IN KAMER EN TUIN
Reis met de Oost-Indië vaarder
Nijenborg werd tot verschrikking
w'
Ouderloze nest jongen
M*
ZATERDAG 1 JUNI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
BEWOGEN LEVEN
Mannen van 17 naties geronseld
Er moést gevaren worden!
Kijkjes in de Natuur
Helpt ze groot
brengen
GROENTEN UIT EIGEN TUIN
Tn de geschiedenis van onze zeevaart is met rode letters het „aflopen" van de Oost-
Indiëvaarder: de „Nijenborg" geschreven. Als een getuigenis van de wantoestanden
dier dagen èn van de in wezen niet veranderende menselijke natuur.
De lezer, die het woord „aflopen" niet kent, zij medegedeeld dat aflopen betekent:
het met de wapenen in de vuist nemen door de eigen bemanning!
Het aflopen van de in 1757 gebouwde Nijenborg, is door Mollema zodanig beschre
ven, met steun van vele archiefstukken, dat wij, bij het lezen, het voor onze ogen zien
gebeuren.
Dit verhaal wordt géén verhaal over een schone bloem, over een ideaal-mens, doch
een verhaal over een brok mannenleven, waarin de „heren der schepping" elkaar naar
het leven staan als kwaadaardige honden. Het wordt een verhaal van flikkerende mes
sen, worgen, over boord werpen, kielhalen, radbraken.
Maar het wil ook méér dan dat zijn. Het wil. al dit
gruwelijks beschrijvend, tevens trachten, de omstandig
heden te belichten en de drijfveren aan te tonen die de
mensen er toe brachten om in volle zee aan het muiten
te slaan, er met het schip van door te gaan om ergens
in Zuid-Amerika - Brazilië het liefst - een veilig heen
komen te zoeken. Daar werden immers, vreemdelingen,
emigranten, zeer gastvrij ontvangen, omdat het blanke
deel der bevolking er te klein was, endaar waren
ook vrouwen genoeg!
ÈLK een gevaarlijke daad! In volle zee de macht
trachten over te nemen! Alleen het beramen van
het plan legt al de bijl aan de wortel van de
levensboom
En als het gelukt, wat dèn? Zelfs in die tijden werd
men er door - waér men ook kwam - buiten de wet
geplaatst!
Hoe kon het ook anders! Over de technische hulpmid
delen waarover wij beschikken om misdadigers op te
sporen, beschikte men toen nog niet - Een behoorlijke
Burgerlijke Stand was er nog niet, om van radio, tele
foon, telegraaf maar niet te spreken!
Muiters van Oost-Indiëvaarders werden in de Neder
landen opgehangen aan de galg, enige meters ten zui
den van de vuurboet van Kijkduin. Muiters van de
Oost-Indiëvaarders moesten daar hangen totdat de
wind en de vogels hun vlees hadden verteerd. Daar,
waar elke Oost-Indiëvaarder voorbijvoer, was het Te
ken opgericht! De uitvarende Jantjes kregen iets mee
ter overpeinzing op de grote reis.
rAAR laten wij met ons verhaal beginnen over het
aflopen van het fregat „De Nijenborg". dat in 1763
naar Indië vertrok met 236 koppen aan boord, on
der schipper Jacob Ketel.
„Navigare necesse est, vivere non necesse"; Er moet ge
varen worden, daarbij speelt het leven van een mens
geen rol!
De geschiedenis van „De Nijenborg" bewijst het. Opdat
de lezer een juist beeld krijgt van de eigenaardige moei
lijkheden ten aanzien van het regeren der bemanningen,
detlen we mede dat de gehele equipage, aangevuld met 84
man in Cayenne en 44 man aan de Kaap, samengesteld
was uit 17 naties!
De Hollanders waren in de minderheid: 107! Het aantal
Duitsers bedroeg 171! De rest. was een samenraapsel uit
alle delen van de wereld! Toen „De Nijenborg" uit zou
varen, woedde in Europa de Zevenjarige Landoorlog.
Boeren, wier hofsteden waren verwoest, die desperado's
waren geworden, doordat him familie was uitgemoord,
trokken naar de rijke koopstad aan het IJ. om daar te
trachten van de spreekwoordelijke rijkdom te profiteren.
Afgedankte soldaten, deserteurs, vonden ook hun weg
naar de vrije Republiek, om daar in handen te vallen van
„zielverkopers".
HET was volstrekt niet de bedoeling van deze lieden
aan te monsteren voor de Oost. Veeleer was hun
bedoeling een plaats te zoeken in het leger, of via
de Nederlanden hun vaderland te bereiken.
Doch is de soldaat niet veelal slaaf van zijn lust?
In vele steden van ons vaderland, van Vlissingen tot
Delfzijl, oefenden de zielverkopers hun praktijken uit,
In de taveernes werden de zwervers dronken gevoerd,
„te bedde" gelegd in armoedige kamers. Bij het ontwa
ken vonden ze de deuren gesloten en de vensters dicht
gespijkerd. Zij konden alleen hun woede koelen aan
onverwoestbaar meubilair.
Zo werden mensen geronseld, hier en elders. Veelal
mensen van slecht allooi, doch niet altijd. Menig ar
geloos mensenkind Is zo een prooi geworden van de
omstandigheden.
Men werd de dolzinnig geworden opgeslotenen wel de
baas. Honger Is het scherpste wapen!
ONDANKS al deze praktijken was het nauwelijks
mogelijk de equipage van de Nijenborg voltallig te
krijgen, het fregat, dat met de Paasvloot uitvaren
zou. Schipper Ketel moest persoonlijk de zielverkopers af
en toen eindelijk ..de trommels, trompetten en schal
meien der herauten van de Edele Compagnie den volke
kond deden, dat elk die lust had zich aan kon laten
werven", kwamen de zielverkopers met een haveloze
schooierbende binnen Hoorn.
Mensen die nog nooit zout water hadden geproefd, had
den de zielverkopers wat zeemanstermen in het hoofd
gestampt, opdat ze bij de examinatie niet geweigerd
werden.
Doch de Edele Compagnie kon zich zelfs de weelde
van een onderzoek niet permitteren, want er was geen
keus. Van een nietsnut kan men aan boord nog trachten
een vent te maken met geweld!
TOEN de ellendige hoop aan boord werd gedreven
was in principe de muiterij „al voltooid". Want een
groep Duitse huursoldaten en deserteurs, die al door
hun ruw en verwilderd leven vertrouwd waren met „Dui
vel en Dood", hadden in het diepste geheim een verbond
gesloten: dat van de Zwavelbende.
In het zielverkoperslogement van Willem in den Lan-
taern, te Hoorn, hadden 14 mannen in het diepste geheim
hun plannen voorbereid.
Daar in Hoorn bezwoeren zij de Artikelen Brief van de
V.O.C.. daar in Hoorn kregen ze hun eerste geld. twee
guldens, om zich flink te kunnen bedrinken.
Volkomen „zat" werden ze in lichters geladen, die hen
over de Zuiderzee naar Tessel moesten voeren, waar de
Nijenborg lag te wachten op oostenwind. Kinderen van
zestien jaar, die geen flauw benul hadden van wat hun
te wachten stond, boeven, misdadigers, leeglopers, te
zamen maakten ze de reis in de lichters en meer dan
de helft was „bulten westen".
Schipper Ketel en zijn opper Epko Eelders zagen hoe
de nieuwe equipage over de loopplank werd geranseld.
Hun gedachten kunnen we niet meer raden, zij zelf heb
ben ze niet genoteerd. De zeeman noteert slechts „feiten".
Maar zeker kunnen we aannemen dat geen van tweeën
in de verste verte heeft vermoed wat hun te wachten
stond.
GÉÉN trap. géén schop, géén kwelling zou worden
vergeten. Het oog om oog en tand om tand zou
weldra heersen in deze kleine wereld op de onme
telijke oceaan.
De nieuwe bemanning was „niet duur". De Hollanders
waren nog het duurst. En die zouden stellig het meest
kankeren, vreesde men
Het schip lag te wachten op oostenwind. In deze wacht-
dagen probeerden officieren en onderofficieren van een
verlopen zooi „matrozen" te maken. Mensen met wie men
in nood iets kon doèn!
Uitgeput vielen de mannen des avonds neer. Menigeen
had een blauwe plek van een klap. die hij had opgelo
pen. Weinigen hadden lust tot spreken. Alleen de leden
van de Zwavelbende, 11 Duitsers en 3 Fransen, hielden
de moed er in. Zij leken al na de eerste dagen getemd
en schikten zich wonderwel!
Daar had je nu Frederik Stijssel, één van hen. Een
man die had weten te ontvluchten op weg naar Hoorn.
De onder-timmerman Willem Berchman had hem echter
herkend na zijn ontvluchting en'hem met het mes op de
keel weer naar Willem in de Lantaern gedreven! Zou
deze dit ooit vergeten?
Eens zou hij hem „twee houwen over het hoofd geven,
drie messteken en een dusdanige aframmeling, dat het
kakebeen geheel werd ingeslagen!"
Wel zelden heeft een fregat zee gekozen met „zoveel
gevaren in zicht"!
De 8e mei 1763 dreef een fikse oostenwind de Nijenborg
langs Kqkduin. Daar bij die vuurboet, 50 roeden ten
zuiden ervan, precies een jaar later, op dezelfde dag:
de 8ste mei, zouden een rijtje muiters worden opge
hangen, schepelingen van dit schip!
Het schip zelf lachte er om. Vrolijk nam het de krul-
vende golven. Een rilling ging er door het want: Er
moet gevaren worden, al kost het ook nog zoveel
mensenlevens!
REIN BROUWER
DE meimaand is al weer uit het
land. De maand van de vogel
nestjes. En van de Jonge merel-
tjes. die nu bij dozijnen uit hun wieg
duikelen. Die domme kleine dingen met
hun haast, om dat veilige nest toch
maar zou gauw mogelijk te verlaten.
Bij dozijnen? Bij honderdtallen, als
we de duikelaars van een hele stad uit
alle parken, plantsoenen en tuinen by
elkaar nemen. Want zozeer is de me
relstand de laatste jaren vooruitge
gaan en is deze zwarte lijster met de
oranje gele bek een gewone verschij
ning geworden in het stadsbeeld, dat
we ons wel eens afvragen, waar dat in
de toekomst naar toe moet. Worden
ze de concurrenten van onze mussen,
die allergewoonste onder de gewone
stadsvogels? Want een feit is. dat er
de laatste jaren wel haast geen tuin
tje is, geen muurtje dat maar een
beetje is begroeid, Ja zelfs geen af
dakje of een schuurtje, of een merel-
paar heeft er beslag op gelegd voor het
grootbrengen van zijn kleine kale
doddertjes, die de eerste twee weken
alleen maar gapende eetapparaatjes
zijn, maar verrassend snel in de veren
schieten. Als spoedig staan ze met
korte vleugelstompjes te klapperen en
te balanceren op de nestrand, telkens
wanneer hun ouweluitjes met het een
of ander eetbaars komen aandragen.
MET dat gebalanceer begint de
narigheid, waarover ik het van
daag wil hebben, een narig
heid, die ieder voorjaar terugkeert,
zodra de eerste lentebloesems zijn ver
droogd. Voor de familie Merel is dat
eerste uitvliegen van het jonge goed
je namelijk een gokje, waarover de
oude vogels zich natuurlijk het hoofd
niet breken. Dat doen wij mensen wel.
We zien met bezorgdheid zo'n drie k
vier kleine verendotjes, bruingespik-
keld en maai' zwakjes op de pootjes,
onder een struik gedoken zitten, waar
ze haast met de regelmaat van een
klok luidkeels hun aanwezigheid be
kend maken.
Zo luid. dat de ouders, die hun acti
viteit nu moeten uitbreiden over een
grote uitgestrektheid, soms wel over
enige tuinen, precies weten, waar ze
met hun lunchpakketje moeten wezen.
Maar die luidruchtigheid doet de
kleintjes ook vaak de das om. Over
katten heb ik al eens geschreven en
ik kan er deze keer kort over zijn.
Mag ik alleen tot goed begrip van
wat ik indertijd schreef ten overvloede
nog bekennen, dat ik een groot lief
hebber ben van katten!
Ik vind het prachtige en interessante
dieren, die altijd de moeite van het
bestuderen waard zijn en waar Je nooit
op raakt uitgekeken.
In een vogeltuin echter vind ik een
kat een volkomen onbruikbaar ele
ment, hoewel ik me ervan bewust ben
dat de natuur zich van deze zuiver
menselijke opvatting geen zier aan
trekt.
Ze laat de Jonge merel te vroeg of
op tijd, maar altijd als een breekbaar
stakkertje uit het nest flodderen en
laat het aan zichzelf over. Struikelt
het op een overvol binnenplaatsje over
verrichtingen van de nestelende vogels
volgen, bespaart U het bittere verdriet
van een uit elkaar getrokken nest met
in het rond verspreide dode jongen.
Over kinderen gesproken, er zijn er
goddank ook nog heel wat, die zich het
lot van een verongelukte jonge merel
aantrekken. De moeilijkheid is echter
voor hen. dat ze meestal niet weten,
wat ze er' mee moeten aanvangen.
Komen ze aan mijn deur met zo'n
hoopje ellende in een doosje, dan pro
beer ik ze altijd te animeren, de verzor
ging zelf ter hand te nemen en dan
hoop ik altijd, dat ze thuis gekomen
met hun kostbare schat, daar met be
grip voor de goede zaak worden ont
vangen en dat de volwassenen een
handje meehelpen.
een tobbe, over een waslijntje, dan is
het eerste ongeluk gebeurd.
Pootje gebroken. Snuffelt er Juist
een speelse hond tussen de struiken,
dan is de jonge vogel er nog ongeluk
kiger aan toe, want de lichtste bescha
diging van de o zo tere organen is
fataal. Erger dan hond of kat zijn de
rondschuimende jongetjes, die altijd
een verbazend scherpe neus hebben
voor een verborgen vogelnest.
HEBT U een vogelnest aan de
straatkant, waar die Jeugdige pi
raten al te gemakkelijk bij kun
nen, weest U dan zo verstandig en
neem dat nest weg en verhinder de
nestbouw, want dan bespaart U zich
h.eel wat ergernis. En uw kinderen, die
onder uw leiding met zoveel plezier de
Vanzelfsprekend neem ik aan dat de
snij- en sperziebonontjes al gezaaid zijn
en dat ze zelfs al boven de grond ko
men. Dat gewas heeft dan nu een
lichte overbemesting nodig: de bekende
roze tuin- en gazonkorrelmest kan men
voor dit doel heel goed gebruiken. Het
is nuttig de boontjes een beetje aan te
aarden: ze staan dan wat meer be
schut en de dunne stengels of stam
metjes kunnen dan niet zo door de
wind alle richtingen uit gedraaid wor
den. Intussen zal men dan nu voor de
tweede maal deze kostelijke bonensoor
ten kunnen zaaien. Stop de boontjes
vooral niet te diep in de grond; er is
een oud tuinmansgezegde en dat luidt:
„Bonen moeten de klok horen luiden".
Het is in ieder geval noodzakelijk dat
ze in vochtige grond liggen.
De vorige maand heb ik U er al op
gewezen dat ook de amateur-tuinier
steeds intens één seizoen vooruit moet
denken. Nu komt de prei al weer aan
de beurt en U bent zelfs al te laat om
nu nog in eigen tuin te zaaien. U kunt
bij de tuinders veel beter wat jonge
planten aanschaffen en anders kan
men ze ook wel op de markt in de stad
kopen. Ontdoe ze dan voor het poten
maar van de bovenste bladpunten, ze
zullen dan veel beter doorgroeien. Bij
prei is het overigens niet begonnen om
al dat groen: het moet de dikke, witte
ondereinden zijn en die zal men niet
krygen indien ze normaal gepoot wor
den. U moet prei in greppeltjes poten
en maak die dus eerst; een diepte van
ongeveer tien centimeter is wel vol
doende. De greppeltjes komen op een
onderlinge afstand van ongeveer vijf
entwintig centimeter en in de rij kun
nen de preiplanten wel op acht tot tien
centimeter gepoot worden. In de loop
van de zomer kan men die greppeltjes
dan geleidelijk dicht schoffelen. Prei
heeft een hekel aan verse stalmest. Bij
voorkeur poot men ze op bedjes, die
verleden jaar zwaar met stalmest zijn
bewerkt; daar groeien ze het best en
dan kan men nu volstaan met wat roze
korrelmest. Postelein is een echte zo
mergroente en als het lekker warm
weer is, kan die gezaaid worden; zoek
er dan het meest zonnige plekje voor
uit. Na het zaaien de bedjes afdekken
met vochtige zakken of lappen. Laat
die zo lang liggen totdat U het rode
waas ontdekt; dan is het zaad tot ont
kieming gekomen en moet het gewas
volle zon hebben. Misschien houdt U
veel van spinazie, doch dat is geen
goede zomergroente: in plaats van spi
nazie kan men veel beter een paar
rijtjes snijbiet zaaien; de smaak loopt
niet zo ver uiteen.
G. KROMDIJK.
Foto's Turkenburg
DE Jonge merel heeft allereerst
warmte nodig. Dus een (hoog)
houten kistje of een kartonnen
doos met een lap als grondlaag. Daarop
papier van een closetrol, want dat
moet regelmatig worden „verschoond".
Een luchtig» afsluiting van boven,
want een jonge lijster wordt een hele
springer. Niet bij een kachel zetten,
niet in een ijskoude schuur, Bij mij
staat zo'n patient altijd op mijn bu
reau, maar dat gaat nu eenmaal niet
overal zo gemakkelijk. Hoofdstuk twee
is de voeding.
Géén brood voor zo'n Jong ding. Wel
fijn gedrukte beschuit in melk en
daardoor een fijngesohrapt rauw vlees
of mager gehakt.
Nooit zout of gekruid vlees! Op een
rondgepunt stokje reikt men van bo
ven af het voedsel diep in het wijdge
opende bekje, een werkje waarmee
men met tussenpozen van een half
uurtje de hele dag zoet is. Een werkje,
dat kinderen echter met liefde op
knappen.
Het vochtige voedsel maakt het ge
ven van drinkwater onnodig. Een
merel eet echter veel levend voedsel,
dus met beschuit komt met er op den
duur niet. Wormpjes moeten worden
fijngemaakt en door het papje ge
mengd, ook kleine stukjes van vruch
ten zijn noodzakelijk, en dan na 2 we
ken is de kleine rakker zover, dat er
door zijn éten het bekende universeel
vogelvoer kan worden gewerkt, waarin
vrywel alles zit. wat een grote zang
vogel nodig heeft.
Gaat de jonge vogel zelf al iets van
de grond pikken, dan kan men hem
een klein worm voorleggen, of wat
ook heel goed is, een z.g. meelworm.
Meelwormen kan men kopen en ook
zelf kweken.
Marcheert alles goed. dan kan de
verzorger na 4 5 weken zyn pleeg
kind in een veilige tuin gerust aan zijn
lot overlaten, want dan redt hij het
wel.
Ziezo, ik hoop degenen, die mij om
raad hebben gevraagd, met deze korte
mededelingen wat te hebben geholpen.
Ik herhaal echter: als de omstandig
heden ertoe leiden, laat uw kinderen
dan zelf dit stukje opvoeding bedisse
len en houdt er een wakend oogje op.
Een kind. dat een door hem zelf
verzorgd dier de vrijheid kan geven,
is geruisloos gewonnen voor de dieren
bescherming.
SJOUKE VAN DER ZEE.
Vitaminen in gevarieerde vorm.
Winterprei. een kostelijk voedsel