VOGEL-VEL-OVER-BEEN overwint het oerwoud OOSTENRIJK GEÏNSPIREERD DOOR DELFTSE KERAMIEK In dienst van economische exploratie EEUWENOUD EN TOCH MODERN Jonge kunstenaars krijgen verdiende kans (Van onze Parijse correspondent) André Gide heeft eens opgemerkt, dat met mooie en grote gedach ten meestal maar slechte kunst wordt gemaakt. Het woord, of de boutade, werd sedertdien veel geciteerd en ook wel misverstaan en zal vermoedelijk wel zó moeten worden begrepen, dat goede be doelingen niet alleen ontoereikend zijn om levensvatbare kunstwerken te scheppen, doch dat bovendien hoge aspiraties een eventuele mis lukking nog schrijnender maken. Een kunstenaarschap moet wel bijzonder krachtig zijn om bepaalde menselijke emoties en situaties zo uit te beelden, dat de indruk wordt vermeden dat te hoog gegre pen wordt, of erger, het onderwerp of de stof geprofaneerd. Er was evenwel nog een tweede reden tot vrees ln deze richting, toen de mu zikale wereld ongeveer een jaar gele den vernam, dat de Franse componist Francis Poulenc bezig was een opera te schrijven, waarvoor hij het toneel stuk of beter van huis-uit: film scenario van Bernanos „Les dialo gues des Carmélites", dat speelt in een klooster, waar de zusters een aangrij pende zelfstrijd met de twijfel voeren in de tijd der Franse revolutie, als tekstboek had gekozen. Wie het stuk van Bernanos gezien heeft in Parijs wordt het al voor het vierde seizoen opgevoerd en ook in Nederland zijn er talrijke voorstel lingen gegeven weet dat de grote katholieke schrijver zijn onderwerp met uiterste discretie en in een taal van aristocratische gevoelsbeheersing benaderd had, maar óók dat dit toneel stuk met zijn naar binnengekeerde of introverte dramatiek, vrijwel geen ge legenheid bood voor een -behandeling op de planken. En tenslotte waren mensen, die van Poulenc vooral één kant, de boertige zijde kenden, dan ook nog wel beangst, dat de rondbor stige levenskunstenaar van de chan sons Gaillardes als componist-associé met de puriteinse Bernanos, een wei nig gelukkige combinatie zou vormen. Vibrerende muziek Zo is het dus met een heel complex van angsten, reserves en vrezen geweest, dat Parijs ging kennis beeldig, en zelfs aangrijpend resul- nieuwe aanwinst van het repertoire, welke overigens al eerder in de Mila nese Scala, die er de opdracht voor verstrekte, ten doop was gehouden. Laat me vooreerst onmiddellijk op merken, dat Poulenc zich van een taak die dus in zo vele opzichten zulke beangstigend hoge eisen stel de, gekweten heeft met een voor beeldig, enzelfs aangrijpend resul taat. Hij heeft niet alleen de oor spronkelijke kracht van Bernanos' tekst volmaakt onaangetast gelaten. Hij heeft zelfs tal van „onder grondse" emoties, die in het toneel stuk niet of nauwelijks tot hun recht kwamen met muzikale middelen op gewekt zonder ze nadrukkelijk te onderstrepen zodat dit filmsce nario zijn bestemming misschien nog beter dan in het theater nu wel in de opera gevonden heeft. Poulenc heeft een Ingekeerde doch van ont roering-vibrerende muziek gecompo neerd, die voortdurend op dezelfde geestelijke golflengte als het literaire gegeven was ingesteld. En wanneer hij zich een enkele keer van de middelen der opera's als een zusterkoor of een massabeweging bij de laatste schavotscene had bediend, dan vloeiden die initiatieven toch vol maakt natuurlijk voort uit de gehele handeling en werd de diepe religiosi teit van het gegeven nergens beledigd. Poulenc had hier, in de grote lijnen, het voorbeeld gevolgd dat Claude De bussy hem met zijn opera „Pelléas en Mélisande" in het begin van deze eeuw gewezen had. Een verstilde, „blanke" muziek waarin de drama tische spanningen slechts bij uitzonde ring aan de oppervlakte komen, mo menten die hier intussen dan ook nog wel eens aan Puccini in zijn zuiverste ogenblikken deden denken. Geloof in de eigen natuur Er is, in muzikale kringen, sinds lang veelvuldig en hartstochtelijk gespro ken over de vorm-opera, die voor onze tijd zou hebben afgedaan. Een uitweg uit de impasse, waarin de opera in onze dagen stellig verkeert, heeft Pou lenc voor de geschiedenis hier niet geopend. In zekere zin zou dit werk een 50 jaar geleden ook al geschreven kunnen zijn, want, technisch gespro ken, wordt hier niets nieuws te berde gebracht. Maar met de „vooruitgang" en de „revolutie" is in de muziek het laatste woord ook nog niet gesproken, en bo dendien zou men niet weten langs welke andere weg, dan via Debussy, Poulenc Bernanos hier op het muzikale vlak wèl had kunnen ontmoeten. Poulenc heeft zijn hele leven vol doende geloof in de eigen natuur ge had om, zonder vrees voor epigonis me, de invloeden uit alle tijden en en windhoeken vrijelijk op zich in te durven laten werken. En al zou zon der „Pelléas" ook deze Carmelieten- opera dus vermoedelijk nooit tot stand zijn gekomen, toch kan tevens worden vastgesteld dat na Debussy geen enkele andere componist in diens voetspoor toch zo volkomen zichzelf wist te blijven als Poulenc, die hier zonder twijfel zijn meester werk geschreven heeft. De Parijse opera verdient dan ook de erkentelijkheid van alle vrienden der muziek en der bewonderaars van Poulenc in het bijzonder, want zel den hebben we het Palais Garnier na de kennismaking met een nieuw en modern werk verlaten mèt dezt. duidelijke indruk met een muzikale ervaring van hoge waarde te zijn verrijkt! FRANK ONNEN (Bijzondere medewerking) Rafelend en trillend hangt de helikopter boven de klamme, dam pende jungle van West-Papoea. De piloot kijkt omlaag. Beneden hem, zo ver het oog reikt, dichte oerbossen. Dan ontwaart hij een open plekje in het groen. Hij daalt. Enige in kaki geklede Europeanen wachten op hem. Uit de cabine stapt een donkere, kroesharige Papoea. In de ene hand heeft hij een gevaarlijk uitziende boog. Onder de andere arm draagt hij een krijsend varkentje. Enige stamgenoten snellen toe en begroeten hem opgewonden. Wild en vervaarlijk ziet die stoere, bijkans naakte passagier er uit. En toch is hij niet anders dan een arbeider, die terugkeert uit het ziekenhuis, een arbeider in dienst van de geologen, die op zoek zijn naar aardolie. Hij heeft zijn wapen (de boog) en zijn eten (de big) oudergewoonte bij zich. Nieuws gierigheid der bevolking sterker dan haar vrees De Papoea-vrouw is in diepe rouw, hetgeen blijkt uit de dikke laag klei op haar gezicht en armen. Maar als „Vogel-Vel-Over-Been' in de buurt is, komt zij toch even kijken DIT toneeltje speelde zich af in een afgelegen hoekje van de wilder nis op Austr. Nw.-Guinea. Toch zag geen der aanwezigen iets onge woons in die daling van 'n steentijd- mens uit de lucht. De passagier en zijn stamgenoten waren tot voor kort kop pensnellers en kannibalen. Thans is de „Kopter" voor hen een vrijwel al ledaags verschijnsel, hoewel de mees ten hunner nog nooit een auto of zelfs maar een fiets hebben gezien. Zij hebben voor de helikopter zelfs een naam bedacht en noemen hem heel treffend Balus-bone-nating. Balus be tekent vogel, bone is 't Engelse woord voor been en nating is een verbaste ring van het Engelse woord nothing, dus niets. De Papoea's kennen de „kopter" dus als Vogel-Vel-Over- Been. TRANSPORT REVOLUTIE DIE merkwaardige vogel heeft het klaargespeeld om de laatste ja ren een ware revolutie in het transport op Nieuw-Guinea te bewerk stelligen. Wegen of vliegvelden zijn er in West-Papoea niet. Ambtenaren en soldaten zijn er aangewezen op ver moeiende voetreizen. Zij moeten zich een weg kappen door welhaast ondoor dringbaar oerbos. Hun Papoea-dragers zorgen voor de kap en dienen als gid sen. Als een lange slang kronkelt zo'n stoet langzaam door de jungle. Een paar jaren geleden besloten enige aardoliemaatschappijen om West-Pa poea te gaan onderzoeken op aardolie. Het gebied beslaat circa 130.000 km 2. Jungle, moerassen, bergen, steile dalen, snel-stromende rivieren en beken vindt ^JIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllHlillllllllllllllllllllll Vloeibaar goud ligt verborgen 1 1 onder de dichte oerwouden van j 1 Nieuw-Guinea. De mens streeft j g er naar om- het te winnen. Dit g 1 streven heeft succes dank zij g g „Vogel-Vel-Over-Been", alias het g H „Werkpaard der Jungle", alias g g de helikopter. g illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllll^ men er. Onderzoekingen-te voet zou den jaren en nog eens jaren hebben gevergd. Toen kwam een der olie-he ren op een uitstekend denkbeeld. Hij zei: de helikopter moet ons helpen. In 1954 besprak de directie der (Brits- Australisch - Amerikaanse) Austral asian Petroleum Company de zaak met ervaren Amerikaanse helikopter-pilo ten. Uit die bespreking kwam een nieuwe maatschappij voort, de „World Wide Air Services", die de zoekers naar aardolie op Nieuw-Guinea moest helpen. Vier helikopters en enige be kwame wildernis-piloten verschenen op het toneel. Helikopters (vertelde Simarlidason, piloot en tevens leider der WW AS) roept men slechts te hulp. als het werk voor gewone vliegtuigen te moeilijk of te kostbaar zou zijn. Wij. met onze .kopters". moeten steeds de kastanjes uit het vuur halen, het spits afbijten en het werkelijk ruwe werk doen. Maar we doen het graag! INDERDAAD verrichten de „kop ters" in Papoea baanbrekend werk. Zij bevinden zich in de voorste aanvalslinie. Zij zijn de stoottroepen en de verkenners. Later pas, als zij al weer elders doordringen, volgen de boortorens, die uitmaken, of er op de plekken, die de geologen en andere we tenschappelijke werkers als „waar schijnlijk" hebben aangewezen, wer kelijk lonende hoeveelheden aardolie in de ondergrond aanwezig zijn. De geologen en andere aardolie-speurders werken met kostbare, gevoelige instru menten en met. springstoffen. Groeps gewijs trekken zij de wildernis in. een paar dozijn blanken en een paar hon derd Papoea's als helpers. De voor naamste taak der Papoea's is. open plekken te maken, waar de helikopters kunnen landen en opstijgen. Het transport komt grotendeels voor reke ning van de „kopters". Deze Vogels- Vel-Over-Been brengen de nodige hoeveelheden voedsel en dynamiet aan, terwijl zij tevens mensen, instrumen ten en gereedschappen door de lucht vervoeren. ZWARE DAGTAAK WORLD Wide Air Services werkt met veel landingsterreinen. Deze liggen op onderlinge af standen van ongeveer een mijl (1600 meter). Dit vereist zeer veel voorbe reidende werkzaamheden. Toch zijn deze nodig om een zo groot mogelijke veiligheid en doeltreffendheid van het „kopter-stelsel" te bereiken. De heli kopters „springen" of kikkeren" als het ware over alle mogelijke terrein moeilijkheden heen. Zij betekenen een zeer grote tijdsbesparing en een aan merkelijke vereenvoudiging van de taak der geologen. Nu is zo'n landingsterrein voor een „kopter" niet te vergelijken met een start- of landingsbaan voor een vlieg tuig. Een Vogel-Vel-Over-Been is te vreden met een open plek van tien bij dertig meter. Vaak maakt men op die plek een landingsplatform, hetgeen vereenvoudiging van de grand werk zaamheden betekent. Ook heeft men landingsplatforms in de rivieren ge maakt op een aantal kano's. Boven dien hebben de „kopters" zowel drij vers als kleine wielen, zodat zij zo no dig kunnen dalen in moerassig ter rein, op rivieren of langs de zeekust. Deze dubbele-landingsmogelijkheid is nodig gezien de aard van het land en de te vliegen trajecten. Niet alleen Vogel-Vel-Over-Been ook deze Papoea's helpen de geologen in hun taak. Tot voor kort was de voornaamste bezigheid dezer mannen strijd te voeren met naburige stammen. Ook bij de Papoea's is ijdelheid geen specifiek- vrouwelijke eigenschap Deze Papoea- Adonis bekijkt zichzelf met kennelijk welbehagen in een spiegeltje, dat „Vogel-Vel-Over- Been" op een goede dag voor hem meebracht EEN gemakkelijk baantje heeft zo'n kopter-piloot niet. Dit blijkt wel uit het volgende dagprogram: 7.30: Helikopter stijgt op in basis kamp voor 12 vluchten om 2 ton dynamiet (70 kisten) te brengen naar een vier mijl verder gelegen plaats. 11.00: Vlucht van twintig mijl om ergens 'n technicus aan boord te nemen en hem met zijn uitrusting naar elders te brengen. 12.00: Terug op basis voor verdere orders. 12.30: Vlucht boven de jungle om op enige plaatsen voedsel te droppen voor daar werkende geologen. 13.45: Vlucht naar landingsplaats op vijfendertig mijl afstand en van daar enige mensen naar elders brengen in een paar korte, vluchten. 15.00: Een geoloog naar nieuwe standplaats brengen en in enige vluchten 1350 kg. mate riaal overbrengen. 16.00: Piloot ontvangt alarm-radio- sein om een zieke arbeider uit het oerwoud te halen en te brengen naar het basiskamp voor medische zorg. 17.30: Nieuwe voorraden gaan ha len uit watervliegtuig, dat op enige afstand op een rivier is geland, komende uit Port Mo resby. U ziet het, de „kopters" verdienen de naam. die de piloten bedachten, na melijk „Werkpaard der JungleHet is een contmu-bedrijf. Drie stuks zijn LANGS DE KITST „Vogel-Vel-Over-Been" vliegt zo enigszins mogelijk langs de kust. Dit betekent dus, dat hij niet steeds de kortste route - bijvoorbeeld naar de hoofdstad Port Moresby - kiest. Langs die kust is het eenzaam, al vindt men er enige verspreide, vissersgehuchten Soms zijn de primitieve bewoners nog wel eens verbaasd, als zo'n snorrende, ronkende vogel over hun hutten en bootjes vliegt. Dan snellen zij weg om het grote nieuws te vertellen. Na enige keren echter - en vooral als de „kopter" bij hun dorpje daalt - wij ken hun ongerustheid en vrees voor nieuwsgierigheid en belangstelling. Dan kan de piloot zeker zijn van een geestdriftig welkom. TI ij is im mers een van die „vreemde blanken", die steeds weer zorgen voor nieuws, geheimzinnige verrassingen in het pri mitieve leven. Inderdaad, dat doen de blanken ook. En de Papoea's in Nederlands Nieuw- Guinea zijn het met die in Australisch Nieuw-Guinea eens: De „Vogel-Vel- Over-Been" - die thans ook bij hen vluchten maakt - is een wonderlijk ding. Hetgeen juist is. Wonderlijk en nuttig. (NIVANO - Nadruk Verboden) voortdurend in touw, de vierde houdt men in reserve voor het geval een der „Actieve Drie" onklaar wordt. Dyna miet is, kwantitatief, de belangrijkste vrafcht, ruim 60 van alle vervoerde goederen is namelijk deze springstof. Kwalitatief zijn de gevoelige en kost bare instrumenten het belangrijkst, want als zij door dragers moesten wor den vervoerd, zou de kans op bescha diging heel groot zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12