JAPAN IS NOG ZO ECHT JAPAN
Vogeltragedie in zakformaat
ZATERDAG 28 SEPTEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
Lag het maar in België
Kijkjes in de Natuur
De tempel van de Duizend Boeddha's in Kyoto, de oude Japanse keizerstad.
Vliegen is mooi, maar gepensioneerd zijn
is ook niet gek
Een grijze,winderige namiddag vol jagende wolken en regen en
kletsnatte Zwitserse bossen, twee etmalen na stralende warme zon
boven een vrolijke straat vol fleurige vrouwtjes in kleurige kimono's.
dat is het moderne leven. De Super Constellation „Ion" kruipt voor
haar laatste etappe van Zurich omhoog in al heel erg vertrouwd
Nederlands herfstweer. We komen van Japan. „We", dat zijn de „Ion"
zelf en de weinige passagiers die er net als ik in Tokio zijn ingestapt
en de machine nog altijd niet hebben verlaten.
Behalve deze volhouders en hun vliegtuig is alles veranderd.
Sinds vannacht in Cairo zit nu al onze vierde bemanning van de reis
achter het stuur. En het overgrote deel van de thans meevliegende
reizigers zijn doodgewone buurtverkeerspassagiers, mensen uit
Karachi of Burma of Egypte, of zo iets naburigs. Wij uit Tokio, twee
Bulgaarse dichters, die ook van 't Pen-congres komen en een Engelse
scheepsbouwer, beschouwen ons als heel oude Ion-adel te midden
van al die indringers. Wij vieren zitten nu al twee dagen en twee
nachten aan bood, wij hebben tezamen directeur Aler's champagne
gedronken terzijde van een taifoen, nabij Manilla en zijn sherry
precies boven Bangkok'sg ouden tempels - en met parvenu's, die van
niet verder dan Pakistan of zo komen, bemoeien wij ons niet.
VAARWEL dan. Ziirich! Nog een
kleine twee uur vliegen door re
gen en wolken en we zullen weer
terug zijn op onze doorweekte graszooi
aan de Noordzee. Wat is er nu deze
keer eigenlijk gebeurd? Ik ben naar een
Pen-congres geweestwas dat iets
bijzonders? Eigenlijk niet, er waren wel
meer zulke congressen, al was dit dan
het eerste in Azië en hebben de haast
400 auteurs uit alle werelddelen (waar
onder Steinbeck. Moravia, Angus Wil
son, Stephen Spender, Dos Passos,
André Chamson, Elmer Rice en vele
andere matadoren) dit keer nu eens
helemaal geen ruzie gekregen en zich
boven de politieke verschillen uit heel
eendrachtig gedragen. Maar eigenlijk
maakt het nog meer indruk op me, dat
ik nu voor het eerst echt Japan heb
gezien, al was ik er dan geenszins voor
de eerste keer. Gepensioneerd-zijn
heeft duidelijk getoond zijn voordelen
te hebben. Wie als KLM-bemanningslid
naar Tokio vliegt, is aldaar vooral be
zig met uitslapen en dan weer met
kalmhouden om weer fris aan de te
rugvlucht te kunnen beginnen; dat is
nu eenmaal nodig. Want Tokio is ver
der dan U denkt en de bemanning, die
de machine als vierde van de reis van
Bangkok naar Tokio en terug moet
vliegen, heeft daarmee nog een stuk
als AmsterdamNew" York v.v. te ver
hapstukken. Maar een gepensioneerd
bemanningslid die heeft geen zorgen
meer, als in de tijd, toen hij nog tot
het „we" van de equipage behoorde.
„Ze", ergens voorin, zullen hem wel
vrij van de taifoenen sturen en „ze"
van achterin geven hem uitvoerig en
verfijnd te eten en te drinken en sprei
den dan zijn leger. En als de „ze" van
voor- en achterin tenslotte doodmoe
om twee uur in de nacht in hun Ja
panse bedden rollen, kan de gepensio
neerde uitgerust en met zijn handen in
zijn zakken het vreemde nachtrumoer
inlopen van wat thans de grootste
stad van de wereld is geworden. O,
vliegen is een mooi vak en ik zal het
altijd blijven aanbevelen, maar gepen
sioneerd-zijn mag er ook wezen.
WANT Japandat ls nu echt
geen land om zo maar even
voor één dag uit slaperige ogen
te hebben bekeken. Het is jammer dat
het niet in België ligt, want dan zou
ik er voortaan welhaast elk weekend
gaan doorbrengen. Nu ligt het, ook
voor om de zuid vliegend Supercon-
stellations, echt- nog een heel eind weg
en het is daarom maar goed, dat de
KLM volgend najaar er ook via de
Noordpool heen zal gaan vliegen en het
VELE van onze gevleugelde zomer
gasten zijn vertrokken. Ze heb
ben definitief een streep gezet
onder hun verblijf in ons natte land
en we kunnen ze werkelijk geen on
gelijk geven. De gedachte is te dwaas,
maar.wat zouden we ze graag vol
gen naar de landen van zon en droogte
met af entoe een buitje, waar we dan
weer een poosje mee toe kunnen. En
dan weer warmte, echte eerlijke zon
neschijn, Koekoek en nachtegaal heb
ben ons al ruim een maand verlaten,
de roodstaarten zijn gevolgd, de ak
kerleeuwerik zit ook al in betere oor
den en zo gaat het maar door, tot de
grote en algemene onrust de hele ge
vederde wereld in de vlerken schiet.
Dan, in oktober, gaan de vogelsluizen
eerst recht open en kunnen we ze niet
meer bijhouden, al de honderden ver
schillende soorten, die de lange en
gevaarvolle reizen gaan ondernemen.
MET recht gevaarvol. Want groot
ls het aantal gevaren, die de
diertjes bedreigen. En wjj men
sen, we weten maar een bedroefd
beetje van wat er onderweg allemaal
wel gebeurt. Ja. een doodenkele keer
en dan bij puur toeval komen wjj er
iets van aan de weet, dringt er bij
verrassing iets uit dat geheimzinnige
dierenleven tot ons door, al betekent
het geenszins, dat dat leven zijn ge
heimen aan ons open legt.
Voor zo'n verrassing heeft de vogel
gezorgd, die ons enige weken geleden
op een avond werd gebracht. Gevon
den in de stad, midden op straat, in
de regen. Tot onze grote verbazing
bleek het een nachtzwaluw te zijn.
op zichzelf al een bijzonderheid, maar
te meer door de omstandigheden, waar
onder het dier zijn entree maakte.
We stellen ons immers deze weinig
bekende en typische bosvogel niet voor,
liggende op een kletsnatte straat, maar
wel plat op de bosgrond, te midden
van dorre takjes, blaadjes en denne-
naalden, doodstil, met geloken ogen
en met zijn grijsbruin gevlekte zo be
drieglijk op boomschors lijkend, dat we
hem volkomen over het hoofd zien.
Bovendien, er was nog iets vreemds.
De tijd voor de nachtzwaluwen in ons
land is al voorbij. Hij is zo'n echte
zomervogel, die ons reeds eind augus
tus. begin september verlaat, en daar
na slechts als doortrekker nog wel in
onze streken verzeild raakt. Laten we
het dus maar houden op een doortrek
ker. Maar waarom trok hij dan niet?
Waarom die ongewone landingsplaats
ln een drukke stad?
•o, als het ware binnendoor, een uur
of twintig dichterbij zal kunnen bren
gen. Dan zal het ook tot buurtverkeer
geworden zijn, net als de rest van de
wereld, en verdienen om Ardennen en
Schwarzwald van de reisprospectussen
te verdringen.
Als u er dan heenreist, zal het ook
u direct opvallen, dat Japan nog zo
echt Japan is. Ook op de Ginza. To-
kio's voornaamste en heel moderne
winkelstraat tussen Amerikaans-enor
me warenhuizen, ziet u overal nog
sierlijke kleine vrouwen in kimono
gaan en zelfs daar vindt u maar bij
grote uitzondering andere opschriften
dan in de wonderlijke .altijd boeiend
blijvende Chinese en Japanse karak
ters vaak gemengd. Een welopge
voed mens moet er 4000 kennen en
als u twee weken blijft, zou het best
kunnen zijn, dat u er al wel twin
tig uit elkaar weet te houden. Dat
maakt vanzelfsprekend elke reis in de
ondergrondse of bovengrondse trei
nen en elke autobusrit en elke wan
deling in de onontwarbare chaos van
straatjes tot een heel avontuur. Bent
u deze grote advertentie nu al vier
maal voorbjj gekomen of nog hele
maal nooit? Ieder Pen-lid had in zijn
zak een instructie in Japanse tekens,
welke een taxichauffeur in staat moest
stellen om hem weer bij zijn hotel
terug te bezorgen en hem niet voor de
literatuur verloren te laten gaan. Wel
tien keer is het daaraan te danken ge
weest, dat ik nu weer in de „Ion" zit
Te danken? Of te wijten? Want wat
een land toch om lang te blijven! We
hebben in vijftien uren in ideale com
fortabele treinen door het' land gere
den in hoeveel van de boeken, die
straks tussen Rio de Janeiro en New-
York zullen worden geschreven, zal er
te lezen zijn van verlangen om terug
te komen naar dat prachtige land
schap? Als een Preanger aan zee. als
een Aziatisch Zwitserland, als een te
rugblik tot in de subtropische middel
eeuwen schoof Japan voorbij en het
leven scheen ineens maar weer veel te
kort by het kijken naar al die kleine
stille dorpen in bergnevel, de jonken
onder de begroeide rotsen, de meisjes
onder hun kleurige parasols temidden
van de rijst, de tovertuinen en de ijle
pagode's. die men allemaal wel nooit
meer terug zou mogen zien en waarbij
alle verder reizen door zoveel schoon
heid volstrekt zinneloos leek.
ER waren de verrassende Japanse
hotels. Wie daarin binnentreedt,
ziet al zijn zorgen weggenomen. U
trekt er uw schoenen al uit vóór de
drempel en later meteen ook uw
straatkleren, omdat een metns in huis
zichzelf moet kunnen terugvinden en
alle herinnering aan zijn wereldse
draven moet vergeten. Men hangt u
een koele losse kimono om, en tussen
het eerste en het laatste verfijnd se
kopje thee, dat een stil glimlachend
vrouwtje met uiterste zorg in uw kamer
komt zetten, voelt u zich meer gast en
is er meer onophoudelijke zorg voor
uw geëerd welzijn, dan ik ooit in dertig
jaren zwerven door 's werelds hotels
heb aangetroffen.
Er waren theatervoorstellingen van
600 jaar oude Noh-spelen in de streng
ste traditie van een nobele cultuur:
WE zullen nooit antwoord krijgen op
de vele vragen, die ons dagen
lang hebben beziggehouden, v.af
het ogenblik, dat we de hevig blazen
de en natuurlijk doodsbenauwde vogel
uit z'n doos tilden. Nee, bepaald mee
werken deed hij niet. dat bleek dui
delijk bij de allereerste kennismaking.
De nachtzwaluw heeft een fijne snavel
tje, maar als dat opengaat, openklapt
tot achter zyn ogen dan wordt dat
bekje een bleekroze muil, onmogelijk
groot en diep, en dan verandert het
fraaie vogelkopje als bij toverslag in
een wijdgapende blazende drakenkop.
Veel geschreeuw anders, en weinig
wol! Het dier is volkomen ongevaar
lijk. zelfs geheel weerloos. De snavel
is teer, de pootjes zijn klein en zwak,
en de grote vleugels zijn zacht beve
derd.
Maar de schrik, die de plotselinge
afweer teweegbrengt, is wel effectief
en dat is (onbewust natuurlijk!) juist
de hele bedoeling van de komedie. Voor
een aanvaller van de schrik is beko
men, heeft de evenzeer verschrikte
vogel snel de vlucht genomen. Ik heb
toneel in prachtige eenwenoude kos
tuums en maskers, dat bij vreemde,
uit heel verre tijden doorklinkende
muziek, urenlange beklemde ge
boeidheid bracht, maar er was ook een
moderne revue, overstelpend van mo
derne kleur, licht en klank, waar Pa
rijs zich voor zou verdringen. Er waren
eindeloos gevarieërde maaltijden, waar
bij telkens weer nieuwe, geheel onbe
kende spijzen van tussen de eetstokjes
terugvielen alvorens men ze had kun
nen proeven en die het gevoel gaven,
dat het echt de moeite waard was om
voor de tweede maal in het leven nog
eens helemaal overnieuw met leren
eten te beginnen, op zijn 52ste net als
op zijn tweede. Er waren oeroude ver
laten tempeltuinen en volle waren
huizen vol produkten in ongekende
variatie en verfijningEr was bij
het dwalen en onmiddellijk verdwalen
tussen tienduizenden geheimzinnig
heden elke minuut een nieuwe verras
sing om zoveel onaangetaste Oosterse
sfeer. O, Europa, wist men, was nu on
bereikbaar verweg gekomenMaar
juist op zo'n moment is het me ge
beurd, dat ik. net verloren gegaan in
een wirwar van onbegrijpelijke klan-
dat meermalen heel mooi gezien, als
we per ongeluk zo'n op de grond rus
tende nachtzwaluw opstootten, die dan
met puntige vleugelslag wegwiekte,
met duidelijk vertoon van witte vleu-
gelvlekken.
IX moet bekennen, dat ik met dit
vogelgeval danig in de knoop zat.
Een zo ongewoon dier (ongewoon
in leefwijze en in voedselvoorziening!)
in het leven te houden en weer in het
juiste spoor terug te brengen, vormde
een probleem, dat me hoofdbrekens
kostte. U vraagt, waarom ik hem niet
's avonds opgooide ergens buiten de
stad. Daar zou hij toch zijn weg wel
hebben gevonden.
De moeilijkheid was echter, dat de
vogel niet vloog! Hij was broodmager
en krachteloos. En het regende, re
gende maar aldoor, dagen en nach
ten, eindeloos. En dat voor een nacht
vogel, die alleen maar leeft van nacht
vlinders en kevers, dus van insecten,
die hij in bliksemsnelle vlucht vangt.
Wat een uithoudingsvermogen moet
zo'n nachtvlieger wel bezitten!
ken en tekens, een donker gordijn voor
een deur opzij had geschoveji omdat ik
daarachter kopjes koffie vermoedde,
en toen, temidden van een twintigtal
Japanse meisjes en Jongens en veel ab
stracte schilderijen, bij mijn koffie
achtereenvolgens naar de achtste sym
fonie in B-mol van Schubert, de Peer
Gynt-suite en Dvorak's nieuwe wereld
kon luisteren.
DE ,,Ion" mindert toeren, we zullen
het baken van Winterswijk alwel
voorbij rijn. Winterswijkhet
klinkt heel guur en kil by de herin
nering aan het gouden licht over de
pagode's van eergisteren, en de wolken
rond de vleugel lijken zo drijfnat dat
de polders van de Haarlemmermeer
bepaald niet ver meer kunnen zijn.
Hoe ver, hoe zeer ver lijkt de zondoor-
stoofde keizerstuin van Kyoto, en wat
jammer, dat het zo ver is! Zal een
gepensioneerde van thans nog mogen
beleven, dat ook Japan met een week
endretour bereikbaar zal zijn? Ik hoop
het. voor u en voor mezelf. Er is nog
een land in de wereld, waarin men
temidden van louter hart veroveren de
vreemdheid op reis kan zijn.
A. Viruly.
ER zat niets anders op, dan onze
weerbarstige vrind door de re
gentijd heen te helpen en hem
door geschikte bijvoeding op krachten
te laten komen. Jawel!, bijvoeding.
Vang maar insecten in stromende
rege«!
Toen brachten meelwormen en vlie-
genmaden uitkomst, al was de fel af
werende vogel lang geen gemakkelijke
patiënt. Het was een heel eigenaardige
sensatie, dit wonderlijke dier, deze zeer
schuwe en eenzelvige bosvogel, die in
de avondhemel me't grillige vleugel
slag even voorbij flitst, nu zo dicht bij
me te hebben, zijn prachtige veren
bedekking zelfs met een vergrootglas
te kunnen bewonderen en me te kun
nen verbazen over de grote donkere
ogen en de stijve borstelharen rondom
de snavel.
Hoe vaak hadden we op lauwe zo
meravonden in het doodstille bos niet
het plotselinge „koewiet!" gehoord en
het eindeloze geratel van deze vlie
gende krodde, vliegende padde, deze
nachtratel of hoe de mensen hem al
mogen noemen. Ach ja, die dwaze
namen uit de wereld van het domste
bijgeloof, wat zullen we daar nog van
zeggen. De wereld is gelukkig wel wat
vooruitgegaan, wetenschappelijk-biolo-
gisch tenminste, maar de zotte naam
„geitenmelker" zal onze geheimzinnige
nachtjager wel niet meer kwijt raken.
Nu hoeft dat geen ramp te zijn, als
we dat gemelk in de geitenstallen uit
„die goeie ouwe tijd" maar als merk
waardige onzin beschouwen.
Er valt nog een heleboel te vertel
len over dit bijzondere dier, dat zich
op de open bosgrond onzichtbaar
maakt, alleen maar door zich er neer
te drukken en de gewimperde oogle
den tot op een kiertje te sluiten, over
zijn vermogen zowel voor- als achter
waarts te zien, over zijn wijze van op
een tak te gaan zitten, niet overdwars
zoals iedere vogel doet, maar in de
lengte van de tak, zodat hij zelf tot
een stuk boomschors wordt.
Ik denk nog wel eens aan mijn ont
moeting met dat nachtzwaluwjong, dat
zich had neergedrukt en waar ik vlak
naast zat, terwijl de oude vogel over
ons heen en weer vloog. Over de ver
keerde naam nachtzwaluw zou ik ook
nog moeten schrijven, want een zwa
luw is deze „nachtschaduw" net zo
min als de gierzwaluw er een is.
Maar ik moet vertellen, hoe het met
de luchtschipbreukeling is gegaan.
Slecht!
Aanvankelijk schenen goed voedsel
(alleen insecten) en warmte (een
thermostaaf) goede resultaten te ge
ven, maar na .nige dagen namen zijn
krachten geleidelijk af. De felle af
weer verslapte, de vleugelslag bij het
op de hand houden werd minder. En
zo doofde het prachtige dier langzaam
uit.
Voor de vogel eigenlijk de enige uit
weg.
Voor mij een grote teleurstelling.
September 1957.
SJOUKE VAN DER ZEE.
Typisch tafereel van op hun paasbest geklede Japanse kinderen en
ouderen. Deze foto werd genomen ter gelegenheid van het Bloemen-
feest. een belangrijk feest bij de Boeddhisten. Dan wordt namelijk de
geboorte van Boeddha gevierd en men zou het dus de tegenhanger
van het kerstfeest kunnen noemen. „Op hun paasbest gekleedmoet
men dus niet al te letterlijk nemen.