken op de grens tussen Oostenrijk en Joego-Slavie.
Halverwege eindigt het plantaardige leven en begint de onherbergzame
wereld van kale en steile rotsen.
Ik moet weg. zegt hy gehaast. Wég van de grens. Ze kunnen hier ieder
ogenblik komen om my gevangen te nemen.
Niet bang zyn. Hier ben je veilig, in dit k^ine vreedzame land. Zo hoog
in de bergen zoeken ze je niet. Wanneer je weer op krachten bent en Janko
de knecht terug is, brengt hy je naar het dal langs een zypad dat de gendar
men niet kennen. Janko zal je niet verraden.
Ze haalt een deken en daar op de bank onder het kruisbeeld dekt ze hem
toe. Hy sluit de ogen en terwyl hy in een diepe slaap wegzakt, gaat ze naar de
kerstboom, steekt de kaarsjes aan en denkt aan het feest dat ze nu toch niet
alleen zal vieren. De kamer straalt in een zacht, maar warm licht. Alle span
ning is van haar geweken. Zelfs het verdriet is minder geworden. En haar
ogen vullen zich eindelyk met de bevrijdende tranen die langzaam over haar
wangen vloeien en dan wegsijpelen in de plooien van haar halsdoek. De oude
klok tikt zoals vroeger, en tussen de ramen branden de laatste stompjes van
'de kaarsen voor de zielen van de afgestorvenen. Ze voelt zich niet meer alleen,
niet meer zo verschrikkelijk verlaten. De doden zyn weliswaar niet terugge
keerd, maar toch vullen zy dit oude huis met hun aanwezigheid, deze stille
en warme huiskamer, waar zy geslachten lang hebben geleefd, gezorgd en ge
zwoegd en waar ook zy het leven hebben liefgehad. Op de bank slaapt de
vreemdeling. Met volle teugen ademt hy het leven ip, nu zy hem heeft opgeno
men en ook in de zykamer is het rustig geworden. Bijna had zij haar kleine
jongen vergeten, maar nu merkt zy dat hij niet meer ijlt en dat ook hy rustig
ademhaalt. Het leven heeft voor haar weer een doel gekregen, ook in deze stille
nacht, het zyn de doden zelf die haar dit besef hebben bygebracht.
Dan hoort zij stappen op het erf. Ik ben het mevrouw, hoort ze Janko
«eggen, die uit het dal is teruggekomen. Maria staat op. neemt de kandelaar
van de tafel en gaat de gang in om de knecht binnen te laten.