„Stamvader der civiel-ingenieurs 200 jaar geleden geboren Lodewijk Napoleon stichtte in 1806 Leidse „Rijd- en Veeartsenijschool" IN KAMER EN TUIN ZATERDAG 2 7 JULI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Thomas Telford was eerlijk eenvoudig en zeer begaafd Zij leidde echter slechts kortstondig bestaan FUCHSIA'S of BELLENPLANTEN Industriële revolutie maakte ziju baanbrekend werk mogelijk (Bijzondere medewerking) Ingenieurs geldlen in onze tijd als mannen van betekenis en grote maatschappelijike waarde. Zonder hen is de tegenwoordige samenleving onbestaanbaar. Zij bouwen, dragen en schragen de technische fundamenten van onze maatschappij. Maar zo is het lang niet altijd geweest 1 Er was een tijd - en die tijd ligt nog geen anderhalve eeuw achter ons - dat het beroep van ingenieur weinig in tel was. Dat dit veranderde, was te danken aan de Industriële Revolutie (begonnen in het laatste kwart der achttiende eeuw) en aan een man, Thomas Telford geheten. VADER Telford was een fatsoenlijk en achtbaar man. Zijn beroep was schaapherder. Hij hoedde zijn dieren in het dal van cEe Esk. Met zijn gezin woonde hij in een armoedige hut in het Engels—Schotse grensgebied (aan de Schotse kant) in de buurt van Dumfries. Maar al leefde het gezin in moeilijke omstandigheden, toch waren vader en moeder Telford opgetogen, toen hun zoon Thomas op 9 augustus 1757 het levenslicht aanschouwde. Noch de ouders, noch de verwanten, buren of vrienden konden op die augustusdag twee eeuwen geleden ook maar in de verste verte vermoeden, dat de jonggeborene in de schaapherders- hut als volwassen man een figuur van Europeese betekenis zou worden. Trou wens, er was ook inderdaad niets, dat daar toen reeds op wees. De jonge Thomas bezocht de dorps school en leerde daar de beginselen van lezen, schrijven en rekenen. In zijn vrije uren hielp hij thuis. Toen hdj veertien jaar oud was. rees de vraag, wat hij zou moeten worden. Schaap herder als zijn vader? De jongen had echter een uitgesproken (wat wij thans noemen) technische belangstelling. Aan verder onderwijs viel niet te den ken want er was geen geld in de hut der Telfords en bovendien bestonden er in die tijd geen ambachtsscholen of Middelbaar-Technische Scholen. Va der Telford ging eens praten met een metselaar. Na dit gesprek trad Tho mas als metselaarsknechtje bij de ken nis van zijn vader in dienst. Toen Thomas Telford op 2 septem ber 1834 de laatste adem uitblies, kon hij, die als metselaarsleerling was begonnen, bogen op een erelijst van technische prestaties als weinig an deren. Op die lijst prijkten de vol gende gegevens: De aanleg van 1500 km. wegen, 5 spoorlijnen, 31 kanalen, 66 havens en dokken; voorts de bouw van 1200 bruggen, 46 kerken en zeer veel andere gebouwen. TOP-PRESTATIES Tot de top-prestaties op technisch gebied van deze schaapherderszoon De „Eerste Ingenieur van Europa" was een man, die bij zijn geboorte voorbestemd scheen om schaapherder of met selaar te worden, doch er dank zij zijn gaven van hoofd en hart met ere in slaagde om zelf beroemd te worden en het be roep van ingenieur tot hoog aanzien te brengen. Die man heette: Thomas Telford. behoren: Het bijna 100 km lange Ca- ledonische Kanaal van Schotland's westkust naar de Moray Firth in het noordoosten; de ruim 400 km. lange weg van Londen naar de hoofdstad (Holyhead) van Anglesey; grote droogmakerijen in de moerasgebie den van Oost-Anglia; 't in Zweden gegraven, 193 km lange, Gotha Ka naal. dat de Noordzee met de Oost zee verbindt; en tenslotte de bijna 200 km. lange weg van Warschau naar Brest-Litowsk.. Telford trad voorts herhaaldelijk op als adviseur bij voorbeeld bij een onder leiding van een zijner leerlingen gebouwde grote hangbrug over de Donau bij Budapest. Stellig is deze opsomming van tech nische prestaties indrukwekkend. Doch hoezeer Telford ook nieuwe denkbeel den en vindingen toepaste, toch is zijn duurzaamste prestatie zijn „vader schap" der civiel-ingenieurs. Dat hij tot „stamvader" kon worden, dankte hij allereerst aan zijn vele gaven van hoofd en hart en voorts aan de om standigheid. dat de Industriële Revo lutie (de omschakeling van handenar beid op machinale arbeid) zich in zijn jeugd begon te voltrekken. Als gevolg van die Industriële Revolutie ontstond er namelijk 'n dringende behoefte aan betere transportmogelijkheden om de sterk stijgende produktie te kunnen vervoeren. Men riep, ja, men schreeuw de om nieuwe wegen, kanalen en ha vens. Geschoolde en ervaren ingenieurs (in de huidige zin des woords) beston den toen nog niet. Het bedrijfsleven moest dus een beroep doen op metse laars, timmerlieden en andere „ge wone" arbeiders. Deze weliswaar veelal bekwame, doch van theoretische scho ling verstoken handwerkslieden wer den geconfronteerd met nieuwe pro blemen en nieuwe materialen (giet ijzer bij voorbeeld). Proefondervinde lijk moesten zij hun weg kiezen en al doende nieuwe technieken ontwikke len. TELFORD's LEVENSWERK KORTOM, wat in het laatste kwart der achttiende eeuw ontbrak, dat waren goede ingenieurs. Thomas Telford zou in dóe behoefte voorzien. Zoals wij reeds vertelden, kreeg hij van huis uit weinig mee in zijn levens ransel. maar hy was eerlijk, zeer be kwaam, bijzonder weetgierig en begif tigd met een intense belangstelling voor zijn „vak in wording". Hij was er zich van bewust., dat zijn vooropleiding te weinig systematisch was geweest en dat zijn kennis veel lacunes vertoonde. Hjj legde zich echter by deze manco's niet neer, doch slaagde er in om door eigen onderzoekingen, zelfstudie, veel nadenken en tal van proefnemingen de gaten te dichten. Al studerende, denkende en werkende rijpte bij hem de overtuiging dat 't van het grootste belang was om de ingenieursweten schap in vaste banen te leiden en om alle verspreide ingenieurskennis te co- ordineren, alsmede om die wetenschap systematisch aan jonge technici te gaan onderwijzen, waarbij dan tevens alles moest worden gedaan om de in genieurs hoge beroepsnormen bij te brengen. Deze overtuiging bracht Telford ertoe om in Londen met het doel, het ingenieursberoep op een hoger plan te brengen een „ingenieurs- salon" te openen. Daar hield hij „open huis" en was hij niet alleen „thuis" voor de vooraanstaande fi guren in het openbare leven, maar ook voor iedere jongeman, die roe ping voelde om ingenieur te worden. Telford stond allen met raad en daad bij. Telford's inspirerend optreden deed enige jonge ingenieurs besluiten om een genootschap te stichten „tot bevordering van de geregelde omgang met elkaar van mensen, die te maken hadden met de ingenieurskunst" en tevens om een „gemeenschappelijk in lichtingencentrum" te vormen. Het lag in de rede, dat zy Thomas Telford (die reeds toen bekend stond als „Europa's Eerste Ingenieur") verzoch ten om als eerste het voorzitterschap van de organisatie te aanvaarden. Tel ford deed zulks en gooide zach met gans zijn stuwende werkkracht op zijn nieuwe taak. Hy stond erop, dat het nieuwe Instituut praktische beslissin gen moest nemen en zag als eerste taak voor het Instituut een „brand punt van uitwisseling van ervaringen en inlichtingen" te zijn. TELFORD'S GEHEIM TELFORD schiep door zijn voor beeld en grote persoonlijke in vloed de idealen, de normen en de beroepsethiek van de civiel-inge- nieur. Aan hem was het te danken, dat het tot dan toe weinig in tel zijn de ingenieursberoep op een hoger plan geraakte en dat het zelfrespect der in genieurs groeide. Reeds enige jaren vóór Telford's dood was het voor ie dere ingenieur, die iets wilde bereiken in zijn vak, beslist noodzakelijk om lid te zijn van het Instituut. Telford was fel gekant tegen alle chauvinisme. Hij was een overtuigd voorstander van de opvatting, dat de wetenschap in ternationaal behoort te zijn. Daarom telde het (Britse) Instituut van Ci viel-ingenieurs van den beginne af buitenleden in Zweden. België, Duits land, Rusland, Frankrijk en de Ver. Staten. In later jaren sloten inge nieurs uit tal van andere landen zich eveneens bij het Instituut aan. Waarin lag het geheim van Tel ford's invloed besloten? Hij was je gens iedereen eerlijk en openhartig. Inzonderheid voor de jongeren had hij veel over. In zijn vrijgezellenwo- ning hield hij altijd een paar kamers beschikbaar voor jonge ingenieurs - vrienden dan wel leerlingen van hem - die in Londen moesten werken of stu deren. Hij ging vriendschappelijk om met de grootste mannen van zijn tijd, met de hertog van Wellington bij voorbeeld, maar nooit verloochende hij zijn eenvoudige afkomst. En bij ieder succes, dat hij boekte, was zijn eerste gedachte: „Wat zal men daar wel van denken in Eksdale?". Zijn oude vrien den in Dumfries vergat hij niet. Van tijd tot tijd vond hij zelfs gelegenheid om hen te gaan bezoeken. Dit jaar herdenkt men het feit, dat Telford twee eeuwen geleden gebo ren werd. Als de „jubilaris" thans de plaatsen zou kunnen bezoeken, waar hij eens werkte, dan zou men er ze ker van kunnen zijn, dat zijn be roepsinstinct en weetgierigheid in hoge mate geprikkeld zouden wor den door de revolutionaire ontwik keling, die de, op de door hem ge legde vaste grondslagen opgegroeide, ingenieurswetenschappen en -prak tijk sedert zijn dood hebben doorge maakt. „Wat", zou hij met de hem eigen eenvoud en bescheidenheid gezegd hebben, „zullen de mensen in Eks dale nu van dat alles denken?" (NIVANO - Nadruk verboden) al meerdere gehad hebben: de eerste werd opgericht in 1793 te Versailles onder de naam „Ecole d'instruction des troupes cheval". Uit iets latere Tot het jaar 1940 beschikte onze weermacht over bereden wapens: cavalerie, veld-artillerie, rijdende artillerie en de diverse corps- en andere treinen. Zij alle hadden gemeen, dat het paard een integrerend onderdeel vormde van hun organisatie en van hun „bestaan" zouden wij bijna zeggen. Dat het paardrijden geleerd moet worden en iemand niet komt „aanwaaien", daarover is men het ook al eeuwen lang eens met als gevolg, dat er rijscholen werden gesticht om althans de officieren op te kunnen leiden. Zij moesten dan op hun beurt onder-officieren en manschappen africhten en ook hadden zij tot taak de „groene" paarden voor de rijdienst bruikbaar te maken. „bij de troep") De luitenant maakte snel promotie en werd in juni tot capitein bevorderd. Voorts vormden het kader: instruc teur capt. Meinhardt (afkomstig van het 3e regt. jagers te paard), adj. in structeur Van Os (van de Garde Ku rassiers), luitn. pikeur Bauer fgd. adjunct, kwartiermeester Kramers en de veearts Thieleman, officieel ook wel „Paardendokter" genoemd! Dat deze officieren steeds in de uni form van het korps, waarvan zij af- Men kent uit de geschiedenis der rijkunst zeer beroemde rijscholen in het buitenland, scholen, welke be zocht werden door de zoons der hoog ste families in den lande en welke in richtingen dikwijls op de een of an dere wijze met het hof waren verbon den. Een voorbeeld hiervan is bijv. de z.g. Hofreitschule in Wenen, welke thans nóg bestaat en waar de be roemde Lipizzaners worden afgericht. In ons land is een vrij befaamde rijschool te Utrecht - als stadsrij- school - in het jaar 1701 officieel met grote pracht en praal in gebruik geno men. Behalve paardrijden en wat daar alzo bij behoort, werd ook onderwijs gegeven in andere edele „konsten", zoals schermen, dansen en wis kunde! Een rijschool, speciaal opgericht voor het leger - dus met het uitslui tende of althans voornaamste doel: militaire oogmerken te dienen - ken de men in ons land voor zover bekend niet. Natuurlijk kwam daarin op de duur verandering, toen de legers zich meer en meer als geheel zelfstandige orga nisaties. welke voor eigen opleiding en aanvulling trachtten te zorgen, gingen gedragen. Om niet meer van de bur germaatschappij afhankelijk te zijn, werd door Koning Lodewijk Napoleon besloten om een militaire rijschool op te richten. Frankrijk moet er toen ook Fuchsia's of bellemplanten pleegt men wel eens ouderwetse planten te noemen: ik zie eigenlijk niet in waar om zij dat nu juist zouden moetn zijn. Er worden zoveel planten gekeekt, die al eeuwen lang in onze tuinen «voorko men en de Fuchsia is heus nog niet zo heel erg oud. Er is echter een tijd geweest, dat men er veel meer belang stelling voro had; ze is toen uit de gratie geraakt, doch ze komt er nu opnieuw in; er is dus ook in dit op zicht niets nieuws in de wereld. Ik geef toe: fuchsia's zijn nu niet bepaald planten waarmee men kleur effecten in een border kan bereiken, doch ze zullen toch wel voldoen in dien ze op de voorgrond gepoot wor den en zeker indien men voor hen een licht schaduwplekje kan vinden. Dat moet u overigens ook weer niet te let terlijk opvatten: het is al voldoende indien ze van twaalf tot drie uur iets beschermd staan; het overige van de dag kunnen ze de zon best hebben en vind'en ze dat zelfs wel prettig. Fuchsia's kunt u eigenlijk in alle mogelijke klueren en vormen bestel len; de bloemist heeft nog wel ver schillende in voorraad en ze kunnen nu nog best aangeschaft worden; deze zomer zult u er dan nog veel bloemen van «kunnen verwachten. Fuchsia's kunnen zowel in de kamer als in de tuin gekweekt worden, doch laat ik u maai- eerlijk vertellen: ze voldoen in de volle grond van de tuin 's zomers veel beter «dan in de zon nige vensterbank op het zuiden. De klachten die binnenkomen over het vallen van bloemkopjes en «het vormen van gele bladeren zijn over het alge meen het gevolg van een te warme standplaats en te weinig water. Fuch sia's zijn echte nathalzen. Wees dus maar niet te zuinig met gdet'en; op een zonnige plaats hebben ze, beslist wel een paar maal per dag wat water no dig en ze zullen u ook dankbaar zijn voor een lichte overbemesting. Voor dit doel kimt u heel goed gebruik ma ken «van de bekende kamerplanten- kunstmest; het recep kent u zo lang zamerhand wel. Wanneer fuchsia's in de volle grond gepoot worden, zal men ze echter 'bin nenshuis niet zo gemakkelijk kunnen overwinteren; u moet ze dus onder graven met pot en al. Tegen 'half ok tober moeten ze naar binnen en daar kunnen ze op een vorstvrije plaats vrijwel zonder water overwinteren. Fuchsia's «kun u gemakkelijk voort- kweken door middel van stekken; daar is 'het nu de goede «tijd voor; doe mij een plezier en probeer het maar eens. U zult er zelf wel schik in krij gen. Die jonge Van stek gekweekte plantjes kunt «u binnenshuis heel goed overwinteren, doch die moet u wel aan de groei zien te houden; «die hebben dus wèl water nodig. G. KROMDU4L j - Het door koning Lodewijk Napoleon voor de kaderleden van 'de Leidse Militave Rijschool vastgestelde uniform met sleepsabel en karwats en rijbroek „van hetzelfde fatsoen als de Dragonders" F Wjd stamt de thans nog beroemde rijschool te Saumur. I Maar laten wij terugkeren tot onze Lodewijk Napoleon, die op 18 de cember van het jaar 1806 decreet nr. 1 ondertekende, waarbij hij be paalde, dat de militaire rijschool te Leiden zou worden gevestigd. Zij zou officieel de naam dragen van „Rijd- en Veeartsenijschool". Het was één der eerste regeringsda den van de goedwillende Lodewijk. i Het was geen slechte daad, al heeft 1 Leiden er niet veel plezier van mo- l gen beleven. In het decreet voornoemd werd be haald. dat een officier en een onder- Officier van elk eskadron cavelerie naar deze school zou worden gezon den om er onderricht te genieten, „welke voor een goed officier instruc teur der Cavallerij benoodigd is". Hierboven moest elk regiment nog één officier en één onder-officier de tacheren te Leiden voor de Veeartse nijschool. De leertijd zou een half jaar bedra gen. waarna de gedetacheerd en weer naar hun onderdelen zouden terugke ren en onmiddellijk door anderen zou den worden opgevolgd. Bepaald werd. dat een en ander al met 1 januari 1807 - thans dus onge veer anderhalve eeuw geleden - zou I beginnen. Tot commandant werd benoemd ko lonel Bénard. die verdere plannen voor de inrichting en organisatie moest ontwerpen en aan de minister van Oorlog moest voorleggen. Zo ging dat toen. Commissies en langdurige verga deringen kwamen er niet aan te pas. Maar kolonel Bénard bleef niet lang commandant van „Leydens in structie school voor de troepen te paard", want op 2 december 1807 werd hij vervangen door kol. Lambrechts. Toegevoegd als luitenant-pikeur werd een zekere Stupani, die onder de vroe gere regering blijkbaar als zodanig al dienst had gedaan (maar dan zeker komstig waren, moesten blijven lo pen, was blijkbaar kolonel Bénard een doom in het oog. Reden, waar om hy zich tot de Koning richtte met het verzoek voor de kaderleden van de Leydse Rijschool een eigen uniform te willen vaststellen. De Koning besliste reeds de 23ste fe bruari op het in die maand ingeko men verzoekschrift van de heer Bé nard en wel in dier voege, dat de uniform zou bestaan uit: een groe ne rok, de kraag opgeslagen en voe ring van dezelfde kleur, scharlaken revers, een wit vest en een witte rij broek „van hetzelfde fatsoen als de Dragonders". BiJ dit kleurrijke ge heel behoorde een ongelooflijk grote steek a la Napoleon, een sleepsabel en een karwats. Dit laatste als ty pisch uiterlijk kenteken van de rij school-instructeur. (Als we ons goed herinneren mogen de instructeurs van Saumur ook nu nog een kar wats met gouden knop dragen). Het rijschool-leventje speelde zich af in het z.g. Staten College in de wandeling „Statenbak" genaamd, waar van tot in de 70er jaren een fraai ge beeldhouwde hardstenen poort in de Kaiserstraat (toen Cellebroersgracht) toegang verleende. Als rijbaan werd echter de Universiteitsmanege ge bruikt. Ook tot deze rijbaan voerde de ingang door een bijzonder mooie Re- naissanse poort. Helaas, is er van de eerste Neder landse militaire rijschool - te Leiden - verder niet veel te vertellen, want zij had slechts een kort bestaan. In het jaar. volgend op de stichting, werd de organisatie gewijzigd en beide scholen gescheiden. De Vee-artsenijschool werd als „Veeartsenij-Kundige School" overgebracht naar Zutphen. In 1808 werd de Rijschool overgebracht naar Den Haag

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12