m
IV
Japanse „meester op de bloem"
doorloopt leertijd van 10 tot 20 jaar
11
1
3
P
m/ H
V:
-L
Modernismen honden geen stand
Westerse vrouwen als leerlingen
N
WOORD
VAN
BEZINNING
5e Jaargang no. 2?
Zaterdag 8 juni 1957
-m
J
Japan ls niet slechts het land
van de kersebloesem, de papie
ren lantarentjes, de geisha's en
de kimono's, het is tevens het
„Paradijs der Bloemenschik-
kers", der „Meesters op de
Bloem", die hun kunst met grote
toewijding reeds sedert eeuwen
vlijtig beoefenen.
Japans landschap. Hertenpark te Nara met de wereldberoemde Pagode van Nara op de achtergrond.
(Bijzondere medewerking)
Wij, de mensen van het Westen, hebben gelezen, dat na de oorlog
de Japanse keizer zich „modem" begon te gedragen, dat de Japanse
grondwet in democratische zin is gewijzigd, dat de Japanse vrouw in
vele opzichten het voorbeeld harer Westerse zusteren is gaan vol
gen; kortom, dat er in Japan een andere wind was gaan waaien. Nu
is het zonder twijfel waar, dat het Japanse volk met zijn meesterlijk
aanpassingsvermogen na de oorlog een aantal „nieuwe dingen" deels
van harte, deels ook, omdat het zulks noodzakelijk achtte, aan
vaardde. Toch hoede men zich voor een voorbarig oordeel, voor te
snelle conclusies. Men bedenke steeds, dat achter de Westerse mo
derne facade de ziel van het Oude Japan, van het land met zijn sterke
eigen traditie, zijn eigen opvattingen, zijn eigen code, zijn eigen
schoonheid en zijn eigen schoonheidszin, nog immer aanwezig is. De
vorm en het uiterlijk mogen zich al wijzigen, het innerlijk van het
Japanse volk doet zulks veel minder. Zo er één volk is, dat zichzelf
wil zijn en blijven, dan is dat het Japanse volk. Zij, die Japan kennen
en vertrouwd zijn met zijn grote schoonheid en verfijnde beschaving,
begrijpen dat in de Japanners.
FLEURIG CONSERVATISME
■raar hun aard, op grond van hun
levensbeschouwing en door de
loop hunner geschiedenis zijn de
Japanners behoudend, zelfs als zij
nieuwe dingen in hun levenssfeer op
nemen. Tal van voorbeelden zouden ter
illustrering van deze uitspraak zijn aan
te voeren. Wij willen ons hier om
dat wij iets vertellen gaan over de
Japanse kunst van bloemen schikken
tot de „Kunst van de Bloem" be
perken.
Een der meest geperfectioneerde
kunsten in het Land van de Opgaan
de Zon is die van bloemen schikken.
Er zijn Japanse bloemenkunstenaars,
die zich pas na een leertijd van tien
tot twintig jaar „Meester" mogen
noemen.
Het begin was betrekkelijk eenvou
dig. Ongeveer zes eeuwen geleden ont
wikkelde zich aan het Japanse Hof
een simpele, vormelijke stijl om bloe-
menarrangementen te maken. Uit deze
„mode" (het woord is niet geheel juist,
maar voor Westerlingen begrijpelijk)
ontwikkelden zich tal van bloemen-
scholen en schikkingsstijlen. Sommige
waren vormelijk en decoratief. Andere
waren simpeler en natuurlijker van
opvatting. Toen Japan omstreeks 1860
met volle zeilen de „grote wereld be
gon binnen te stevenen na een isole
ment van ruim tweehonderd jaar, wa
ren er daar te lande meer dan vijftig
verschillende „scholen" voor het schik
ken van bloemen.
Het contact met het Westen gedu
rende de afgelopen honderd jaar ver
minderde de belangstelling voor de
„Bloemenkunst" niet. Ook thans nog
zijn er in Nippon duizenden leraren,
die de Japanse meisjes en vrouwen in
wijden in de geheimen dezer exquise
kunst. Ook thans nog heeft iemand,
die zich wil ontplooien tot .Meester op
de Bloem", een studie- en oefentijd
nodig van vele jaren. Toch bleef het
contact met het Westen niet zonder
invloed op de bloemenkunst. De Wes
terse bouwstijl, de Westerse litteratuur,
de democratische (al moet men dit
woord niet in Europese zin verstaan)
tendenzen en wat dies meer zij, raak
ten ook de bloemenkunst. En wel zo,
dat zij minder ingewikkeld, minder
vormelijk, vrijer in haar uitdrukkings
wijze. ietwat luchtiger werd. Men mene
evenwel niet, dat de bloemenkunsi
..verwesterste". Het tegendeel is veeleer
waar. De Westerse invloeden werder
door de Meesters overgenomen, opge
zogen als het ware, en „verjapanst'
Opnieuw bleek, hoe sterk het Japanse
aanpassingsvermogen en de Japanse
eigen aard zijn. Herhaaldelijk kwamei
uit den vreemde in de loop der eeuwer
nieuwe dingen en nieuwe opvattingen
naar het Land van de Opgaande Zon.
Steeds waren zij na enige tijd opgeno
men in het Japanse beschavingsbezit,
hadden zij een Japanse vorm gekregen,
kortom, waren zij verjapanst. Zo ging
het ook met de Westerse invloeden in
de sfeer der Japanse bloemenkunst.
a de laatste oorlog trad dit „fleu
rig conservatisme" opnieuw aan
dag. Er waren kort na 1945 in
Japan een aantal bloemenkunstenaars,
die een nieuwe periode, een revolutio
naire wijziging in de aloude kunst
voorspelden. Zij vormden schreef de
Japanse „Meester op de Bloem" Cho-
ka Adachi in 1953 een avant-garde,
die dweepte met Westerse kunstenaars
als Picasso. Doch toen de oorlogs
onrust tot het verleden ging behoren,
bezonnen zij zich op de ware schoon
heid der bloemen en keerden zij op de
oude Japanse paden terug.
DE TOKONOMA
Een echt Japans huis bevat be
halve de ontvangkamer, de eetkamer,
de zitkamer en de studeerkamer
een gewijde ruimte, ongeveer een halve
meter breed en twee A drie meter lang.
Deze „tokonoma" zou men met een
Westers (en daarom niet geheel toe
passelijk) woord het huiskapelletje
kunnen noemen. In de tokonoma hangt
tegenwoordig de mooiste kakemono
(een langwerpig schilderstuk op doek
of papier, zonder lijst) van het huis.
En voor die kakemono behoort een
bloemenarrangement te staan. Niet zo
maar een paar bloemen in een vaasje
of in een bak, doch kunstig geschikt,
bij de sfeer van het huis
bloemen of takken.
Hoe de tokonoma met bloemen te
verfraaien is een van de gege
vens, waarop de Japanse Bloe-
menschikkingsscholen sedert eeuwen
hebben gestudeerd. Het ging en gaat
er om, de bloemen en planten kunst
zinnig en harmonisch op te stellen.
Men moet rekening houden met het
geestelijk klimaat van het gezin, met
de sociale omstandigheden, met het
jaargetijde, met de ligging van het
huis en met tal van andere dingen, wil
een optimaal resultaat aan schoonheid,
stijl en harmonie worden verkregen.
Een der gevolgen van de toegenomen
Westerse invloeden in de laatste tien
tallen jaren was, dat, vooral in de
grote steden, de huizenbouw soms we
zenlijk veranderde. Dit stelde de
„Meesters op de Bloem" voor de moei
lijke en naar Japans oordeel zeer be
langrijke taak om bloemenarrange-
menten te bedenken, die pasten in de
nieuwe woningen. Jaren reeds zijn zij
hiermede bezig en goede resultaten zijn
reeds bereikt. De oude, conventionele
Japanse opvattingen betreffende een
harmonische bloemenschikking pasten
maar zelden bij de nieuwe woningen.
Bovendien ontstond er in het Japanse
volk een verlangen naar rijker kleu
ren, naar vrijer schikking. Dit kwam
de bloemenkunstenaars te stade. Zij
ontwierpen nieuwe „patronen", nieuwe
combinatiesen ziet. ook thans
heeft iedere tokonoma zijn bloemen
arrangement en mede hierdoor alle
wijzigingen in styl ten spijt een
echt-Japans karakter. De Japanse
„Meesters op de Bloem" zijn evenals
het Japanse volk, in de loop der tijden
zichzelf naar aard en wezen gelijk
gebleven.
MEER MATERIAAL
Aanvankelijk hadden de bloemen
kunstenaars betrekkelijk weinig
soorten bloemen, waarmede zij
werkten. Kersebloesem, pruimebloesem,
irissen, chrysanten en nog enige an
dere, in Europa minder bekende soor
ten, vormden de hoofdschotel. Naar
mate de eeuwen verstreken en vooral
sedert de opneming van Japan in de
grote wereld kwamen er duizenden
soorten bij. Geleidelijk aan vonden zij
genade, ja, waardering in de ogen der
Japanners. Hiermede moesten de
„Meesters op de Bloem" natuurlijk re
kening houden. Thans komen er in
Tokio uit geheel Japan meer dan drie
duizend verschillende bloemen ter
markt. Bovendien importeert Japan
WIE Leiden enigszins kent,
weet, dat aan de binnen-
en aan de buitenkant van
de Pieterskerk gedenkstenen zijn
aangebracht ter herinnering aan
de tocht van de „Pilgrimfathers"
met hun schip de „Mayflower"
naar Amerika. Deze tocht vond
plaats in 1620. In 1609 had zich
in Leiden een kleine Engelse
gemeente gevestigd van onge
veer 100 leden, onder leiding van
John Robinson. Daar zy in En
geland niet voldoende vrijheid
vonden, waren zy naar Neder
land overgevaren. Toen in 1618-
1619 ook in Nederland de grond
onder hun voeten te heet werd,
zijn deze pelgrimgangers naar
Amerika vertrokken om daar een
nieuwe kolonie te stichten: New
Plymouth. Zy deden drie maan
den over de reis.
Nu in 1957 kunnen wy in de
courant lezen, dat er een schip
gebouwd is, dat precies op de
Mayflower gelijkt en dat met dit
schip dezelfde tocht gemaakt
wordt als in 1620. Het zal niet
lang meer duren of deze moderne
pelgrimgangers zijn aan de over
kant van de oceaan aangekomen.
Op deze Mayflower hebben de
Pilgrimfathers een „verbond"
gesloten. De oorkonde, op 11 no
vember 1620 opgesteld, luidt:
„Wij sluiten plechtig en weder
kerig, in tegenwoordigheid van
God en van elkaar een verbond
en wij voegen ons aaneen in een
„civil Body Politiek". Dit ver
bond werd later ook de grond
slag van de kolonie, die zy in
Amerika stichtten.
Dat zo'n kleine groep een ver
bond sluit „met elkaar en met
bloemen, zowel uit de tropische landen
in het zuiden als uit Afrika en Europa.
Dit alles stelt de bloemenkunstenaars
voor zware problemen. Jaren van stu
die en talloos vele proefnemingen wa
ren en zijn nodig om dit nieuwe
materiaal op waarlyk harmonisch-
Japanse manier te kunnen verwerken
tot arrangementen, die de kenschet
sing „esthetisch verantwoord", „ont
roerend" en „exquis" geoorloofd doen
zyn.
De Meesters aanvaardden niet alle
nieuwe bloemsoorten. Dit bleek kort na
de oorlog, toen er bloemen op de markt
verschenen, die men weliswaar gemak
kelijk kon kweken in de eigen tuinen,
doch die niet voldeden aan de eisen
van schoonheid, welke de Meesters
stelden. De meesten hunner weigerden
dan ook, die soorten als materiaal voor
hun kunst te gebruiken. Zy vochten op
het „schoonheidsfront". Veel wyst er
op, dat zy hun stryd winnen.
God", is op zich zelf niet nieuw.
Zowel de joodse relegie als het
Christendom kennen de ver
bondsgedachte. Het is onder de
christenen weinig bekend, dat
ook de joden een pinksterfeest
vieren (dit jaar viel dit op 5 en
6 juni), en dat zy met Pinkste
ren herdenken de verbondslui-
ting by de berg Sinai en de wet
geving van Mozes. U weet, in het
Boek Exodus hoofdstukken 19 err.
20 wordt verteld, dat de joden
bevryd uit Egypte, midden op
hun woestyntocht by de berg Si
nai aankwamen. Daar midden
in de woestyn hebben zy het
verbond met God en met elkaar
gesloten. (Exodus 24).
Ook het Christeiyke Pinkster
feest is een verbondsfeest. Toen
de Heilige Geest zich over de
discipelen uitstortte, ontstond
er tegelyk een gemeenschap: De
logs jaren. Een groot aantal vazen en
kommen was als gevolg van de oor
logshandelingen vernield. Er kwamen
eind 1945 nieuwe modellen in de han
del, doch zy konden, zomin als de
eerste na-oorlogse bloemen, genade
vinden in de ogen der Meesters. Ook
op het „vazenfront" vochten zy ver
beten. In 1952/53 was het zover, dat
zy weer tevreden waren over wat er
aan „vaat- en vaaswerk" in de win
kels te koop was.
Een betreurenswaardig gevolg van
de oorlog was, dat tal van kostbare
mooie, antieke, onvervangbare bloem
vazen, bewaard in particuliere huizen
tempels en musea voor altyd verloren
gingen.
eerste christeiyke gemeente was
gesticht. Een gemeenschap die
niet anderen wilde uitsluiten,
maar die vurig begeerde om
anderen in dit verbond te slui
ten, en die daarom het evangelie
predikte.
Telkens als een gemeente of
een parochie gesticht wordt, is
dit een verbondsfeest: Het ver
bond wordt met elkaar en met
God gesloten. In de Angel-Sak
sische landen zyn er kerken, die
elk jaar een verbondsdienst
(covenant-service) vieren, waar
in de gemeente de gelegenheid
krygt het verbond opnieuw te
bevestigen.
Er zyn wel gevaren verbonden
aan het sluiten van een verbond.
De liefde in de eigen kring wordt
vaak op bedenkelyke wyze bevor
derd door afkeer van anderen.
Dan wordt zo'n verbond niet
inclusief, maar exclusief, dan
gaan wy anderen uitstoten. Het
andere gevaar is, dat wy ande
ren willen dwingen om tot het
verbond toe te treden. Het ïykt
my wyzer en liefdevoller om ver
heugd te zyn als andere mensen,
waarschijnlijk op andere wyze,
een verbond met elkaar en met
God sluiten. Dat ïykt my de zin
van de verdraagzaamheid, die
ook met Pinksteren betracht
moet worden, wy kunnen de
Heilige Geest niet dwingen, de
Heilige Geest staat niet tot onze
beschikking, wy mogen er alleen
op vertrouwen, dat De Heilige
Geest ook in ons en in onze ge
meenschap werkt.
Ds. J. VAN GOUDOEVER.
Remonstr. predikant te Leiden.
Een merkwaardig na-oorlogs ver-
schynsel was, dat tal van Westerse
vrouwen leerlingen werden van Ja
panse „Meesters op de Bloem". Zij
leerden, mede door de bezetting, de
Japanse beschaving kennen en kwamen
onder de indruk van de exquise bloe
menkunst der Japanners. De leraren
ontvingen hun nieuwe leerlingen
gaarne en stelden vast, dat velen harer
snel en goede vorderingen maakten.
Choka Adachi, wiens oordeel wy reeds
eenmaal gaven, ls evenwel van mening,
dat zy niet de echt-Japanse manier
van bloemen schikken zich eigen
maakten, doch een „eigenaardige" styl,
die er op berekend was, de vreemde
lingen genoegen te doen. Dit oordeel
verwondert niet. Immers, de echt-Ja-
Japanse meisjesgekleed in kimono, aan het bloemschikken
Bloeiende kersenlaan bij ingang van een tempel.
In grote trekken kan men de Bloe-
menschikkingsscholen van Japan in
drie groepen verdelen. De oudste is
uiterst vormelyk. Dan komt een
groep, die het best te typeren is met
de woorden tamelijk vormelyk. De
overige kan men, samenvattend, als
de „meest natuurlyke" kenschetsen.
Al deze groepen zyn echter op de
eerste plaats typisch-Japans. Zy
hebben in de loop der eeuwen na
tuurlijk concessies gedaan aan de
tyd zonder echter hun eigen karak
ter geweld aan te doen.
DE VAZEN
E»n belangryk onderdeel van ieder
bloemenarrangement is de vaas,
of kom of schotel. Nieuwe bloe-
mensoorten vroegen, natuurlyk, nieuwe
modellen. Daarom behoorde het mede
tot de taak der Meesters om steeds
weer nieuwe vormen te bedenken voor
vazen en zo. Aan de eis van „harmo
nie" had anders niet kunnen worden
voldaan.
Het „vazenprobleem" was vooral
uiterst moeiiyk in de eerste na-oor-
NA DE OORLOG
Ook heden ten dage is de zes
eeuwen oude Japanse kunst van
bloemenschikken nog steeds hoog
in ere by de jonge generatie (en na
tuurlyk ook by de oudere). Vooral nu
de stryd tegen sommige „Amerikanis
men", die de bezetters invoerden, ge-
leidelyk aan met succes wordt be
kroond, stygt het aanzien der „Mees
ters op de Bloem" weer aanmerkelyk.
Toch is, als men de cyfers in het oog
vat, duideiyk te zien, dat de oorlog
een zware terugslag had op het „bloe-
menvak".
Vóór de oorlog waren er in het ge
bied van Groot-Tokio 35.000 bloe-
mendeskundigen, 2700 bloemenwin
keliers en 35 bloemenmarkten. Op
het ogenblik zyn er ruim 300 „Mees
ters op de Bloem" (die hun kunst
beoefenen) en een kleine 1200 bloe
menwinkels. De waarde van de
bloemcnomzet bedraagt nog maar
een deel van die in de vóóroorlogse
jaren. Het ligt evenwel in de lyn der
verwachtingen, dat deze cyfers zich
weer in opwaartse richting zullen
gaan bewegen.
panse styl van bloemen schikken ls
zónu ja, zó Japans, dat slechts
een Japanner of Japanse zich hem
werkeiyk eigen kan maken.
HET LANDSCHAP
De „Meesters op de Bloem" beoefe-
de „kleinkunst" der bloemen. De
„Grote Kunst" der bloemen kan
men in haar uitingen gadeslaan in het
Japanse landschap. Tegen heuvelrug
gen, in tuinen, in parken, langs de
oevers der meren, kortom alom in zyn
land weet de Japanner bloemen te to
veren. Het wekt de indruk, dat de
Japanners geboren landschapsarchitec
ten zyn. Stellig vindt dit gevoel voor
harmonie, voor „de juiste bloem of
boom op de juiste plaats" mede zyn
oorsprong in de scholing, die de „Mees
ters op de Bloem" nu reeds sedert
eeuwen het Japanse volk geven in
schikken, in harmonisch schikken van
bloemen, takken en planten in klein,
ja, in huiselyk bestek.
(Nivano - Nadruk verboden)