ÏN KAMER EN TUIN Wolnar was 1111 de baas aan boord Het paapje, bewoner van duin en weiderland ZATERDAG 15 JUNI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA BEWOGEN LEVEN Kijkjes in de Natuur De reis van de Nijenborg Velen hesiveken voor het goud VARIA Elke dag belt een verkoper van schoenveters aan by meneer Sam Bookbinder, de eigenaar van een restaurant In Philadelphia. Nooit komt de man voor een gesloten deur. Sam geeft hem dan een dubbeltje, maar neemt nooit de veters in ont vangst. Dezer dagen gaf hij de ven ter als gewoonlijk een dubbeltje. Als antwoord kreeg hij te horen: ,,'t Is vervelend het te moeten zeggen, meneer, maar de veters zijn duur der geworden vijftien cent". „Mag, ik de kranten van de laatste oorlogsjaren even inkijken'?" vroeg een veertienjarige jongen, toen hy bij een krantenbureau in het Ame rikaanse Durham binnenstapte. Hij had gegevens nodig voor zijn studie. Een verslaggever vroeg hem later hoe hy over die vyf donkere jaren dacht. „Een beetje overdreven", was het antwoord. „Houdt brandslangen gereed", seinde de piloot van het vliegtuig van een Amerikaanse luchtvaartmaatsclhap- py, dat op weg was van New York naar Shannon. De brandweerauto's suisden over het vliegveld. Teen het toestel landde, was er geen spoor van rook of vuur te zien. Maar aan boord bevonden zich drie levende zeehonden. De piloot vond, dat ze er zo uitgedroogd uitzagen. Zodat men de dieren maar de volle laag gaf. de kajuit twee kistjes vandaan met een inhoud.... nee maar. De nieuw-bakken Janmaats werden er stil van Elf zakken met gouden dukaten en 10 gouden staven!... Nooit nog had men zoveel goud bij elkaar gezien. Die dukaten waren gemakkelijk te verdelen, doch die sta ven!De smid moest eraan te pas komen en de slotenmaker. Samen hakten ze de staven in stukken. En toen begon de verdeling.Ieder die gestolen goed aan wilde nemen werd erbij betrokken. Aan boord van De Nijenborg bleek voor de zoveelste maal hoeveel mensen capituleren voor goud! Wolnar zelf nam 1000 dukaten en een staaf goud. Gross, die als leider onmiddellyk onder hem stond, kreeg een zelfde portie. Daarna werd de portie bepaald van de andere rebellenleiders. De mee lopers werden afgescheept met enige tientallen dukaten. De weifelaars, de lauwen, bezweken nu weldra ook en werden door het aannemen van gestolen goed mede plichtigen. Het kamp van Wolnar werd daardoor aanzienlyk ver groot. By een gevecht zouden allen die besmet waren door zijn goud zyn zijde moeten kiezen, want van officiële zijde hadden ze geen steun meer te verwachten. Er waren wel enkelen die hardnekkig weigerden goud aan te nemen. Deze acht mensen, waaronder onze Pieter de Wildt hadden daarna geen leven meer. zy werden be taald met stokslagen. Bont en blauw geslagen gaven ze echter nog geen kamp. In deze tyd van plundering duikt de figuur Dominicus weer op. De muiters willen de ganse lading aan dek slepen om er zodoende zeker van te zyn dat niets waardevols hen ontging. Voor hen was er nu immers toch geen „weg terug" meer. Dominicus, de schrandere, wyst hen erop dat dit het domste is wat ze zouden kunnen doen. De lading aan dek maakt een schip in de storm onbestuurbaar. Het zwaarte punt komt te hoog te liggen, het schip begint te zwenken en te gieren en draait zich er tenslotte onder. Toen besloten de muiters hun plunderingen te beper kenen de enkele getrouwen, ziek van ellende, be sloten tot een tegenactie. Het leven was, zoals het nu was, voor hen immers ook een hel. Het is niet aange toond dat Dominicus hierin ook de hand heeft gehad, doch een feit is dat een van zyn beste vrienden de leiding had. .Weldra zou men dus trachten opnieuw het schip te overlopen.Toen men bet plan ontwierp voer in hun nabyheid, doch nog ver achter de horizon, het Ne derlandse oorlogsschip: „Oranjezael". REIN BROUWER. bestond. Twee weken later haalde men onder de turven vair De Nachtviool of Hesperis. tuinen of parken, het geeft de vooifcen» aan een weiland als ik zojuist beeoheeeé een slootkant met kreupelhout en hoog gras, waar het wyfje haar fraaie nest. je maakt, op de grond, goed verstopt en alleen te vinden langs nauwe sluip* paadjes, door de voorzichtige vogels onder de gebogen grashalmen gemaakt. Daar. goed beschermd door de tak* kenrommel van doornig struikgewas speelt zich het paapjesleven af. Daar, aan dat slootje, moest dus ook het verborgen broed liggen, een legsel van groen blauwe zwak roodgestlpte eieren. Maar het echtpaar was reeds snel de ruigte ingedoken, zo plotseling als kleine rappe zangvogeltjes kunnen doen, onherroepelyk verdwenen, alsof de aarde ze had opgeslokt. DE meiwei stond in bloei. Ze was roze en wit van de pinksterblom en madelief en allerwegen lag het goud gestrooid van paardebloem en boterbloem, oneindig ver tot waar de buitelende kieviten hun capriolen sloegen boven het wit en zwart der grazende koebeesten. Waar langs de bermen van de weg de witte dovenetels stonden, lieten zy aan het diepblauwe hondsdraf nau- weiyks plaats. Zwaar geurden de ronde schermen van een bloeiende lys- terbes. Boven in de doorzichtige kruin van een eik zong de grote lyster zyn hevig lied. Ik luisterde en zocht myn vlugge paapjes op het weidehek. En ik dacht: „Straks, als ik thuis kom, ga ik dat oude vergeelde album „Blon de duinen" weer eens te voorschyn halen. En ook dat boekje „In de dui nen", geschreven door Heimans en Thijsse, die oude rotten in het mooie vak der natuurstudie. Thysse heeft daarin zyn ontmoeting met het paapje beschreven op de hem eigen wyze, geestig, gezellig en kundig. Nu zit dat paapjesvrouwje op haar eieren. Stil laten zitten! Maar over een paar weken moet hier het Jonge paap- jesgrut in de struiken zitten stoeien, onder het wakend oog van de oudjes. Dan ga ik vast en zeker weer eens kyken. Misschien ben ik dan ook nog achter die zonderlinge naam gekomen? SJOUKE VAN DER ZEE De rebellen hielden er de vrees wèl in! Het schip De Nijenborg had een nieuwe gezagvoerder: een rebel. Wolnar deelde nu de lakens uit en deze was niet dom. Hij liet de officieren en onderofficieren bij elkaar drijven en naar de verwoeste kapiteinshut brengen. Spreken met elkaar was verboden. De kapitein zelf, hevig gekweld door de jicht, kroop op handen en voeten over het dek naar zijn vernield heiligdom en de opperstuur man liep achter hem. Nog was het nacht. Doch toen de eerste schemer doorkwam werd opnieuw het ganse schip doorzocht en van de onmogelijkste plaatsen werden gevluchten gehaald. Er was zwaar gevochten, doch de nieuwe gezagvoerder begon zijn loopbaan met een generaal pardon. Niemand zou dus officieren over boord mogen werken, of zwaar mis handelen. Wolnar zag duidelyk in dat het niet gemakkelyk was met een kleine schare leken een schip te behouden dat een bemanning had van enige honderden. Zijn enige kans was: onder hen die hem niet hadden gesteund mede plichtigen maken achteraf, èn de officieren zo in toom te houden dat ze hun medewerking zouden blijven geven by de navigatie en nochtans niet de moed zouden durven opbrengen tot een contra-beweging. Aan de ene kant moesten de rebellen dus voortdurend met dreigementen en kleine exempelen de vrees erin hou den, aan de andere kant moesten zynieuwe leden winnen. Van alle opvarenden was Dominicus Forster zeker de geheimzinnigste. Mollema, die zo minutieus mogelyk zijn nasporingen heeft verricht, heeft sterke ver moedens dat hij een contra-spion is geweest. Zeker is dat hy een kundig man was, die van de zeevaart het zyne wist en enige talen sprak. Hy is het geweest die Wolnar heeft overgehaald een generaal pardon af te kondigen. Hy is het ook geweest die enige keren levens van officie ren en minderen, die door de muiters zeer ernstig werden bedreigd, gered heeft. Een geheimzinnige figuur, zo zeiden <vy, die door de muiters zelf werd beschouwd als een der hoofdleiders, doch die oeen vriend was van hen die later „een tegenrevolutle ontketenden".... In zekere zin is hy de belangrykste van al, want hy is het geweest die door zijn grote overredingskracht de orde kon bewarentoen de muiters ontdekten.... welke ryke lading zy vervoerdenonder andere gou den stavenToen dèt bekend werd! Toen het morgenlicht scheen over de eenzame oceaan, waarop hier en daar een schip, kondigde de nieuw bakken leider af dat de muiters al het gestolen goed weer aan de rechtmatige eigenaars moesten teruggeven. Zij waren niet gaan muiten om te kunnen roven, zy waren gaan muiten om zodoende hun vryheid terug te krygen. zy, de geronselden Toen kreeg de dominee zyn zilveren couvert terug, de kapitein zijn broek- en schoengespen, de zoon van de schipper zyn zilveren horloge. Alles wat weggeroofd was uit opengebroken lessenaren werd op tafel gelegd. De dominee, nog lang niet klein, had ook nu nog de gave van het woord, want toen hy zyn gouden horlogekast uit een zak van een 'der muiters tevoorschyn zag komen, „merkte hij snedig op dat hy juist van plan was geweest de dief het horloge er maar bij te geven, omdat die aan de kast alleen toch niets had". De morgen was gekomen. Die zag wonderlijke tonelen. Matrozen met gore ge zichten, van doorstane angst en slapeloosheid. Velen liepen met bebloede verbanden. De nieuwbakken gezag voerder bracht de vroegere kapitein aan dek, die door jicht haast niet staan kon. Hy en zyn opper kregen het zwaar te verantwoorden. Zy moesten de positie van het schip opgeven. Wolnar eiste dat de kapitein hen naar Lissabon zou varen, doch de opper ontried hem dit plan. Veel beter zouden ze naar de Allerheiligenbaai kunnen varen, naar Bahia de todos os Santos. Voor de muiters lag daar een betere toekomst en het schip zou dan zyn reis gemakkelijker kunnen vervolgen naar Kaap de Goede Hoop. In Brazilië nam men het niet zo nauw, dat wist Wolnar ook en daarom ging hij op dit voorstel in. Onder de blote hemel, ten aanschouwe van het scheepsvolk, liet hij de kapitein zweren dat hy het schip daarheen zou brengen. Gelukte hem dit niet binnen vijf weken, dan zouden alle officieren worden omgebracht, de dominee incluis, omdat deze ook verstand van zeezaken had. De muiters hielden de wind er onder. Menige klap, vroeger opgelopen, werd nu dubbel en dwars vergolden. Men moest wel uitkijken natuurlyk, er was per slot een algemeen pardon afgekondigd. Men kon zich alleen maar wreken als er geen getuigen waren. Het schip werd slecht bediend, het schoot slechts lang zaam op. Enige dagen later brak er een storm op die niemand had voorzien. Stengen braken, zeilen en rond houten gingen overboord. Sebastiaan Spiesz, die de wacht had in de fokkemars ging mee overboord. Al lang hadden sommigen op een gelegenheid geloerd af te rekenen met de oppertimmerman. Hy was by sommigen gehaat. Toen de storm was opgestoken, stengen, zeilen, rondhouten, touwwerk overboord waren geslagen, sleepten door de woelig geworden zee, en men bezig was met het kappen der vleet, sloegen zij die de oppertimmerman al dagen op de korrel hadden, hun slag. Zij zagen hem verdwynen in de richting van het gal joen, de w.c. voor het volk. zy grepen hem, scheurden zijn zilveren schoengespen van zijn schoenen en werkten hem daarna bliksemsnel over boord. In het geraas van de storm hoorde niemand zijn angstgeschreeuw. Wolnar was de baas aan boord. Alles verliep tamelyk ordelijk. Aan boord van een schip dat overlopen is, moet men niet al te veel letten op het feit dat een der vroe gere leiders over boord is gezet, of dat iemand die niet tegen treiteren kan en een klap teruggeeft, half dood wordt geslagen. Ook is het heel normaal dat er zo nu en dan een zwaar mishandelde, die weggekropen is tussen de leiding, dood uit het ruim wordt gehaald. Op een kwade dag ontdekte Pieter de Ruyter dat er in het ruim zeer veel waardevols was geborgen Toen had zelfs Wolnar niets meer over de hoop te zeggen. De verklikker kreeg 92 slagen met het plat van de sabel van hem, doch terwyl hy nog bezig was hem halfdood te slaan schoot de bende hem voorby en ver dween in het ruimom weldra terug te komen met twee kisten Rijnwijn, bestemd voor de Gouverneur-Gene raal in Batavia. Nu was het hek van de dam. Plotseling was aan alle eentonigheid een einde gekomen. Men had afleiding, .men kon roven wat men wilde als men het ma.v.- georganiseerd deed. Daarvoor waren zy „hoesaren". Men dwong de schipper de connossementen voor t lezen. Zo werd men gewaar waaruit de lading precie^ Wat e^n weelde van bloemen. Zelfs de eerste rozen zyn al weer open. Het is een genot die heerlyke geur op ie snuiven. Zeker, rozen mogen ook wel gesneden worden, doch kyk dan niet naar die lange rozestengels uit de kas sen; die worden speciaal in Aalsmeer voor dit doel gekweekt. Zo diep mogen de rozen in eigen tuin niet weg gesne den worden; de struiken zouden er te veel van lyden. Een rozestengel van ongeveer dertig centimeter is al een flinke stengel en die is geschikt voor vrywel elke vaas. Rozen moeten al ge sneden worden als de bloemknoppen de kleur doorlaten, doch ik denk dat U dit al wel weet. Zet ze echter niet direct in een nauwe vaas, doch liever eerst een nacht in een emmer water; ze kun nen zich dan prachtig volzuigen. Wie lang plezier van die rozen uit eigen tuin wil hebben, moet wat chrysal in het water oplossen; ongeveer twaalf tot vyftien gram per liter water. Rozebloe- men zullen dan ook niet verkleuren. Kent U de nachtviool? Ze wordt ook wel Bloem van Damascus genoemd; Hesperis matronalis noemt de kweker dit tweejarig gewas. Het is de moeite waard om in eigen tuin te kweken. U kunt ze van zaad opkweken; het is nu de goede tyd om te zaaien. Zoek er een zonnig hoekje voor in de tuin; zo maar in de volle grond zaaien. Als het zaad maar even onder de oppervlakte zit, is dat al wel voldoende. Het is nuttig na het zaaien de grond goed vochtig te houden; dus elke avond even gieten als het nodig is. De jonge plantjes zullen dan spoedig te voorschyn komen. Zodra ze hanteerbaar zyn, moeten ze verplant worden. Ze komen op een apart hoekje te staan en dan op een onderlinge af stand van ongeveer tien centimeter. Is het in de late herfst met uw zomer bloemen gedaan, dan kunnen deze planten er voor in de plaats gezet wor den en volgende zomer heeft U dan volop bloemen. Er zyn soorten met witte en lila bloemen. Ze hebben de zelfde eigenschap; ze bloeien pas goed tegen de avond en verspreiden dan een heerlyke geur in uw tuin. Echt iets voor een liefhebberstuin en voor men sen die van zaaien en opkweken hou den. Denk om uw geraniums in de bal- konbakken en in andere bloembakken. Meestal zyn die bakken zó geplaatst, dat de planten niet veel van de regen mee krygen. U zult dus dagelijks ook eens moeten controleren. Het is ook wel nuttig die planten een lichte over bemesting te geven; per liter water kunt U dan één theelepelte van de bekende kamerplantenkunstmest op lossen en dat is al wel voldoende voor één bloembak. G. KROMWIJK. EEN slootje in de maand mei, met een overdaad van waterranon kels, smetteloos witte bloemen, hooggesteeld tussen 't dryvende blad. Langs dat begroeide smalle watertje een weidehek van palen, scheef en knoestig, als behoorden ze nog tot het levende lichaam van een kromgegroei de oude boom. Ik mag ze graag zien, die verweerde, verkleurde weidepalen, een geworden met hun omgeving, overwoekerd met okergele aanslag en roestkleurig mos, ik zie ze liever dan de kille cementen fabrieksprodukten, wit gekalkt en lang van levensduur, maar lelyk en doods te midden van de schoonheid van een Hollandse lentewei. Die houten palen zyn geliefde zit plaatsen van allerlei gedierte, dat gaarne zyn wereldje van een hoogte bekykt, zoals de vogels, die huizen op de grens van open veld en struikgewas. Geen wonder dat de vogelliefhebbers het eerst de paaltjes afzoekt bij zyn verkennen van die vogelwereld. ZO'N tanig roodbruin paaltje le verde my nu juist vanmorgen de aardige verrassing van een onver wachte ontmoeting met een van onze niet zo bekende kleine zangertjes. Eigeniyk waren het er twee, een hy en een zy. Ze kwamen prrr-prrr! met kleine rukjes laag over het weiland aangevlogen, maakten een eerbiedige bocht om my heen en zetten zich op enige afstand op hun uitkykpost, hy op de paal, zy op het draad, de fyne nageltjes om het yzer geklemd. Het waren maar enkele tellen, toen zwenkten ze alweer af, bezetten een plekje iets verder en op een veilige af stand van het ongewenste mensen ge zelschap. Toch. geholpen door de herinnering aan een plaatje uit myn kinderjaren, wist ik byna op hetzelfde ogenblik, wat ik voor me had. Het waren paap jes, man en vrouw. Die stoute sprong naar myn jongensdagen verbaast U misschien. Dat doet het my ook. Ik vind het altyd weer een wonder, hoe een beeld van jaren her, in dit geval dus een eenvoudige vogelafbeelding, zo scherp in het geheugen kan blyven gegrift. Als kinderen spaarden wij de bon nen en de plaatjes van albums op het gebied van de levende natuur en zo veelvuldig werden de afbeeldingen be keken en weer tevoorschyn gehaald, als het ware met de ogen gestreeld, dat de lynen en de kleuren tenslotte niet meer uitgewist konden worden. HET paapje is een donkerbruin vo geltje, zwaar gestreept en gevlekt op de rug en kop, ter grootte van een mus, een vogelsoort, waarvan de man onmiddeliyk opvalt door een ster ke koptekening. Er zyn n.l. niet veel zangvogels, die in die tekening zo dui- deiyk de kleuren wit en zwart verto nen als juist het paapje. Vooral dat wit van de lange wenkbrauwstreep is een markant herkenningsteken. Onder dit wit en zwart is de roodbruine borst, donkerder dan die van het ons bekende roodborstje, een bruin dat naar de buik overgaat in romig wit. Hoewel ik het paapje nog maar weinig heb ontmoet, ben ik ervan overtuigd, dat hy myn weg vast wel eens heeft gekruist. Hy is echter een vogel, die de stilte en de dichte be groeiing verkiest boven het lawaai en de vlakte. Ons roodborstje kennen we heel goed uit onze tuinen, waar het vooral in de wintertyd alle schuwheid aflegt. Het paapje echter zoekt geen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 14