„WIE ZICH VERHEFT, ZIE TOE Antiquairs geven schoonheid door! Nc ZATERDAG 14 SEPTEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 J roeger eeuwen in Prinsenhof Bezoek deze burcht van pracht! Ze wisten drommels goed, dat er aan déze bezoeker geen cent te ver dienen viel en hij zich de weelde van een koop, die meermalen tot in de tienduizenden loopt - zoals de hierbij afgebeelde prachtige Jan Steen - niet veroorloven kon. En tóchdat vuur, die liefde! De in verrukkelijke kleuren gehouden en qua compositie superieure Jan Steen (1626-1679) welke op de expositie een ereplaats inneemt. Het groot geluk mooie dingen te zien! (Van een onzer redacteuren) houdt van mooie dingen: dat weet ik zeker! Daarom moet ge dwalen gaan door de romantische schittering van onbeschrijfelijke schoonheid: de oude kunsten antiekbeurs in het Delfts stedelijk museum ,,Het Prinsenhof". Daar presenteren de antiquairs hun miljoenen bezit. Toen zij er nu negen jaar geleden mee wilden beginnen, zo zei mij de bekende Amsterdamse kunsthandelaar D. Hoogendijk, maakte burgemeester Van Walsum langs z'n neus weg de opmerking: ,,U gaat er toch geen uit dragerij van maken?" U moet er nó eens komen kijkenl doen, al valt er nog zoveel aan te ver dienen. Ze willen ze eenvoudig niet missen, hun leven lang niet. Juist omdat zij. naast nuchter zakenman te zijn, ook het „Ding an sich" met héél hun hart admireren enliefhebben. Ik heb ze gesproken, zij die me hun jets d'art" met een verzaligde mlach en ogen vol liefde toonden, e er enthousiast van vertelden en ze. hun kinderen, hoog in het licht den. NAAST het gróte geluk zoveel waarachtig mooie dingen - ieder jaar weer andere! - opgesteld in de heerlijke zalen van het Prinsenhof te mogen zien, is er toch ook wee moed! Weemoed om de glans van vervlogen tijden, weemoed, omdat ieder kunst voorwerp. in duizendvoud hier aanwe zig en moeizaam opgespeurd in ver band met de steeds groter wordende schaarste aan wat de naam kunst voorwerp" inderdaad verdient, z'n ei gen geschiedenis heeft. Of 't nu uit de middeleeuwen of eerder, dan wel uit de periode van Marie Antoinette stamt, het boeide ééns de ogen van onze voorvaderen, het ging over van familie op familie, het kende goede en kwade tijden, als sieraad tooide het hals en armen van vorstinnen of gravinnen, als schilderij, meubel of servies maakte het deel uit van een verfijnd milieu en het werd, dikwijls door nood of ondergang ge dwongen, van de hand gedaan Wanneer deze geëxposeerde objecten hun bewogen geschiedenis konden uit spreken "iv tOG meer verwondering! |\i Waar kwamen de antiquairs al •L deze verrukkelijke ontdekkingen toch tegen? Zij moesten wel héél verre en vreemde reizen maken, zelfs vanachter het ijzeren gordijn komen de vond sten. Nóg groter verwondering voor een leek op dit gebied: hoe kunnen zij, die behalve ..handelaren" ook verwoede kunstminnaars moeten zijn, er afstand van doen en ze losweg aan anderen doorgeven? Eenvoudig genoeg, zult ge zeggen: de winst doet 't hem! Zo is 't toch niet gans en al. Er z ij n antiquairs, die soms uitzon derlijkheden persé voor zichzelf be houden, er geen afstand van kunnen Een der vele artistieke hoekjes op de oude kunst- en antiekbeurs rOG een vraag: wie kunnen zich die koop, die „weelde" dan wél permitteren? Ondanks Hofstra en bestedingsbe perking gelukkig nog altijd velen in binnen- en buitenland, hetzij door verbondenheid met de kunst, hetzij omdat zij als ..erudiet" niet anders kunnen, hetzij uit oogpunt van geld belegging. Je kunt immers nooit we ten wat de valuta's gaan uitspoken? En zeldzaam antiek behoudt altijd zijn waarde. Ook zijn er museumdirecteuren, die - trots met hun moeizaam veroverd subsidietje op zak - hier een kans ko men wagen, zoals het Centraal Mu- seum te Utrecht dat die haast onge loofwaardig schone terra cotta „Cha- ritas" van W. H. van der Wall (18e eeuw, 1755) aangekocht. Wanneer ik U een goede raad mag geven: ga naar deze burcht van pracht, geopend tot en met zondag 22 september. Heus: alleen maar om te kijken, ge hoeft er niets te kopen. Dat kan beslist geen kwaad in een tijd, waarin de prullaria de markt over stromen. Geniet in een gemassificeerde eeuw van wat het „individu" eer tijds wist te scheppen: met hoofd en handen, met ,#iel". Slechts weinigen hebben nog de moed „conservatief" te zijn in die zin, dat zij, zoals de directeur van het Prinsenhof, de heer Bolten, in zijn voorwoord tot de prachtige ca talogus schrijft, „eerbied hebben voor het harmonisch in de eeuwen gegroeide, de wil de culturele con- timuïteit niet te verbreken en te verliezen in de modeverschijnselen van het ogenblik". Deze eeuw van motorgedaver en plastic vraagt be zinning op waarachtige waarden. Gelukkig bezitten nog velen - ge middeld 30.000 bezoekers per expo sitie - de drang zich in het oude te verdiepen, omdat dit „oude", wan neer het van onvergelijkelijke schoonheid vervuld is, onverganke lijk blijft. Misschien ontmoet ge in de za len dan ook onze met de organi satie belaste deskundige stadge noot Marcel B. Keezer, van ouder op ouder met het métier vergroeid, die U zeker wegwijs wil maken in deze tovertuin van exotische bloe men, tot zelfs uit China en Tibet toe, waardoor ook de fijnproever met stomheid geslagen wordt. GE kunt U aan dat „oude" ver frissen en aan het vergelijken slaan tussen tóen en nü. De meesters uit de Middeleeuwen of vroeger zijn er, talrijke beroemde 17e eeuwse schilders, de dragers van de glansperiode der Nederlandse kunst, de wonderbaarlijkste meubelstukken, het porselein, zoals ge het zelden zien zult. Oostaziatische, Chinese en Tibe taanse wonderen - men denke aan de kleurige beeldjes der „acht onsterfe- lijken" - een kostelijke verzameling Egyptische. Griekse en Romeinse an tiquiteiten, beeldhouwwerken en nog eindeloos veel meer. alles met geduld uitgezocht en als écht waardig ge keurd geëxposeerd te worden. MARCEL B. KEEZER met de organisatie belast Resultaat van het werk van man nen. die de grootste risico's durven ne men. want niemand kan zeggen of ze er niet mee blijven zitten in een eeuw, waarin nog voor tallozen het oog ge opend moet worden voor wat kunst" is en geen „kitsch". Welnu: hier kunt ge dat leren - de kenners weten het allang! - en ook of er in onze wereld van evolutie sprake is of niet Ge zoudt er, kennisnemend van déze pracht, haast aan gaan twijfelen. Al deze kostbaarheden prijken in de stemmige entourage van het Prinsenhof, op zichzelf al een won der van schoonheid in het pitto reske Delftdat helaas door het moderne verkeer wel schandelijk wordt aangevreten. Zoveel auto's op dat volgepropte Oude Delft te zien staan - nog heel wat smadelijker dan op het Ra penburg! deed me na dit „antiek beleven" op de plaats waar één maal Willem de Zwijger zijn tra gische dood vond, haastig op de vlucht slaan Er z ij n nu eenmaal onoverbrug bare werelden! Althans voor de conserva tief! ALS journalist kom je met velerlei professies in aan raking. Dan rijst veelvuldig de vraag: als je nu géén journalist was. wat zou je dan wél willen zijn? Van de buitenkant bekeken is er een stroom aantrekkelijke beroepen, nader beschouwd valt 't dikwijls tegen. Een minister bijv. die teveel aan de weg timmert, krijgt 't hard te verduren, ondanks zijn mooi salaris en ambtskostuum, een kelner strijkt wel heel wat fooitjes op, maar heeft plat voeten van het staan, een amb tenaar troont achter een kolos saal bureau maar snuift te wei nig frisse lucht op, een dokter zit altijd met zijn ziekenfonds in de knoop, een beursman kan nooit rustig slapen, een winke lier moet iedere avond balans opmaken, een hoogleraar als maar examens afnemen en een putjesschepper krijgt 't op z'n zenuwen van de vieze luchtjes. Misschien tuinman - altijd in de buitenlucht! -, of advocaat van kwaaie zaken om gauw rijk te worden, of K.L.M.-vlieger om de hele wereld af te reizen, of Sjeik uit het Midden-Oosten om z'n welvoorziene harem DAAR zit je dan als journa list die gelukkig de wereld van vele kanten bekijken kan, wat vanzelfsprekend hoogst interessant maar ook deksels vermoeiend is, nu en dan over te piekeren. Ik heb vol afgunst naar een berggids of een reisleider geke ken. maar om iedere keer op nieuw meteen stelletje aanhan gers dezelfde top te bestijgen of dezelfde reis te maken en dan telkens daarvoor eenzelfde en thousiasme op te brengen, valt ook niet mee. In jonge jaren was tramcon ducteur een lokkend beroep - kaartjesknippen fascineert merkwaardigerwijze de jeugd! - en ook circusdirecteur leek me verleidelijk toe. Sinds ik echter gezien heb, hoe de heer Mullens angst en beven om z'n tent uitstond, is ook dat beroep van de lijst af geschreven. Er blijft dus niet zo héél veel over als je er goed over na denkt. Misschien butler van een of andere mecenas: je kunt dan alle voordelen van een rijk be staan meemaken, zonder zelf in de angst te zitten voor de belas tingaanslag. Toen ik evenwel van zo'n functionaris hoorde, dat hij ie dere morgen zijn baas de koer sen van New York moest op dreunen en hij dan de man was die de klappen kreeg als de beurs ineenstortte, lijkt me ook daar niets aardigs meer aan. Afhankelijk te zijn van het dagelijks humeur van een an der, is ook lang niet alles! ZODAT ik tot de conclusie kom dat journalist-zijn achteraf nog zo gek niet is. Je moet er wel veel voor heen en weer draven. om ieder het zijne te geven en er aan wennen dat iedere fout zich duizend maal wreekt omdat elk geschre ven woord door duizenden gele zen wordt, doch dit is een kwes tie van wennen en je troost je met de gedachtè, dat ieder die werkt fouten maakt. Toch is er één beroep, dat, ware ik jonger, door mij geam bieerd zou worden. Dat is het beroep van „toren reparateur" en „torenschilder": het beweegt zich tussen dat van vliegenier en ieder laag-bij-de- gronds vak in. Het wordt beoefend door men sen zonder hoogtevrees. Ze be geven zich iedere morgen jui chend en armenzwaaiend naar boven om al het akelige aardse gewroet superieur van boven te bekijken, zonder dat ze er zich verder mee hoeven te bemoeien. Een heerlijk beroep moet dat zijn: hoog in de zuivere lucht, levend in die ijle sfeer, waar alle dikdoenerij van de mens afvalt en waar men elkaar af en toe met een goeie mop op de been houdt! ZIE: dat is misschien nóg beter dan journalist! Het verheft lichaam en ge moed, het geeft de onontbeer lijke lichaamsbeweging, waar de journalist echter zijn eeuwige schrijftafel naar snakken kan en het geeft het trotse gevoel, dat er geen toren in de ganse stad meer op wankelen staat. Dank zij het werk van de „to renreparateur" Een verheven beroep, dat tot aan de hemel rijkt. Alléén: wie zich verheft, zie toe. dat hij niet valle! En daar komt 't in dit geval op aan! FANTASIO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 14